Lieve gemeente, Stel dat er een winkel zou zijn waar je alles kon kopen wat nodig is om het koninkrijk van God op aarde gestalte te geven. Daar zouden we toch snel met een boodschappenlijstje naar toe gaan om eens flink in te slaan. En wat zouden we kopen: goede wil, vredelievendheid, wederzijds respect, duurzame oplossingen voor het energie-probleem, rechtvaardige verhoudingen, gelijke kansen voor alle mensen, open dialoog en ga zo maar door. Het zou waarschijnlijk een lange boodschappenlijst worden, want er moet nog veel gebeuren voordat we kunnen zeggen in het Onze Vader: Uw wil geschiedt hier op aarde zoals in de hemel. Maar het zou heel goed kunnen zijn dat de winkelier dan wel tegen ons zegt: Tja, mevrouw of meneer, dat is een prachtig lijstje. U weet precies wat onze wereld nodig heeft en we hebben het ook allemaal op voorraad. Maar. deze dingen zijn alleen als zaad verkrijgbaar. Het moet nu alleen nog ontkiemen en groeien en tot bloei komen. En dan geeft hij ons een goed gevulde zak vol met zaadjes mee, om het koninkrijk van God gestalte te gaan geven. Zaadjes vol van gerechtigheid, goede wil, duurzaamheid, gelijke kansen, liefde, barmhartigheid Eigenlijk dragen wij die zaadjes al allemaal met ons mee, want ze zijn door God in ons en in ieder mens neergelegd. Met de bedoeling dat deze gaven niet naar de hemel zullen terugkeren zonder hun werk te hebben gedaan. In het Oude Testament is het de profeet Jesaja die dit al zegt: God zegt: Zo gaat het ook met de woorden die uit mijn mond komen. 1
Ze komen pas weer bij mij terug als ze hun doel bereikt hebben. Mijn woorden komen pas terug als ze ook daden geworden zijn. De woorden van God, als zaden in ieder mens geplant, moeten daden worden en Gods wereld dichterbij brengen, die wereld waarin het voor ieder mens goed leven is. Als je zo het verhaal leest van de zaaier, dan is Gods woord dus het zaad, dat moet ontkiemen en groeien tot bomen en struiken die vruchten dragen. En in dat geval zijn wij mensen de grond waarin dit zaad valt. Het woord van God wordt als zaad in ons gezaaid en in ons moet het gaan ontkiemen en groeien. Maar dan kan de toon ook wel eens een beetje dreigend en moraliserend worden: pas maar op dat je goede grond bent en dat je vrucht draagt! Want anders doe je het niet goed. Maar zo kunnen deze woorden van Jezus nooit bedoeld zijn. Want de woorden die Jezus sprak zijn bedoeld om de mensen weer moed in te spreken. Niet om te moraliseren, maar om hen te ondersteunen en te stimuleren. Mattheus schreef zijn evangelie voor de eerste Christengemeenten die het in die periode moeilijk hadden. Juist voor hen is deze gelijkenis en de uitleg ervan opgeschreven, om hen een hart onder de riem te steken. Die eerste gemeenten hadden al diverse ervaringen opgedaan met de manier waarop de boodschap van Jezus en van het koninkrijk ontvangen werd. En dat waren niet alleen maar positieve en opwekkende ervaringen. Maar ook heel veel negatieve en teleurstellende, juist ook in eigen joodschristelijke kring. 2
Voor die gemeenschap is het heel belangrijk om nog eens te horen dat het in Jezus eigen dagen al precies zo gesteld was. Dat men ook toen al op heel verschillende wijze reageerde op de woorden die Jezus zei en de weg die Jezus ging. Misschien waren ook de discipelen teleurgesteld en terneergeslagen over het gebrek aan succes. Hoezeer leek alles niet uit te lopen op een fiasco? Om hen moed in te spreken vertelt Jezus dit verhaal, deze gelijkenis. En het is een verhaal dat tegen elke moedeloosheid, elke twijfel en elke vermoeidheid in gaat. Er is hier ruimte voor de nood en de angst waar ieder mens mee kan worstelen. Alles wat hier gezegd wordt over de zaaier en zijn akker, past in het perspectief van moedeloosheid, uitzichtloosheid en gebrek aan hoop dat een mens kan ervaren. Het is alsof de zaaier steeds op de uitkijk ligt om het zaad tegen schade te beschermen. Zijn het niet de vogels, dan wordt het zaad wel vertrapt of komt het tussen de stenen of de distels terecht. Dan komt er niets van terecht. Zo kunnen we naar onszelf kijken of we kunnen om ons heen kijken en vertwijfeld raken. Ons leven lijkt onszelf dan van weinig waarde toe. Al ons zwoegen en alles wat ons overkomt kan ons dan zo zinloos toelijken en het kan eruit zien alsof alles mislukt. En aan al die levenservaringen wordt hier door Jezus ruimte gegeven en ze worden door hem serieus genomen. We kunnen moedeloos worden en het niet meer zien zitten. 3
Al onze zorgen, onze angsten, het mag er allemaal zijn. Er is begrip voor. En toch mogen we ook blijven geloven dat ons leven niet zinloos is. Want als Jezus het verhaal uitlegt aan zijn leerlingen, dan zegt hij: Jullie zijn het zaad en God, het geheim van ons leven, is de zaaier. Ieder mensenleven heeft een bedoeling en een mens is meer dan het stof der aarde, want in ieder mens ademt Gods levensadem. Zo groot mogen we daarom over onszelf denken: we zijn zaden van de onsterfelijkheid, zaad van de hemel. De Amerikaanse schrijfster Marianne Williamson heeft eens geschreven: Onze diepste angst is niet dat we ontoereikend zijn, Onze diepste angst is juist dat we onmetelijk krachtig zijn. Het is niet de duisternis, maar juist het licht in ons, dat we het meeste vrezen. Wij vragen onszelf af: Wie ben ik om briljant, schitterend en geweldig te zijn? Maar: wie ben jij om dat niet te zijn? Je onbelangrijk voordoen bewijst de wereld geen dienst. Er is niets verlichts aan om je kleiner te maken opdat andere mensen zich bij jou niet onzeker zullen voelen. Wij zijn bestemd om te stralen zoals kinderen dat doen. Wij zijn geboren om onze beste kant, ons licht te laten zien Dat is niet voorbehouden aan enkelen, dat licht schijnt in ieder mens. En als wij ons licht laten stralen geven we onbewust andere mensen toestemming hetzelfde te doen. Als wij van onze eigen angst bevrijd zijn bevrijdt onze aanwezigheid vanzelf anderen. 4
Kortom: Je mag er zijn zoals je bent, met al je fouten en onhebbelijkheden. Want wij zijn kostbaar zaaigoed van God, gezaaid om te bloeien en om vrucht te dragen. Ook al durven we vaak niet zo over onszelf te denken en durven we niet op meer te hopen, omdat we nu eenmaal onderworpen zijn aan de wetten van de natuur. We zijn sterfelijke mensen, biologische wezens die ziek kunnen worden of te jong kunnen sterven en doorgaans proberen we er maar het beste van te maken. Deze gelijkenis, dit verhaal vertelt dat we onszelf de kans mogen geven om te groeien en te bloeien en vrucht te dragen. En we mogen rust vinden in alle onrust om ons heen. We hoeven ons niet meer door angst te laten weerhouden, maar we kunnen opbloeien in de schoonheid en de grootheid, die we in ons hebben. Wij zijn het zaad, door God gezaaid in de wereld en we mogen ontkiemen, uitlopen en vrucht dragen. Uiteindelijk is het zinloos om te willen uitrekenen wat ons leven nu precies waard is: 100-voudig, 60-voudig en 30-voudig vrucht dragen, wat doet het ertoe? Dat wij er zijn, dat wij leven, dat is bij God van een oneindig grote waarde. Wij zijn hier dus niet zomaar. Toevallig op een bepaalde plek en op een bepaalde tijd geboren, terwijl we er net zo goed niet hadden kunnen zijn. Ons leven is gekend en gewild. 5
Ieder mens is hier met een taak en een opdracht en die is om de wereld wat beter te maken. Ieder op zijn en haar eigen plek en eigen manier. Aanwezig zijn in de maatschappij en proberen die wat beter te maken. In Bijbeltaal heet dat: het koninkrijk om ons heen verspreiden. Door in praktijk te brengen in ons leven wat we horen en lezen in het Woord van God. Door hoorders en doeners van dat Woord te worden. Dat is het geheim van ons leven, dat we zaad zijn, dat we mogen ontkiemen en groeien, bloeien en vrucht dragen elke dag opnieuw. Omdat zo die nieuwe andere wereld van God dichterbij kan komen, elke dag opnieuw. Amen 6