Gedeputeerde Staten provincie Provinciale Staten Contact J. Halbersma T 070-441 74 36 j.halbersma@pzh.nl Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Datum PZH-2013412383441 Uw kenmerk Bijlagen 2 Ondenverp Motie 246 Intensieve Veehouderij. Geachte leden van Provinciale Staten, l. Inleiding Op 26 januari 201 1 heeft u motie 246 "Onderzoek Intensieve Veehouderij" van dhr. Hoogendam (SP) aangenomen; op 22 februari 201 1 hebben wij u een behandelvoorstel gezonden (kenmerk PZH-2011-251232424). Met deze brief geven wij uitvoering aan deze motie. Wij gaan in deze brief eerst in op het huidige provinciale beleid en vervolgens geven wij een korte samenvatting van de onderzoeksresultaten en -aanbevelingen. We sluiten af met een voorstel het huidig beleid op onderdelen aan te passen en dezeaanpassingen te betrekken bij de integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie. Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Tram 9 en de buslonen 90,385 en 386 stoppen dichtbij het ~rovinciehuis.vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeemimte voor auto's is beperkt. 2. Wat vooraf ging Motie 246 is ingediend bij de vaststelling van de Agenda Landbouw. In ons behandelvoorstel staat dat wij in het najaar 2011 wilden bezien wat de op te stellen Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij bijdraagt aan een duurzame, diervriendelijke en extensieve bedrijfsvoering in de intensieve veehouderij. Het IPO is &n van de hierin samenwerkende partijen. Gaandeweg bleek dat dit programma onvoldoende ingaat op de opdracht van de motie. Daarom hebben wij Wageningen UR Livestock Research (WUR) in augustus 2012 opdracht gegeven tot het uitvoeren van het onderzoek zoals bedoeld in de motie. Het onderzoeksrapport 'Toekomst Intensieve Veehouderij in Zuid-Holland' is in mei 2013 opgeleverd (bijlage 1).
HOLLAND PZH-2013412383441 3. Inhoud motie 246 De motie noemt een aantal ontwikkelingen in de intensieve veehouderij. De motie bevat twee overwegingen: a) dat schaalvergroting van deze sector niet de gewenste oplossingsrichting is om de problemen waar deze sector voor gesteld staat het hoofd te bieden; en b) dat het gewenst is deze in Zuid-Holland relatief kleine groep ondernemers te helpen zoeken naar alternatieve, diervriendelijke en duurzame oplossingen. In de motie draagt u ons op een onderzoek te starten naar "mogelijkheden om de intensieve veehouderij in de Provincie Zuid-Holland te convergeren naar een diervriendelijke, duurzame en meer extensieve bedrijfsvoering". 4. Huidig provinciaal beleid intensieve veehouderij 4. l Beleidsvisie Groen en Agenda Landbouw In uw vergadering van 10 oktober 2012 heeft u de Beleidsvisie Groen vastgesteld. Deze bevat geen specifieke beleidslijn voor de intensieve veehouderij. Daarom gaan wij in deze reactie op motie 246 uit van de algemene beleidslijn voor de agrarische sector dat wij het agrarisch ondernemerschap bevorderen en dat wij streven naar de verduurzaming van de landbouw. Tegelijkertijd is de in 201 1 door u vastgestelde Agenda Landbouw ingetrokken. 4.2 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte De Provinciale Structuurvisie (Provinciale Staten, 30 januari 2013) beschouwt grootschalige, nietgrondgebonden veehouderij als gebiedsvreemd voor het landelijk gebied in Zuid-Holland. Daarom biedt de structuurvisie geen mogelijkheden voor nieuwvestiging van intensieve veehouderij. Voor de provinciale landschappen is bepaald dat geen uitbreiding van de intensieve veeteelt plaatsvindt. Dergelijke restricties zijn niet voor de grondgebonden melkveehouderij geformuleerd. De voor deze motie meest relevante bepalingen uit de Beleidsvisie Groen, Agenda Landbouw en Provinciale Structuurvisie zijn opgenomen in de Verordening Ruimte (Provinciale Staten, 30 januari 2013). Het gaat, in het kort en voorzover van belang, om de volgende artikelen (bijlage 2): - Artikel 2, lid 3 bepaalt dat een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor gronden in of aansluitend op het landelijk gebied, een beeldkwaliteitsparagraaf bevat; -Artikel 3, lid 2a biedt de mogelijkheid één of meer compensatiewoningen te bouwen als voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt worden; - Artikel 3, lid 2c maakt het onder voorwaarden mogelijk dat vrijkomende agrarische bebouwing
PZH-2013412383441 bestemd wordt voor niet-agrarische functies; -Artikel 4, lid 1 bepaalt dat a) nieuwe intensieve veehouderij worden uitgesloten; b) bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven in beperkte mate mogen uitbreiden in overeenstemming met door de gemeente te bepalen regels; c) bestaande intensieve veehouderij als neventak bij agrarische bedrijven eenmalig met ten hoogste 10% van de inhoud mag worden uitgebreid, of meer indien dat nodig is om te kunnen voldoen aan wettelijke eisen. 4.3 Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu In deze beleidsvisie (Provinciale Staten, 27 maart 2013) is vastgelegd dat de provincie zich inzet voor het wegnemen en voorkomen van milieuknelpunten en het verbeteren van de milieukwaliteit van de leefomgeving. Het accent ligt daarbij op uitvoering van wettelijke taken. 5. Onderzoek WUR Toekomst intensieve veehouderij in Zuid-Holland Wij hebben de motie uitgelegd als een verzoek van uw Staten: a) de belemmeringen in het provinciaal beleid te beschrijven die een ontwikkeling naar een duurzame, diervriendelijke en extensieve bedrijfsvoering in de sector in de weg staan; en b) aanbevelingen te doen voor de aanpassing van provinciaal beleid om die belemmeringen op te heffen. Wij hebben de onderzoeksopdracht geformuleerd op basis van deze uitleg van de motie. In dit hoofdstuk gaan we kort in op het uitgevoerde onderzoek. 5.1 Afbakening en definities in het onderzoek Provinciale instrumenten om de landbouw te verduurzamen liggen vooral op het domein van de ruimtelijke ordening en van het milieudomein. Het milieubeleid is gebaseerd op rijksregelgeving. Belemmeringen in het provinciale milieubeleid zijn daarom niet nader onderzocht. Het onderzoek' gaat uit van de definitie voor intensieve veehouderij uit de provinciale Verordening Ruimte: "Het houden van slacht-, fok-, leg-, of pelsdieren in gebouwen (bijna) zonder weidegang. Dit onafhankelijk van agrarische grond als productiemiddel." Het onderzoek richt zich op varkens- en kippenbedrijven; bedrijven met vleeskalveren, pelsdieren en ander pluimvee zijn hierin niet betrokken. Hiermee is naar het oordeel van de WUR de sector van de intensieve veehouderij voldoende en representatief in beeld gebracht. Het onderzoeksrapport is gebaseerd op een bureaustudie en op een workshop met agrarische ondernemers.
HOLLAND PZH-2013-412383441 De WUR onderscheidt verschillende niveaus van duurzaamheid. a) Het minimale niveau is gebaseerd op wettelijke eisen. b) Bovenwettelijke normen die zijn gebaseerd op: bl) het sterrensysteem Beter Leven van de Dierenbescherming, waarbij dierenwelzijn centraal staat; b2) de Maatlat Duurzame Veehouderij van de Stichting Milieukeurmerk, een breed certificatiesysteem voor de verduurzaming van de veehouderij; b3) de Milieukeur van de Stichting Milieukeurmerk, een keurmerk voor producten en diensten. Verder verbindt de WUR het begrip 'schaalvergroting' aan een vergroting van de maximaal toegestane bouwblokgrootte van 2 ha. 5.2 Huidige situatie De WUR onderscheidt bedrijfsmatige en hobbymatige intensieve veehouderij. De bedrijfsmatige veehouderij kan worden onderverdeeld in zg. hoofdtakbedrijven en neventakbedrijven al naar gelang de economische betekenis van de intensieve veehouderij binnen een agrarisch bedrijf. Het aantal bedrijven met intensieve veehouderij in Zuid-Holland is beperkt. In de afgelopen tien is het aantal bedrijven bovendien meer dan gehalveerd. Dat is vergelijkbaar met de ontwikkelingen op nationaal niveau. De gemiddelde bedrijfsgrootte is licht toegenomen, terwijl die in Nederland fors is toegenomen. Zuid-Holland kent geen grootschalige intensieve veehouderijbedrijven. Aantal bedrijven en aantal gehouden dieren in Zuid-Holland 2001 2011 totaal totaal (hoofdtak/neventak/hobbymatig) antal bedrijven 440 194 (max. 30lmin. 1641nv-t) antal bedrijven 105 antal varkens 144.000 77.431 bantal pluimvee 1.404.000 831.O00 5.3 Conclusies De WUR trekt de volgende conclusies over (belemmeringen in) het provinciaal beleid om de intensieve veehouderij te convergeren naar een diervriendelijke, duurzame en meer extensieve bedrijfsvoering:
HOLLAND PZH-2013-412383441 a) Maximale bouwblokgrootte geen belemmering De in de Verordening Ruimte genoemde maximale bouwblokgrootte van 2 ha is geen belemmering voor een duurzame, diervriendelijke en extensieve bedrijfsvoering in de intensieve veehouderij. Schaalvergroting om het bedrijven mogelijk te maken hun bedrijfsvoering te baseren op principes van duurzaamheid, dierenwelzijn en extensivering, is dusgeennoodzaak. b) Gemeentelijk restrictie Sommige gemeentes voeren in hun bestemmingsplan een restrictiever beleid dan de provincie toestaat. Dit kan investering in duurzaamheid en dierenwelzijn in de weg staan. c) Vergelijking met andere provincies Het ruimtelijk beleid van de provincie Zuid-Holland ten aanzien van de intensieve veehouderij is min of meer vergelijkbaar is met dat van andere provincies. d) Knelgevallen bij hervestiging De provinciale beleidslijn dat hervestiging gezien wordt als nieuwvestiging kan leiden tot knelgevallen. Een knelgeval ontstaat als een bedrijf ter plekke tegen de grenzen van de geldende bouwblokgrootte oploopt terwijl dat bedrijf wil of moet uitbreiden vanwege bovenwettelijke normen of wettelijke eisen. Omdat de provincie hervestiging beschouwt als nieuwvestiging en nieuwvestiging niet is toegestaan, kan het bedrijf niet naar een nieuwe lokatie verhuizen. e) Investering voor aanpassen bedrijfsvoering De ontwikkeling van een gangbare bedrijfsvoering naar een duurzame, diervriendelijke en extensieve bedrijfsvoering vraagt een aanpassing van de bedrijfsvoering. Deze omschakeling vraagt aanvullende investering, die doorgaans alleen kan worden terugverdiend uit een uitbreiding van de economische bedrijfsomvang Uitbreiding van de economische bedrijfsomvang is vaak synoniem met extra ruimte, in de vorm van vergroting van het bebouwd oppervlak enlof van het bouwvolume. Een grotere uitbreiding is kostenefficiënter dan een kleine uitbreiding. f) Geen regels voor uitbreiding bij toepassing bovenwettelijke normen Een bedrijf mag op grond van de Verordening Ruimte zijn neventak eenmalig met maximaal 10% uitbreiden en zo nodig meer indien wettelijke eisen dit verlangen Er zijn echter geen regels gesteld voor een uitbreiding om te voldoen aan bovenwettelijke normen voor duurzaamheid, dierenwelzijn en extensivering. g) Verplaatsing naar bedrijventerreinen geen oplossing Verplaatsing van een bedrijf naar niet-agrarisch bedrijventerrein, hetzij in een afzonderlijk geval hetzij als onderdeel van een agrocluster, leidt tot grote knelpunten met betrekking tot bestemmingsplan, milieu en financiën. h) Beeldvorming en onbekendheid Agrariërs met een bedrijf in de intensieve veehouderij lopen vaak aan tegen de beeldvorming, onbekendheid met en gebrek aan kennis over intensieve veehouderij.bij gemeenten en provincie. 5.4 Aanbevelingen De WUR doet de volgende aanbevelingen:
PZH-2013-412383441 a) De provincie past haar beleid zodanig aan dat in knelgevallen hervestiging van een bestaand volwaardig intensief veehouderijbedrijf mogelijk wordt. b) De provincie laat de 10% regel voor uitbreiding van een neventak vallen, omdat deze belemmerend kan werken om bovenwettelijke welzijnsconcepten op een bedrijf te voeren. Hierdoor wordt het voor bedrijven financieel interessant om te investeren in duurzaamheid, dierenwelzijn en extensivering. c) De provincie maakt het in haar regelgeving mogelijk dat bedrijfsbeëindigers hun bedrijfsgebouwen kunnen aanwenden voor kleine bedrijvigheid. Dat zal leiden tot een verdere afname van het aantal intensieve veehouderijbedrijven. d) De provincie zet zich er voor in dat het gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid stimulerend werkt op de extensivering van de intensieve veehouderij. e) De provincie en gemeentes ontwikkelen kennis en expertise op het gebied van de intensieve veehouderij. 6. Consequenties van onderzoek voor provinciaal beleid De conclusies van de WUR bevestigen dat de Beleidsvisie Groen en de Provinciale Structuurvisie reeds kaders bieden voor verduurzaming van de landbouw. De aanbevelingen van de WUR richten zich op mogelijkheden tot aanscherping. Wij beschrijven in dit hoofdstuk of deze aanbevelingen leiden tot een voorstel voor aanpassing van het provinciaal beleid of tot een voorstel het provinciaal beleid ongewijzigd te laten. 6.1 Voorstel tot aanpassen van provinciaal beleid In de Beleidsvisie Groen merken wij op dat de landbouw de drager is en blijft van het landschap. Dat geldt in het bijzonder voor de grondgebonden landbouw (melkveehouderij en akkerbouw). Wij vinden intensieve veehouderij echter niet passen bij het Zuid-Hollandse landschap en we werken dan ook niet mee aan ontwikkelingen die leiden tot meer intensieve veehouderij. Daarnaast hechten wij aan verduurzaming van de landbouw, ook in de intensieve veehouderij. Dat betekent dat de omgevingsbelasting van de intensieve veehouderij afneemt en dat het dierenwelzijn versterkt wordt. Wij willen daarom ondernemers in de intensieve veehouderij die in hun bedrijfsvoering willen inzetten op duurzaamheid, dierenwelzijn en extensivering tegemoetkomen en wij willen hen letterlijk ruimte bieden met toepassing van provinciaal instrumentarium. Van de ondernemer vragen wij dat hij als tegenprestatie aan een aantal voorwaarden voldoet: Voorwaarde 1 : De bedrijfsvoering in de tak intensieve veehouderij wordt gebaseerd op bovenwettelijke kwaliteitsnormen, zodat het dierenwelzijn wordt versterkt en de milieubelasting van het bedrijf afneemt. Voorwaarde 2: Indien sprake is van een gemengd bedrijf met melkveehouderij als hoofdtak, blijft dit karakter in stand. Wij vinden het namelijk van belang dat een agrarisch bedrijf een relatie heeft met de omliggende grond.
PZH-2013412383441 We stellen voor dit als volgt uit te werken: a) Neventak: ruimte en verduurzaming De uitbreidingsmogelijkheden voor neventakkers die willen verduurzamen, kunnen royaler zijn dan de 10% regel in de Verordening Ruimte op dit moment toestaat. Dat drukt de kostprijs voor een ondernemer en de terugverdientijd wordt korter. De eerste voorwaarde houdt in dat deze aanpassing van het ruimtelijk beleid alleen van toepassing zal zijn voor de ondernemer die zich er toe verplicht de bedrijfsvoering van zijn gehele neventak intensieve veehouderij te baseren op bovenwettelijke kwaliteitsnormen. Het gaat daarbij om toepassing van het sterrensysteem Beter Leven (1 ster) en de Maatlat Duurzame Veehouderij van de Stichting Milieukeurmerk of vergelijkbare keurmerken. Hoewel dit niet a priori het geval is, kan daarmee het aantal dieren op een bedrijf toenemen, die dan echter wel onder betere omstandigheden leven. De tweede voorwaarde houdt in dat een neventak ook neventak blijft, en zich niet doorontwikkelt tot hoofdtak. Hiermee geven wij ten dele uitvoering aan aanbeveling 2) van de WUR. b) Hoofdtak: ruimte en verduurzaming Wij stellen een vergelijkbare benadering voor voor zg. hoofdtakkers. Deze houdt in dat ook hoofdtakkers een uitbreidingsmogelijkheid zullen hebben in combinatie met een bedrijfsvoering van de intensieve veehouderij op basis van het sterrensysteem Beter Leven (1 ster) en op basis van de Maatlat Duurzame Veehouderij van de Stichting Milieukeurmerk of op vergelijkbare keurmerken. 6.2 Voorstel tot voortzetting huidig beleid a) Maximale bouwblokgrootte De WUR concludeert dat de bepaling over de maximale omvang van het bouwblok geen belemmering inhoudt voor de agrarische ondernemers in de intensieve veehouderij meer diervriendelijk, duurzaam en extensief te ondernemen. Deze bepaling hoeft om deze reden dus niet gewijzigd te worden.. b) Stimulerend gemeentelijk beleid Naar ons oordeel ligt het niet op de weg van de provincie, maar op de weg van gemeentelijke partijen om het ruimtelijk beleid van een gemeente zo in te richten dat een agrarisch bedrijf zich in de richting van duurzaamheid kan ontwikkelen. De aanbeveling 4) van de WUR achten wij dan ook niet relevant voor provinciaal beleid.. c) Hervestiging en nieuwvestiging Volwaardige bedrijven die op hun huidige lokatie op ruimteljke beperkingen stuiten om te voldoen aan wettelijke eisen of aan bovenwettelijke normen en willen verplaatsen, gelden volgens huidig beleid als nieuwvestiging op een nieuwe lokatie. Wij stellen voor het huidige beleid op dit punt ongewijzigd te laten omdat we overeenkomstig de Provinciale Structuurvisie geen nieuwe gebiedsvreemde ontwikkelingen in het landelijk gebied willen. Hiermee wijken wij af van aanbeveling l ) van de WUR. d) Bedrijfsbeëindiging De Verordening Ruimte voorziet reeds in een regeling voor vrijkomende agrarische bebouwing. Die geldt voor alle soorten agrarische bedrijven, dus ook voor bedrijven uit de intensieve veehouderij. De Ruimte voor Ruimteregeling biedt verder aan stoppende ondernemers de mogelijkheid compensatiewoningen te bouwen in combinatie met de sloop
PZH-2013-412383441 van agrarische bedrijfsbebouwing. Aanbeveling 3) past dan ook in bestaand beleid. e) Bevordering deskundigheid bij overheid Wij onderschrijven aanbeveling 5) van de WUR dat het van groot belang is dat overheidsmedewerkers de deskundigheid hebben om gesprekspartner van de agrarische sector en van andere partijen te kunnen zijn ten aanzien van de verduurzaming van de landbouw. Wij zijn er daarom alert op dat de betrokken provinciale medewerkers deze deskundigheid hebben. In voorgaand hoofdstuk hebben wij u een aanpassing van het provinciaal ruimtelijk beleid voorgesteld om het mogelijk te maken dat de intensieve veehouderij in de Provincie Zuid- Holland convergeert naar een diervriendelijke, duurzame en meer extensieve bedrijfsvoering. Wij stellen u voor deze aanpassing te betrekken in de integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie die net gestart is en de daarbij horende nieuwe Verordening Ruimte. Wij geven u in overweging motie 246 "Onderzoek Intensieve Veehouderij" als afgedaan te beschouwen. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, secretaris, voorzitter, mw. drs. J.A.M. Hilgersom J. Franssen Bijlagen: Wageningen University Livestock Research (mei 2013). Toekomst Intensieve Veehouderij in Zuid-Holland