Minima-effectrapportage gemeente Ede 2016

Vergelijkbare documenten
Minima-effectrapportage gemeente Utrecht De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Enschede 2017

Minima-effectrapportage gemeente Gouda 2015

Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar 2017

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Drimmelen

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Roosendaal. Nibud/Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

Minima-effectrapportage gemeente Hilversum De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Ede 2014

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht 2018

Minima-effectrapportage gemeente Venlo. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Nijmegen 2017

Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam- Voorburg 2013

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht 2016

Minima-effectrapportage gemeente Enschede De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage Gemeente Maastricht. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Moerdijk. Nibud/Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

Minima-effectrapportage Sociale Dienst Veluwerand 2015

Minima-effectrapportage gemeente Apeldoorn 2016

Minima-effectrapportage gemeente X. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Veenendaal 2014

Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Deurne De invloed van gemeentelijke ondersteuning op de financiële positie van inwoners met een laag inkomen

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Etten-Leur

Minima-effectrapportage gemeente Tiel 2015

Minima-effectrapportage gemeente Voorschoten De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage Regionale Sociale Dienst Pentasz Mergelland

Minima-effectrapportage Sociale Dienst Drechtsteden 2016

Minima Effect Rapportage Gemeente Apeldoorn Robin Stoof & Sanne Lamers Nibud

Minima-effectrapportage gemeenten Tilburg en Goirle 2011

Minima-effectrapportage gemeente Den Haag 2015

Minima-effectrapportage Gemeente Waalwijk. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

EEffecten minimabeleid. Nibud Corinne van Gaalen

Minima-effectrapportage gemeente Breda 2012

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2018

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE ARMOEDE BESTRIJDING GEMEENTE DOETINCHEM

Nibud minimumvoorbeeldbegrotingen

Onderwerp Vaststellen Minima-effectrapportage en besluit besteding middelen

Naam en telefoon. Sille Dohmen 5772 Afdeling. Portefeuillehouder

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2018

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE OLST-WIJHE

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HATTEM

Benchmark Minimaeffectrapportages. Een vergelijking van de financiële positie van inwoners met lage inkomens in diverse gemeenten

Nibud minimum-voorbeeldbegrotingen 2015 / 1

Koopkrachtverandering van ouderen

- 1 - RAADSVOOASTEL J

Minima-effectrapportage gemeente Eindhoven

Inkomenseffecten van het basisinkomen 2.0

Koopkrachtverandering van ouderen

Koopkracht van ouderen Berekeningen Prinsjesdag 2013 Nibud, september 2013

INKOMENSEFFECTEN LANDELIJKE EN GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN

MEMO. Lokaal. Geachte raad,

Minima-effectrapportage Bijlage I / 1

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE VLISSINGEN

Effecten van zorgmaatregelen uit het regeerakkoord

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WAALWIJK 2014

Onderzoek Armoedeval 2016 Zeist

Koopkrachtverandering van ouderen

Minimum-voorbeeld begrotingen en kostendelersnorm. Nibud, 2013

Koopkracht van 65-plussers

Notitie draagkracht naar 120 %

Koopkracht van 65-plussers

Aan de leden van de raad, raadscommissies, het college, genodigden en belangstellenden

Meedoen in Deurne. Armoedepreventie en minimaregelingen Deurne Datum : 8 maart Versie : versie 2.3

Interne Memo nr. commissie MO G.E. Oude Kotte Datum: december 2014 Onderwerp: BOT-overleg armoedebeleid 2015 Afschrift aan: vul in

Koopkrachtberekeningen Uitgewerkte voorbeelden januari 2017

Koopkrachtveranderingen voor mensen met een beperking Prinsjesdag 2015 Nibud, september 2015

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE 2015

Iedereen kan meedoen financieel steuntje in de rug voor inwoners met een minimaal inkomen

Koopkracht van 65-plussers

Nibud Vaste Lasten 2019

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OLST-WIJHE

Overzicht huidige minimaregelingen

Koopkrachtverandering van chronisch zieken en gehandicapten Prinsjesdag 2014 Nibud, september 2014

Iedereen kan meedoen. Financieel steuntje in de rug voor inwoners met een minimaal inkomen

Informatie over minimaregelingen 2018

Bijlage: Vaststelling eigen bijdrage en besteedbaar inkomen voor een aantal categorieën.

Koopkrachtverandering van ouderen

Datum: 26 oktober 2016 Betreft: Doorrekening standaardkoopkracht voorbeeldhuishoudens (actualisatie 2017)

Koopkrachtberekeningen voor huishoudens met extra zorgkosten naar aanleiding van de Miljoenennota 2012

Koopkracht van 65-plussers

Gemeentelijke heffingen Kwijtschelding. Regel kwijtschelding op rotterdam.nl/mijnloket

Informatie over minimaregelingen

Nibud Minima-effectrapportage Begrotingen 1 / 8

Datum: 26 oktober 2016 Betreft: Doorrekening standaardkoopkracht voorbeeldhuishoudens (actualisatie 2017)

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2014

Uitwerking bijzondere bijstand inrichtingskosten en herziening beleidsregels Inkomensondersteuning

Verandering van de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten in Nibud, september 2013

Koopkracht bijstandsgerechtigden omhoog

Wat is bijzondere bijstand? informatiefolder

Laag inkomen? Er kan meer dan je denkt! Minimaregelingen

Bijzondere bijstand en minimaregelingen

Betaalbaarheid Haaglanden

Nibud Minima-effectrapportage Begrotingen 1 / 7

Koopkrachtberekeningen

HERIJKING ARMOEDEBELEID GEMEENTE MONTFERLAND

Transcriptie:

Minima-effectrapportage gemeente Ede 2016 De invloed van landelijke en gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Ede 2016 De invloed van landelijke en gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Voorwoord Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting. Het Nibud heeft tot doel particuliere huishoudens inzicht te laten verkrijgen in hun inkomsten en uitgaven, en vaardigheid aan te leren om planmatig met geld om te gaan. Het Nibud probeert dit doel te bereiken door rechtstreeks voorlichting te geven, zowel via de massamedia als via eigen brochures over diverse budgetonderwerpen, zoals kostgeld en alimentatie. Daarnaast wil het Nibud hetzelfde doel bereiken via professionals die zich bezighouden met vormen van financiële advisering en voorlichting. Dit zijn professionals uit zowel de maatschappelijke hulp- en dienstverlening als het financieel bedrijfsleven, en sectoren van het onderwijs. Het Nibud ondersteunt deze groepen met eigen publicaties (Budgethandboek, Prijzengids, Rekenprogramma s) en door deskundigheidsbevordering in de vorm van opleidingen en trainingen. Bij dit alles gaat het Nibud uit van een standaardmethode van begroten. Dit resulteert in een reeks voorbeeldbegrotingen met referentiecijfers die zijn gebaseerd op empirisch wetenschappelijk onderzoek. Het Nibud stelt de keuzevrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van de huishoudens voorop. Het Nibud geeft gemeenten meer inzicht in het effect van hun minimabeleid. Door middel van een minima-effectrapportage (MER) helpt het Nibud gemeenten het geld bestemd voor minimabeleid, optimaal te besteden. Deze rapportage is uitgevoerd door het Nibud, in opdracht van de gemeente Ede. In 2014 is een soortgelijk onderzoek uitgevoerd. Met dit onderzoek wil de gemeente Ede zicht krijgen hoe het minimabeleid er op dit moment voor staat. Utrecht, juli 2016 Minima-effectrapportage Gemeente Ede / 5

6 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

Inhoud Voorwoord... 5 1. Inleiding... 9 1.1 Centrale vraag... 9 1.2 Kern minima-effectrapportage... 9 1.3 Leeswijzer... 11 2. Onderzoeksmethode: begrotingen... 13 2.1 Inleiding... 13 2.2 Basispakket & Restpakket... 13 2.3 Uitgavensoorten... 15 2.4 Inkomsten... 15 2.5 De begrotingen... 16 3. Minimabeleid... 17 3.1 Landelijk minimabeleid... 17 3.2 Lokaal minimabeleid... 17 3.2.1 Kwijtscheldingsbeleid... 17 3.2.2 Collectieve (aanvullende) zorgverzekering... 18 3.2.3 Individuele inkomenstoeslag... 19 3.2.4 Kindpakket... 19 3.2.5 Meer Kinderen Meedoen... 19 3.2.6 Meer Volwassenen Meedoen... 20 3.2.7 Kinderopvang en peuterspeelzaal... 20 3.2.8 Individuele bijzondere bijstand... 21 3.3 Alleenstaande oudere met een zorgvraag... 22 4. Resultaten... 25 4.1 Huishoudsamenstelling... 25 4.1.1 Vóór invulling van het restpakket... 25 4.1.2 Na invulling van het restpakket... 25 4.2 Inkomensniveau... 29 4.2.1 Vóór invulling van het restpakket... 29 4.2.2 Na invulling van het restpakket... 30 4.2.3 Individuele inkomenstoeslag... 32 4.3 Alleenstaande oudere met een modaal inkomen... 33 7 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

5. Conclusies en aanbevelingen... 35 5.1 Algemeen... 35 5.2 Regelingen... 36 5.3 Aandachtspunten... 40 Bijlage 1: Begrotingen... 45 Bijlage 2: Inkomsten... 55 Bijlage 3: Verantwoording uitgaven... 57 8 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

1. Inleiding 1.1 Centrale vraag Iedere gemeente beschikt over mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens. Dat kan bijvoorbeeld door het kwijtschelden van gemeentelijke heffingen en/ of door bijzondere bijstand. Het is echter niet direct zichtbaar wat in de praktijk de effecten van die maatregelen zijn op het budget van verschillende groepen huishoudens. De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Wat is het effect van landelijke en lokale inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens met een laag inkomen in de gemeente Ede? Bekeken wordt welke groepen huishoudens in de gemeente goed profiteren van de verschillende inkomensondersteunende maatregelen en welke groepen minder goed. Ook maakt deze rapportage een eventuele armoedeval inzichtelijk. Het doel van een minima-effectrapportage is inzicht te geven in de koopkracht van de armste groepen in de gemeente en in de effecten van landelijke en gemeentelijke maatregelen daarop. De resultaten van de effectrapportage kunnen als basis dienen voor de verdere ontwikkeling van het minimabeleid van de gemeente Ede. 1.2 Kern minima-effectrapportage In deze minima-effectrapportage wordt voor een aantal huishoudtypen de koopkracht inzichtelijk gemaakt. In overleg met de gemeente Ede is een keuze gemaakt voor de volgende negen voorbeeldsituaties: 1. Een alleenstaande onder de AOW-gerechtigde leeftijd; 2. Een alleenstaande oudere (AOW-gerechtigd); 3. Een eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar); 4. Een eenoudergezin met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar); 5. Een echtpaar zonder kinderen; 6. Een ouder echtpaar (AOW-gerechtigd); 7. Een echtpaar met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar); 8. Een echtpaar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar); 9. Een alleenstaande oudere met een zorgvraag. 9 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

De rapportage laat zien welke effecten de landelijke en gemeentelijke maatregelen hebben op de koopkracht van de huishoudtypen bij verschillende inkomensniveaus. Voor elk van de negen huishoudens worden berekeningen gemaakt bij de volgende inkomens: netto minimum inkomen (norm Participatiewet of AOW); 110 procent van het netto minimum inkomen; 120 procent van het netto minimum inkomen; Onder netto minimum inkomen verstaan we het toepasselijk minimum inkomen voor een specifiek type huishouden. Voor een alleenstaande onder de AOW-leeftijd is dit gelijk aan 70 procent van het wettelijk minimumloon. Voor een alleenstaande vanaf de AOWleeftijd is dit gelijk aan de hoogte van de AOW. Bij 110 en 120 procent van het netto minimum inkomen vermenigvuldigen we de toepasselijke bijstandsnorm met respectievelijk 1,1 en 1,2. Het kan vóórkomen dat een huishouden met een inkomen op 120 procent van het minimum hiervan minder overhoudt dan een huishouden op 110 procent van het minimum, omdat de eerste groep huishoudens buiten de regelingen voor financiële ondersteuning valt. Dit rapport maakt dit effect, de armoedeval, inzichtelijk. Bij huishoudens boven de AOW-gerechtigde wordt officieel niet gesproken van een armoedeval, omdat ze gewoonlijk niet uitstromen van een uitkering naar betaald werk. Toch kan er bij hen ook sprake zijn van een geringere bestedingsmogelijkheid bij een hoger inkomen. Voor het gemak wordt dit ook als armoedeval aangemerkt. De huur vormt in de meeste huishoudens de hoogste uitgave op de begroting. De huurprijs in dit onderzoek is vastgesteld in overleg met de gemeente Ede en op basis van gegevens van woningbouwcorporatie Woonstede. Voor een- en twee-persoonshuishoudens komt de netto huur uit op 356 euro; inclusief servicekosten wordt dit 425 euro per maand. Voor meerpersoonshuishoudens bedraagt de netto huur 595 euro, inclusief servicekosten 622 euro per maand. Seniorenwoningen zijn duurder, omdat deze over het algemeen nieuwer (dan wel herbouwd) zijn. De huur voor een seniorenwoning voor een of twee personen bedraagt gemiddeld 536 euro. De servicekosten bedragen gemiddeld 93 euro per maand, waarmee de bruto huur uitkomt op 629 euro. Bij de berekening van de huurtoeslag is rekening gehouden met de servicekosten. Voor het bepalen van de rekenhuur is de zogenaamde kale huurprijs per maand het uitgangspunt. Dit is de huurprijs exclusief de servicekosten. Deze kale huurprijs kan worden verhoogd met enkele met name genoemde servicekosten, met een maximum van 12 euro per kostenpost. 10 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

Het gaat om de volgende kostenposten: schoonmaakkosten voor gemeenschappelijke ruimten; energiekosten voor gemeenschappelijke ruimten; huismeesterkosten; kosten voor dienst- en recreatieruimten. Andere servicekosten komen niet voor subsidiëring in aanmerking. In dit rapport rekenen we bij het vaststellen van de huurtoeslag voor de woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens met twee van de bovengenoemde kostenposten, dus 24 euro per maand bovenop de kale huur. Voor de woningen voor huishoudens met drie of meer personen worden geen extra kostenposten meegenomen. Bij de berekening van de huurtoeslag wordt dus uitgegaan van de netto huur. 1.3 Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat in op de onderzoeksmethode. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de lokale inkomensondersteunende regelingen die worden doorberekend in deze effectrapportage. Vervolgens geeft hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten weer. Tot slot staan in hoofdstuk 5 de conclusies en aanbevelingen. In de bijlagen wordt meer informatie gegeven over bronnen van de referentiecijfers en de inkomensopbouw. 11 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

12 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

2. Onderzoeksmethode: begrotingen 2.1 Inleiding Om het effect van inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens te berekenen, maakt het Nibud gebruik van begrotingen. Uit deze begrotingen zijn de inkomsten en uitgaven van de huishoudens af te lezen. De begrotingen in deze rapportage zijn gemaakt voor negen verschillende huishoudtypen op drie verschillende inkomensniveaus. Hierbij gaan we ervan uit dat huishoudens in een huurwoning leven. De begrotingen zijn voor groepen van huishoudens. De bedragen in de begrotingen zijn gemiddelden; in werkelijkheid zal de financiële situatie van de individuele huishoudens er anders uitzien. De begroting laat dus niet zien in hoeverre een individueel huishouden een sluitende begroting heeft. Wel wordt duidelijk in hoeverre een groep huishoudens een sluitende begroting heeft. Bij het opstellen van de begrotingen wordt geen rekening gehouden met schulden, omdat daarover niets algemeens te zeggen valt. Schulden komen echter vaak voor onder mensen met lage inkomens. Alle begrotingen zijn maandbegrotingen, waarbij de inkomsten en uitgaven zijn omgerekend naar gemiddelde maandbedragen. In de praktijk kunnen er flinke verschillen zijn tussen de maanden van het jaar. Vakantiegeld wordt bijvoorbeeld jaarlijks uitgekeerd, maar wordt in deze rapportage uitgedrukt in een maandelijks bedrag. Het inkomen is in iedere begroting een vast gegeven. De uitgavenkant vullen we in volgens de methode van het basispakket en het restpakket. 2.2 Basispakket & Restpakket Het basispakket: alle uitgaven die als noodzakelijk kunnen worden beschouwd. Het restpakket: het bedrag dat overblijft nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, is bestemd voor de meer vrije bestedingen. De uitgaven in het restpakket worden in twee delen gesplitst: de uitgaven voor sociale participatie en de overige uitgaven. 13 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

In bijlage 3 staan de uitgangspunten en de samenstelling van het basis- en het restpakket beschreven. Het basispakket en het restpakket zijn op bepaalde punten verschillend voor de diverse huishoudtypen. Een alleenstaande staat immers voor andere kosten dan bijvoorbeeld een gezin met kinderen. De overige uitgaven van het restpakket zijn andere uitgaven die niet in het basispakket en het pakket sociale participatie zitten. In dit onderzoek zijn dat kosten voor een huisdier, de kosten voor woon-werkverkeer en zakgeld voor de kinderen (bedragen zijn gebaseerd op regulier onderzoek van het Nibud). Sociale participatie wordt door velen als noodzakelijk beschouwd en is in veel gemeenten op de een of andere manier onderdeel van het minimabeleid. De kosten van het restpakket nemen toe, naarmate het inkomen stijgt. In de eerste plaats komt dit door hogere reiskosten. Iemand met een inkomen (net) boven het sociaal minimum zal een laagbetaalde baan hebben en kosten voor woon-werkverkeer maken. Soms worden deze kosten door de werkgever vergoed, maar in deze rapportage wordt daar niet vanuit gegaan. Bovendien worden de kosten voor participatie verminderd met het bedrag dat de gemeente hiervoor beschikbaar stelt. Voor de gemeente Ede gaat het om de regelingen Meer Kinderen Meedoen en Meer Volwassenen Meedoen. Deze bijdragen worden verstrekt tot een inkomensniveau van respectievelijk 110 en 120 procent. Boven dit inkomensniveau vervalt de bijdrage, waardoor de kosten van participatie hoger uitvallen en het restpakket dus duurder wordt. Naast de noodzakelijke uitgaven van de pakketten zijn er in individuele gevallen moeilijk of niet-vermijdbare uitgaven. Dit zijn uitgaven die voor een bepaald persoon onontkoombaar zijn. Bijvoorbeeld wanneer iemand een speciaal dieet moet volgen. Voor dit soort uitgaven is individuele bijzondere bijstand mogelijk. Individuele bijzondere bijstand is het vangnet door dergelijke kostenposten, maar is niet in de begrotingen opgenomen, omdat dit afhankelijk is van de persoonlijke situatie. 14 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

2.3 Uitgavensoorten In alle begrotingen onderscheidt het Nibud drie soorten uitgaven: VASTE LASTEN Komen regelmatig terug. Meestal met een contract. Voorbeelden zijn de huur, energiekosten en verzekeringen. RESERVERINGSUITGAVEN Komen niet regelmatig voor. De hoogte is niet precies bekend. Voorbeelden hiervan zijn de kosten voor inventaris en kleding. HUISHOUDELIJKE UITGAVEN Steeds terugkerende uitgaven. Voorbeelden zijn voeding, was- en schoonmaakartikelen, persoonlijke verzorging. In deze rapportage wordt gerekend met minimale bedragen die huishoudens nodig hebben om deze uitgaven te kunnen betalen. Voor de uitgaven is waar mogelijk uitgegaan van lokale tarieven. Voorbeelden hiervan zijn de tarieven voor heffingen, de premie van de collectieve zorgverzekering en de kosten van de peuterspeelzaal. 2.4 Inkomsten In deze rapportage worden op drie inkomensniveaus begrotingen opgesteld voor de betreffende voorbeeldhuishoudens: het minimum inkomen (bijstand/aow-uitkering), 110 procent en 120 procent van het netto minimum inkomen. Met bijstandsniveau wordt in deze rapportage bedoeld de norm op grond van de Participatiewet, artikel 5 lid 1 sub c. Uitgangspunt in deze rapportage is het totaal besteedbaar maandinkomen. In de begrotingen is geen rekening gehouden met eigen vermogen of eventuele inkomsten daaruit. Hoe deze regelingen doorwerken in de begrotingen en wat de invloed is op het inkomen van de verschillende huishoudens is te zien in bijlage 1. In de rapportage wordt verondersteld dat de huishoudens maximaal gebruik maken van alle regelingen die op hen van toepassing zijn. 15 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

In bijlage 2 staat aanvullende informatie over de gekozen uitgangspunten bij de inkomens. 2.5 De begrotingen Volgens de methodiek die hierboven staat beschreven, worden de begrotingen opgesteld. Deze begrotingen staan in bijlage 1. 16 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

3. Minimabeleid In dit hoofdstuk worden diverse landelijke en gemeentelijke regelingen voor inkomensondersteuning van minima beschreven. Alleen de regelingen die in de berekeningen zijn meegenomen komen in dit hoofdstuk aan bod. Paragraaf 3.1 beschrijft de landelijke regelingen; in paragraaf 3.2 komen de lokale inkomensondersteunende regelingen aan bod. Per regeling wordt een korte beschrijving gegeven van de belangrijkste kenmerken en voorwaarden. 3.1 Landelijk minimabeleid Bij het opstellen van de begrotingen worden de landelijke heffingskortingen (algemene heffingskorting, arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting en de [alleenstaande] ouderenkorting), landelijke toeslagen (zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget) en de kinderbijslag in de berekeningen opgenomen. 3.2 Lokaal minimabeleid Naast de landelijke inkomensondersteunende maatregelen heeft de gemeente Ede voor huishoudens met een laag inkomen ook een lokaal minimabeleid. De regelingen die worden opgenomen in de berekeningen komen in de volgende paragrafen aan bod. 3.2.1 Kwijtscheldingsbeleid In de gemeente Ede kan kwijtschelding worden aangevraagd voor de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en de hondenbelasting voor de eerste hond. De gemeente toetst bij het vaststellen van de kwijtschelding aan 100 procent van de norm op grond van de Participatiewet. Dat wil zeggen dat, afhankelijk van het vermogen, huishoudens met een inkomen op bijstandsniveau in principe geen gemeentelijke heffingen hoeven te betalen. Bij een inkomen hierboven wordt de betalingscapaciteit berekend door het inkomen te verminderen met het norminkomen. Er vindt een correctie plaats voor de kosten van de zorgverzekering en de woonkosten. Vanaf 2012 kunnen gemeenten bij de berekening van de kwijtschelding ook rekening houden met de kosten van kinderopvang. De gemeente Ede maakt van deze mogelijkheid gebruik. Van de betalingscapaciteit dient 80 procent te worden aangewend voor de betaling van de gemeentelijke heffingen. 17 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

Bij het waterschap is kwijtschelding mogelijk voor de zuiveringsheffing en de watersysteemheffing ingezetenen. Bij de berekening van de kwijtschelding hanteert het waterschap, net zoals de gemeente, de norm van maximaal 100 procent van de bijstandsnorm. De kwijtschelding voor de gemeentelijke heffingen en voor de waterschapsheffingen wordt apart berekend. Uitzondering hierop zijn personen die worden getoetst via het zogenaamde Inlichtingbureau. Dit bestand wordt zowel aan de gemeente alsook aan GBTL aangeleverd. Het gaat om ongeveer 1200 inwoners van Ede. De overige inwoners moeten dus zelf twee verschillende aanvragen indienen. 3.2.2 Collectieve (aanvullende) zorgverzekering Het verzekeren tegen ziektekosten is voor iedereen wettelijk verplicht. Daarom bied t de gemeente Ede inwoners met een laag inkomen een collectieve zorgverzekering aan bij zorgverzekeraar Menzis. De premie bedraagt 107 euro per maand voor de basisverzekering. Op deze maandpremie geldt een collectiviteitskorting van 6,42 euro, waarmee de netto maandpremie uitkomt op 100,58 euro. Daarnaast kan gekozen worden tussen twee aanvullende verzekeringen, GarantVerzorgd 2 en GarantVerzorgd 3. De kosten van deze aanvullende verzekeringen bedragen respectievelijk 6,95 euro en 29,30 euro per maand. Hierbij is rekening gehouden met een gemeentelijke bijdrage van respectievelijk 19,83 euro en 54,41 euro per maand. Als gekozen wordt voor GarantVerzorgd 3 is tevens het eigen risico afgekocht. Daarnaast is een tandartsverzekering verplicht: een GarantVerzorgd is alleen af te sluiten in combinatie met een Garant TandVerzorgdverzekering. Om voor deelname aan de collectieve zorgverkering in aanmerking te komen, hanteer t de gemeente Ede een inkomensgrens van 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. In de begrotingen gaan we ervan uit dat de meeste huishoudens hebben gekozen voor GarantVerzorgd 2. Alleen bij het huishouden met een zorgvraag wordt gerekend met GarantVerzorgd 3. Voor de huishoudens met GarantVerzorgd 2 rekenen we tevens een bedrag voor de reservering van het eigen risico, namelijk het gemiddelde eigen risico, wat voor 2016 neerkomt op 240 euro per jaar. Daarnaast rekenen we een bedrag voor de tandartsverzekering, namelijk 10,90 euro per maand (Garant TandVerzorgd 350). Voor het huishouden met een zorgvraag wordt uitgegaan van de verzekering voor prothese dragenden van 6,95 euro per maand. De kosten van de zorgverzekering zijn opgenomen onder de posten zorgverzekering basis en zorgverzekering aanvullend. 18 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

3.2.3 Individuele inkomenstoeslag De individuele inkomenstoeslag in de gemeente Ede is bedoeld voor huishoudens tussen de 23 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die gedurende een periode van 60 maanden over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan 100 procent van de geldende bijstandsnorm. Voorwaarden om voor de individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen, is dat er geen zicht op inkomensverbetering is. Daarbij wordt rekening gehouden met de eigen krachten en bekwaamheden en met de eigen inspanningen om het inkomen te verbeteren. De hoogte van de individuele inkomenstoeslag bedraagt 380 euro voor alleenstaanden, 481 euro voor alleenstaande ouders en 532 euro voor (echt)paren. Bij de resultaten van deze rapportage wordt een vergelijking gemaakt tussen huishoudens die in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag en huishoudens die hier geen recht op hebben. 3.2.4 Kindpakket Ouders met schoolgaande kinderen krijgen te maken met extra kosten, voor bijvoorbeeld een schoolreisje of de aanschaf van een fiets. Inwoners met een laag inkomen kunnen hiervoor een vergoeding krijgen. Deze vergoeding is bedoeld voor kindgerelateerde kosten, bijvoorbeeld voor de aanschaf van (zomer/winter/sport) kleding, een fiets, een laptop, pc of tablet, schoolspullen, schoolreisje of excursies en andere noodzakelijke uitgaven voor kinderen. De vergoeding is bestemd voor gezinnen met kinderen die naar het basis- of voortgezet onderwijs gaan. Het netto inkomen mag niet hoger zijn dan 110 procent van de geldende bijstandsnorm en het vermogen mag niet hoger zijn dan het wettelijk vrij te laten vermogen. Voor kinderen vanaf 4 jaar die onderwijs op de basisschool volgen, is de tegemoetkoming 125 euro per kalenderjaar. Kinderen tot en met 17 jaar die voortgezet onderwijs volgen, kunnen een tegemoetkoming ontvangen van 150 euro. In de begrotingen zijn deze bedragen verrekend met de post onderwijs. 3.2.5 Meer Kinderen Meedoen Voor huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum en een beperkt vermogen, is er voor kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 17 jaar de regeling Meer Kinderen Meedoen. Ook huishoudens die een schuldhulptraject volgen of die voedselpakketten van de Voedselbank krijgen, komen in aanmerking voor deze regeling. 19 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

De tegemoetkoming bedraagt 150 euro per kind per jaar en kan gebruikt worden om bijvoorbeeld de contributie van een sportclub te betalen of het lidmaatschap van een vereniging of bibliotheek. Ook kan er een cursus voor gevolgd worden. De tegemoetkoming kan digitaal besteed worden via de website Ede doet mee!. Het bedrag van 150 euro is in de begrotingen opgenomen bij de post vergoeding restpakket. 3.2.6 Meer Volwassenen Meedoen Ook volwassenen kunnen een bijdrage in de kosten krijgen van sportieve, culturele of recreatieve activiteiten. Om voor deze regeling in aanmerking te komen mag het inkomen niet hoger zijn dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen mag het wettelijk vrij te laten vermogen niet overstijgen. De tegemoetkoming bedraagt 150 euro per kalenderjaar en is in de begrotingen verwerkt in de post vergoeding restpakket. 3.2.7 Kinderopvang en peuterspeelzaal Op grond van de Wet kinderopvang kunnen ouders van kinderen tot twaalf jaar een tegemoetkoming toegekend krijgen voor de kosten van kinderopvang. Vervolgens resteert een eigen bijdrage voor deze kosten. Voor deze kosten is alleen een tegemoetkoming mogelijk bij een sociaal medische indicatie. Daarnaast is er voor de volgende doelgroepen een gedeeltelijke vergoeding van de eigen bijdrage mogelijk: a. de alleenstaande ouder met een of meer kinderen jonger dan 12 jaar, met een inkomen op het voor hem geldende sociaal minimum, die een door de gemeente Ede geïnitieerd traject volgt dat is gericht op toetreding tot de arbeidsmarkt; b. de alleenstaande ouder met een of meer kinderen jonger dan 12 jaar, die inkomsten uit parttime arbeid heeft met daarbij een aanvulling van de gemeente Ede tot het voor hem geldende sociaal minimum; c. de alleenstaande ouder met een of meer kinderen jonger dan 12 jaar, met een inkomen niet hoger dan 110 procent van het voor hem geldende sociaal minimum, aansluitend op het moment dat diens uitkering van de gemeente Ede is beëindigd door toetreding tot de arbeidsmarkt. De bijdrage voor deze doelgroepen bedraagt per uur 5 procent van de van toepassing zijnde maximum uurprijs (die de Belastingdienst hanteert). 20 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

Een alleenstaande ouder met een inkomen boven bijstandsniveau zal enkele dagen per week werken en dus gebruik maken van de kinderopvang. Bij een inkomen op 110 procent van de bijstandsnorm wordt gerekend met 20 uur kinderopvang per week, bij een inkomen op 120 procent van de norm wordt uitgegaan van 30 uur kinderopvang. In de begrotingen gaan we er vanuit de alleenstaande ouder met jonge kinderen en een inkomen op 110 procent van de geldende norm, in aanmerking komt voor gedeeltelijke vergoeding van de kinderopvang (situatie c). Dit komt neer op een bedrag van 29,85 euro per maand. Echtparen zonder werk (met een bijstandsuitkering) of echtparen waarvan een van beide partners werkt (met een inkomen van 110 of 120 procent van de norm), maken geen gebruik van de kinderopvang, maar kunnen vanuit educatief standpunt hun kind naar de peuterspeelzaal brengen. Ook een alleenstaande ouder met een volledige bijstandsuitkering zal gebruik maken van een peuterspeelzaal in plaats van de kinderopvang (tenzij een re-integratietraject wordt gevolgd, maar daar wordt hier niet van uitgegaan). De ouderbijdrage voor de peuterspeelzaal is inkomensafhankelijk en varieert van 28,60 euro per maand voor 6 uur per week voor een alleenstaande ouder met een bijstandsinkomen tot 55,12 euro voor echtparen met een inkomen op 120 procent van de bijstandsnorm. De kosten voor kinderopvang en de peuterspeelzaal zijn in de begrotingen opgenomen onder de post kinderopvang. De kinderopvangtoeslag die de betreffende huishoudens ontvangen is in de begrotingen opgenomen bij de inkomsten. 3.2.8 Individuele bijzondere bijstand De gemeente Ede verstrekt voor bijzondere en noodzakelijke kosten individuele bijzondere bijstand. Onder 110 procent van de norm is er geen sprake van draagkracht; boven 110 procent van de norm wordt 100 procent van het inkomen beschouwd als draagkracht. De individuele bijzondere bijstand wordt in dit onderzoek niet meegenomen omdat deze sterk afhankelijk is van de persoonlijke situatie. Een uitzondering is het huishoudtype alleenstaande oudere met een zorgvraag. Bij dit huishoudtype gaan we uit van een aantal veronderstellingen (zie ook paragraaf 3.3). Indien voor een of meer van deze voorzieningen individuele bijzondere bijstand kan worden aangevraagd, wordt dit meegenomen in de begroting. Overige verstrekkingen vanuit de individuele bijzondere bijstand worden, net als bij de andere huishoudtypen, niet meegenomen. 21 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

3.3 Alleenstaande oudere met een zorgvraag In dit onderzoek wordt ook een huishouden met een zorgvraag onderzocht, te weten een alleenstaande van de AOW-gerechtigde leeftijd. Voor dit huishouden gaan we uit van het volgende zorgprofiel: Herstellende van herseninfarct Hartklachten Natriumbeperkt dieet Bril Gehoorapparaat Rollator Een medicijn dat door de aanvullende zorgverzekering vergoed wordt Gebruik belbus/collectief vervoer Lichte vorm van incontinentie Maakt gebruik van tafeltje-dek-je (vijf maaltijden per week) 3 uur huishoudelijke verzorging per week 14 uur persoonlijke verzorging per week 4 uur verpleging per week Personenalarmering Gezien het bovenstaande, zal de begroting van de alleenstaande oudere met een zorgvraag op diverse punten afwijken van de standaardbegrotingen: Het huishouden met een zorgvraag maakt gebruik van aanvullend vervoer. De tarieven voor het collectieve afhankelijk vervoer zijn voor de personen die een kortingspas hebben 0,60 euro per gereisde zone. In dit onderzoek wordt uitgegaan van 18 zones per maand. Daarnaast komt een eigen bijdrage van maximaal 1,40 euro per gereisde zone. Deze eigen bijdrage wordt geïnd door het CAK. De eigen bijdrage is afhankelijk van het bijdrageplichtige inkomen, leeftijd en huwelijkse staat. De minimale eigen bijdrage bedraagt 19,40 euro per vier weken (21 euro per maand). Voor alleenstaande AOW-gerechtigden ligt het drempelinkomen op 16.887 euro per jaar. Bij een inkomen hierboven wordt de eigen bijdrage verhoogd met 15 procent van het inkomen boven het bijdrage - plichtige inkomen. Hiermee komt de eigen bijdrage van de alleenstaande oudere met een inkomen op 120 procent van de norm uit op 24 euro per maand. Verder gaan we ervan uit dat er geen gebruik wordt gemaakt van de fiets; deze kosten zijn daarom uit de begroting gehaald. De extra vervoerskosten zijn opgenomen onder de post vervoer. 22 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

Voor de huishoudelijke verzorging wordt in de gemeente Ede een inkomensafhankelijke eigen bijdrage berekend, die wordt geïnd via het CAK. Binnen de collectieve zorgverzekering wordt de eigen bijdrage Wmo voor de huishoudelijke hulp voor 100 procent vergoed. Dit betekent dat voor de huishoudens met een zorgvraag, die in aanmerking komen voor de collectieve zorgverzekering, er geen kosten zijn voor de huishoudelijke verzorging. Het product persoonlijke verzorging wordt binnen de Wmo aangemerkt als het product ondersteunende begeleiding individueel. Ook hiervoor wordt de eigen bijdrage Wmo geïnd door het CAK en vergoed vanuit de collectieve zorgverzekering. Er zijn dus geen extra kosten voor dit huishouden. De verpleging valt in het basispakket van de zorgverzekering. Hiervoor komen er dus geen extra kosten bij. De maaltijdvoorziening zorgt voor meerkosten ten opzichte van de situatie waarin de warme maaltijd zelf wordt bereid. Voor AOW-gerechtigden die niet meer zelf voor een warme maaltijd kunnen zorgen, bijvoorbeeld door ziekte, handicap of ouderdom, is bijzondere bijstand mogelijk. Hierbij worden de kosten van de gemiddelde hoofdmaaltijd bij het SWO (senioren welzijn organisatie) aangehouden als maximum prijs. Alleen de meerkosten worden vergoed. In de begrotingen worden dus alleen de kosten van een zelf bereide maaltijd opgenomen. Voor huishoudens met een inkomen boven 110 procent wordt draagkracht berekend. Zij betalen dus wel (een deel van) de kosten van de maaltijdvoorziening zelf. Deze kosten zijn in de begrotingen van de alleenstaande oudere met zorgvraag opgenomen onder de post voeding. De kosten voor de personenalarmering kunnen gedeeltelijk worden vergoed via de gemeente (de gemeente heeft hiervoor een subsidieregeling met SWO afgesloten) of via de zorgverzekeraar. Bij goedkeuring van medische alarmering via Menzis, waar wij bij het huishouden met een zorgvraag van uitgaan, geldt een tarief van 1,37 euro per week, oftewel 5,94 per maand.. Dit bedrag is opgenomen onder de post eigen bijdragen, zelfzorgmedicijnen. 23 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

Voor de extra waskosten in verband met incontinentie gaan we uit van twee keer per week extra wassen, wat neerkomt op 8,25 euro per maand. Voor deze kosten is bij medische noodzaak (waar wij hier van uitgaan) bijzondere bijstand mogelijk, zolang de voorliggende voorziening niet toereikend is. Voor huishoudens met een inkomen boven 110 procent van de geldende bijstandsnorm wordt draagkracht berekend. De extra waskosten zijn verrekend met de post was- en schoonmaakmiddelen. 24 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

4. Resultaten Dit hoofdstuk bevat de resultaten van het onderzoek. Eerst komen de verschillen tussen de huishoudtypen in de gemeente Ede aan bod. Vervolgens worden de verschillende inkomensniveaus met elkaar vergeleken. Een en ander wordt schematisch weergegeven in tabel 1. Deze tabel geeft een overzicht van de bestedingsruimte die de onderzochte huishoudtypen hebben, nadat zij de uitgaven uit het basispakket en het restpakket hebben gedaan. In de laatste twee kolommen wordt het saldo weergegeven van huishoudens die in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag. Een negatief saldo op de maandbegroting is in rood weergegeven. Indien een hoger inkomen leidt tot minder bestedingsruimte (de zogenoemde armoedeval) dan is dit bij het betreffende inkomensniveau aangegeven met een rood pijltje. 4.1 Huishoudsamenstelling 4.1.1 Vóór invulling van het restpakket Uit de tweede kolom ( saldo na basispakket ) blijkt dat de meeste onderzochte huishoudens voldoende inkomsten hebben om de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket te bekostigen. Uitzondering is het paar met oudere kinderen op bijstandsniveau. Zij komen maandelijks 34 euro te kort om alle noodzakelijke uitgaven te kunnen betalen. 4.1.2 Na invulling van het restpakket Wanneer ook naar de bestedingen in het restpakket wordt gekeken, krijgen meerdere huishoudentypen met tekorten op hun maandbegroting te maken. Verschillende huishoudens kunnen op geen van de drie onderzochte inkomensniveaus het restpakket volledig bekostigen. Het gaat om: De alleenstaande met oudere kinderen; Het paar zonder kinderen; Het paar met jonge kinderen; Het paar met oudere kinderen. Voor de alleenstaande onder de AOW-leeftijd is het restpakket bij een inkomen op 100 en 110 procent van het toepasselijk minimum niet volledig te bekostigen, maar bij een inkomen op 120 procent van het minimum wel. 25 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

Tabel 1. Overzicht saldo inkomsten min uitgaven a. Alleenstaande inclusief inkomenstoeslag saldo na basispakket saldo na basisen restpakket saldo na basispakket saldo na basisen restpakket 100% 52-51 84-19 110% 119-52 119-52 120% 186 2 186 2 b. Alleenstaande oudere saldo na basispakket saldo na basisen restpakket 100% 163 60 110% 222 75 120% 296 135 inclusief inkomenstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket c. Alleenstaande, 2 kinderen 3 & 5 jaar inclusief inkomenstoeslag saldo na basispakket saldo na basisen restpakket saldo na basispakket saldo na basisen restpakket 100% 223 28 263 68 110% 341 80 341 80 120% 341 65 341 65 d. Alleenstaande, 2 kinderen 14 & 16 jaar inclusief inkomenstoeslag saldo na basispakket saldo na basisen restpakket saldo na basispakket saldo na basisen restpakket 100% 91-146 131-106 110% 186-116 186-116 120% 160-157 160-157 e. Paar zonder kinderen inclusief inkomenstoeslag saldo na basispakket saldo na basisen restpakket saldo na basispakket saldo na basisen restpakket 100% 72-75 117-31 110% 136-80 136-80 120% 198-42 198-42 f. Ouder paar zonder kinderen saldo na basispakket saldo na basisen restpakket 100% 228 81 110% 268 76 120% 366 147 inclusief inkomenstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket g. Paar, 2 kinderen 3 & 5 jaar inclusief inkomenstoeslag saldo na basispakket saldo na basisen restpakket saldo na basispakket saldo na basisen restpakket 100% 66-173 110-129 110% 135-172 135-172 120% 153-179 153-179 h. Paar, 2 kinderen 14 & 16 jaar inclusief inkomenstoeslag saldo na basispakket saldo na basisen restpakket saldo na basispakket saldo na basisen restpakket 100% -34-315 11-270 110% 47-302 47-302 120% 47-327 47-327 i. Alleenstaande oudere met zorgvraag saldo na basispakket saldo na basisen restpakket 100% 133 30 110% 191 45 120% 170 8 inclusief inkomenstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket 26 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

a. Alleenstaande In Ede komt een alleenstaande met een bijstandsuitkering na invulling van het restpakket 51 euro per maand te kort en op 110 procent van de norm 52 euro. Alleenstaanden kunnen hun kosten niet delen met anderen en hebben dus niet de schaalvoordelen waar (eenouder)gezinnen wel van profiteren. Nadat alle noodzakelijke uitgaven uit het basispakket zijn bekostigd, houden zij te weinig inkomen over voor sociale participatie. Bij een inkomen van 120 procent van de bijstandsnorm is het inkomen net hoog genoeg om alle uitgaven in het restpakket te kunnen betalen; de alleenstaande houdt dan twee euro per maand over. b. Alleenstaande oudere Alleenstaanden vanaf de AOW-leeftijd hebben voldoende bestedingsruimte om alle uitgaven te betalen. Zij houden, na invulling van het restpakket, 60 euro over om vrij te besteden als zij alleen een AOW-uitkering hebben. Op 110 en 120 procent is dit respectievelijk 75 euro en 135 euro. Het maandelijkse AOW-bedrag is hoger dan de bijstand waardoor deze huishoudens meer ruimte om te besteden hebben. c. Eenoudergezin met jonge kinderen (3 en 5 jaar) Ook het eenoudergezin met twee jonge kinderen heeft voldoende inkomsten om naast de uitgaven uit het basispakket, de uitgaven uit het restpakket te kunnen bekostigen. Nadat alle uitgaven uit het basispakket en restpakket zijn betaald, houdt dit huishouden op bijstandsniveau 28 euro per maand over om vrij te besteden. d. Eenoudergezin met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar) Het eenoudergezin met twee oudere kinderen komt op alle drie de inkomensniveaus te kort. Met een bijstandsuitkering komt dit gezin maandelijks 146 euro te kort. Op 110 procent van het minimum inkomen is het tekort 116 euro en op 120 procent is het tekort 157 euro per maand. Dat bij eenoudergezinnen met oudere kinderen tekorten ontstaan en bij een eenoudergezin met jongere kinderen niet, heeft te maken met het feit dat de kosten voor oudere kinderen over het algemeen hoger zijn dan voor jonge kinderen. Dit geldt bijvoorbeeld voor voeding, kleding, schoolkosten en zakgeld. De hogere kinderbijslag, het hogere kindgebonden budget en de tegemoetkoming voor deze leeftijd vanuit de regeling Meer Kinderen Meedoen kunnen dit verschil niet compenseren. 27 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

e. Paar zonder kinderen Het paar zonder kinderen kan op geen van de onderzochte inkomensniveaus het restpakket bekostigen. Een belangrijke oorzaak van dit tekort ligt in het feit dat een echtpaar de kosten van twee volwassenen moet dragen, zoals de kosten van de zorgverzekering, kleding en voeding. De hogere bijstandsnorm voor een echtpaar is veelal niet voldoende om deze extra kosten op te vangen. f. Ouder paar zonder kinderen Evenals de alleenstaande oudere, kan het AOW-gerechtigde echtpaar alle uitgaven uit het restpakket bekostigen. Dit geldt voor alle onderzochte inkomensniveaus. Echtparen met alleen een AOW-uitkering houden maandelijks 81 euro vrij te besteden over. g. Paar met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar) Het echtpaar met twee jonge kinderen kan de uitgaven uit het restpakket niet bekostigen. Dit geldt voor alle onderzochte inkomensniveaus. Evenals bij het paar zonder kinderen, zijn het vooral de kosten voor twee volwassenen die het tekort veroorzaken. Daar komen de kosten voor de (jonge) kinderen nog bij. Net als bij de andere huishoudtypen die niet rond kunnen komen, zijn het de kosten voor sociale participatie die het tekort veroorzaken. h. Paar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar) Het paar met twee oudere kinderen heeft van alle onderzochte huishoudtypen de minste bestedingsruimte. In paragraaf 4.1.1 bleek dat dit huishouden op bijstandsniveau al maandelijks te weinig overhoudt om het basispakket te kunnen bekostigen. Na invulling van het restpakket ontstaat er een tekort van 315 euro per maand. Op 110 en 120 procent van de norm is nog geen tekort zichtbaar na invulling van het basispakket. Dit tekort is wel duidelijk aanwezig als alle uitgaven uit het restpakk et zijn bekostigd. Op 110 procent van de norm ontstaat dan een tekort van 302 euro en op 120 procent is het tekort 327 euro per maand. Zoals eerder aangegeven, weegt de hogere bijstandsnorm voor een paar niet op tegen de extra kosten van twee volwassenen. Hier bovenop komen de kosten voor twee oudere kinderen, die hoger liggen dan de uitgaven voor jonge kinderen. Deze combinatie maakt dit huishoudtype financieel zeer kwetsbaar. De gemeentelijke inkomensondersteuning in Ede werkt zeker in het voordeel van huishoudens met (oudere) kinderen. Zo zijn er de regeling Meer Kinderen Meedoen en het Kindpakket. Daarbij wordt al rekening gehouden met het feit dat de kosten van oudere kinderen hoger zijn. De vergoeding vanuit het Kindpakket is voor kinderen op de 28 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

basisschool lager dan voor kinderen op het voortgezet onderwijs. En de bijdrage voor sociale participatie geldt alleen voor kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 17 jaar. Dit alles is echter niet voldoende om de ongunstige uitgangssituatie van dit gezin te compenseren. i. Alleenstaande oudere met extra zorgkosten Zoals in paragraaf 3.3 is aangegeven wijkt de begroting van de alleenstaande oudere met een zorgvraag op diverse punten af van de standaardbegrotingen. Uiteindelijk heeft dit huishoudtype niet met tekorten op de begroting te maken. Vergeleken met de alleenstaande oudere zonder zorgkosten houdt dit huishouden bij een inkomen op 100 en 110 procent van het toepasselijk minimum 30 euro per maand minder over. Dit verschil loopt op naar 127 euro per maand bij een inkomen op 120 procent van de norm. Op 120 procent moet de alleenstaande met extra zorgkosten de meerkosten van de maaltijdvoorziening en de extra waskosten zelf betalen, vanuit de draagkracht voor de bijzondere bijstand. Ondanks dat blijft het saldo voor de alleenstaande oudere met extra zorgkosten positief. 4.2 Inkomensniveau Voor elk huishoudtype zijn verschillende inkomensniveaus doorgerekend. Naast het minimum inkomen zijn inkomens op 110 en 120 procent van het netto minimum inkomen gespecificeerd. Soms leidt een hoger inkomen tot een beperktere bestedingsmogelijkheid. Dit komt doordat landelijke en gemeentelijke inkomensondersteunende maatregelen, zoals huurtoeslag en kwijtschelding van gemeentelijke heffingen, er niet op voorhand toe leiden dat een huishouden meer te besteden heeft bij een hoger inkomen. In dat geval is sprake van een armoedeval. Deze situatie ontstaat vaak wanneer huishoudens vanuit een uitkering uitstromen naar betaald werk. Op dat moment nemen de kosten door werk toe en komen rechten op diverse inkomensondersteunende regelingen (gedeeltelijk) te vervallen. 4.2.1 Vóór invulling van het restpakket Na invulling van het basispakket (en vóór invulling van het restpakket) hebben de meeste onderzochte huishoudens meer bestedingsruimte naarmate hun inkomen toeneemt. Er zijn twee uitzonderingen: de alleenstaande ouder met oudere kinderen houdt op 110 procent van het minimum inkomen (na invulling van het basispakket) 186 euro per maand over en op 120 procent maandelijks 160 euro. 29 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

Deze armoedeval wordt veroorzaakt door enerzijds de afbouw in zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget aan de inkomstenkant. Tegelijkertijd gaan aan de uitgavenkant de kosten voor de lokale heffingen omhoog omdat geen recht meer bestaat op kwijtschelding. Daarnaast gaan de kosten voor onderwijs omhoog omdat geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergoeding vanuit het Kindpakket. Gezamenlijk is dit (negatieve) effect groter dan de inkomensstijging. Hierdoor ontstaat een zogenaamde armoedeval. Ook bij de alleenstaande oudere met een zorgvraag wordt een armoedeval zichtbaar na invulling van het basispakket. Op 120 procent heeft deze oudere minder bestedingsruimte dan op 110 procent. Dit wordt veroorzaakt door extra zorgkosten die tot 110 procent vergoed worden vanuit de bijzondere bijstand, te weten de meerkosten van de maaltijdvoorziening en de extra waskosten. 4.2.2 Na invulling van het restpakket Na invulling van het restpakket worden meer armoedevallen zichtbaar. Voor drie huishoudens geldt dat zij bij een inkomen op 100 procent van het sociaal minimum meer overhouden (of minder te kort komen) dan bij inkomen op 110 procent van deze norm. Dit is het geval bij de alleenstaande onder de AOW-gerechtigde leeftijd, het paar zonder kinderen en het oudere paar zonder kinderen. Voor alle huishoudens onder de AOW-gerechtigde leeftijd, met een inkomen hoger dan bijstand, gaan we ervan uit dat er sprake is van een (laagbetaalde) baan. Hierdoor zullen er ook werkgerelateerde kosten zijn, zoals de kosten van woon-werkverkeer (in de begrotingen opgenomen onder de post overig restpakket. Bij de drie bovengenoemde huishoudtypen resulteert dit in een (lichte) armoedeval. Dat er bij de andere huishoudens geen armoedeval ontstaat, heeft te maken met het recht op kwijtschelding van lokale lasten. Sommige huishoudens komen ook op 110 procent van de norm nog in aanmerking voor kwijtschelding. 1 De huishoudens die op 110 procent met een armoedeval te maken krijgen, hebben juist geen recht meer op (volledige) kwijtschelding. Dit resulteert in het basispakket nog niet in een armoedeval, maar als ook de kosten voor woon-werkverkeer er bij komen, ontstaat na invulling van het restpakket wel een armoedeval. Dat ook het paar boven de AOW-gerechtigde leeftijd te maken krijgt met een armoedeval, kan deels worden verklaard vanuit de gehanteerde systematiek van dit onderzoek. Op 100 procent gaan we uit van een volledige AOW -uitkering, terwijl op 110 1 Dit zijn met name de huishoudens met een hogere huur (meerpersoonshuishoudens en AOWgerechtigden). Bij het berekenen van de betalingscapaciteit wordt nl. gecorrigeerd voor de woonkosten. 30 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

procent gerekend wordt op basis van de bijstandsnorm voor de AOW-leeftijd of ouder. Deze laatste norm bepaalt immers of er recht is op gemeentelijke vergoedingen. Daarnaast zien we over het algemeen dat huishoudens meer gaan uitgeven als hun inkomen en bestedingsruimte toenemen. Voor ouderen is vervoer een belangrijke post waaraan vaak meer uitgegeven wordt dan minimaal noodzakelijk. Vanwege de vergelijkbaarheid met huishoudens jonger dan de AOW -leeftijd, rekenen we daarom ook voor ouderen met extra uitgaven aan vervoer bij een inkomen boven het minimum. Deze extra uitgaven liggen wel lager dan bij huishoudens jonger dan de AOW-leeftijd. Naast de bovengenoemde armoedevallen op 110 procent, wordt bij een aantal huishoudens een armoedeval zichtbaar op 120 procent. Dit geldt voor alle huishoudens met kinderen (zowel alleenstaande ouders als paren). Bij de alleenstaande ouder met oudere kinderen was deze armoedeval al zichtbaar vóór invulling van het restpakket. Lagere (landelijke) toeslagen en geen recht meer op kwijtschelding en de vergoeding vanuit het Kindpakket waren hiervan de oorzaak. Na invulling van het restpakket wordt deze armoedeval nog groter doordat ook de bijdrage aan maatschappelijke participatie voor volwassenen wegvalt. Voor de alleenstaande ouder met jonge kinderen geldt min of meer hetzelfde, alleen krijgt dit huishouden op 120 procent nog niet te maken met lagere landelijke toeslagen. Voor invulling van het restpakket is er dan nog geen sprake van een armoedeval. Als na invulling van het restpakket het voordeel van Meer Volwassenen Meedoen wegvalt, ontstaat alsnog een armoedeval. Ook voor de paren met kinderen spelen bovengenoemde factoren een rol: lagere toeslagen en geen recht op kwijtschelding en vergoeding vanuit het Kindpakket. Dit resulteert vóór invulling van het restpakket nog niet in een armoedeval, onder m eer omdat paren op 110 procent geen recht hebben volledige kwijtschelding. Zij betalen op 110 procent wel al een deel van de lokale lasten zelf. Hierdoor wordt het verschil in uitgaven met 120 procent kleiner en is er nog geen armoedeval zichtbaar. Na invu lling van het restpakket vervalt het recht op de participatieregeling voor (twee) volwassenen en is er wel sprake van een armoedeval. De armoedeval van de oudere met een zorgvraag op 120 procent, die al zichtbaar was na invulling van het basispakket, wordt na invulling van het restpakket nog iets groter, door het wegvallen van de bijdrage voor sociale participatie. 31 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

4.2.3 Individuele inkomenstoeslag Huishoudens die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, kunnen in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag (IIT). In de gemeente Ede geldt dit voor huishoudens met een inkomen op 100 procent van de geldende bijstandsnorm. In tabel 1 staan in de laatste twee kolommen de saldi van de inkomsten min de uitgaven uitgewerkt waarbij ook rekening is gehouden met de IIT. Uit de tabel valt af te lezen dat met de inkomenstoeslag geen van de huishoudens een tekort heeft na invulling van het basispakket. Zonder de inkomenstoeslag kwam een paar met twee oudere kinderen nog 34 euro te kort na betaling van alle noodzakelijke uitgaven. Inclusief de IIT houden zij 11 euro per maand over om de uitgaven in het restpakket te kunnen bekostigen. Ondanks de inkomenstoeslag, blijft na invulling van het restpakket bij dezelfde huishoudens en inkomensniveaus een tekort bestaan. Deze tekorten zijn echter wel kleiner geworden. Zo is het tekort voor een alleenstaande jonger dan de AOWgerechtigde leeftijd 32 euro per maand kleiner met IIT. Voor een paar met twee oudere kinderen neemt het tekort door de IIT met 45 euro per maand af. Bij een inkomen op bijstandsniveau was het tekort 315 euro per maand, inclusief IIT wordt dit 270 euro per maand. Inclusief de IIT wordt er bij meer huishoudens een armoedeval zichtbaar op 110 procent. Dit geldt voor: Alleenstaande ouder met oudere kinderen (na invulling van het restpakket); Paar met jonge kinderen (na invulling van het restpakket); Paar met oudere kinderen (na invulling van het restpakket). Bij de alleenstaande onder de AOW-gerechtigde leeftijd en bij het paar zonder kinderen was al een armoedeval zichtbaar op 110 procent (zie paragraaf 4.2.2). Deze armoedeval wordt groter als men op 100 procent in aanmerking komt voor de IIT. 32 / Minima-effectrapportage gemeente Ede

4.3 Alleenstaande oudere met een modaal inkomen In de voorgaande paragrafen is gekeken naar de begrotingen van huishoudens met een minimum inkomen. Ook huishoudens met een hoger inkomen kunnen te maken hebben met extra zorgkosten. Deze huishoudens komen niet in aanmerking voor de vergoedingen die de gemeente Ede verstrekt aan de lagere inkomens. Zo is de collectieve zorgverzekering bedoeld voor inwoners met een inkomen tot 120 procent van de geldende bijstandsnorm en om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand wordt eerst een draagkrachtberekening gemaakt. De draagkracht zal voor een alleenstaande met een modaal inkomen waarschijnlijk zo hoog zijn, dat bijzondere bijstand niet aan de orde is. Ten slotte ligt de eigen bijdrage Wmo voor huishoudens met een modaal inkomen hoger dan voor de lage inkomens. In tabel 2 is de begroting opgenomen van een alleenstaande met een modaal inkomen en zorgkosten. Een schatting van het modaal inkomen voor 2016 is 36.000 euro. Bruto is dit ongeveer 2.775 euro en netto 2.100 euro. Hierbij moet worden opgemerkt dat het bestedingspatroon bij een modaal inkomen zal verschillen van het bestedingspatroon van inwoners met een laag inkomen (huishoudens met een hoger inkomen geven in de regel meer uit aan zaken als huur, kleding, voeding, etc). De begrotingen kunnen dus niet een op een vergeleken worden. Wel wordt duidelijk welke effecten extra zorgkosten hebben op de begroting van een alleenstaande met een modaal inkomen. Voor AOW-gerechtigden inwoners met een modaal inkomen leidt het gekozen zorgprofiel tot de volgende extra kosten: de eigen bijdrage Wmo komt uit op 260 euro per maand. De extra kosten voor een maaltijd bedragen 84,28 euro per maand en de waskosten zijn 8,25 euro. Voor het gebruik van het collectief afhankelijk vervoer wordt uitgegaan van het gebruik van een kortingspas, waarmee de kosten uitkomen op 31,80 euro per maand. Ten slotte wordt voor de personenalarmering een bedrag van 5,94 euro per maand gerekend (ervan uitgaande dat dit deels vergoed door de zorgverzekeraar van het betreffende huishouden). Totaal komt dit op een bedrag van 390 euro per maand, dat is opgenomen onder de post niet vergoede ziektekosten. Wanneer wordt uitgegaan van een bestedingspatroon dat past bij een modaal inkomen (totale uitgaven 2.442 euro, zie tabel 2), dan zou dit huishouden 342 euro per maand te kort komen, vanwege de extra kosten aan zorg. Kijken we naar de uitgaven van een alleenstaande AOW-gerechtigde (zonder zorgkosten) met een minimuminkomen, dan zijn de uitgaven in het totaal 1.444 euro. Inclusief de zorgkosten van 390 euro wordt dit 1.834 euro. 33 / Minima-effectrapportage gemeente Ede