Panel Survey of Organisations Flanders

Vergelijkbare documenten
Panel Survey of Organisations Flanders

Panel Survey of Organisations Flanders

Panel Survey of Organisations Flanders

Panel Survey of Organisations Flanders

Panel Survey of Organisations Flanders

Talent-O-Meter Onderzoeksresultaten Wave 6, Mei 2013 Module: Gebruik van Sociale Media

Panel Survey of Organisations Flanders 2003

Panel Survey of Organisations Flanders 2003

PASO Flits 4 Het combinatiemodel dichterbij?

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Werkbaarheid. Algemene Directie Humanisering van de Arbeid. Ervaringsfonds

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Conjunctuurindicatoren: de tijdelijke werkloosheid

kennis en economie 2013 statistische bijlage

Onderzoek Jobat: Werkdruk

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

I. Wie is de uitzendkracht?

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

PERSBERICHT Brussel, 23 oktober 2013

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST VOORBEHOUDEN BETREKKING*

Wij ondersteunen, stimuleren en begeleiden het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid

Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

Enquête ACV Voeding en Diensten - Jouw stem, Onze toekomst!

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

Opleidings- en begeleidingscheques

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

VAKKEN IN TE VULLEN DOOR DE AANVRAGER / AANVRAAGSTER

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

Verdeling volgens geslacht binnen de KBC Groep

Opleidings- en begeleidingscheques

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

Bios2 Thema in de kijker Personeel in de bibliotheek

INSCHRIJVING PRIJS MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMER VAN HET JAAR 2017 (ONDERNEMINGEN < 20 VTE)

IK HEB EEN NIEUWE JOB GEVONDEN VIA HAYS

Gegevens van de vacature Vul hieronder de gegevens van de vacature in. functietitel administratief medewerker

Help, ik heb personeel

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

KNELPUNTBEROEPEN LOKALE BESTUREN Focus op een aantal knelpuntfuncties

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in A1 =... B A2 =... B2...

Grensoverschrijdende aftrek van fiscale verliezen

2. Uit welke sectoren waren de werknemers afkomstig (procentueel) die opleidingscheques aanvroegen, respectievelijk in 2003, 2004, 2005, 2006?

A. Vragen over uw job en loopbaan

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

Duaal leren, dat is vaardigheden ontwikkelen op school én op de werkvloer. Dat biedt heel wat voordelen voor alle partijen. Als jongere vind je na je

Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

Duurzame sociale balans

De arbeidsmarkt in mei 2017

De arbeidsmarkt in juli 2014

Nr september 2015

Coach Profession Profile

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

De arbeidsmarkt in januari 2017

HET SALARIS. Welke factoren bepalen je loon?

nr. 349 van EMMILY TALPE datum: 13 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VDAB - Taalcursussen

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

De wet voorziet dat het recht op vakantie afhangt van het aantal dagen. werknemers die tijdens het vorige kalenderjaar hebben gewerkt het

De arbeidsmarkt in december 2014

INFORMATIEDOCUMENT Jaarlijkse vakantie 2013 van de volledig werklozen

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

Standaardportfolio bij aanwerving VDAB-instructeur

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

De arbeidsmarkt in augustus 2017

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

Een Werkende Arbeidsmarkt

BIOGRAFISCHE VRAGENLIJST

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

INTERNATIONALE LUCHTHAVEN OOSTENDE-BRUGGE H.R.M. 2013

HOE BETAALT U? HOE ZOU U WILLEN BETALEN?

De Vlaamse arbeidsmarkt in haar blootje

OVER UREN Hoofdstuk 13

ENQUÊTE OVER DIVERSITEIT OP HET WERK EN ANTIDISCRIMINAT

Duurzame sociale balans

Sollicitatiefiche website (vertrouwelijk)

67,3% van de jarigen aan het werk

Transcriptie:

Panel Survey of Organisations Flanders Vraaggericht arbeidsmarktonderzoek VIONA-programma Diensten 2 Onderzoekster: Sophie De Winne Promotor: prof. dr. L. Sels Co-promotoren: prof. dr. G. Van Hootegem, M. Ramioul, dr. A. Peeters, prof. dr. J. Bundervoet, prof. dr. E. Henderickx en prof. dr. H. De Witte Projectnr.: 003211 Periode: april 2002 Copyright (2003) Hoger instituut voor de arbeid (K.U.Leuven) E. Van Evenstraat 2e, 3000 Leuven Niets uit deze uitgave mag worden geciteerd, zonder uitdrukkelijke bronvermelding. Organisation Studies - TEW Sociologie van Arbeid en Bedrijf

2 Identificatie We willen er de nadruk op leggen dat de Privacywet van 8 december 1992, die het verwerken van persoonlijke gegevens reglementeert, onverminderd van toepassing is op de volledige vragenlijst. Alle verzamelde informatie zal uitsluitend in het kader van de doelstellingen van dit onderzoek gebruikt worden. De gegevens worden geregistreerd in één of meer bestanden. De K.U.Leuven (maatschappelijke zetel: Oude Markt 13, 3000 Leuven) is houder van deze bestanden. U kan steeds inzage vragen van deze data. Indien blijkt dat de informatie onjuist, onvolledig of niet (meer) relevant is, kan u om de verbetering of verwijdering ervan vragen. 1. Kan u onderstaande gegevens in verband met de vestiging invullen? Gebruikerscode van de vestiging (cf. brief):... a. Naam van de vestiging:... b. Adres van de vestiging: Straat:... Nr.:... Postcode:... Gemeente:... Telefoonnummer:... c. BTW-nummer van de vestiging:... /... /... N.v.t. (geen BTW-nummer) d. Naam respondent:... e. Telefoonnummer respondent (werk):... f. E-mailadres van de respondent (werk):...... @... 2. Wat is de functie van de respondent(en) in deze vestiging? Kruis aan. In het geval verschillende respondenten de vragenlijst invullen, zijn meerdere antwoorden mogelijk. 1. Directielid, eigenaar, bedrijfsleider 2. Verantwoordelijke personeelszaken 3. Medewerker personeelszaken 4. Administratief medewerker (niet personeelszaken) 5. Andere, nl. vul in:... Alle vragen die volgen, hebben enkel en alleen betrekking op DEZE vestiging. Ook in het geval deze vestiging deel uitmaakt van een groter bedrijfsgeheel/ruimere organisatie, peilen de vragen ENKEL naar de situatie van de vestiging, NIET naar deze van het groter bedrijfsgeheel/de ruimere organisatie.

3 1. Kenmerken van de vestiging In dit eerste deel stellen we enkele vragen over de structuur, de sector, het ontstaan en het familiaal karakter van deze vestiging. Aan de hand hiervan kunnen we de vestiging situeren in het geheel van Vlaamse organisaties. 3. Welke structuur heeft deze vestiging? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Zelfstandige organisatie zonder bijkomende vestigingen 2. Hoofdzetel van een Belgische organisatie of overheid met meerdere vestigingen 3. Hoofdzetel van een buitenlandse organisatie of overheid met meerdere vestigingen 4. Vestiging van een Belgische organisatie of overheid, niet de hoofdzetel 5. Vestiging van een buitenlandse organisatie of overheid, niet de hoofdzetel 4. Is deze vestiging een private, een semi-publieke of een publieke organisatie? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Privaat 2. Semi-publiek 3. Publiek 4a. Onder welke van volgende categorieën situeert u de hoofdactiviteit van deze vestiging? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. Dit hoeft niet de sector te zijn waarin de hoofdzetel actief is. Wanneer uw vestiging bijvoorbeeld uitsluitend verantwoordelijk is voor de opslag en distributie van producten uit metaal (geproduceerd door een andere vestiging van de organisatie), dan valt dit onder categorie 15 Opslag, distributie, transport en logistiek en niet onder categorie 6 Metaalverwerking, vervaardiging van producten uit metaal, enz.. Landbouw en ontginning 1. Land- en tuinbouw, jacht, veeteelt, bosbouw 2. Visserij 3. Winning van delfstoffen Industrie en bouw 4. Productie en distributie van energie, gas, elektriciteit, watervoorziening 5. Chemische industrie, aardolie en aardgas, rubber- en plastiekverwerking 6. Metaalverwerking, vervaardiging van producten uit metaal, machinebouw, autoassemblage 7. Elektronische industrie, vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten/instrumenten 8. Productie van voeding, drank en rookwaren 9. Productie van textiel, schoenen en kleding, ledernijverheid 10. Productie van farmaceutische producten 11. Houtindustrie, papierindustrie, grafische industrie 12. Woning- en utiliteitsbouw, wegen- en waterbouwkunde

4 Diensten 13. Telecommunicatie 14. Informatica 15. Opslag, distributie, transport en logistiek 16. Kleinhandel 17. Groothandel 18. Horeca, catering 19. Reclame, media, marketing, PR 20. Bank- en kredietwezen, verzekeringen 21. Onderzoek en ontwikkeling, consultancy, adviesbureaus 22. Gezondheidszorg 23. Welzijnszorg 24. Onderwijs 25. Socioculturele sector 26. Overheidsadministratie 27. Diensten aan ondernemingen 28. Diensten aan personen (bv. kapsalon, bakker) 29. Andere, nl.:... 5. Heeft de hoofdactiviteit van de vestiging een profit -karakter, een non-profit -karakter of beide? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Profitkarakter 2. Non-profitkarakter 3. Profit- of non-profitkarakter, afhankelijk van de situatie 6. Wanneer is deze vestiging in haar huidige vorm ontstaan? Vul het jaartal in. De vestiging is ontstaan in... INDIEN DEZE VESTIGING EEN SEMI-PUBLIEKE OF EEN PUBLIEKE ORGANISATIE IS GA NAAR VRAAG 10 7. Is de bedrijfsleiding eigenaar of mede-eigenaar van deze vestiging? Kruis aan. 1. Ja 2. Neen 8. Is de leiding over deze vestiging overwegend in handen van één familie? Kruis aan. 1. Ja 2. Neen 9. Is het merendeel van de eigendom van deze vestiging (51% of meer van de aandelenparticipatie) in handen van één familie? Kruis aan. 1. Ja 2. Neen

5 2. Diensten In deel 2 proberen we na te gaan welke diensten u verleent en voor welk type van klanten of afzetmarkten u werkt. 10. Wat is het aandeel van gestandaardiseerde diensten, gestandaardiseerde diensten met enkele specificaties van de klant en klantspecifieke diensten in het dienstverleningspakket van de vestiging? Vul in bij benadering (%). We hebben het over de hoofdactiviteit van de vestiging, m.a.w. de eigenlijke dienstverlening. Administratief of technisch ondersteunende diensten zoals bv. boekhouding of schoonmaak komen niet in aanmerking, tenzij dit de hoofdactiviteit van de vestiging is. Indien er in de vestiging geen sprake is van omzet, vul dan 100% in bij de beschrijving die het best aanleunt bij de diensten die de vestiging verleent. Diensten 1. Gestandaardiseerde diensten (geen varianten of specificaties, de dienst ligt onveranderlijk vast) 2. Gestandaardiseerde diensten, doch volgens een aantal gewenste specificaties van de klant (de klant heeft de mogelijkheid om de uiteindelijke dienst zelf te bepalen door uit een aantal voorgestelde opties te kiezen) 3. Klantspecifieke/geïndividualiseerde diensten (diensten volledig verstrekt op maat van de klant) Aandeel in de omzet/ dienstverlening... %... %... % Totaal 100% 11. Hoe zou u het contact met de doorsnee klant typeren naar tijdsduur? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Geen contact GA NAAR VRAAG 13 2. Kortstondig contact 3. Contact voor een beperkte periode (minder dan 3 maanden) 4. Contact voor een langere periode (langer dan 3 maanden) 12. Hoe zou u de intensiteit van het contact met de doorsnee klant typeren? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Weinig intensief contact 2. Gematigd intensief contact 3. Zeer intensief contact

6 13. Zijn er schommelingen in de vraag naar de belangrijkste dienst? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Neen, de vraag schommelt niet of nauwelijks 2. Ja, de vraag is seizoensgebonden, maar voorspelbaar 3. Ja, de vraag schommelt sterk (van dag tot dag, week tot week), maar voorspelbaar 4. Ja, de vraag is seizoensgebonden en onvoorspelbaar 5. Ja, de vraag schommelt sterk (van dag tot dag, week tot week) en onvoorspelbaar 14. Hoe zou u de concurrentie op de afzetmarkt voor de belangrijkste dienst beschrijven? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Geen concurrentie GA NAAR VRAAG 17 2. Matige concurrentie 3. Sterke concurrentie 15. Richt de vestiging zich, in vergelijking met concurrenten naar een vergelijkbare, een ruimere of een meer specifieke doelgroep? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Een vergelijkbare doelgroep 2. Een ruimere doelgroep 3. Een meer specifieke doelgroep 16. Op basis van welk van onderstaande criteria tracht de vestiging zich van de concurrenten te onderscheiden? Kruis het belangrijkste criterium aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. (Kosten)efficiëntie en productiviteit 2. Kwaliteit van de dienst 3. Flexibiliteit (snel kunnen inspelen op specifieke klanteneisen) 4. Innovatievermogen (ontwikkelen van verbeterde of vernieuwde diensten) 17. Heeft/ontwikkelt de vestiging een milieubeleidsplan? Kruis aan. 1. Ja 2. Neen 18. Welke externe communicatie werd in 2001 gevoerd omtrent de positie van de vestiging in de samenleving? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Geen externe communicatie 2. Informeren van buurtbewoners via krant/infoblad 3. Overleg met buurtbewoners 4. Overleg met (lokale) overheden 5. Andere, nl.:...

7 3. Flexibiliteit van arbeid en arbeidstijden De volgende vragen gaan dieper in op de manier waarop de vestiging het hoofd kan bieden aan schommelingen in de vraag en in welke mate de inzet van personeel hierbij een rol speelt. 19. Hieronder volgen een aantal situaties met betrekking tot de bezettingsgraad van het personeel. Welke van onderstaande situaties was in 2001 van toepassing voor deze vestiging? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Er was bijna voortdurend te weinig personeel aanwezig om het geplande werk uit te voeren (onderbezetting) 2. Er was bijna voortdurend te veel personeel aanwezig om het geplande werk uit te voeren (overbezetting) 3. Situaties van over- en onderbezetting van het personeel wisselden mekaar regelmatig af 4. Er was meestal een passende bezetting van het personeel 20. Welke van onderstaande ploegenstelsels komen voor in deze vestiging? We beperken ons tot het uitvoerend personeel. Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Geen ploegenstelsel 2. 24 uren/dag, 7 dagen/week in 6 ploegen 3. 24 uren/dag, 7 dagen/week in 5 ploegen 4. 24 uren/dag, 7 dagen/week in 4 ploegen 5. 24 uren/dag, 5 dagen/week in 4 ploegen 6. 24 uren/dag, 5 dagen/week in 3 ploegen 7. 16 uren/dag, 7 dagen/week in 3 ploegen 8. 16 uren/dag, 5 dagen/week in 2 ploegen 9. Andere, nl.:...

8 21. Welke van onderstaande flexibiliteitsvormen werden in 2001 aangewend om stijgingen of dalingen (voorzien of onvoorzien) in de vraag op te vangen? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. Flexibiliteitsvormen 1. Niet van toepassing, de vraag bleef constant in 2001 Daling in de vraag Voorzien Stijging in de vraag Voorzien Onvoorzien Onvoorzien 2. Geen speciale maatregelen 3. Inzet van collega s of interne pool 4. Aantrekken van extra tijdelijk personeel (bv. contracten van bepaalde duur) 5. Inzet van uitzendkrachten 6. Inzet van jobstudenten 7. Overwerk 8. Werknemers in opleiding sturen 9. Stelsel van tijdelijke werkloosheid 10. Deeltijdarbeiders tijdelijk meer of minder uren laten werken (eventueel met compensatie van uren in een rustige respectievelijk drukkere periode) 11. Variabele arbeidstijden (arbeidstijden variëren volgens de noden van de klanten) 12. Uitbreiding of inkrimping van het ploegenstelsel 13. Andere, nl.:....... INDIEN ER GEEN GEBRUIK GEMAAKT WERD VAN HET STELSEL VAN TIJDELIJKE WERKLOOSHEID (ZIE ITEM 9 VRAAG 21) GA NAAR VRAAG 23 22. Hoeveel dagen van tijdelijke werkloosheid werden in 2001 ingelast? Vul het totaal aantal dagen in, d.i. het aantal dagen per werknemer X het aantal werknemers in tijdelijke werkloosheid.... dagen

9 23. Tussen welke van onderstaande mogelijkheden inzake het contractueel aantal werkdagen per week kunnen de werknemers kiezen? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Het aantal werkdagen per week ligt vast en kan niet gekozen worden door de werknemer. 2. De werknemer kan kiezen om één of twee dagen per week te werken. 3. De werknemer kan kiezen om drie of vier dagen per week te werken. 4. De werknemer kan kiezen om vijf dagen per week te werken. 5. De werknemer kan kiezen om zes of zeven dagen per week te werken. 6. Het aantal werkdagen per week ligt niet contractueel vast, maar is variabel al naargelang de wensen van de werknemer en de noden van de vestiging. 24. Tussen welke van onderstaande dienstregelingen kunnen de werknemers kiezen? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. De wekelijkse dienstregeling ligt vast. 2. De dienstregeling is gespreid over twee weken. 3. De dienstregeling is gespreid over meer dan twee weken. 4. De dienstregeling is variabel. 25. Welke van onderstaande dienstregelingen (per dag) bestaan er in uw vestiging? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Dagdienst 2. Vroege dienst 3. Late dienst 4. Nachtdienst 26. Tussen welke systemen van glijdende werkuren kunnen de werknemers kiezen? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Er zijn geen glijdende werkuren mogelijk. 2. De werknemer kan kiezen voor glijdende werkuren bij het begin van de werkdag. 3. De werknemer kan kiezen voor glijdende werkuren op het einde van de werkdag. 4. De werknemer kan zelf zijn/haar pauzemomenten kiezen. 27. Welke van onderstaande regelingen worden getroffen inzake de compensatie van overwerk? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Geen overuren 2. Uitbetaling van overuren 3. Grotendeels vrije opname van overuren als verlof 4. Grotendeels vastgelegde opname van overuren als verlof 28. Welke van onderstaande regelingen worden getroffen inzake de opname van de wettelijke vakantiedagen? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. De wettelijke vakantiedagen worden overwegend vrij opgenomen. 2. De wettelijke vakantiedagen worden overwegend vastgelegd door de organisatie.

10 29. Welke zijn de bestaande mogelijkheden inzake de tijdelijke vermindering van het contractueel aantal werkuren (bv. loopbaanonderbreking, tijdskrediet, verlof zonder wedde,...)? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Geen mogelijkheden inzake de tijdelijke vermindering van het contractueel aantal werkuren 2. Zeer kort verlof, tot maximaal één week 3. Kort verlof, vanaf één week tot een maand 4. Langer verlof, vanaf één maand tot een half jaar 5. Lang verlof, vanaf een half jaar 30. Welke zijn de bestaande mogelijkheden voor de werknemers inzake thuiswerk? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Geen mogelijkheden tot thuiswerk 2. Mogelijkheid tot thuiswerk, maar zonder extra ondersteuning 3. Mogelijkheid tot thuiswerk, met extra ondersteuning zoals bv. computer, internetverbinding 4. Tewerkstelling De volgende vragen peilen naar de samenstelling van het personeelsbestand einde 2001. We vragen telkens naar het aantal werknemers (in hoofden, NIET in voltijds equivalenten) dat tewerkgesteld was op 31 december 2001. Indien er in een bepaalde categorie geen werknemers voorkomen, gelieve dit aan te duiden met 0. Uitzendkrachten worden NIET opgenomen. INDIEN DEZE VESTIGING EEN SEMI-PUBLIEKE OF EEN PUBLIEKE ORGANISATIE IS GA NAAR VRAAG 32 31. Hoeveel werknemers waren op 31 december 2001 tewerkgesteld volgens statuut? Vul in. Tewerkstelling volgens statuut 1. Arbeiders 2. Bedienden (inclusief kaderleden met bediendestatuut) Aantal werknemers Totaal GA NAAR VRAAG 33

11 32. Hoeveel werknemers waren op 31 december 2001 tewerkgesteld volgens statuut? Vul in. Tewerkstelling volgens statuut 1. Contractuelen met arbeidersstatuut 2. Contractuelen met bediendestatuut 3. Statutairen of daaraan gelijkgestelden Aantal werknemers Totaal 33. Hoeveel werknemers waren op 31 december 2001 tewerkgesteld volgens contractvorm? Vul in. Tewerkstelling volgens contractvorm 1. Arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur/vastbenoemd 2. Arbeidsovereenkomst van bepaalde duur/voor een bepaald werk 3. Andere (o.a. tewerkgesteld in het kader van het leerlingwezen, banenplan) Aantal werknemers Totaal 34. Hoeveel werknemers waren op 31 december 2001 tewerkgesteld volgens arbeidsregime (voltijds of deeltijds)? Vul in. Tewerkstelling volgens arbeidsregime 1. 100% (voltijds) 2. 75-100% (deeltijds) 3. 50-75% (deeltijds) 4. <50% (deeltijds) Aantal mannen Aantal vrouwen Totaal 35. Hoeveel werknemers waren op 31 december 2001 tewerkgesteld volgens personeelscategorie (uitvoerend, ondersteunend en leidinggevend personeel)? Vul in. Personeelscategorie 1. Uitvoerend personeel (werknemers die in hun werkzaamheden hoofdzakelijk directe taken vervullen - kernwerknemers) 2. Ondersteunend personeel (werknemers die in hun werkzaamheden hoofdzakelijk indirecte taken vervullen als administratie, kwaliteitszorg, onderhoud van gebouwen en machines e.d.) 3. Leidinggevend personeel Aantal werknemers Totaal

12 36. Hoe groot was het aandeel van werknemers afkomstig uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie 1 in het totaal aantal tewerkgestelden op 31 december 2001? Kruis aan of vul in bij benadering. 1. Geen werknemers afkomstig uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie 2.... % werknemers afkomstig uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie 37. Hoe groot was het aandeel van werknemers afkomstig uit de Maghreb-landen (Marokko, Tunesië, Algerije) en Turkije in het totaal aantal tewerkgestelden op 31 december 2001? Kruis aan of vul in bij benadering. 1. Geen werknemers afkomstig uit de Maghreb-landen of Turkije 2.... % werknemers afkomstig uit de Maghreb-landen of Turkije 38. Hoeveel uitvoerende werknemers waren op 31 december 2001 tewerkgesteld volgens opleidingsniveau? Enkel uitvoerende werknemers. Vul in. Tewerkstelling volgens opleidingsniveau 1. Laaggeschoold (maximaal diplomalager onderwijs of lager secundair onderwijs) 2. Middelbaar geschoold (maximaal diploma hoger secundair onderwijs) 3. Hooggeschoold (diploma hoger onderwijs of universiteit) Aantal werknemers Totaal 1 Lidstaten van de EU: België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden, Verenigd Koninkrijk.

13 39. In volgende tabel maken we een onderscheid tussen vier types van arbeid. Hoe groot was het aandeel van de uitvoerende werknemers op 31 december 2001 in laaggekwalificeerde, geoefende, geschoolde en complexe arbeid? Enkel uitvoerende werknemers. Vul in bij benadering (%). Tewerkstelling volgens type arbeid 1. Laaggekwalificeerde arbeid Zeer eenvoudig werk dat een korte inwerktijd vereist. Voor dit werk is geen opleiding of ervaring nodig. In dit soort van job moeten geen zelfstandige beslissingen (bv. planning van het werk) genomen worden. Er is directe supervisie bij de uitoefening van de job. 2. Geoefende arbeid Eenvoudig werk dat een relatief korte inwerktijd vereist. Voor dit werk is een minimale opleiding en/of ervaring nodig. In dit soort van job kunnen zelfstandige beslissingen (bv. planning van het werk) in beperkte mate door de werknemer zelf genomen worden. Er is directe supervisie bij de uitoefening van de job. 3. Geschoolde arbeid Complex werk dat een relatief lange inwerktijd vereist. Voor dit werk is een speciale opleiding en/of ervaring nodig. In dit soort van job kunnen zelfstandige beslissingen (bv. planning van het werk) zonder beperking door de werknemer zelf genomen worden. Er is geen directe supervisie bij het uitoefenen van de job, maar er is wel controle van de behaalde resultaten. 4. Complexe arbeid Zeer complex werk dat een lange inwerktijd vereist. Voor dit werk is een specifieke opleiding en ervaring nodig. Zelfstandige beslissingen (bv. planning van het werk) kunnen en moeten door de werknemer zelf genomen worden. Er is geen directe supervisie bij het uitoefenen van de job, maar er is wel controle van de behaalde resultaten. Aandeel uitvoerende werknemers... %... %... %... % Totaal 100%

14 40. In onderstaande tabel worden vier types van arbeid beschreven. Duid voor elke categorie aan of het aantal uitvoerende werknemers in 2001 gestegen, gedaald of gelijk gebleven is. Indien een bepaald type van arbeid niet voorkomt in de vestiging, duidt dan niet van toepassing aan. Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk per categorie. Types van arbeid 1. Laaggekwalificeerde arbeid Zeer eenvoudig werk dat een korte inwerktijd vereist. Voor dit werk is geen opleiding of ervaring nodig. In dit soort van job moeten geen zelfstandige beslissingen (bv. planning van het werk) genomen worden. Er is directe supervisie bij de uitoefening van de job. 2. Geoefende arbeid Eenvoudig werk dat een relatief korte inwerktijd vereist. Voor dit werk is een minimale opleiding en/of ervaring nodig. In dit soort van job kunnen zelfstandige beslissingen (bv. planning van het werk) in beperkte mate door de werknemer zelf genomen worden. Er is directe supervisie bij de uitoefening van de job. 3. Geschoolde arbeid Complex werk dat een relatief lange inwerktijd vereist. Voor dit werk is een speciale opleiding en/of ervaring nodig. In dit soort van job kunnen zelfstandige beslissingen (bv. planning van het werk) zonder beperking door de werknemer zelf genomen worden. Er is geen directe supervisie bij het uitoefenen van de job, maar er is wel controle van de behaalde resultaten. 4. Complexe arbeid Zeer complex werk dat een lange inwerktijd vereist. Voor dit werk is een specifieke opleiding en ervaring nodig. Zelfstandige beslissingen (bv. planning van het werk) kunnen en moeten door de werknemer zelf genomen worden. Er is geen directe supervisie bij het uitoefenen van de job, maar er is wel controle van de behaalde resultaten. Niet van toepassing Aantal is gestegen Aantal is gedaald Aantal is gelijk gebleven

15 41. Met betrekking tot welke van volgende personeelsbeleidsdomeinen werden doelstellingen geformuleerd en acties ontwikkeld in 2001? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Geen doelstellingen geformuleerd en/of acties ontwikkeld in 2001 2. Woon-werkverkeer 3. Diversiteit, d.i. het verhogen van ondervertegenwoordigde groepen binnen het personeelsbestand 4. Gelijke kansen voor mannen en vrouwen 5. Gelijke kansen voor allochtonen 6. Combinatie beroeps- en gezinsleven van de werknemers 7. Gezondheid, veiligheid, stress 8. Financiële regelingen: extra legale voordelen 9. Andere, nl.:... 42. Welke van de volgende financiële regelingen zijn voor de werknemers beschikbaar in de vestiging? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Geen speciale financiële regelingen 2. Maaltijdvergoeding (cash, cheques,...) 3. Onkostenvergoeding (vervoer, verblijf,... bij zending) 4. Verzekeringen (hospitalisatie, levensverzekering,...) 5. Goedkope lening, korting bij bepaalde aankopen 6. Winstdeelname 7. Premie bij huwelijk, geboorte,... 8. Cheques voor sportieve, sociale en/of culturele activiteiten 9. Andere, nl.:... 43. Welke voorzieningen voor woon-werkverkeer zijn aanwezig in de vestiging? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Geen voorzieningen voor woon-werkverkeer 2. Wagens ter beschikking gesteld door de werkgever 3. Bromfietsen en/of fietsen ter beschikking gesteld door de werkgever 4. Bedrijfsbus(sen) 5. Parkeergelegenheid 6. Financiële compensatie voor het woon-werkverkeer 7. Andere, nl.:...

16 44. Welke voorzieningen voor kinderopvang zijn aanwezig in de vestiging? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Geen voorzieningen voor kinderopvang 2. Dagopvang voor kinderen onder de drie jaar binnen de vestiging 3. Andere opvang binnen de vestiging (vakantie, voor/na school, ziekte,...) 4. Vergoeding voor dagopvang buiten de vestiging 5. Vergoeding voor andere opvang buiten de vestiging 6. Andere, nl.:... 45. Welke van de volgende voorzieningen zijn voor de werknemers beschikbaar in de vestiging? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Opleiding en vorming voor persoonlijke doeleinden 2. Huishoudelijke en winkeldiensten 3. Computer thuis of mobiele computer 4. Mobiele telefoon 5. Restaurant en/of cafetaria in de vestiging 6. Mogelijkheden of infrastructuur voor sport 7. Mogelijkheden of infrastructuur voor sociale en culturele activiteiten 8. Geen van bovenstaande voorzieningen 5. Opleiding Dit luik handelt over de organisatie van opleidingen op initiatief van de vestiging of van de overkoepelende organisatie. Hiermee bedoelen we zowel interne als externe opleidingen. Interne opleidingen kunnen on the job zijn of los van de werkplek. Een interne on the job opleiding is een opleiding die plaatsvindt op de werkpost onder begeleiding van een ander personeelslid of via begeleidende software of handleiding (dus ook bv. e-learning of computer based learning). Externe opleidingen zijn opleidingen die georganiseerd en/of uitgevoerd worden door externe opleidingsverstrekkers (al dan niet in de vestiging). 46. Was (waren) er gedurende 2001 interne en/of externe opleiding(en) voor de werknemers (al dan niet in opdracht van de overkoepelende organisatie)? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Ja, enkel interne opleiding(en) 2. Ja, enkel externe opleiding(en) 3. Ja, zowel interne als externe opleidingen 4. Neen, geen opleidingen GA NAAR VRAAG 52

17 47. Hoe groot was het aandeel van de werknemers uit de verschillende personeelscategorieën die in 2001 één of meerdere opleidingen volgden? Vul in bij benadering. 1.... % van het uitvoerend personeel 2.... % van het ondersteunend personeel 3.... % van het leidinggevend personeel 48. Hoe werden de opleidingsinvesteringen (financiële middelen) in 2001 verdeeld over de verschillende personeelscategorieën? Vul in bij benadering. 1. Uitvoerend personeel:... % van de opleidingsinvesteringen 2. Ondersteunend personeel:... % van de opleidingsinvesteringen 3. Leidinggevend personeel:... % van de opleidingsinvesteringen = 100% 49. Hoe werden de opleidingsuren van de in 2001 georganiseerde opleidingen voor het uitvoerend personeel verdeeld over volgende categorieën? Vul in bij benadering. 1.... % van de opleidingsuren werden besteed aan interne, off the job opleiding (los van de werkplek) 2.... % van de opleidingsuren werden besteed aan interne, on the job opleiding (opleiding op de werkplek) 3.... % van de opleidingsuren werden besteed aan externe opleiding (opleidingen georganiseerd door externe opleidingsverstrekkers) = 100% 50. Hoe werden de opleidingsuren in 2001 verdeeld over het aanleren van volgende vaardigheden bij het uitvoerend personeel? Vul in bij benadering. 1.... % van de opleidingsuren ging naar het aanleren van algemene kennis en/of vaardigheden (namelijk kennis en/of vaardigheden die zowel binnen als buiten het bedrijf kunnen gebruikt worden) 2.... % van de opleidingsuren ging naar het aanleren van specifieke kennis en/of vaardigheden (namelijk kennis en/of vaardigheden die gebonden zijn aan het bedrijf of de job die men uitvoert) = 100%

18 51. Hoeveel bedroegen de totale opleidingskosten in 2001? We sommen hieronder de verschillende componenten op die deel uitmaken van de opleidingskosten. We vragen u enkel om het totaalbedrag. Druk bij benadering uit in euro, specifieer tot maximaal 2 cijfers na de komma. Totale opleidingskosten:...,... Componenten opleidingskosten: - loonkosten van werknemers in opleiding (aantal vormingsuren x gemiddelde loonkost); - loonkosten voor de verantwoordelijke voor vorming en van de interne trainers en opleiders (aantal vormingsuren x gemiddelde loonkost); - reis- en verblijfskosten of andere vergoedingen uitbetaald aan deelnemers tijdens hun opleiding; - kosten van lokalen, uitrustingen en materiaal gebruikt voor de vorming (inclusief het vormingscentrum, of in verhouding tot het gebruik voor vorming); - betalingen aan andere organisaties belast met de externe vorming (externe opleiders, consultants, inschrijvingsgelden voor werknemers die een externe cursus volgen,...). 52. Hoeveel bedroeg de totale loonmassa van de vestiging in 2001? We sommen hieronder de verschillende componenten op die deel uitmaken van de totale loonmassa. We vragen u enkel om het totaalbedrag. Druk bij benadering uit in euro, specifieer tot maximaal 2 cijfers na de komma. Totale loonmassa:...,... Componenten totale loonmassa: - lonen; - bonussen; - vergoedingen in natura; - socialezekerheidsbijdragen; - belastingen en niet-contractuele vergoedingen; - kosten voor professionele vorming. 6. In- en uitstroom De volgende vragen peilen naar de in- en uitstroom van personeel in 2001. Aan de hand van dit cijfermateriaal willen we een gedetailleerd beeld schetsen van de werknemersstromen en de toename of afname van het aantal jobs in organisaties. We vragen telkens naar het aantal werknemers (in hoofden, NIET in voltijds equivalenten) dat aangeworven of vertrokken is tussen 1 januari 2001 en 31 januari 2001. Indien er in een bepaalde categorie geen werknemers voorkomen, gelieve dit aan te duiden met 0. Uitzendkrachten worden NIET opgenomen.

19 53. Hoe worden vacatures op leidinggevend, ondersteunend of uitvoerend niveau normaal gezien ingevuld in de vestiging? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk per niveau. Vacatures op Overwegend intern ingevuld Overwegend extern ingevuld Min of meer gelijke verhouding tussen intern en extern ingevulde vacatures 1. Uitvoerend niveau 2. Ondersteunend niveau 3. Leidinggevend niveau 54. Waren er in 2001 vacatures in deze vestiging? Kruis aan. Onder een vacature verstaan we elke positie die vrijgekomen of gecreëerd is en die intern of extern ingevuld moest worden. 1. Ja 2. Neen GA NAAR VRAAG 56 55. Zijn er in 2001 nieuwe werknemers (al dan niet tijdelijk) via externe kanalen aangeworven in deze vestiging? Kruis aan. 1. Ja GA NAAR VRAAG 57 2. Neen 56. Welke reden(en) lag(en) aan de grondslag van het feit dat er geen vacatures waren of dat er geen nieuwe werknemers extern aangeworven werden in 2001? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. De groei van de activiteit was te klein voor bijkomende aanwervingen 2. Er was voorzichtigheid wegens onzekere toekomstprognose 3. Er zijn activiteiten uitbesteed 4. Er was een gebrek aan infrastructuur/ruimte 5. Er was een productiviteitsstijging mogelijk bij het reeds aanwezige personeel 6. De loonkosten lagen te hoog 7. De arbeidsmarkt was te krap 8. Er werden uitzendkrachten ingezet 9. Het was onnodig 10. Andere, nl.:... INDIEN ER IN 2001 GEEN VACATURES WAREN GA NAAR VRAAG 64 INDIEN ALLE VACATURES INTERN WERDEN INGEVULD GA NAAR VRAAG 60 ANDEREN GA NAAR VRAAG 57 57. Hoeveel werknemers werden tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001 (al dan niet tijdelijk) aangeworven? Vul in.... werknemers

20 58. Geef per contractvorm aan hoeveel personen tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001 werden aangeworven. Vul in. Instroom volgens contractvorm 1. Arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur/vastbenoemd 2. Arbeidsovereenkomst van bepaalde duur/voor bepaald werk 3. Andere (o.a. tewerkgesteld in het kader van het leerlingwezen/banenplan) Aantal werknemers Totaal 59. Welke van onderstaande selectiecriteria werden bij de aanwerving van uitvoerend personeel in 2001 in acht genomen? Kruis de vijf belangrijkste criteria aan. 1. Diploma 2. Werkervaring 3. Sociale/communicatieve vaardigheden 4. Talenkennis 5. Werkdiscipline 6. Zelfstandigheid 7. Werken in teamverband 8. Bereidheid om bij te leren 9. Bereidheid om verschillende functies uit te voeren 10. Bereidheid om op verschillende tijdstippen te werken 11. Mogelijkheid tot loonkosten- of opleidingssubsidie 12. Goed voorkomen 13. Fysieke gesteldheid 14. Vrouw 15. Man 16. Niet werkloze 17. Werkloze 18. Jonge medewerker 19. Oudere medewerker 20. Belgische afkomst 21. Andere (dan de Belgische) afkomst 60. In onderstaande tabel maken we een onderscheid tussen uitbreidings- en vervangingsvacatures. Duid aan hoeveel uitbreidingsvacatures en hoeveel vervangingsvacatures er tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001 ingevuld werden. We hebben het over het totaal aantal extern én intern ingevulde vacatures. Vul in. Soort vacatures 1. Uitbreidingsvacatures (d.i. een vacature die werd ingevuld om een bestaande activiteit uit te breiden of een nieuwe activiteit in te voeren) 2. Vervangingsvacatures (d.i. een vacature die werd ingevuld om een vertrokken werknemer te vervangen) Aantal vacatures Totaal

21 61. Had de vestiging in 2001 te kampen met moeilijk of niet invulbare vacatures? Dit zijn vacatures die minstens drie maanden opengestaan hebben. Deze vacatures kunnen intussen reeds ingevuld of opgeheven zijn of nog steeds openstaan. Gelieve per personeelscategorie aan te kruisen of u te kampen had met moeilijk of niet invulbare vacatures. Personeelscategorie Moeilijk of niet invulbare vacatures in 2001 1. Uitvoerend personeel 2. Ondersteunend personeel 3. Leidinggevend personeel INDIEN ER GEEN MOEILIJK INVULBARE VACATURES WAREN GA NAAR VRAAG 64 62. Wat waren volgens u de redenen van het moeilijk of niet invulbaar zijn van de vacatures in 2001 (over alle personeelscategorieën heen)? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. Redenen Moeilijk of niet invulbare vacatures 2001 1. Het opleidingsniveau van de sollicitanten was te laag. 2. Het opleidingsniveau van de sollicitanten was te hoog. 3. De opleidingsachtergrond (inhoudelijk) van de sollicitanten strookte niet met wat gevraagd werd. 4. De sollicitanten beschikten niet over de juiste motivatie. 5. De sollicitanten beschikten niet over de nodige werkervaring. 6. We zochten mannen, die zich echter niet aanboden. 7. We zochten vrouwen, die zich echter niet aanboden. 8. We zochten jongere medewerkers (<35 jaar) die zich echter niet aanboden. 9. We zochten oudere medewerkers (>35 jaar) die zich echter niet aanboden. 10. De wervings- en selectieprocedure was voor verbetering vatbaar. 11. De arbeidsomstandigheden waren niet aantrekkelijk voor sollicitanten (bv. fysiek belastend, moeilijke bereikbaarheid van de vestiging). 12. De arbeidstijden strookten niet met wat sollicitanten wensten. 13. De financiële voorwaarden strookten niet met wat sollicitanten wensten. 14. Er was onvoldoende garantie op werkzekerheid. 15. Niemand solliciteerde

22 63. Welke maatregelen heeft de vestiging getroffen als oplossing voor deze moeilijk of niet invulbare vacature(s)? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. Maatregelen Moeilijk of niet invulbare vacatures 2001 1. Er werden geen speciale maatregelen genomen. 2. De vacatures werden niet ingevuld, het werk werd uitbesteed. 3. De vacatures werden niet ingevuld, de aanwezige werknemers presteerden overuren. 4. De vacatures werden niet ingevuld, er werden tijdelijk uitzendkrachten ingezet. 5. De vacatures werden intern ingevuld door om- of bijscholing van aanwezig personeel. 6. Er werden extra wervingsinspanningen geleverd, bv. intensiever zoeken, andere wervingskanalen gebruiken, werven in een grotere regio. 7. Er werden extra wervingsinspanningen geleverd door te werven in het buitenland. 8. De eisen die gesteld werden om de vacante functie uit te oefenen, werden verlaagd/veranderd (bv. de kwalificatievereisten). 9. Er werden andere categorieën van sollicitanten aangeboord (bv. vrouwen i.p.v. mannen, andere leeftijdsgroepen, e.d.). 10. De functie-inhoud werd aangepast zodat er een betere afstemming was met de beschikbare sollicitanten en kandidaat-sollicitanten. 11. De arbeidsomstandigheden werden aangepast. 12. De arbeidstijden werden aangepast. 13. De financiële voorwaarden werden aangepast. 14. Er werd meer rekening gehouden met de mogelijkheden tot combinatie van arbeid en gezin (bv. kinderopvang voorzien, thuiswerk mogelijk gemaakt, glijdende werkuren aangeboden e.d.). 64. Hoeveel uren uitzendarbeid werden tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001 in de vestiging verricht? Kruis aan of vul in. 1. Geen uitzendarbeid 2.... uren uitzendarbeid 65. Zijn er tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001 werknemers definitief of tijdelijk (minstens voor één jaar, bv. loopbaanonderbreking) vertrokken uit deze vestiging? Kruis aan. 1. Ja 2. Neen GA NAAR VRAAG 68

23 66. Wat is het totaal aantal werknemers dat definitief of tijdelijk (minstens voor één jaar, bv. loopbaanonderbreking) vertrokken is tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001? Vul in.... werknemers 67. Wat waren de redenen waarom werknemers definitief of tijdelijk vertrokken zijn tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001? Vul het aantal werknemers per reden van vertrek in. Redenen voor vertrek 1. Pensionering, arbeidsongeschiktheid, overlijden 2. Vrijwillig ontslag 3. Gedwongen ontslag naar aanleiding van slecht functioneren 4. Gedwongen ontslag, gedwongen prepensionering of outplacement naar aanleiding van een herstructurering/reorganisatie 5. Loopbaanonderbreking/tijdskrediet, prepensionering op initiatief van de werknemer 6. Einde tijdelijk contract 7. Andere reden, nl.:...... Aantal werknemers Totaal 68. In onderstaande tabel wordt een aantal functionele domeinen opgesomd. Werd het aantal jobs in 2001 in volgende domeinen uitgebreid, ingekrompen of bleef het aantal even groot? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk per domein. Functionele domeinen 1. Uitvoerende afdeling, d.i. de eigenlijke dienstverlening Niet van toepassing Uitgebreid Ingekrompen Even groot 2. Algemeen management 3. Administratieve/centrale ondersteunende diensten (inclusief financiën en boekhouding) 4. Technisch ondersteunende diensten (kwaliteitscontrole, audit, veiligheid, onderhoud e.d.) 5. Logistiek/aankoop 6. Marketing, verkoop, commerciële functies, klantenrelaties (klachten afhandelen, informatie verschaffen) 7. Personeelsbeleid 8. Research & development, ontwikkeling van nieuwe diensten,

24 engineering, informatietechnologie 69. Wat was in 2001 het werkverzuimpercentage in de vestiging? Onder werkverzuim verstaan we zowel oncontroleerbaar verzuim (klein verlet, educatief verlof, zwangerschap, enz.) als controleerbaar verzuim (ziekte, arbeidsongeval, gerechtvaardigd (toegestaan door supervisie of dienst arbeidsverhoudingen o.a. om familiale redenen) en ongerechtvaardigd absenteïsme ). Indien u geen verzuimpercentage optekent in de vestiging, kan dit berekend worden aan de hand van de formule: Aantal verzuimde kalenderdagen in 2001 Aantal te werken kalenderdagen in 2001 Kruis aan of vul in. 1. Geen werkverzuim in 2001 2.... % werkverzuim x 100 70. Wat is de verwachte evolutie van het personeel in 2002, d.w.z. tussen 1 januari 2002 en 31 december 2002? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Het aantal personeelsleden zal toenemen 2. Het aantal personeelsleden zal afnemen 3. Het aantal personeelsleden zal gelijk blijven 7. Arbeidsorganisatie Deel 7 laat ons toe een blik te werpen op de organisatie van arbeid en dienstverleningsproces, alsook op de inzet van technische hulpmiddelen. Het werken in teamverband staat hierbij centraal. Met deze vragen willen we vooral nagaan welke plaats de vestiging in het ruimere plaatje van organisaties inneemt en in welke mate organisaties onderling samenwerken. 71. Hoeveel hiërarchische niveaus onderscheidt men in deze vestiging? Vul in.... hiërarchische niveaus 72. Hoeveel uitvoerende werknemers rapporteren gemiddeld aan het laagste leidinggevende niveau in de vestiging? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. <5 2. 5 tot 15 3. 16 tot 25 4. >25

25 OPMERKING: De volgende vragen zijn enkel gericht op de uitvoerende werknemers en/of het uitvoerend proces in de vestiging! 73. Bestaat het dienstverleningsproces in de organisatie uit één groep van werknemers of zijn er meerdere groepen? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. Een groep verwijst naar de werknemers onder de supervisie van het laagste leidinggevende niveau in de organisatie. Opeenvolgende groepen in een meerploegenstelsel vormen slechts één enkele groep. Het betreft dus het aantal groepen werknemers op één gegeven ogenblik. 1. Eén groep van werknemers GA NAAR VRAAG 77 2. Meerdere groepen van werknemers 74. Is de samenstelling van deze groepen relatief stabiel of wijzigt de toewijzing van werknemers aan deze groepen regelmatig (bv. projectorganisatie)? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Stabiele samenstelling van de groepen 2. Wisselende samenstelling van de groepen GA NAAR VRAAG 77 75. Bestaat er een stabiel patroon in de wijze waarop de groepen ten opzichte van elkaar functioneren? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Neen, er is geen stabiel patroon in de wijze waarop de groepen ten opzichte van elkaar functioneren GA NAAR VRAAG 77 2. Ja, er is een stabiel patroon in de wijze waarop de groepen ten opzichte van elkaar functioneren

26 76. In de volgende figuren worden een aantal manieren geschetst van de (stabiele) wijze waarop de verschillende groepen ten opzichte van elkaar functioneren. Welke variant sluit het best aan bij de wijze waarop het uitvoerend/dienstverleningsproces in deze vestiging georganiseerd is? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. TYPE I: de groepen werken voornamelijk na elkaar, in volgorde van het dienstverleningsproces (de output van de ene groep is de input van de volgende groep). TYPE I Groep 1 Groep 2 Groep 3 Producten/Diensten 2. TYPE II: de groepen zijn elk gespecialiseerd in een deelbewerking (ze kunnen daarbij zowel output leveren aan als ontvangen van elkaar). TYPE II Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Producten/Diensten Producten/Diensten 3. TYPE III: de groepen werken voornamelijk naast elkaar (de groepen hebben elk hun eigen in- en output). TYPE III Groep 1 Groep 2 Producten/Diensten Producten/Diensten Groep 3 Producten/Diensten 4. Andere verhouding, nl.:...

27 77. Welke van de volgende organisatorische maatregelen past de vestiging toe ten aanzien van haar uitvoerende werknemers? Geef voor elke maatregel aan of deze niet toegepast/toegepast wordt als pilootproject, voor een beperkt aantal uitvoerende werknemers/teams/groepen of als een vrij algemeen verspreid principe. Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk per maatregel. Organisatorische maatregelen 1. Taakroulatie/jobrotatie Werknemers wisselen onderling regelmatig van job/takenpakket. 2. Suggestiesysteem Procedure die werknemers toelaat om suggesties te doen ter verbetering van het dienstverleningsproces, het werk of de werkomgeving. 3. Kwaliteitskringen Tijdelijke werkgroepen die een kwaliteitsprobleem op de werkplek analyseren en proberen op te lossen. 4. Teamwerk Werknemers hebben binnen hun groep minstens een aantal gemeenschappelijke taken waarbij ze zelf de bevoegdheid hebben om de uitvoering van deze gemeenschappelijke taken onder elkaar te regelen. 5. Werkoverleg Periodieke groepsbijeenkomsten waar aspecten van het werk en de werkomstandigheden besproken worden (met de onmiddellijke chef en collega s). Niet toegepast Als pilootproject Voor een beperkt aantal uitvoerende werknemers/ teams/ groepen Vrij algemeen verspreid principe INDIEN ER GEEN SPRAKE IS VAN TEAMWERK OF INDIEN HET SLECHTS OPGEZET IS ALS PILOOTPROJECT (ZIE VRAAG 77 ITEM 4) GA NAAR VRAAG 87 Volgende vragen peilen naar de aard van het teamwerk in de organisatie. Indien er meerdere teams zijn, kan u voor het beantwoorden van de vragen uitgaan van het type van team dat voor de meeste werknemers van toepassing is. 78. Hebben de (meeste) leden binnen de teams een gemeenschappelijke output tengevolge van hun onderlinge samenwerking? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Ja, de teamleden hebben een gemeenschappelijke output. 2. Neen, de teamleden verrichten hun werkzaamheden naast elkaar en hebben een eigen output.

28 79. Kan het resultaat van de werkzaamheden van een team beschouwd worden als een afgerond geheel, d.w.z. dat een team de volledige dienstverlening voor zijn rekening neemt? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Ja, elk team verzorgt onafhankelijk van een ander team het ganse dienstverleningsproces. 2. Neen, elk team verricht één of meerdere deelbewerkingen van het dienstverleningsproces. 80. Voorzien de teams in belangrijke mate in de eigen voorbereiding en ondersteuning van hun werkzaamheden (bv. onderhoud, kwaliteitszorg, materiaalvoorziening, werkplanning)? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Ja, de teams voorzien in belangrijke mate in de ondersteuning en de voorbereiding van hun werkzaamheden. 2. Neen, de teams doen voor ondersteuning en voorbereiding van hun werkzaamheden in belangrijke mate beroep op werknemers en diensten buiten het eigen team. GA NAAR VRAAG 82 81. Wordt de voorbereiding en ondersteuning van de teamwerkzaamheden verricht door de teamleider, door andere specifieke indirecte functies binnen de groep of door de teamleden zelf? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. De teamleider voorziet in de ondersteuning en voorbereiding van de teamwerkzaamheden. 2. Er zijn afzonderlijke indirecte functie(s) binnen het team die de ondersteuning en de voorbereiding van de teamwerkzaamheden voor hun rekening nemen (bv. aparte functie(s) voor onderhoud, kwaliteitszorg, materiaalvoorziening, enz.). 3. De teamleden voorzien zelf in de ondersteuning en de voorbereiding van hun eigen werkzaamheden. 82. Is er binnen de teams een aparte leidinggevende positie? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Ja, binnen de teams is er een aparte leidinggevende positie. 2. Neen, de teamleden verzorgen zelf de onderlinge afstemming van het werk, zowel binnen als buiten het team. GA NAAR VRAAG 86 83. Wordt de leidinggevende positie om beurt opgenomen door diverse groepsleden (roulerend teamleiderschap) of wordt die steeds opgenomen door dezelfde persoon (vaste groepsleider)? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. Om beurt door diverse groepsleden 2. Steeds door dezelfde persoon 84. Wordt de teamleider aangeduid door het management of verkozen door de teamleden? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. De teamleider wordt aangeduid door het management. 2. De teamleider wordt verkozen door de teamleden.

29 85. Verricht de teamleider voor een deel van de arbeidstijd ook uitvoerende taken (meewerkende teamleider) of is de teamleider uitsluitend belast met leidinggevende en/of andere indirecte taken ter ondersteuning van het team (indirecte teamleider)? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. De teamleider werkt mee. 2. De teamleider is uitsluitend belast met leidinggevende en/of indirecte taken. 86. Verrichten de teamleden meestal dezelfde uitvoerende taken in hun groep, wisselen de teamleden onderling regelmatig van job of is er geen vaste taakverdeling in het team? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk. 1. De teamleden verrichten meestal dezelfde uitvoerende taken. 2. De teamleden wisselen onderling regelmatig van job (jobrotatie of taakroulatie). 3. Er is geen vaste taakverdeling: de verdeling van de taken tussen de teamleden wisselt voortdurend in functie van de omstandigheden. INDIEN ER GEEN SPRAKE IS VAN WERKOVERLEG OF INDIEN HET SLECHTS OPGEZET IS ALS PILOOTPROJECT (CF. VRAAG 77) GA NAAR VRAAG 88 87. U heeft reeds eerder vermeld dat er werkoverleg georganiseerd wordt in uw vestiging. Welke thema s komen tijdens dit werkoverleg aan bod? Kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk. 1. Informatie over de vestiging of afdeling aan de uitvoerende werknemers (bv. bedrijfsacties, werkvooruitzichten,...) 2. Arbeidstijden (bv. inlassen van pauzes, verlofregelingen,...) 3. Arbeidsorganisatie (bv. werkverdeling, rotatie van werknemers,...) 4. Veiligheid, gezondheid en welzijn op het werk 5. Verbetering van het dienstverleningsproces, het werk of de werkomgeving 6. Andere thema s, nl.:...

30 88. In volgende tabel vindt u een lijst met taken die verricht moeten worden om de werkzaamheden in de vestiging vlot te laten verlopen. Wie is doorgaans verantwoordelijk voor de uitvoering van de betreffende taak? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk per taak. Taken Voorbereiding aan het werk Uitvoerende werknemers zelf Leidinggevenden (lijnmanagement) Specifieke indirecte functies of specifiek departement Niet van toepassing (of automatisch) 1. Bepalen werkmethode 2. Bepalen werkvolgorde/ tempo 3. Bepalen werkplanning 4. Bepalen werkverdeling Ondersteuning van het werk 5. Kwaliteit/resultaat controleren van uitvoerend werk 6. Aanpassen/verbeteren van de werkmethode 7. Opvolgen/bewaken werkingsbudgetten 8. Onderhoud van gereedschap en machines Coördinatie van het werk met anderen 9. Afstemmen uitvoerend werk met dat van andere uitvoerende werknemers 10. Afstemmen uitvoerend werk met dat van indirecte functies, stafdiensten 11. Afstemmen uitvoerend werk met dat van externe klanten en/of leveranciers Invulling van de arbeidsvoorwaarden 12. Bepalen werk- en rusttijden 13. Bepalen vakantieperiodes, snipperdagen 14. Beslissen tot overwerk 15. Selecteren nieuwe werknemers 16. Begeleiden/opleiden nieuwe werknemers

31 89. De werksituatie van de uitvoerende werknemers kan sterk verschillen volgens de mate waarin ICT worden ingezet. In onderstaande tabel worden vier verschillende situaties beschreven. Duid aan welk aandeel van de uitvoerende werknemers voor het grootste deel van hun tijd geconfronteerd wordt met een bepaalde situatie. Geef per categorie een benaderend aandeel. Inzet van ICT (informatie- en communicatietechnologie) 1. ICT als hulpinstrument Er worden ICT ingezet ter ondersteuning van de taken. Het is een hulpinstrument dat in hoofdzaak enkel dient om de routinematige taken te informatiseren en te vergemakkelijken. (Bv. e-mail, tekstverwerking) 2. ICT in interactie met de werknemer Er worden ICT ingezet zowel ter ondersteuning van routinematige taken als voor het procesverloop en de besluitvorming bij de uitvoering van de kerntaken. Om de taken optimaal uit te voeren, is voortdurende interactie tussen de werknemer en de technologie noodzakelijk. De werknemer stuurt zelf nog de besluitvorming en het proces. (Bv. gepersonaliseerde offertes maken bij verkoop van auto of verzekeringen dankzij een computersysteem) 3. ICT sturen de werknemer Het uitvoerend proces is volledig of bijna volledig geïnformatiseerd. De computer neemt zowel de besluitvorming als het procesverloop over van de werknemer. De werknemer heeft wel een bewakende functie en kan het programma bijsturen in geval van problemen of afwijkende situaties. (Bv. scanapparatuur) 4. ICT als werknemer Het proces is volledig geïnformatiseerd. De werknemer is volledig ondergeschikt aan de technologie en moet uitvoeren wat de computer opdraagt. De technologie bepaalt het tempo, de volgorde, de methode en de inhoud van het werk. (Bv. volledig automatisch gestuurde call centers) Aandeel van de uitvoerende werknemers... %... %... %... % Totaal 100% 90. Wat is het benaderend aandeel van de uitvoerende werknemers dat gedurende meer dan de helft van de arbeidstijd repetitief of routinematig werk verricht? Kruis aan of vul in. Met repetitief of routinematig werk bedoelen we werk waarbij elke 90 seconden dezelfde bewegingen of activiteiten worden uitgevoerd (met uitzondering van beeldschermwerk). 1. Geen repetitief of routinematig werk 2.... % van het uitvoerend personeel