Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Noordhoff Uitgevers bv

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VLAAMSE RAAD ONTWERP VAN DECREET

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage I - Conceptbrief aan de Europese Commissie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Oprichting Stichting Nederlandse Veteranendag. Staten-Generaal. Vastgesteld 18 november De voorzitter van de commissie, Van Baalen

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 400 VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1996 Nr. 83 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 2 mei 1996 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dhr. Nuis, over de nieuwe spelling. De betreffende brieven zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, M. M. H. Kamp De griffier van de commissie, Roovers 1 Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Huys (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks (HDRK), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66) en Bremmer (CDA). Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Lilipaly (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van t Riet (D66), Deetman (CDA), Van Heemskerck, Pillis-Duvekot (VVD), Van der Ploeg (PvdA), Leerkes (U55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA) en Lansink (CDA) 6K1368 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 1996 Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 1

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de heer A. Nuis s-gravenhage, 23 februari 1996 Steeds duidelijker wordt dat er een aantal bezwaren kleven aan de herziene spellingsregels zoals te vinden in het nieuwe Groene Boekje. Deze bezwaren richten zich met name op de volgende punten: de wijze waarop de woorden zijn geselecteerd; de tussen -e(n); de voorgestelde manier van het afbreken van woorden; het gebruik van het trema; het hoofdletterbeleid; de (ontbrekende) verwijzing naar de voor/nakeursspelling De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen verzoeken u om een beoordeling van de kritiek op bovengenoemde onderdelen. Tevens vragen zij u aan te geven welke mogelijkheden resteren om het spellingsbesluit alsnog te wijzigen om aan bovengenoemde bezwaren tegemoet te komen. In ieder geval verzoekt de commissie u te bevorderen dat de Leidraad in het Groene Boekje voor wat betreft de «tussen -e(n)» in overeenstemming wordt gebracht met het spellingsbesluit. De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Roovers Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 2

De Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 14 maart 1996 Bijgaand treft u de antwoorden aan op schriftelijke vragen door uw commissie gesteld op 23 februari jl. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 3

Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de nieuwe spelling van 23 februari 1996 Hieronder volgt een reactie op enkele onderdelen van de nieuwe spelling: De wijze waarop de woorden zijn geselecteerd: de woordselectie is gemaakt door het Instituut voor Nederlandse Lexicografie in Leiden, op basis van de opdracht van het Comité van Ministers. Deze selectie wordt niet bepaald door spellingregels, maar door lexicografische principes. De opdracht luidde om een woordenlijst samen te stellen die representatief was voor het hedendaags (schrijf)taalgebruik. Dat is door het instituut op basis van criteria van frequentie en spreiding gedaan. De regels voor de tussen «e(n)»: op verzoek van de ministers van de Taalunie heeft de Spellingcommissie in 1993 voorstellen uitgebracht over drie probleemcategorieën: bastaardwoorden, tussenletters en diakritische tekens (trema, koppelteken en apostrof). De voorstellen ten aanzien van de bastaardwoorden zijn als te vergaand afgewezen door het Comité van Ministers. De voorgestelde regels voor de tussen «e(n)» werden door alle adviescommissies als een duidelijke verbetering gekenschetst. Deze regels zijn daarom door het Comité van Ministers vrijwel ongewijzigd overgenomen. Omdat algemene regels bij toepassing op een groot woordbestand altijd nog enige bijstelling vergen, heeft het Comité van Ministers zijn vaste Taaladviescommissie gevraagd deze toepassing te begeleiden en waar nodig te beslissen over resterende probleemgevallen. Van deze begeleidingswerkzaamheden is verslag uitgebracht in september 1995. In deze aangescherpte vorm zijn de regels in de leidraad opgenomen. Na kennisneming van de betreffende onderdelen in de leidraad is het Comité van Ministers akkoord gegaan met de uitwerking van zijn spellingbesluiten. De tekst in de leidraad is dus in overeenstemming met de besluitvorming over de spelling. De voorgestelde manier van het afbreken van woorden is in tegenstelling tot het Groene Boekje van 1954 per woord gepresenteerd. Dit geldt ook voor de Engelse woorden die sinds 1954 in het Nederlands worden gehanteerd, en die volgens het Nederlandse systeem worden afgebroken. Het gebruik van het trema: in het verleden werd in samenstellingen soms een trema gebruikt om klinkers van elkaar te scheiden (zeeëend), soms een koppelteken (radio-omroep). In het spellingbesluit is vastgesteld dat in samenstellingen voortaan alleen nog maar een koppelteken wordt gebruikt (zee-eend). Het trema wordt wel gehandhaafd om binnen een woord klinkers van elkaar te scheiden (geërgerd, geïrriteerd, ruïne). Voor zover mij bekend zijn hiertegen geen bezwaren geuit. Het hoofdletterbeleid is niet essentieel gewijzigd. Alleen voor aardrijkskundige namen is het bijvoeglijk naamwoord zoals Noordnederlands in overeenstemming gebracht met het zelfstandig naamwoord Noord-Nederland: Noord-Nederlands. Dit is een vereenvoudiging. Het belangrijkste onderdeel van de spellinghervorming is dat de in 1954 ingevoerde voor- en nakeursspelling voor ruim 12 000 bastaardwoorden door het vaststellen van de nieuwe spellingsregels is afgeschaft. In het Woord vooraf van het Comité van Ministers is dit duidelijk aangegeven evenals in Paragraaf 6.5 van de Leidraad. Er is dus ook geen verwijzing meer nodig. Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 4

De genoemde onderdelen van de spelling zijn in een zorgvuldige procedure tot stand gekomen. Nadat het Comité van Ministers een principe-besluit had genomen is dit voorgelegd aan de Interparlementaire Commissie (IPC) van de Nederlandse Taalunie. Leden van de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal en leden van het Vlaamse parlement maken deel uit van de IPC. De IPC heeft vervolgens een hoorzitting van een gehele dag belegd. Na een discussie met het Comité van Ministers is de IPC, die voor deze gelegenheid uitgebreid was met andere leden van het Vlaamse parlement en de Staten-Generaal, akkoord gegaan. Ik zie daarom geen reden het Comité van Ministers voor te stellen de spellingbesluiten alsnog te wijzigen. Wijziging van de vastgestelde spelling kan uitsluitend plaatsvinden in Taalunieverband, door het Comité van Ministers. De bevoegdheid om de officiële spelling vast te stellen is immers aan de Nederlandse Taalunie voorbehouden. Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 5

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de heer A. Nuis s-gravenhage, 29 maart 1996 De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hebben met belangstelling kennis genomen van uw brief van 14 maart (kenmerk OWB/CS-96 005 908) ter beantwoording van de brief van de commissie van 23 februari jl. over de nieuwe spelling. Onder verwijzing naar deze brief verzoek ik u, ter verdere verduidelijking, de volgende documenten aan de Kamer te doen toekomen: het besluit van het Comité van Ministers om de vaste Taaladviescommissie te vragen de toepassing van de regels voor de tussen e(n) te begeleiden en waar nodig te beslissen over resterende probleemgevallen; het verslag van deze begeleidingswerkzaamheden van september 1995; het besluit van het Comité van Ministers om akkoord te gaan met de uitwerking van de spellingsbesluiten in de Leidraad Voorts verzoek ik u namens de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de Kamer op de hoogte te houden van nieuwe ontwikkelingen op dit terrein. De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Roovers Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 6

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 19 april 1996 Hierbij zend ik u de in uw brief van 29 maart, kenmerk Sn-96 21 gevraagde documenten, die mede ter voorbereiding van het informele overleg van 25 april a.s. dienen 1. Tevens vormt deze brief een reactie op de vragen van mevrouw Sipkes uit het ordedebat van 3 april jl. en dat van 17 april jl. 2 Voorts geef ik u het volgende overzicht van het besluitvormingstraject. Nederland en België hebben in 1980 met het ondertekenen en ratificeren van het Taalunieverdrag de bevoegdheid om de spelling van de Nederlandse taal vast te stellen overgedragen aan de Nederlandse Taalunie. De deelnemende regeringen van Nederland en Vlaanderen nemen het besluit tot invoering. De Nederlandse Taalunie heeft verschillende commissies ingesteld die een definitieve regeling voor de bastaardwoorden (die sinds 1954 een voorkeurspelling en een toegelaten spelling kennen) moesten ontwerpen en regels voor de tussenklanken en de diakritische tekens. De Commissie Geers, ingesteld op 11 juni 1990, bracht in oktober 1993 haar eindrapport uit. Deze Commissie had een stelsel voor vernederlandsing van de spelling van de bastaardwoorden ontworpen dat de schrijfwijze sitroen en ginekoloog toeliet. Het Comité van Ministers heeft advies gevraagd aan de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde over de maatschappelijke haalbaarheid van de voorstellen. Het Comité heeft ook onderzoeken laten uitvoeren naar de financieel-economische effecten in Nederland en Vlaanderen. Op 19 januari 1994 heeft het Comité op grond van de ontvangen adviezen het standpunt ingenomen, dat de voorstellen van de Commissie Geers niet gevolgd zouden worden, met uitzondering van de regels voor het gebruik van de tussenletters s en -e(n) en het gebruik van de diakritische tekens. Minister Ritzen en minister d Ancona hebben deze standpuntbepaling aan de ministerraad voor akkoord voorgelegd. Het standpunt bevat de principes voor de herziening van de Woordenlijst Nederlandse Taal (Groene Boekje), waarin a) de bestaande dubbelspelling van de bastaardwoorden zal worden afgeschaft, waardoor de huidige voorkeurspelling de enig officiële wordt, b) enkele innerlijke tegenstrijdigheden in de voorkeurspelling worden weggewerkt, c) een nieuwe spelling van de tussenklanken -(e)n en s wordt geregeld en d) de bestaande regeling voor het trema en liggend streepje wordt aangepast. 1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie. 2 Handelingen II resp. nr. 24 en 26 vergaderjaar 1995 1996. De ministerraad heeft de beide ministers op 4 februari 1994 gemachtigd om deze standpuntbepaling van het Comité van Ministers van de Taalunie aan de Interparlementaire Commissie voor te leggen. Dit standpunt verkreeg vervolgens de instemming van de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie, die voor deze gelegenheid uitgebreid was met leden van die fracties van de Eerste en Tweede Kamer die gewoonlijk geen deel uitmaken van de IPC, op 7 maart 1994. Op 21 maart 1994 zette het Comité van Ministers zijn standpuntbepaling in een besluit om. Het Comité van Ministers droeg de zorg voor de samenstelling van een nieuwe Woordenlijst aan de Taaladviescommissie van de Taalunie op. Deze Commissie moest ook een beperkt aantal uitzonderingen vaststellen voor de regel voor de tussenklank -e(n) om spellingen als koninginnedag en maneschijn te handhaven. Het Comité van Ministers ging op 24 oktober 1994 akkoord met de uitwerking van de Taaladviescommissie. De leden van de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie werden op 21 september 1994 in Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 7

kennis gesteld van het advies van de Taaladviescommissie over de uitgangspunten voor de inrichting van de Woordenlijst. Het Comité van Ministers nam op 24 oktober 1994 een besluit over dit advies. Advies en besluit werden uitvoerig besproken tijdens de vergadering van de IPC van 7 november 1994. De vergadering was het er over eens dat het besluit van de ministers volledig in de lijn lag van wat tijdens de IPC-vergadering van 7 maart 1994 was besloten. Het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden heeft vervolgens in opdracht van het Comité van Ministers en onder begeleiding van de Taaladviescommissie de Woordenlijst Nederlandse Taal opgesteld. De leidraad is door Jan Renkema aan de eisen van de tijd aangepast. Hierover is gerapporteerd tijdens de vergadering van het Comité van Ministers van 25 september 1995. Het Comité van Ministers heeft op 25 september 1995 het woord vooraf van het Groene Boekje vastgesteld. Het Groene Boekje is in december 1995 verschenen. Inmiddels heeft de ministerraad op 11 april 1996 besloten, dat de nieuwe spelling met ingang van het nieuwe schooljaar voor de overheid en het onderwijs op 1 augustus a.s. ingevoerd wordt. De herziening is al geruime tijd bekend en de verandering van de spellingregels is bescheiden van aard. De bekendheid van de nieuwe spelling is groot te noemen, terwijl er voldoende Groene Boekjes, spellinggidsen en woordenboeken in de nieuwe spelling beschikbaar zijn. Onderzoeken in Nederland en Vlaanderen naar de economische en maatschappelijke effecten van de nieuwe spelling hebben uitgewezen, dat snelle invoering de minste maatschappelijke kosten oplevert. Veel leerkrachten hebben bovendien bezwaar om leerlingen nog een tijdlang de oude regels te leren, die ze vervolgens weer moeten afleren. Voor het onderwijs zal een overgangsregeling gelden, waarbij in het schooljaar 1996 1997 leerlingen van de hoogste groep of klas niet daadwerkelijk in 1997 blijk hoeven te geven de nieuwe spellingregels te beheersen. Dit geldt pas voor het schooljaar 1997 1998. Eerst bij de examens van dit laatste jaar worden de nieuwe spellingregels geëxamineerd, zij het dat fouten de eerste jaren voorlopig niet vol worden aangerekend. De educatieve uitgevers passen hun taalmethoden aan. Nieuwe drukken zullen uiteraard in de nieuwe spelling verschijnen. Het ANP, de regionale dagbladen, en de meeste landelijke dag- en weekbladen verschijnen al in de nieuwe spelling. Over het algemeen bestaat er instemming met het afschaffen van de dubbelspelling, het wegwerken van enkele innerlijke tegenstrijdigheden in de voorkeurspelling, en de regels voor de tussenklank-s en de aanpassingen van het trema en liggend streepje. Alleen de regels voor de tussenklank -(e)n hebben kritiek ontmoet. Bij de nieuwe regeling is een evenwicht gezocht tussen twee criteria die het uitgangspunt vormden: a. de regels moeten zo eenvoudig en objectief mogelijk zijn b. de regels moeten de problemen met de bestaande regeling oplossen, maar zo min mogelijk overbodige veranderingen teweeg brengen. Minder uitzonderingscategorieën zouden voldoen aan het eerste criterium, maar een veel groter aantal ongewenste wijzigingen veroorzaken (boordenvol). Om alle nu als vreemd of ongewenst ervaren wijzigingen te voorkomen (pannenkoek) zouden méér uitzonderingscategorieën of ad hoc uitzonderingen moeten worden vastgesteld. Dit zou de regels zo ingewikkeld maken dat aan het eerste criterium niet meer zou worden voldaan. Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 8

Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat geen enkele andere nieuwe regeling op meer instemming zou kunnen rekenen dan de huidige. Elke wijziging zou immers een nieuwe keuze inhouden tussen de beide criteria en daarmee opnieuw voorwerp zijn van kritiek. Sommigen vinden dat het aantal uitzonderingen kleiner zou moeten zijn (waardoor er meer woorden veranderen), anderen dat er minder zou moeten veranderen (wat alleen mogelijk is als er meer uitzonderingen worden geformuleerd), weer anderen dat de hoofdregel andersom had moeten luiden (nergens een -n, dus weduwefonds, bessejam, vrouwehoofd). Het is bovendien niet duidelijk wie zulke regels zou moeten opstellen: aan de huidige regels en de uitwerking daarvan is door een groot aantal vooraanstaande taalkundigen uit wetenschap en praktijk samengewerkt, in de Spellingcommissie en vervolgens in de Taaladviescommissie. Als de nieuwe regeling niet aanvaardbaar wordt geacht, is daarom het enig mogelijke alternatief om terug te keren naar de regeling van 1954. Deze is door sommigen de laatste tijd geprezen als goed toepasbaar en begrijpelijk. Dat strookt niet met de constatering dat er ook door professionele schrijvers veel tegen wordt gezondigd. Waarop het verschil tussen eendejacht en eendenkooi, koeiestal en koeiendief, sterrekijker en sterrenkijker berust, is dan ook met een beroep op de meervoudsregel niet gemakkelijk uit te legen. En ook bij het spellingverschil tussen mannenbeen en paardebeen heeft niet iedereen de juiste oude regels onmiddellijk paraat. Het voordeel van de nieuwe regeling boven de oude is dat juist de spelling van gewone, veelgebruikte samenstellingen (boekenbon, krantenartikel, schroevendraaier) gemakkelijker wordt. De meeste schrijfwijzen sluiten aan bij de gegroeide praktijk (boekenbon) en de oude verschillen binnen «rijtjes» (kranteartikel, krantenpapier, krantelezer, krantenman) worden opgeheven; de schrijfwijze van nieuwe samenstellingen ondubbelzinnig voorspelbaar is. Dat is bij de oude regel niet het geval, wat tot de nodige problemen zou hebben geleid bij de samenstelling van een geactualiseerd Groen Boekje zonder wijziging van de regels. De toenmalige Van Dale-hoofdredacteur prof. dr. C. Kruyskamp klaagde al in 1958 over de problemen die hij bij nieuwe samenstellingen had met het toepassen van de regeling van 1954. De woord-voor-woordkeuzes die bij de samenstelling van een hedendaagse Woordenlijst zouden moeten worden gemaakt, zouden vanwege het onvermijdelijk subjectieve karakter (wel of geen noodzakelijk meervoud? wel of niet aansluiten bij inconsistente keuzes uit 1954?) ongetwijfeld op veel kritiek stuiten. Gezien de zeer grote oplagen van het Groene Boekje, en de instemming die de overeenkomst tussen Van Dale en de Taalunie verworven heeft, het feit dat ook de pers al de nieuwe spelling hanteert kan niet volgehouden worden dat er breed verzet is in de samenleving. Het besef overheerst, dat het Comité van Ministers knopen heeft doorgehakt. Overheid en onderwijs bereiden zich op de invoering van de nieuwe spelling voor. In samenwerking met de Nederlandse Taalunie is een brochure ontwikkeld waarin kort is samengevat wat de veranderingen zijn. Deze zal naar de scholen verzonden worden samen met een Groen Boekje. Uit onderzoek is gebleken, dat de meeste scholen al over een Groen Boekje beschikken. De brochure zal ook in Uitleg verschijnen en ter beschikking gesteld worden aan Binnenlandse Zaken. Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 9

Op 17 april jl. heeft de Tweede Kamer mij nog een aanvullende vraag gesteld over de juridische geldigheid van het besluit tot invoering van de nieuwe spelling. Met name leeft de vraag of de invoering niet een wijziging van de Spellingswet 1947 behoeft. Daartoe het volgende. De besluitvorming van het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie is bindend voor de beide verdragspartijen. Sinds de inwerkingtreding van het NTU-Verdrag is er op nationaal niveau geen beleidsruimte aanwezig om besluiten tot verandering van de spelling inhoudelijk te beïnvloeden. De verdragspartijen zijn verplicht deze besluiten in hun eigen rechtsorde te implementeren. Daarbij hebben zij de ruimte tot het bepalen van de wijze van implementeren. Wij hebben ervoor gekozen om bij de implementatie van de nieuwe spelling gebruik te maken van de bestaande wettelijke basis, de Spellingswet van 1947. Deze wet stelt voorschriften met betrekking tot de schrijfwijze van de Nederlandse taal. Op een aantal onderwerpen, zoals omtrent de schrijfwijze van klinkers in open lettergrepen en omtrent naamvalsuitgangen bij lidwoorden, stelt de wet zelf regels. Op een aantal andere onderwerpen bevat deze wet de opdracht om bij AMvB nadere regels te stellen. Het gaat hier om zaken als het voornaamwoordelijk gebruik, het gebruik van tweede naamvalsvormen, de schrijfwijze van bastaardwoorden en van tussenklanken in samenstellingen. Sinds 1953 is er een AMvB inzake de spelling, waarbij geldingskracht aan een nader omschreven leidraad voor de spelling en een woordenlijst wordt verleend met betrekking tot onderwerpen waarvoor de Spellingswet van 1947 een grondslag bevat. De leidraad van 1954 bevat tevens voorschriften voor diakritische tekens zonder dat daarvoor een geschreven grondslag bestaat. Het gevolg hiervan is dat deze voorschriften geen algemene binding hebben zoals met de overige spellingsregels het geval is. Niettemin fungeren zij als handreikingen en richtlijnen. Met deze status van voorschriften in de leidraad zijn sinds 1953 goede ervaringen opgedaan. Met het ontwerp-spellingsbesluit, waarmee de Ministerraad op 11 april 1996 is akkoord gegaan, wordt deze praktijk voortgezet. Van de zijde van de regering wordt er daarom vanuit gegaan dat de besluiten van het Comité van Ministers op een effectieve en verantwoorde wijze worden geïmplementeerd. Het ontwerp-spellingsbesluit is thans voor advies aan de Raad van State aangeboden. Het is verstandig het advies van de Raad hierover af te wachten. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 24 400 VIII, nr. 83 10