Medicijnen Medicatietoediening binnen Gelre ziekenhuizen 2017
Omgaan met geneesmiddelen Definitie geneesmiddel: Een geneesmiddel is een preparaat van synthetische, plantaardige of dierlijke oorsprong dat dient om ziekten te voorkomen, te genezen of te verzachten.
Benaming Medicijnen hebben 3 namen: Chemische naam: exacte stof Stofnaam: gegeven door WHO Merknaam: fabrieksnaam
Naslagwerken voor medicijnen: Geneesmiddelenrepertorium Farmacotherapeutisch kompas GIP-Z (Geneesmiddeleninformatie voor patiënten in ziekenhuizen) - Hierin staan alle medicijnen die in Nederland staan geregistreerd. - Farmacotherapeutisch kompas is uitgebreider, hierin staan zowel merknamen als stofnamen.
Indeling naar aard en werkzaamheid Causale therapie: neemt de oorzaak weg Voorbeeld: antibiotica Symptomatische therapie: bestrijd de (bij)verschijnselen van een ziekte zoals pijn, misselijkheid, braken, jeuk enzovoort Voorbeeld: paracetamol
Substitutietherapie: vervanging of aanvulling van een voor het lichaam onmisbare stof. Voorbeeld: Insuline bij diabetes, hormonen bij traagwerkende schildklier etc. Profylactische therapie: dient ter voorkoming van ziekten. Voorbeeld: toedienen van vaccin, waardoor het lichaam antistoffen kan maken.
PLACEB0 S PLACEBO EFFECT Effect van een stof zonder direct medisch werkzaam bestanddeel, dit effect ontstaat indirect via de hersenen en berust op onbewuste psychische processen.
Risico s van medicijnen: Cumulatie: ophoping medicijn in het lichaam (hoge dosering, lagere verwerking) Gewenning: steeds meer nodig voor effect Verslaving: lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid Allergische reacties: diaree, jeuk, huiduitslag etc. Interactie: werking van medicatie op elkaar. Bijwerkingen: neveneffecten als diaree, jeuk etc.
Rol verpleegkundige: Wet BIG (bevoegd/ bekwaam) Werkt volgens voorschrift/ protocol (zie documenta) Registreert toedieningen volgens voorschrift Observaties na toediening/ beoogde effect Overlegt z.n. met collega s/ artsen, b.v. bij afwijkingen Evt. behandelplan bijstellen i.o.m. arts Ondersteunt patiënt bij inname en geeft z.n. uitleg
Medicatievoorraad op afdelingsnivo Medicijnkast BAP-kar Koelkast
Enterale toediening= Inname medicijn via het maag-darmstelsel Parenterale toediening= Alles wat niet via het maagdarmstelsel gaat. Via het infuus of per injectie.
Vormen van medicijnen: Poeders, tabletten, dragee, capsule, zetpillen, lotion, crème, zalf, Gelei. siroop, Oplossingen emulsie, suspensie, aerosol, pleisters, vloeistoffen, Klysma Gel.
Toedieningsvormen
Vloeibaar Dranken Druppels:neus-, oog- en oordruppels Rectale toediening: klysmata, lavement en rectiolen (microlax)
Vloeibaar Parenterale toediening: injectie vloeistoffen, infusievloeistoffen Smeersel: geneesmiddel in vloeibare vorm voor uitwendig gebruik andere vloeibare toedieningsvormen zoals gorgeldranken en mondspoeling
Toediening in vaste vorm Poeders: voor inwendig gebruik Tabletten: machinaal samen geperste poeder. Dragees: tabletten omgeven met een laagje
Toediening in vaste vorm Capsules en parels: kokertje met geneesmiddel daarin. Zetpillen: staafje van vet dat een medicijn bevat en voor rectaal of vaginaal gebruik bestemd is. Zalf: vetachtige substantie met medicijn. Pasta met veel vaste stoffen, crème bevat veel water.
Toediening in gasvorm Inhalatiemiddelen in allerlei vormen
Toedieningswijzen Algehele werking of plaatselijke werking.
Algehele werking Oraal: het geneesmiddel moet worden ingenomen, waarna het in het maag-darm kanaal kan worden opgenomen.
Wanneer niet per os: Als het geneesmiddel door de spijsverteringssappen onwerkzaam wordt gemaakt, Als het middel de maag of darmwand niet kan passeren, Als de lever het medicijn te snel afbreekt, voordat het opgenomen kan worden. Als de patiënt slikstoornissen heeft. Als patiënt bewusteloos is. Als de patiënt misselijk is en/of braakt. Als de patiënt een maagsonde heeft die open staat.
Welke alternatieven zijn er? Rectaal: geneesmiddelen worden via het rectum in het darmkanaal ingebracht en via het slijmvlies opgenomen in de bloedbaan. Vaginaal: geneesmiddelen worden via de vagina ingebracht. Parenteraal: injectie, hypodermoclyse en/of infuus.
Andere vormen van toediening Inhalatie: medicijn komt d.m.v. inademing, via het slijmvlies van de mond-, keel en luchtwegen in het bloed terecht. Transdermaal: geneesmiddel toedienen via de huid, zalf en of pleisters Sublinguaal: onder de tong, via mondslijmvlies opgenomen
Plaatselijke werking Geneesmiddel wordt niet of voor een heel klein gedeelte opgenomen in de bloedbaan.
Toepassing op de huid: zalven, smeersels, poeders, lotion of tinctuur. Toepassing op de slijmvliezen: oog-, oor-, neusdruppels, spoelvloeistoffen, gorgeldrankjes, vaginale zetpillen, rectale zetpillen(aambeien of laxeren), zuigtabletten.
Plaatselijke verdoving Spinale of epidurale anesthesie
Wat gebeurt er met de medicatie? Orale geneesmiddelen komen altijd in bloed terecht Na kortere of langere tijd verdwijnt het weer uit het lichaam, de lever breekt het medicijn af en wordt via de gal of de urine uitgescheiden.
Wat gebeurt er nog meer? Er kan cumulatie (ophoping) ontstaan. Er kunnen afbraakproducten aangetroffen worden in ontlasting, urine, ademlucht, transpiratie en moedermelk.
Houdbaarheid t.a.v werkzame stof Beperkt (per medicijn verschillend) Gebruiks- en bereidingsdatum moeten staan aangegeven Hoe de medicatie bewaard moet worden staat vermeld op de verpakking Bij voorkeur in ondoorzichtige verpakking in het donker of koel (zetpillen) bewaren Besmetting met micro-organismen voorkomen
Dosering Therapeutische dosis: juiste hoeveelheid waarmee het bedoelde effect wordt bereikt. Overdosering: te hoge dosis waarbij in kortere of langere tijd ernstige neveneffecten zijn waar te nemen (cumulatie, intoxicatie) Onderdosering: gewenst effect wordt niet bereikt, ineffectief
Bijwerkingen Ongewenste neveneffecten bij gebruik van medicatie terwijl de juiste dosering is gegeven. Overgevoeligheid voor geneesmiddel, huiduitslag, jeuk, galbulten, soms shock Verminderde eetlust, misselijkheid en braken
Bijwerkingen Obstipatie, diarree Sufheid (medicatie die het reactievermogen aantasten wordt met een gele sticker aangegeven, een rode sticker bij medicatie die versuffend werkt). Ernstige bijwerking: o.a. beschadiging van beenmerg, waardoor er te weinig bloedlichaampjes worden aangemaakt Belangrijk is dus het lezen van de bijsluiters!!!
Gewenning en verslaving Gewenning: er is een steeds hogere dosering nodig om het gewenste effect te bereiken Verslaving: chronische of periodieke intoxicatie door voortdurend of herhaald gebruik, deze toestand wordt gekenmerkt door lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid
Lichamelijke en geestelijke verslaving Lichamelijke verslaving wordt veroorzaakt door voortdurende intoxicatie en uit zich door onttrekkingverschijnselen of abstinentieverschijnselen. Geestelijke verslaving is het verlangen naar het middel zo sterk dat het niet of nauwelijks bedwongen kan worden, het effect wat men wil bereiken is euforie, gevoel van welbehagen etc.
Interacties Bij de toediening van meerdere medicamenten kan het zo zijn dat zij elkaar versterken of verzwakken.
Bijsluiter Wettelijk verplicht en moet voldoen aan de volgende criteria: Informatie over het geneesmiddel Bij welke ziekte te gebruiken De meest gebruikelijke dosering Wanneer wel en wanneer niet te gebruiken Eventuele bijwerkingen Bij twijfel of andere bijwerkingen: raadpleeg de arts Mondelinge toelichting vaak gewenst
Omgaan met geneesmiddelen op de werkvloer: zie protocol orale medicatie delen en TDR/BAP.
Bij fouten en bijna fouten een VIM formulier invullen in Qportaal! Medicatiefouten zijn nog steeds de meest voorkomende fouten!
Repertorium Gerubriceerd op stelsel, werking en vorm. Anti-diabetica Psychofarmaca Analgetica
Per medicijn Werkzame stoffen Dosering Toedieningsvorm Indicatie Contra-indicatie Bijwerkingen.
Extra naslagwerken: Farmaceutisch Kompas Gip-z