VOEDINGSOPLOSSINGEN VOOR DETEELT VAN TOMAAT IN GESLOTEN TEELTSYSTEMEN Brochure VG 2 Prijs ƒ 20,- Brochure VG 2 wordt u toeestuurd na stortin van f 20,-- op ironummer 293110 ten name van Proefstation Naaldwijk onder vermeldin van 'Brochure VG 2 Tomaat'.
VOORWOORD Sinds 1 november 1996 is als onderdeel van de Wet Verontreiniin Oppervlaktewater (WVO) het lozinenbesluit in werkin etreden. Als evol daarvan zijn vele lastuinbouwbedrijven vanaf die datum verplicht het drainwater her te ebruiken. Aanezien de samenstellin van de voedinsoplossin bij recirculatie anders is dan bij vrije drainae heeft het PBG daarom een nieuwe serie uitebracht. De nieuwste inzichten vanuit het onderzoek zijn daarin verwerkt. De boekjes zijn bedoeld voor tuinders die de voedinsoplossin recirculeren, laboratoria en voorlichters. J.A. Kipp Hoofd sectie Plantenvoedin en Substraten
INHOUD Paina 1. INLEIDING 4 2. KWALITEIT GIETWATER 5 2.1 Alemeen 5 2.2 Natrium en chloride 5 2.3 Hoofdelementen, bicarbonaat enschemanummer 5 2.4 Spoorelementen 6 3. BEMONSTEREN SUBSTRAAT 6 4. STREEFWAARDEN IN HET WORTELMILIEU 7 5. STANDAARDVOEDINGSOPLOSSING 7 6. AANPASSINGEN AAN HET TEELTSTADIUM 8 7. AANPASSINGEN CHLORIDE 10 8. AANPASSINGEN VAN DE ph 11 9. NEERSLAGEN 11 10. CONCENTRATIE IJZERCHELAATMESTSTOFFEN 11 11. ZINKDOSERING 12 12. VLOEIBARE MESTSTOFFEN 12 SCHEMA'S 14-21
1. INLEIDING In deze brochure vindt u de samenstellin van de voedinsoplossinen voor esloten teeltsystemen, streefwaarden in het substraat, iets over de ewenste kwaliteit van het te ebruiken ietwater en aanwijzinen voor het maken van de econcentreerde mestoplossinen. Verder worden omrekeninen eeven voor de aanpassinen van de A/B-bak samenstellin op basis van het teeltstadium. Achterin deze brochure staan een aantal schema's voor de samenstellin van de A/B-bak bij het ebruik van vaste meststoffen. Per waterkwaliteit is het schema voor het natmaken van het substraat en voor de standaard samenstellin eeven. De A/B-bak samenstellinen met vloeibare meststoffen worden in dit boekje niet openomen. Hiervoor verwijzen wij naar de computerproramma's, die de meststofleveranciers ter beschikkin stellen. Uitanspunt is, dat het substraat zelf weini of een voedinsstoffen afeeft of vastlet. Mocht dat wel het eval zijn, dan moet daarvoor ecorrieerd worden. Veen kan bijvoorbeeld bemest zijn met hoofd- en of spoorelementen. Kokos kan Ca vastleen. Verder kan de ph-reelin voor een bepaald substraat de nodie aanpassin veren. De berekenin van de samenstellin van de A- en B-bak kan op twee manieren ebeuren. Uitaande van emiddelde situaties leveren beide methoden theoretisch dezelfde resultaten op. De ene methode is ebaseerd op de samenstellin van de druppeloplossin en de drain. De druppeloplossin is de voedinsoplossin die uit de druppelaars moet komen en de drain is de oplossin die uit het substraat lekt. De ehalten in de drain moeten vastesteld zijn via een analyse. Deze laatste ehalten worden afetrokken van de ehalten van de druppeloplossin. Met de ehalten die dan overblijven, wordt de samenstellin van de A- en de B-bak berekend. Aanezien de samenstellin van de drain sterk kan variëren, kan deze methode alleen evold worden indien de drain in een buffervoorraad (tussenopsla) wordt opeslaen waarbij de hoeveelheid opeslaen drain voor minimaal een week voldoende is. In deze brochure wordt de methode evold die direct uitaat van de standaardvoedinsoplossin voor recirculatie. De samenstellin van de standaardvoedinsoplossin is ebaseerd op het emiddelde van wat het ewas aan voedin per hoeveelheid water opneemt. Wanneer niet met een A/B-bak ewerkt wordt, maar met een directe injectie unit, dan kan worden uiteaan van de standaardvoedinsoplossin voor esloten teeltsystemen. De concentraties van de elementen worden door het proramma van de unit omerekend naar een hoeveelheid te injecteren vloeibare meststof. Bij het aanmaken van een econcentreerde spoorelementoplossin
moet no wel op de volorde van het menen van de meststoffen en op de ph worden elet (zie hiervoor hoofdstuk 8). 2. KWALITEIT GIETWATER 2.1. ALGEMEEN Bij teelten in esloten systemen moet het water van oede kwaliteit zijn. Door deze eisen is in het alemeen in West-Nederland slechts reenwater of ontzout water bruikbaar. In het oosten en zuiden kunnen daarnaast ook bron-, leidin- of oppervlaktewater ebruikt worden. 2.2 NATRIUM EN CHLORIDE De Na- en Cl-concentratie in het ietwater moeten laer dan respectievelijk 0.2 en 0.4 mmol/l zijn. In het wortelmilieu kunnen de Na- en Cl-concentraties in de loop van de teelt oplopen. Dit eeft respectievelijk tot 12 en 15 mmol/l een probleem. Bij enoemde Na-en Cl-concentratie is de opname door de plant respektievelijk 1.1 en 1.5 mmol/l. De Cl-opname door het ewas is altijd hoer dan de Na-opname. Vandaar dat bij elijke Na- en Cl-concentraties in het ietwater, eerder hoe concentraties Na in het wortelmilieu voorkomen dan van Cl. 2.3 HOOFDELEMENTEN, BICARBONAAT EN SCHEMANUMMER Voor recirculatie worden hoere eisen esteld aan de waterkwaliteit dan bij een open systeem. De voorkeur heeft reenwater (schema A 0.0.0) of water met verelijkbare kwaliteit. Bij ebruik van ietwater met daarin HC0 3 moet ter compensatie zuur edoseerd worden. Als het water Ca, M of S0 4 bevat moet hiervoor ecorrieerd worden. Voor leidinwater van enkele waterleidinbedrijven worden de schema's eeven. Het aat om Duinwater (schema B 5.7.1/3.0.0), Rotterdams water (schema B 2.4.1/3.0.0), en een mensel van Duinwater en Rotterdams water (MB 5.7.1/3.0.0). In ebieden waar mensels van Duin- en Rotterdams water voorkomen, is de menverhoudin en dus de samenstellin niet constant. Voor deze situatie zijn speciale schema's openomen. Om oed met deze schema's te kunnen werken moet op het bedrijf een ph-reelin op de doseerunit aanwezi zijn. Het verschil in beide watersoorten zit namelijk in de hoeveelheid zuur en de hoeveelheid calcium die nodi is. In principe wordt een voedinsoplossin emaakt voor Duinwater. Een edeelte van het zuur wordt echter, zoals vermeld is op de schema's, niet in de
A- of B-bak edaan, maar in het vat van de zuurdoserin. Indien nu Duinwater wordt afeleverd, zal dit zuur door de doseerunit aan het water worden toeevoed. Als echter Rotterdams water wordt afeleverd, dan wordt een zuur door de doseerunit toeevoed en moet achteraf extra kalksalpeter worden toeevoed (zie schema). Bij afleverin van een mensel van beide watersoorten wordt slechts een edeelte van het zuur verbruikt. Voor het niet-verbruikte zuur moet dan een evenredi deel van het kalksalpeter worden toeevoed. Voorbeeld: op het menwaterschema staat aaneeven dat 15 I salpeterzuur in de zuurbak moet worden edaan en vervanin kalksalpeter: 100% = 10 k. Indien nu bijvoorbeeld slechts 5 I (dus 1/3 deel) van het salpeterzuur wordt verbruikt, dan is dus 2/3 van de hoeveelheid achterebleven en moet 2/3 van de hoeveelheid kalksalpeter (dus 6.7 k) extra bij de volende vullin in de A-bak worden edaan. Als water wordt ebruikt met andere HC0 3 -, Ca- en/of M- ehalten dan enoemd in de schema's moet de samenstellin van de A- en B-bak hiervoor worden berekend. Hiervoor kunt u het beste contact opnemen met uw laboratorium. 2.4 SPOORELEMENTEN Oppervlaktewater of bronwater kan spoorelementen bevatten, bijvoorbeeld B en/of Fe. Houd hiermee rekenin. Reenwater dat in contact is eweest met ealvaniseerd stalen delen bevat vaak voldoende zink, zodat een edeelte of alle zinksulfaat uit het meststoffen-recept kan worden weelaten. Let er op, dat bij overschakelin op ander water (bijvoorbeeld leidinwater), opnieuw bekeken moet worden of zinksulfaat moet worden aanepast. Dit kan ook het eval zijn indien rote hoeveelheden neersla in korte tijd zijn opevanen. 3. BEMONSTEREN SUBSTRAAT Reelmati dient de voedinstoestand in het wortelmilieu econtroleerd te worden. Daartoe moeten er monsters uit het substraat of uit het drainwater enomen worden. Het monster moet representatief zijn voor het ehele substraat. Daarom moet bij bemonsterin van het substraat een elijk aantal monsters onder als tussen de druppelaars worden enomen. Wanneer meer dan 40% van de ift wordt erecirculeerd, kan een monster uit de drain worden enomen in plaats van uit het substraat.
4. STREEFWAARDEN IN HET WORTELMILIEU De streefwaarden in het wortelmilieu staan in tabel 1. Tabel 1. Streefwaarden in het substraat en de renzen Bepalin Streefcijfer Grenzen EC, ms/cm ph 3.7 5.5 2.5 5-5.5-6 NH 4, mmol/l K Na Ca M N0 3 Cl S0 4 HCO3 P 0.1 8 <12 10 4.5 23 <15 6.8 <1 1.0 0.1 5.3 0.1 6.6 3 15 0.1 4.5 0 0.7-0.5-10.6-12.0-13.3-6 -31-15.0-9.0-1.0-1.3 Fe, //mol/l Mn Zn B Cu Mo 25 5 7 50 0.75 0.5 13 2 3.5 25 0.4 0.3-38 - 7.5-10.5-75 - 1.1-0.8 5. STANDAARDVOEDINGSOPLOSSING De standaardvoedinsoplossin is vermeld in tabel 2. Vanuit deze oplossin is het meststoffenrecept te berekenen zoals aaneeven in een aparte brochure over de berekeninswijze. Voor het eval u de voedinsoplossin uit de drainanalyse en de druppeloplossin wil berekenen, wordt ook de samenstellin van de druppeloplossin eeven (tabel 2).
Tabel 2. Standaardvoedinsoplossin voor esloten teelt en de druppeloplossin Elementen Standaardvoedinsoplossin Druppeloplossin EC, ms/cm NH 4, mmol/l K Ca M N0 3 S0 4 P Fe, /umol/l Mn Zn B Cu Mo 1.5 1.0 6.5 2.75 1.0 10.75 1.5 1.25 15 10 4 20 0.75 0.5 2.8 1.2 9.5 5.4 2.4 16.0 4.4 1.5 15 10 5 30 0.75 0.50 6. AANPASSINGEN AAN HET TEELTSTADIUM Tijdens de teelt wijzit de behoefte aan voedinselementen van het ewas voortdurend. Bij esloten systemen moet men met deze wijziinen in behoefte ernsti rekenin houden. De veranderinen in opname kunnen namelijk snel leiden tot ophopin of uitputtin van bepaalde elementen. Bij verzadien van (nieuw) substraat aan het bein van de teelt moet de voedinsoplossin een andere samenstellin hebben dan standaard. Dit is het eval voor Ca, M en S0 4. Ook de EC moet hoer zijn dan bij de standaardvoedinsoplossin. Bij ebruik van het A 0.0.0 schema kan de EC verhood worden zonder aanpassinen aan het schema. Bij schema's met een correctie voor bicarbonaat, moet echter de hoeveelheid zuur worden verlaad ten opzichte van de aaneeven hoeveelheden in de A- en B-bak samenstellin. Bij verhoen van de EC met bijvoorbeeld 50% ten opzichte van de EC van de standaardvoedinsoplossin, moet de hoeveelheid zuur worden verlaad met 50% ten opzichte van standaard.
Aanpassinen voor het teeltstadium worden eeven in tabel 3. De aanpassinen zijn eeven ten opzichte van de standaardvoedinsoplossin voor esloten systemen. Tabel 3. Aanpassinen in de voedinsoplossin afhankelijk van het teeltstadium Stadium * Aanpassinen NH 4 K mmol/l Ca M N0 3 S0 4 H 2 P0 4 B Fe //mol/l 1 2 3 s4 5 6 7-1 -3.5-1.2 + 1 + 3.5 + 1 + 1.25+1-1.5 + 0.3 +0.3-0.25-0.25-1.25-0.5-0.25-0.25 + 1-0.5 + 10 * Stadium: 1. Natmaken van nieuw substraat bij de start van de teelt 2. Startschema tot bloei eerste tros 3. Geen aanpassinen 4. Vanaf bloei eerste bloem derde tros 5. Vanaf bloei eerste bloem vijfde tros 6. Vanaf bloei eerste bloem tiende tros 7. Vanaf bloei eerste bloem twaalfde tros (een aanpassinen) Aanpassin in teeltstadium 2 betekent ten opzichte van de standaard: kalksalpeter +6.5 k/m 3 bitterzout +7.4 k/m 3 kalisulfaat - 5.2 k/m 3-6.1 k/m 3 Aanpassin in teeltstadium 4 en 6 betekent ten opzichte van de standaard: kalksalpeter -5.4 k/m 3 bitterzout -6.2 k/m 3 kalisulfaat +4.3 k/m 3 + 5.0 k/m 3
Aanpassin in teeltstadium 5 betekent: kalksalpeter -27.0 k/m 3 ammoniumnitraat +3.9 l/m 3 bitterzout -12.3 k/m 3 kalisulfaat +8.7 k/m 3 +25.3 k/m 3 3 Bij ebruik van vaste kalksalpeter is het niet moelijk om alle NH 4 uit de voedinsoplossin te verwijderen, zoals in stadium 1 wordt aaneeven. Bij ebruik van vloeibare kalksalpeter is dat wel moelijk. AANPASSINGEN CHLORIDE Bij ebruik van chloride-arm water is het voor tomaat nutti wat chloride toe te voeen aan de voedinsoplissin. Het advies hiervoor is 0.5 mmol Cl per liter. In de standaard-voedinsoplossin wordt dan 0.5 mmol N0 3 per liter minder toeediend. Tabel 4 eeft de aanpassinen in de A- en B-bak afhankelijk van de Cl-meststof. Tabel 4. Aanpassinen in de A- en B-bak bij toepassin van een KCl of CaCI 2 meststof per m 3 econcentreerde oplossin. toedienin Chloride-meststof Meststofaanpassin extra minder KCl vast 47.6% Cl KCl 3.4 k. 4.5 k KCl vi 9.5% Cl CaClj vi 23.8% Cl KCl CaCI 2 ammoniumnitraat kalksalpeter 16.5 k (14.21) - 6.7 k (4.91) 0.7 k (0.61) -. 4.5 k - - 4.8 k * de eevens hebben betrekkin op de vaste meststoffen kalk- en CaCI 2 wordt toeediend in de A-bak. KCl kan zowel in de A- als de B-bak. Bij toedienin van chloride (als voedinselement) wordt het streefcijfer 9.0 mmol chloride per liter. Het streefcijfer van nitraat wordt dan verlaad van 23.0 naar 17.0 mmol per liter. 10
7. AANPASSINGEN VAN DEpH Als de ph in het wortelmilieu te hoo of te laa wordt, kan dit in de eerste plaats worden bijesteld door de ph van de toeediende voedinsoplossin aan te passen tussen de waarden 5.0 en 6.2. Indien dit niet het ewenste effect eeft kan de ph verlaad worden door in de voedinsoplossin de hoeveelheid ammoniumnitraat met 25-50% te verhoen. Bij te lae ph-waarden kan een edeelte of alle ammoniumnitraat uit de oplossin worden weelaten. Het effect van deze aanpassin is echter pas na 7-10 daen merkbaar. 8. NEERSLAGEN Bij ph laer dan 3 slaat Fe-EDDHA neer en Fe-DTPA bij ph laer dan 1. Daarom moet in de mestbak met Fe-chelaat niet te veel zuur worden edaan. Meet daarom altijd de ph van de bak waarin het Fe-chelaat zit. Het aanmaken van econcentreerde spoorelementenoplossinen voor directe injectie units vraat speciale aandacht. Los eerst de borax op, verlaa vervolens de ph met zuur tot circa 4. Daarna kunnen de andere meststoffen worden toeediend. Bij het oplossen van borax stijt de ph. Wanneer in deze oplossin de ph niet bijesteld zou worden slaat manaanhydroxide neer. Mochten er andere mensels voor spoorelementen worden emaakt en er ontstaan neerslaen, dan is het aan te bevelen om de ph te verlaen tot bijvoorbeeld 3 of iets laer om te kijken of de meststoffen weer oplossen. Houd dan wel de oplosbaarheid van het Fe-chelaat in de aten (zie hiervoor). 9. CONCENTRATIE UZERCHELAATMESTSTOFFEN In de recepten worden alléén de hoeveelheden ijzerchelaat eeven met een Feehalte van 6% of 3%. Er bestaan ook Fe-meststoffen met een ander Feehalte. Daarmee moet rekenin ehouden worden op de volende manier. Men kan uitaan van het recept voor 3%. Stel dat de Fe-meststof, die men ebruikt een Fe-ehalte heeft van 7%, dan moet de hoeveelheid uit het recept vermenivuldid worden met de factor 3/7. Voor ieder willekeuri ehalte kan men zo de meststofhoeveelheid uitrekenen. 11
10. ZINKDOSERING Reenwater bevat vaak voldoende Zn. Dit moet wel econtroleerd worden. Bij ebruik van mensels van reenwater en leidinwater (zonder Zn) kan het Znehalte worden berekend aan de relatieve hoeveelheden van de twee watersoorten, die in het mensel voorkomen. Zolan het Zn-ehalte van het mensel boven de 4 //mol/l blijft, is Zn-doserin niet nodi. In de berekeninen is uiteaan van zinksulfaat met 23% Zn. Er is ook zinksulfaat met 24% en 36% Zn. Als deze laatste twee ebruikt worden dan moeten de hoeveelheden worden vermenivuldid met een factor 23/24 of 23/36. 11. VLOEIBARE MESTSTOFFEN Voor vloeibare meststoffen worden door de leveranciers proramma's ter beschikkin esteld. Het is daarmee moelijk om de ewenste A/B-bak samenstellin te berekenen. De proramma's zijn te verkrijen bij: Hydro Ari (Substrafeed) tel. 010-4607484 en fax 010-4607419 Epenhuysen Chemie (Biofeed) tel. 078-6127022 en fax 078-6191830 Van Iperen tel. 0186-578888 en fax 0186-571972 Kemira (Fertiro) tel. 010-2952638 en fax 010-4721622 12
TOMAAT VOLDRUPPELEN Schema nr : A 0.0.0. Reenwater zuur (H 3 0) minder 0.0 mmol/l 0.00 mmol/l Ca 0.00 mmol/l M EC voedinsoplossin : 1.5 ms/cm Oplossin A* kalksalpeter ijzerchelaat DTPA 6% of ijzerchelaat DTPA 3% 86.4 k 1400. 2800. Oplossin B* monokalifosfaat kalisulfaat bitterzout manaansulfaat zinksulfaat 23% borax kopersulfaat natriummolybdaat 4.5 k 10.2 k 15.7 k 49.3 k 170. 115. 285. 19. 12. 14 Hoeveelheden per m 3 100 maal econcentreerd.
TOMAAT STANDAARD Schema nr : A 0.0.0. Reenwater zuur (H 3 0) : 0.0 mmol/l minder : 0.00 mmol/l Ca : 0.00 mmol/l M EC voedinsoplossin : 1.5 ms/cm EC druppeloplossin : 2.8 ms/cm Oplossin A* kalksalpeter ammoniumnitraat (vlb) ijzerchelaat DTPA 6% of ijzerchelaat DTPA 3% 59.4 5.6 8.4 1400. 2800. k I k Oplossin B* monokalifosfaat kalisulfaat bitterzout manaansulfaat zinksulfaat 23% borax kopersulfaat natriummolybdaat 34.5 17.0 8.7 24.6 170. 115. 190. 19. 12. k k k k Hoeveelheden per m 3 100 maal econcentreerd. 15
TOMAAT VOLDRUPPELEN Schema nr : B 5.7.1./3.0.0 Duinwater zuur (H 3 0) minder 2.5 mmol/l 1.75 mmol/l Ca 0.25 mmol/l M 0.75 mmol/l S0 4 0.00 mmol/l N0 3 0.00 mmol/l K ECvoedinsoplossin : 1.5 ms/cm of Oplossin A* kalksalpeter ijzerchelaat DTPA 6% ijzerchelaat DTPA 3% 48.6 18.2 6.8 1400. 2800. k k I Oplossin B* monokalifosfaat kalisulfaat bitterzout manaansulfaat zinksulfaat 23% borax kopersulfaat natriummolybdaat 26.9 10.2 3.9 43.1 170. 115. 285. 19. 12. I k k k 16 Hoeveelheden per m 3 100 maal econcentreerd.
TOMAAT STANDAARD Schema nr: B 5.7.1./3.0.0 Duinwater zuur (H 3 0) minder 2.5 mmol/l 1.75 mmol/l Ca 0.25 mmol/l M 0.75 mmol/l S0 4 0.00 mmol/l N0 3 0.00 mmol/l K EC voedinsoplossin EC druppeloplossin 1.5 ms/cm 2.8 ms/cm Oplossin A* kalksalpeter ammoniumnitraat (vlb) ijzerchelaat DTPA 6% of ijzerchelaat DTPA 3% 21.6 10.0 34.7 6.8 1400. 2800. k I k l Oplossin B* monokalifosfaat bitterzout manaansulfaat zinksulfaat 23% borax kopersulfaat natriummolybdaat 26.9 18.3 17.0 18.5 170. 115. 190. 19. 12. i k k k * Hoeveelheden per m 3 100 maal econcentreerd.
TOMAAT VOLDRUPPELEN Schema nr : B 2.4.1./3.O.O. Rotterdams water zuur (H 3 0) minder 1.0 mmol/l 1.00 mmol/l Ca 0.25 mmol/l M 0.75 mmol/l S0 4 0.00 mmol/l N0 3 0.00 mmol/l K EC voedinsoplossin : 1.5 ms/cm Oplossin A* kalksalpeter ijzerchelaat DTPA 6% of ijzerchelaat DTPA 3% 64.8 6.8 1400. 2800. k I 9 S Oplossin B* monokalifosfaat kalisulfaat bitterzout manaansulfaat zinksulfaat 23% borax kopersulfaat natriummolybdaat 6.8 16.7 10.2 5.2 43.1 170. 115. 285. 19. 12. I k k k k 18 Hoeveelheden per m 3 100 maal econcentreerd.
TOMAAT STANDAARD Schema nr : B 2.4.1./3.O.O. tterdams water zuur (H 3 0) minder 1.0 mmol/l 1.00 mmol/l Ca 0.25 mmol/l M 0.75 mmol/l S0 4 0.00 mmol/l N0 3 0.00 mmol/l K EC voedinsoplossin : 1.5 ms/cm EC druppeloplossin : 2.8 ms/cm of Oplossin A* kalksalpeter ammoniumnitraat (vlb) ijzerchelaat DTPA 6% ijzerchelaat DTPA 3% 37.8 8.1 15.3 6.8 1400. 2800. k I k i a a Oplossin B* monokalifosfaat bitterzout manaansulfaat zinksulfaat 23% borax kopersulfaat natriummolybdaat 6.8 37.7 17.0 18.5 170. 115. 190. 19. 12. i k k k Hoeveelheden per m 3 100 maal econcentreerd. 19
TOMAAT VOLDRUPPELEN Schema nr : MB 5.7.1./3.O.O. Mensel Duin- en Rotterdams water zuur (H 3 0) minder 2.5 mmol/l 1.75 mmol/l Ca 0.25 mmol/l M 0.75 mmol/l S0 4 0.00 mmol/l N0 3 0.00 mmol/l K ECvoedinsoplossin :1.5mS/cm of Oplossin A* kalksalpeter ijzerchelaat DTPA 6% ijzerchelaat DTPA 3% 48.6 k 8.4 k 6.8 I 1400. 2800. Oplossin B* monokalifosfaat kalisulfaat bitterzout manaansulfaat zinksulfaat 23% borax kopersulfaat natriummolybdaat Zuurbak Salpeterzuur 38% Vervanin kalksalpeter* 100? '0 = 15 k 6.8 I 9.8 k 10.2 k 3.9 k 43.1 k 170. 115. 285. 19. 12. 20.2 I 20 Hoeveelheden per m 3 100 maal econcentreerd.
TOMAAT STANDAARD Schema nr: MB 5.7.1.13.0.0. nsel Duin-en Rotterdams water zuur (H 3 0) minder 2.5 mmol/l 1.75 mmol/l Ca 0.25 mmol/l M 0.75 mmol/l S0 4 0.00 mmol/l N0 3 0.00 mmol/l K ECvoedinsoplossin : 1.5 ms/cm ECdruppeloplossin : 2.8 ms/cm of Oplossin A* kalksalpeter ammoniumnitraat (vlb) ijzerchelaat DTPA 6% ijzerchelaat DTPA 3% 21.6 10.0 22.2 6.8 1400. 2800. k 1 k 1 Oplossin B* monokalifosfaat bitterzout manaansulfaat zinksulfaat 23% borax kopersulfaat natriummolybdaat 6.8 30.8 17.0 18.5 170. 115. 190. 19. 12. i k k k Zuurbak Salpeterzuur 38% 20.2 i Vervanin kalksalpeter* 1009 'o = 15 k Hoeveelheden per m 3 100 maal econcentreerd. 21