SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 343 van GRIET COPPÉ datum: 5 februari 2015 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Ondervoeding bij senioren - Maatregelen Uit de resultaten van deel 2 van de grootschalige nationale NutriAction-studie blijkt dat bijna de helft (45%) van de 70-plussers thuis en in een thuisvervangende omgeving een ernstig risico loopt om ondervoed te geraken, 12% is effectief ondervoed. In de geriatrische afdelingen van de ziekenhuizen en de woonzorgcentra lopen deze aantallen zelfs op tot 40% (of volgens andere studies tot 60%). Ouderen met dementie, met een verminderde eetlust en een gebrekkige coördinatie, vormen een belangrijke risicogroep. Vorige zittingsperiode werd er onder de stimulans van de minister van Welzijn een Vlaamse consensustekst in verband met evenwichtige voeding en beweging, ten behoeve van zorgverstrekkers verspreid. Dit document biedt zorgverstrekkers een houvast bij het correct adviseren en voorlichten rond eet- en beweeggedrag bij alle leeftijdscategorieën. Daarnaast vond er in november 2013 een symposium over ondervoeding bij ouderen, thuis of in een thuisvervangende omgeving plaats. In maart 2013 is het Agentschap Zorg en Gezondheid gestart met het project referentiekader kwaliteit van zorg in alle Vlaamse woonzorgcentra. In dit kader wordt er geregistreerd op een aantal parameters die gerelateerd kunnen worden aan het thema ondervoeding bij ouderen. Woonzorgcentrum Maria Rustoord in Ingelmunster ontwikkelde in samenspraak met de bewoners een assortiment fingerfood waardoor heel wat ouderen een maximale vorm van autonomie en bewegingsvrijheid herwinnen. Het woonzorgcentrum kreeg een prijs van de Koning Boudewijnstichting voor deze goede aanpak van het probleem van ondervoeding bij senioren. 1. Welke initiatieven zullen deze zittingsperiode genomen worden om ondervoeding bij ouderen te voorkomen of onder de aandacht te brengen? Zullen bepaalde initiatieven zich specifiek tot personen met dementie richten? 2. Zal de minister initiatieven nemen om good practices, zoals het fingerfoodproject in Ingelmunster, verder te verspreiden? 3. Wat zijn de eerste resultaten van het project referentiekader kwaliteit van zorg? Hoeveel woonzorgcentra gaven reeds hun resultaten door aan het agentschap? Wat zijn de resultaten wat de gezondheidsparameters specifiek gericht op ondervoeding, voeding en beweging?
4. Op het symposium in 2013 werd onder andere gedebatteerd over de verschillende screeningsinstrumenten om de voedingstoestand van ouderen in kaart te brengen. Welke instrumenten worden dienaangaande vandaag gebruikt in de verschillende settings? Is er binnen de zorgsector intussen een consensus over welk van de beschikbare instrumenten het beste is?
JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN ANTWOORD op vraag nr. 343 van 5 februari 2015 van GRIET COPPÉ 1. Ondervoeding bij ouderen wordt in het beleid beschouwd als een ernstig en significant symptoom van onderliggende problemen. Het Vlaams preventief gezondheidsbeleid heeft voor de uitvoering van haar beleid op 17 december 2014 een oproep gelanceerd om als partnerorganisatie één of meerdere beheersovereenkomst(en) af te sluiten. In tegenstelling met de vorige convenant hopen we dat het thema ondervoeding bij ouderen als één van de percelen apart weerhouden wordt in de beoordelingsfase. De focus zal voornamelijk liggen op preventie, de vroegdetectie en vroeginterventie. Op 8 maart 2015 moeten alle dossiers ingediend zijn en tegen eind 2015 zal een nieuwe beheersovereenkomst worden afgesloten. Ik ben in hoopvolle verwachting om nieuwe initiatieven mee te ondersteunen die ondervoeding bij ouderen willen voorkomen. Zoals u reeds heeft vermeld, zijn er in de vorige legislatuur talrijke initiatieven opgestart die betrekking hebben op deze problematiek. Aanvullend op de initiatieven, zoals de Vlaamse consensustekst en het Vlaams indicatorenproject woonzorgcentra, wens ik ook de andere initiatieven aan te halen die nog steeds lopende zijn en die via een algemene benadering van de volwassenen ook de doelgroep ouderen onrechtstreeks benadert: De Vlaamse Regering sloot met VIGEZ een convenant af, die loopt tot 31/12/2015 en als doel heeft thematische expertise te leveren op het vlak van voeding en beweging. Via een algemene benadering van de volwassen doelgroep wordt dit mee opgenomen onder de algemene strategie naar de lokale gemeenschap toe. (cfr. http://www.zorg-en-gezondheid.be/zorgaanbod/preventievegezondheidszorg/partnerorganisaties/vigez/ Op 1 januari 2012 sloot de Vlaamse Overheid een meerjarige overeenkomst af met eetexpert.be dat als onafhankelijk kenniscentrum functioneert ter ondersteuning en professionalisering van preventie en hulpverlening bij eet- en gewichtsproblemen voor alle leeftijdsgroepen. (cfr. http://www.zorg-engezondheid.be/zorgaanbod/preventieve-gezondheidszorg/eetexpert/) Via de ontwikkeling van de Bel-RAI screener (Vlaams) en Bel-RAI (federaal) gaan de zorgverleners in de ouderenzorg een instrument ter beschikking krijgen dat ondervoeding kan detecteren en signalen en acties zal voorstellen aan de betrokken zorgverleners. Met de ondertekening van het charter Gezonde Gemeente hebben al meer dan de helft van de Vlaamse steden en gemeenten zich geëngageerd om de komende jaren werk te maken van een lokaal gezondheidsbeleid en te investeren in een gezond aanbod en een gezonde omgeving. We zullen de lokale overheden verder stimuleren om het charter te ondertekenen en van daaruit hun engagement op te nemen. 2. Het succes van fingerfood kan meehelpen om de problematiek van ondervoeding tegen te gaan. Initiatieven zoals het fingerfoodproject beogen een verhoogde zelfstandigheid bij het maaltijdgebeuren en een positieve invloed op de voedselinname. Recent was dit project ook een succesverhaal in het woonzorgcentrum Cantershof die specifiek hebben gewerkt rond maaltijden voor ouderen met dementie. Vooraleer we met dit initiatief in het Vlaams beleid als good practice naar buiten kunnen treden, moeten we wel kunnen garanderen dat dit kwaliteitsverhogend werkt. Om die reden is het van belang dat we aandacht hebben voor alle facetten van een
project en de voor-en nadelen eerst goed in kaart brengen. In de nieuwe beheersovereenkomst voor het Vlaams preventief beleid zal (zullen) de kandidaatpartnerorganisatie(s) in hun voorstel wetenschappelijk moeten onderbouwen waarom een bepaalde aanpak of methodiek te verkiezen is met het oog op een kosteneffectief beleid. Of het fingerfoodproject een good practice is, zal op termijn geëvalueerd kunnen worden door de toekomstige partnerorganisatie(s). Het verspreiden van good practices zal onder andere ook een plaats krijgen in het Vlaams indicatorenproject woonzorgcentra. De doelstelling van het indicatorenproject is woonzorgcentra aan te zetten tot monitoring van kwaliteit. De resultaten uit de verschillende metingen kunnen er aanleiding toe geven dat woonzorgcentra maatregelen nemen inzake maaltijdzorg om het risico op ondervoeding minimaal te houden. De registraties zijn een voedingsbodem voor een diepere analyse en evaluatie, voor het opzetten van verbeteracties en bijsturing. Elk woonzorgcentrum kan zich afvragen waar de sterktes en de zwakten liggen, waar kansen zijn op verbetering en groei. De woonzorgcentra zullen gebaat zijn met het uitwisselen en leren van collega-voorzieningen. De dialoog kan worden opgestart om good practices over maaltijdzorg verder te verspreiden. 3. Het Vlaams indicatorenproject woonzorgcentra bevat drie grote thema s die elk op een geëigende wijze worden gemeten. De woonzorgcentra staan zelf in voor de registraties van de indicatoren over het thema zorg en veiligheid en het thema zorgverleners en zorgorganisatie. Voor de meting van thema kwaliteit van leven wordt gewerkt met onafhankelijke enquêteurs die bij bewoners peilen naar hun subjectieve ervaringen in het woonzorgcentrum. Wat ondervoeding voor ouderen betreft, werd de indicator percentage onbedoelde gewichtsafname voorzien. Indicatoren die betrekking hebben op bewegen zijn: het percentage valincidenten en het percentage fysieke vrijheidsbeperkende maatregelen tijdens de dag. Zowel de indicator over gewichtsafname als de indicatoren over bewegen maken deel uit van het thema kwaliteit van zorg en veiligheid en worden door de voorziening zelf geregistreerd sinds 2014. De responsgraad van het indicatorenproject ligt hoog. Van de 765 erkende voorzieningen dienen halfjaarlijks +/- 96% hun kwaliteitsformulier via het e-loket in. De cijfers die we tot hiertoe hebben doorgekregen, zijn nog niet voor interpretatie vatbaar. Het project zit in de beginfase en om aan alle vereisten van een goed monitorinstrument te blijven voldoen, wordt het project in al zijn aspecten van nabij opgevolgd. De implementatie van de indicatoren brengt knelpunten, stimulerende en remmende factoren in kaart. Hieruit worden verbeterpunten geformuleerd die steeds gesteund zijn op goede praktijkvoorbeelden, richtlijnen uit de literatuur of methodieken uit de sector en waar nodig wordt de expertise ingeschakeld van andere deskundigen. Enkel indien de meettechnische vereisten volledig en helder zijn, kunnen de indicatoren op een eenduidige, valide en betrouwbare manier worden gemeten. Bijkomend is het van belang dat de data verder onderzocht en geanalyseerd worden. Door middel van dit opvolgtraject kunnen we de kwaliteit van de metingen verbeteren zodat we vanuit wetenschappelijk oogpunt de resultaten kunnen evalueren. Via een bewonersbevraging over de kwaliteit van leven in de Vlaamse woonzorgcentra peilen onafhankelijke enquêteurs naar de ervaringen van de bewoner over o.a. de maaltijdzorg. De enquête wordt jaarlijks bij 1/3 de van de woonzorgcentra afgenomen. Informatie over de voeding alsook de autonomie en de deelname aan activiteiten komen in deze vragenlijst uitgebreid aan bod. Vanaf januari 2015 zal Zorg en Gezondheid een individueel feedbackrapport terugkoppelen naar de woonzorgcentra die in 2014 deelgenomen hebben aan de bevraging.
Het monitorinstrument zal op termijn zeker een meerwaarde bieden voor het in beeld brengen van de kwaliteit van zorg en de kwaliteit van leven. Momenteel is het nog te pril om interpretaties en of conclusies te trekken uit de verzamelde data. 4. Tijdens het symposium kwam naar voor dat er nog geen consensus bestaat over welk van de beschikbare instrumenten het beste is. Het probleem stelt zich dat geen enkele parameter op zich een volledig beeld geeft van de voedingsstatus. Daarom is de beoordeling van verschillende parameters nodig om ondervoeding, vooral ook beginnende vormen ervan, te kunnen detecteren. Het meest gebruikte en ook meest specifieke instrument om ondervoeding op te sporen is de Mini Nutritional Assessment (MNA) dat zowel ter evaluatie als voor de screening van ondervoeding bij ouderen ingezet wordt. De Malnutrition Universal Screening Tool (MUST) is ook een waardevolle screeningtool die met succes wordt toegepast. De MUST combineert het percentage ongepland gewichtsverlies, de BMI en de aan- of afwezigheid van een acute aandoening. Indien geen rekening wordt gehouden met eventuele veranderingen van de lichaamslengte zal de BMI bij ouderen systematisch worden overschat en kan er in geval van een verlaagde BMI een indicatie voor ondervoeding over het hoofd worden gezien. In het kader van de 6 de staatshervorming biedt de bevoegdheidsoverdracht de opportuniteit om te zoeken naar een verbetering van de kwaliteit van de ouderenzorg. Een kwaliteitsverbetering waarin aandacht zal zijn voor gezonde voeding, gezonde maaltijdzorg en het systematisch opsporen en aanpakken van ondervoeding bij ouderen.