Op pagina 2 beginnen
2020312220 Vragen van het lid Van Gent (Groen Links) over misbruik en oneigenlijk gebruik van IDbanen Vraag 1 Bent u bereid het onderzoek van het Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam (RIF) uit Amsterdam, waarover het NOS-journaal van 23 mei jl. berichtte, aan de Kamer toe te zenden? Antwoord 1 Ja. Als bijlage treft u het rapport aan. Vraag 2 Sinds wanneer beschikt u over dit rapport? Waarom is de Kamer niet eerder geïnformeerd over de uitkomsten van het RIF-onderzoek? Antwoord 2 Sinds eind februari jl. heb ik de beschikking over het conceptrapport. Het Rif rapport is volgens de afgesproken procedure binnen de Rif structuur op 28 april 2003 door vaststelling en verzending aan alle participanten in het onderzoek officieel vastgesteld en openbaar gemaakt. Vanwege de structuur binnen de RIF s ligt de verantwoordelijkheid voor de wijze van openbaring van het rapport bij de voorzitter van het RIF; in het onderhavige geval bij die van het RIF Amsterdam. Vraag 3 Kunt u aangeven hoeveel gesubsidieerde arbeidsplaatsen zijn onderzocht? Hoe zijn de onderzochte werkplekken geselecteerd door het RIF? Antwoord 3 Het onderzoek richtte zich op de periode 1998-2000 en had betrekking op 400 werknemers bij enkele werkgevers in één regio in Amsterdam. Op basis van vermoedens van fraude waarover participanten van het RIF Amsterdam de beschikking hadden, heeft het RIF Amsterdam opdracht tot het onderzoek gegeven na consultatie van het Landelijk Overleg Platform (LOP). In dit overlegplatform nemen alle bij Rif onderzoeken betrokken organisaties deel, zoals de belastingdienst, de UWV, de Svb, de AI, het OM en gemeenten. Vraag 4 Bent u van mening dat de uitkomsten van deze steekproef te extrapoleren zijn naar de rest van Amsterdam en de rest van Nederland? Antwoord 4 Het onderzoek was niet representatief voor de gehele uitvoering van ID-banen in Amsterdam of de rest van Nederland. Het is dus niet mogelijk de uitkomsten te extrapoleren naar de rest van Amsterdam en de rest van Nederland. De reden hiervan is dat een beperkte groep werkgevers is geselecteerd waarvan al vermoedens van fraude bestonden. 2
Voor 2000 waren aan Amsterdam ongeveer 7000 I/D-banen toegekend. Afhankelijk van het aantal uren dat ID-werknemers werkzaam zijn kan het aantal werknemers hoger of lager dan 7000 zijn. Uitgaande van een aantal van 7000 banen komt het percentage in het onderzoek betrokken banen neer op ongeveer 5,7%. Vraag 5 Hebben de uitkomsten van het RIF-onderzoek een rol gespeeld bij de besluitvorming over de bezuinigingen van de kabinetten Balkenende 1 en 2 op de gesubsidieerde arbeid? Zo ja, kunt u dat toelichten? Antwoord 5 Nee.
2020312290 Vragen van het Lid Bussemaker (PvDA) over beschuldigingen van fraude in de ID-regeling Vraag 1 Kan het RIF-onderzoek als representatief onderzoek gezien worden? Klopt het dat het onderzoek zich richtte op een niet-representatieve groep van 2,6% van alle ID-werknemers in Amsterdam? 1) Antwoord 1 Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op vraag 4 van Groen Links. Vraag 2 Wat was de specifieke aanleiding voor het onderzoek? Klopt het dat de selectie is gemaakt op basis van vermoeden van fraude? Antwoord 2 De in het RIF-Amsterdam samenwerkende organisaties hadden op basis van vermoedens van fraude het RIF-Amsterdam voorgesteld een onderzoek in te stellen. Na afstemming in het Landelijk Overleg Platform (LOP) heeft het RIF-Amsterdam hiertoe besloten. Vraag 3 Wie is verantwoordelijk voor de controle of een kandidaat minimaal 1 jaar is ingeschreven als werkloos werkzoekende? Is dat NV Werk, de sociale dienst of CWI? Kunt u bevestigen dat hierbij fouten zijn gemaakt? Antwoord 3 De doelgroep is ruimer dan in de vraag wordt verondersteld. Hiertoe behoren niet alleen personen die een uitkering op grond van de Abw, IOAW of IOAZ ontvangen en twaalf maanden of langer als werkloos werkzoekende bij de CWI zijn ingeschreven, maar ook personen die gedurende twaalf maanden of langer een uitkering ontvangen op grond van één van voornoemde regelingen. Het is de gemeente die verantwoordelijk is voor een correcte uitvoering van het besluit. Zij moet ervoor zorgdragen dat bij de implementatie van het besluit voldoende aandacht wordt geschonken aan de inrichting van de controle. Uit het rapport komt naar voren dat de uitvoering door de gemeente c.q. de onder haar vallende diensten te wensen heeft overgelaten. Vraag 4 Is het ID-ers, anders dan andere werknemers, verboden om als uitzendkracht buiten de uren van hun aanstelling bij te verdienen, zoals het onderzoek vermeldt? Antwoord 4 Het is ID-werknemers niet verboden om als uitzendkracht buiten de uren van hun aanstelling bij te verdienen. Zij hebben immers een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of een ambtelijke aanstelling. Wordt daarbij echter betrokken de mate waarin naast de hoofdbaan wordt bijverdiend, dan moet nader worden bezien of iemand voor levensonderhoud nog is aangewezen op het verrichten van gesubsidieerde arbeid. De ID-
baan is immers niet bedoeld voor mensen die in staat zijn op de reguliere arbeidsmarkt inkomsten te verwerven. 2 Vraag 5 Klopt het dat detachering bij andere organisaties weliswaar verboden is in de regeling, maar in de periode van het onderzoek door het ministerie werd gedoogd, en sinds 1 januari jongstleden zelfs is toegestaan om doorstroom te bevorderen? Antwoord 5 Het is niet correct dat ten tijde van het onderzoek sprake was van een gedoogsituatie in geval van detachering van ID-werknemers bij andere organisaties. Met de wijziging van het Besluit ID-banen per 1 januari 2003 is beoogd gemeenten de verantwoordelijkheid, de ruimte en de middelen te geven voor het voeren van een activerend arbeidsmarktbeleid. Met de grotere beleidsruimte kunnen gemeenten beter inspelen op lokale omstandigheden. Met het oog daarop zijn die bepalingen geschrapt die een belemmering vormen voor de inzet van in- en doorstroombanen als reïntegratie-instrument en voor de onderhandelingsruimte van gemeenten bij subsidieverstrekking aan werkgevers. Het schrappen van de beleidsregels toepassing detacheringsverbod Besluit in- en doorstroombanen maakte daarvan deel uit. Vraag 6 Kunt u aangeven hoeveel mensen in het ID-bestand van NV Werk in Amsterdam de afgelopen jaren zijn uitgestroomd en niet in de bijstand zijn teruggekeerd? Hoe verhouden deze gegevens zich tot andere gemeenten? Antwoord 6 In 2002 zijn in Amsterdam op een bestand van 6.814 I/D-werknemers 108 personen uitgestroomd naar betaald werk (1,58%). Landelijk bezien zijn op een bestand van 52.299 I/D-werknemers 2.192 personen uitgestroomd naar betaald werk (4,19%). Uit de Amsterdamse noch uit de landelijke gegevens is af te leiden of en zo ja hoeveel mensen in de bijstand zijn teruggekeerd. Vraag 7 In hoeverre deelt u de mening van NV Werk dat het RIF-onderzoek onterechte beschuldigingen bevat? Wat is uw oordeel over de kwaliteit van het onderzoek, en hoe verklaart u het verschil in interpretatie tussen het RIF-onderzoek en NV Werk? Antwoord 7 Voor zover ik uit de media heb kunnen opmaken heeft het gebruik van de term onterechte beschuldigingen door NV Werk uitsluitend betrekking op de wijze van berichtgeving in de media en niet op de inhoud van het RIF-rapport. Verschil in interpretatie tussen het RIFonderzoek en NV Werk is, voor zover mij bekend, niet aan de orde. De in het RIF-team samenwerkende organisaties hebben ieder vanuit hun eigen discipline een bijdrage geleverd aan het betreffende onderzoek dat als diepgaand en degelijk kan worden omschreven. 1) Parool, 27 mei jl.