Studentenarbeid Kenniscentrum, Attentia sociaal secretariaat. Mei

Vergelijkbare documenten
Studentenarbeid Kenniscentrum, Attentia sociaal secretariaat. Februari

Brochure studentenarbeid Attentia Legal Partners.

Brochure STUDENTENARBEID ATTENTIA

Studentenarbeid: waarmee moet u rekening houden?

JURIDISCHE ACTUA Studentenarbeid 2017 INHOUD. Het sluiten van een studentenovereenkomst. Fiscale aspecten van studentenarbeid

Tot en met mocht men geen studentenovereenkomst sluiten met studenten die sinds 6 maanden werkten bij dezelfde werkgever.

expertise binnen handbereik Studentenarbeid 1. Begrip student 2. Leeftijd/leerplicht 3. Studentenovereenkomst

DE TEWERKSTELLING VAN STUDENTEN (2015)

WIE IS STUDENT? SOCIALE ZEKERHEIDSBIJDRAGEN VOOR STUDENTEN

Studentenarbeid 2015

WIE IS STUDENT? SOCIALE ZEKERHEIDSBIJDRAGEN VOOR STUDENTEN WORK

25-dagen regeling voor occasioneel werk

1. Wie komt in aanmerking als student?

Inhoudstafel. Inleiding 1

Studentenarbeid. Weerslag op de belastingtoestand van de student en die van zijn ouders - Inkomstenjaren 2010 en

Beste student(e) Wij wensen je alvast een toffe job toe!

Studenten combineren voor tal van redenen hun studies met een job.

OVEREENKOMST VOOR TEWERKSTELLING VAN STUDENTEN

Studentenarbeid. Weerslag op de belastingtoestand van de student en die van zijn ouders - Inkomstenjaren 2013 en

Studentenarbeid. Weerslag op de belastingtoestand van de student en die van zijn ouders - Inkomstenjaren 2011 en

1. Wie komt in aanmerking als student?

Arbeidsovereenkomst - Student

JOBSTUDENTEN - INKOMSTEN 2014

JOBSTUDENTEN - INKOMSTEN 2017

JOBSTUDENTEN - INKOMSTEN 2013

Overeenkomst voor de tewerkstelling van studenten

Overeenkomst voor de tewerkstelling van studenten

expertise binnen handbereik Ouderschapsverlof Opname Voorwaarde in hoofde van het kind Anciënniteit

Extra s. Arbeiders en bedienden van de hotelnijverheid (Horeca) paritair comité 302. Rechtsbronnen. Het begrip extra

expertise binnen handbereik Ouderschapsverlof Opname Voorwaarde in hoofde van het kind Anciënniteit Juridische dienst

Omzendbrief KB/BZ/2017/3

Start People - Info voor werkgevers: Studentenarbeid & Jobstudenten

Wie kan werken als jobstudent? Wat moet er in een studentencontract staan?

Studentenarbeid: nieuwigheden vanaf 1 januari 2012

ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR STUDENTEN

Weerslag van de studentenarbeid op de belastingtoestand van de student en die van zijn ouders. (inkomsten van het jaar 2005)

BIJLAGE. Nieuwe regeling opzeggingstermijnen voor werknemers vanaf 2014

Start People - Regels voor studentenarbeid

Start People - Info voor werkgevers: Studentenarbeid & Jobstudenten

Vokawijzer 18 januari Studentenarbeid anno 2012: De nieuwe spelregels

Huidige regels gelegenheidsarbeid horeca

Is de jongere gestopt met studeren? Vul het formulier in a.u.b, onderteken het en stuur het dadelijk terug.

Assistent is jobstudent

ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR STUDENTEN

Wie kan werken als jobstudent? Wat moet er in een studentencontract staan?

Halftijds brugpensioen

ARBEIDSOVEREENKOMST - DIENSTENCHEQUES

Jobstudent bij de stad

Instelling. Onderwerp. Datum

Out Sim. Handleiding te lezen voor gebruik

De overeenkomst kan tijdens het schooljaar en in de vakantieperiode worden gesloten.

Omzendbrief nr 14. Studenten (a) de studenten die aan de voltijdse leerplicht hebben voldaan (15 of 16 jaar) en die een

Studenten. arbeid. ACLVB Jongeren

Ouderschapsverlof Rev Juridische dienst

Nieuwe ontslagregels 2012

Arbeidsovereenkomst voor voltijdse werknemers tewerkgesteld in de ambassades en diplomatieke missies

Jobstudent bij de stad

WERK GEVONDEN WAAROP LETTEN?

info Praktische Gids voor Studenten Humanly Possible We make it

Studenten. arbeid. ACLVB Jongeren

HET STUDENTENCONTINGENT: 475 UREN TEWERKSTELLING AAN SOLIDARITEITSBIJDRAGEN

1. Fiscaal aantrekkelijke overschrijdingen

Wie mag jobstudent zijn? De inhoud van het contract. Wat kan er niet? Kunnen niet met een arbeidsovereenkomst voor studenten tewerkgesteld worden:

ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ARBEIDER - DEELTIJDS

Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap Integratiecentra

VAKANTIEJOBS. en bijverdiensten voor studenten

2. Beslissing om het stelsel toe te passen

STUDENTENARBEID IN DE BOUWSECTOR

Naam werkgever: Nummer dossier bij Sociaal Secretariaat: Nummer werknemer (facultatief): Afdeling:

Informatie over studentenwerk : alles over je rechten

Choose life, choose work, choose AGO! STUDEREN & WERKEN IN 2018 Jouw complete gids

ARBEIDSOVEREENKOMST - ARBEIDER BEPAALDE DUUR DEELTIJDS

Studentenbrochure. welkom. straight to the job. SYNERGIE interim

TECHNISCHE FICHE: FLEXI-JOBS. 1 januari 2018

Wie kan werken als jobstudent? Wat moet er in een studentencontract staan?

Naam werkgever: Nummer dossier bij Sociaal Secretariaat: Nummer werknemer (facultatief): Afdeling:

3 maanden 6 maanden 9 maanden 12 maanden 15 maanden 18 maanden 21 maanden 24 maanden 27 maanden

3 maanden 6 maanden 9 maanden 12 maanden 15 maanden 18 maanden 21 maanden 24 maanden 27 maanden

ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR BEPAALDE DUUR (ARBEIDER / BEDIENDE )

Flexi-jobs Samenvatting reglementering vanaf 2018

1. Samenvattende tabel nieuwe overeenkomsten en overgangsmaatregelen

uitgave december 2007

Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap

Nota. bericht van. uw kenmerk. Bijlage(n) ons kenmerkk. Mevrouw, gov.be

rijksdienst voor sociale zekerheid Openbare instellingen van Sociale Zekerheid

contact telefoon fax dossiernummer

Omzendbrief KB/BZ/2017/3

BROCHURE STUDENTEN. INFOBROCHURE 2017 Alles wat je moet weten voor je aan de slag gaat als jobstudent bij Synergie Belgium.

Nota. bericht van. uw kenmerk. Bijlage(n) ons kenmerkk. Mevrouw, gov.be

Arbeidsovereenkomst voor deeltijdse werknemers tewerkgesteld in de ambassades en diplomatieke missies

PC 302 : FAQ. gelegenheidswerknemers

Bedrijfsvoorheffing. vanaf 1 januari Vrije visie, eigen stem

OPZEGTERMIJNEN VANAF 1/5/2018

Bedrijfsvoorheffing. vanaf 1 januari 2019

Jaarlijkse vakantie: de spelregels

ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET RIJDEND PERSONEEL INGEZET IN DE ONDERNEMINGEN DIE ONGEREGELDE DIENSTEN UITBATEN

BESTEMMELING. K i n d e r b i j s l a g n a d e le e r p l i c h t - S t u d e n t e n

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in A1 =... B A2 =... B2...

ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR STUDENTEN BEDIENDE BELPAALDE DUUR

rijksdienst voor sociale zekerheid rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten

Transcriptie:

Studentenarbeid 2015 Kenniscentrum, Attentia sociaal secretariaat Mei 2015 info@attentia.be www.attentia.be

Inhoudstabel 1 Welke studenten kunnen een studentenovereenkomst sluiten?... 3 1.1 Begrip student... 3 1.2 Studentenarbeid en leeftijdsvoorwaarde... 3 1.3 Studentenarbeid: uitsluitingen... 3 1.4 Tewerkstelling van buitenlandse studenten... 4 1.4.1 Vrijstelling van de arbeidskaart / arbeidsvergunning... 4 1.4.2 Verplichting tot arbeidsvergunning / arbeidskaart... 4 2 Het aangaan van de studentenovereenkomst... 6 2.1 Rechtsbekwaamheid student... 6 2.2 Schriftelijke overeenkomst... 6 2.3 Inhoud van de studentenovereenkomst... 7 2.4 Proefbeding... 7 2.5 Ontvangstbewijs arbeidsreglement... 8 2.6 Studentenovereenkomst: Dimona-aangifte... 8 3 Gewaarborgd loon bij ziekte of (arbeids)ongeval... 9 3.1 Ziekte of privé-ongeval... 9 3.2 Arbeidsongevallen... 9 4 Arbeidsreglementering... 10 4.1 Werknemers jonger dan 18 jaar... 10 4.2 Bescherming van jongeren op het werk... 10 4.3 Betaalde feestdagen... 11 5 Studentenovereenkomst en personeelsadministratie... 12 6 Vergoedingen... 13 6.1 Loon... 13 6.2 Transportvergoeding... 13 7 Het beëindigen van de studentenovereenkomst... 14 8 RSZ... 15 8.1 Solidariteitsbijdragen... 15 8.2 Dimona... 15 8.3 Contingent van 50 dagen... 16 8.4 Combinatie met andere tewerkstellingen... 17 8.5 Wat wordt verstaan onder arbeidsdagen?... 18 8.6 Gevolgen van de overschrijding van het contingent... 18 8.7 De toepassing student@work - 50days... 19 8.8 Wetsvoorstel: contingent van 400 uren... 20 9 Jaarlijkse vakantie... 21 10 Kinderbijslag... 22 10.1 Tijdens het academiejaar... 22 10.2 Tijdens de zomervakantie... 22 11 Ziekte en invaliditeit... 23 12 Net afgestudeerd of studies beëindigd... 24 p. 1

13 Fiscus... 25 13.1 De student als kind ten laste... 25 13.2 Moet de student belastingen betalen?... 26 p. 2

1 Welke studenten kunnen een studentenovereenkomst sluiten? 1.1 Begrip student Een wettelijke definitie van het begrip student bestaat niet, en moet in dit kader dan ook ruim geïnterpreteerd worden. Studenten zijn personen, die hogere (niet) universitaire studies doen, alsook zij die middelbaar, artistiek of hoger technisch onderwijs volgen in het kader van dagonderwijs of personen die zich voorbereiden op proefwerken voor de Centrale Commissie. 1.2 Studentenarbeid en leeftijdsvoorwaarde Enkel de volgende studenten kunnen een studentenovereenkomst sluiten: Studenten die niet meer aan de voltijdse en deeltijdse leerplicht zijn onderworpen. Dit is m.a.w. na het einde van het schooljaar in het kalenderjaar waarin de jongere 18 jaar wordt. Minderjarige studenten van 15 jaar en ouder die onderwijs met een volledig leerplan volgen en die de eerste twee jaren secundair onderwijs achter de rug hebben, zonder dat ze geslaagd hoeven te zijn. Ze mogen op ieder tijdstip van het jaar een studentenovereenkomst sluiten. Minderjarige studenten van 15 jaar en ouder die enkel deeltijds onderwijs volgen of een deeltijdse vorming genieten en die daarnaast geen overbruggingsuitkeringen (= werkloosheidsverzekering) ontvangen. De mogelijkheid tot studentenarbeid is voor deze categorie beperkt tot de schoolvakanties. 1.3 Studentenarbeid: uitsluitingen De volgende categorieën van studenten kunnen niet rechtsgeldig een studentenovereenkomst sluiten, ook al voldoen ze aan de voorwaarden hiervoor: Studenten die deeltijds studeren en deeltijds werken met een arbeids- of stageovereenkomst hebben niet de mogelijkheid om een studentenovereenkomst te sluiten. Ook de personen die een leertijd doorlopen met een industriële leerovereenkomst of met een leerovereenkomst van de Middenstand, kunnen geen studentenovereenkomst aangaan. Studenten die sinds 12 maanden ononderbroken werken kunnen geen studentenovereenkomst sluiten: zij zijn regelmatige werknemers geworden. Als een student bv. gedurende het schooljaar werkt tijdens de weekends, dan zijn de bepalingen i.v.m. studentenarbeid enkel de eerste 12 maanden van toepassing. Nadien gelden de wettelijke voorzieningen voor gewone werknemers. Studenten die zijn ingeschreven in een avondschool of die onderwijs met beperkt leerplan volgen, hebben niet de mogelijkheid een studentenovereenkomst te sluiten. Studenten die bij wijze van stage onbezoldigde arbeid verrichten die deel uitmaakt van hun studieprogramma; kunnen geen studentenovereenkomst aangaan. We denken hierbij o.a. aan verpleegkundigen en maatschappelijke assistenten. De beperking geldt enkel voor de stage. Ze kunnen wel een studentencontract sluiten voor een tewerkstelling buiten hun studies. p. 3

1.4 Tewerkstelling van buitenlandse studenten 1 De situatie van de tewerkstelling van buitenlandse studenten die in België studeren, varieert naargelang het soort tewerkstelling. In sommige gevallen zijn ze vrijgesteld van de arbeidskaart en in andere moeten ze er een hebben. In hoofde van het bedrijf spreekt men van een arbeidsvergunning; in hoofde van de werknemer van een arbeidskaart. 1.4.1 Vrijstelling van de arbeidskaart / arbeidsvergunning Buitenlandse studenten die in België studeren en ingeschreven zijn in een onderwijsinstelling van het middelbaar of hoger onderwijs zijn vrijgesteld van een arbeidskaart in twee gevallen: Voor arbeidsprestaties tijdens de schoolvakanties op voorwaarde dat de studenten legaal in België verblijven en dat ze nog steeds zijn ingeschreven in een Belgische onderwijsinstelling om voltijds onderwijs te volgen. Studenten verblijven legaal in België wanneer ze zijn ingeschreven in de Belgische gemeente waar ze verblijven en ze van deze gemeente een Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister (BIVR), een identiteitskaart voor vreemdelingen, hebben ontvangen. Studenten die in het kader van hun studies in België verplicht stages moeten doen. In deze gevallen heeft de werknemer geen arbeidskaart nodig. De werkgever heeft geen arbeidsvergunning nodig. 1.4.2 Verplichting tot arbeidsvergunning / arbeidskaart 1.4.2.1 Arbeidskaart C Studenten die in België studeren en die tijdens het schooljaar willen werken, mogen dat doen maar moeten beschikken over een arbeidskaart C. Als de student een geldige arbeidskaart C voorlegt, kan hij/zij hiermee werken bij om het even welke werkgever. De werkgever moet geen arbeidsvergunning aanvragen. Deze kaart wordt aangevraagd door de student: bij de Dienst Economische Migratie in de provincie van zijn/haar woonplaats (Vlaams Gewest); bij de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie (Brussels Hoofdstedelijk Gewest); bij de Service main d oeuvre étrangère van de FOREM (Waals Gewest); of bij het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, departement Werkgelegenheid (Duits taalgebied in het Waals Gewest). De arbeidskaart C is direct gelinkt aan de verblijfsvergunning van de betrokkene. Zodra de verblijfsvergunning vervalt, vervalt ook de arbeidskaart C. De arbeidskaart C is dus steeds van beperkte duur, maar kan vernieuwd worden als ook de verblijfsvergunning wordt verlengd. Deze arbeidskaart C zal bovendien worden uitgereikt als deze voorwaarden zijn vervuld: De student verblijft wettig in België en is ingeschreven in een onderwijsinrichting voor het volgen van onderwijs met een volledig leerplan. De student mag niet meer dan 20 uur per week werken. De arbeidstijd mag niet samenvallen met de lesuren. 1 Bron: ISIS-Consult p. 4

1.4.2.2 Arbeidsvergunning / arbeidskaart B voor stagiairs Buitenlandse stagiairs die in het buitenland hebben gestudeerd en tussen 18 en 30 jaar oud zijn, kunnen een arbeidsvergunning B voor stagiairs verkrijgen. Deze personen komen in een Belgische onderneming een stage lopen die de voortzetting is van een voorafgaande opleiding en die werd bevestigd door het verkrijgen van een diploma of studiecertificaat. Het gaat hier bijgevolg over afgestudeerden. De stage dient aan een aantal voorwaarden te voldoen : De stage duurt maximum 12 maanden en kan niet worden hernieuwd. Deze stage moet aan een stagecontract zijn onderworpen en een opleidingsprogramma moet voorzien zijn. Het stagecontract moet zijn vertaald in de moedertaal van de stagiair of in een andere taal die de betrokkene begrijpt. Het moet over een voltijdse stage gaan. Het stagecontract dient het aantal uren van opleiding en het loonbedrag te vermelden. Het loon moet minstens het Belgisch toepasselijk wettelijk gewaarborgd minimumloon zijn. Het is dus niet mogelijk om een onbezoldigde stage aan te bieden. De autoriteiten die de arbeidsvergunning voor stagiairs afleveren vragen de diploma's of studiecertificaten op ter controle. 1.4.2.3 Procedure voor het verkrijgen van de arbeidsvergunning B De arbeidsvergunning B voor de stagiair moet worden aangevraagd door de werkgever die de buitenlandse persoon wil tewerkstellen. Als de werkgever de arbeidsvergunning B verkrijgt, wordt de arbeidskaart B automatisch uitgereikt aan de betrokken buitenlandse persoon. De werkgever doet de aanvraag bij bij de Dienst Economische Migratie in de provincie van zijn/haar woonplaats (Vlaams Gewest); bij de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie (Brussels Hoofdstedelijk Gewest); bij de Service main d oeuvre étrangère van de FOREM (Waals Gewest); of bij het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, departement Werkgelegenheid (Duits taalgebied in het Waals Gewest). Alle documenten die moeten worden ingevuld, moeten worden ondertekend door de werkgever of zijn lasthebber. Deze handtekening moet worden gelegaliseerd in de gemeente waar deze persoon is ingeschreven in het bevolkingsregister. Zodra deze handtekening is gelegaliseerd, hoeft dit niet meer te worden gedaan voor een volgende aanvraag. Studenten die in België studeren, moeten geen geneeskundig attest hebben in tegenstelling tot buitenlandse stagiairs. Dat attest is voorgedrukt en moet in het buitenland worden ingevuld door een door het Belgisch consulaat of bij de Belgische ambassade erkende arts in het land waar de stagiair woont. Soms moet dit attest worden vertaald, in dat geval door een beëdigd vertaler in één van de talen van het gewest in België dat bevoegd is om deze arbeidsvergunning af te leveren. p. 5

2 Het aangaan van de studentenovereenkomst 2.1 Rechtsbekwaamheid student Om geldig een arbeidsovereenkomst te kunnen sluiten, moeten de partijen juridisch bekwaam zijn. De student die 18 jaar of ouder is, is rechtsbekwaam om zelf een studentenovereenkomst te sluiten en te beëindigen en om zelf als eiser of als verweerder op te treden in geschillen hierover. De student die jonger is dan 18 jaar, is ook rechtsbekwaam om een arbeidsovereenkomst te sluiten of te beëindigen mits de uitdrukkelijke of stilzwijgende machtiging van vader, moeder of voogd. Bij ontstentenis van die machtiging kan de minderjarige toestemming vragen aan de jeugdrechtbank. 2.2 Schriftelijke overeenkomst De studentenovereenkomst moet voor elke student individueel en uiterlijk op het moment van indiensttreding schriftelijk worden vastgesteld. De overeenkomst moet alle verplichte vermeldingen bevatten die in Inhoud van de studentenovereenkomst opgesomd worden. Een schriftelijke overeenkomst is van groot belang. Bij gebrek aan een geldige, geschreven overeenkomst of wanneer één of meer van de verplichte vermeldingen ontbreken, kan de student de overeenkomst beëindigen zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding m.a.w. kan de student de overeenkomst onmiddellijk stopzetten. Daarbij gelden voor de werkgever dezelfde voorwaarden als voor de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur. Indien er geen geldig geschrift is, of indien in het geschrift de vermeldingen van de beginen einddatum van de uitvoering van de studentenovereenkomst, de aanvang en het einde van de gewone arbeidsdag, het tijdstip en de duur van de rusttijden, de dagen van regelmatige onderbreking van de arbeid (of verwijzing naar het arbeidsreglement) ontbreken, dan heeft dit als belangrijkste gevolg dat ook de beëindigingmodaliteiten betreffende arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur dienen gerespecteerd te worden. Deze sanctie is niet toepasselijk wanneer de werkgever kan bewijzen dat het ontbreken van de vermelding van het werkrooster (of van de verwijzing naar het arbeidsreglement) de student geen enkele schade berokkent. De werkgever loopt dus het risico een verbrekingsvergoeding te moeten betalen zoals die geldt ten aanzien van arbeiders/bedienden in een gewone arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Hierover bestaat echter geen eensgezindheid: sommigen beweren immers dat de werkgever enkel de verbrekingsvergoeding zoals bij een studentenovereenkomst zou moeten betalen. p. 6

2.3 Inhoud van de studentenovereenkomst De studentenovereenkomst moet de volgende vermeldingen bevatten: 1. De identiteit, de geboortedatum, het domicilie en eventueel de verblijfplaats van de partijen. 2. De begin- en einddatum van de uitvoering van de studentenovereenkomst. 3. De plaats van de uitvoering van de studentenovereenkomst. 4. Een beknopte beschrijving van de uit te oefenen functie of functies. 5. De arbeidsduur per dag en per week. 6. De toepasselijkheid van de Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers. 7. Het overeengekomen loon en, zo dit niet vooraf kan worden vastgesteld, de wijze en de basis van berekening van het loon. Eventuele voordelen in natura (logies, maaltijden,.) moeten eveneens vermeld worden. 8. Het tijdstip van de betaling van het loon. 9. De plaats waar de student zal worden gehuisvest als de werkgever zich tot huisvesting heeft verbonden. 10. Het bevoegd Paritair Comité. 11. De aanvang en het einde van de gewone arbeidsdag, het tijdstip en de duur van de rusttijden, de dagen van regelmatige onderbreking van de arbeid. 12. De plaats waar en de manier waarop de persoon te bereiken is, die overeenkomstig het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming is aangewezen om de eerste hulp te verlenen. 13. De plaats waar de bij hetzelfde reglement vereiste verbandkist zich bevindt. 14. In voorkomend geval, de namen en contactmogelijkheden van de werknemersvertegenwoordigers in de ondernemingsraad. 15. In voorkomend geval, de namen en de contactmogelijkheden van de werknemersvertegenwoordigers in het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk van de werkplaatsen van de onderneming. 16. In voorkomend geval, de namen en contactmogelijkheden van de leden van de vakbondsafvaardiging. 17. Het adres en het telefoonnummer van de Interne of Externe Dienst voor Preventie. 18. Het adres en het telefoonnummer van de Inspectie van de Sociale Wetten van het district waarin de student wordt tewerkgesteld. Wanneer de in de nummers 13 tot 18 bedoelde vermeldingen voorkomen in het arbeidsreglement, volstaat het in de studentenovereenkomst uitdrukkelijk daarnaar te verwijzen. 2.4 Proefbeding Voor studentenovereenkomsten gesloten vanaf 1 januari 2014 worden de eerste 3 werkdagen als student automatisch als proefperiode beschouwd. Dit houdt in dat tijdens deze proefperiode elk van beide partijen de overeenkomst kan beëindigen zonder opzegging of vergoeding. p. 7

2.5 Ontvangstbewijs arbeidsreglement De student dient bij de ondertekening van de studentenovereenkomst een correct afschrift van het arbeidsreglement te ontvangen en hierna een ontvangstbewijs te ondertekenen. 2.6 Studentenovereenkomst: Dimona-aangifte De werkgever is vrijgesteld van de verplichting om een kopie van de studentenovereenkomst te versturen naar de Inspectie Sociale Wetten op voorwaarde dat de werkgever voor deze werknemers een Dimonaaangifte opstelt. De verplichting om een schriftelijke overeenkomst op te maken en er een kopie van bij te houden op de werkplaats blijft evenwel bestaan. De Dimona moet: Worden opgesteld op basis van een ondertekende studentenovereenkomst. De Dimona mag niet worden uitgevoerd als er geen overeenkomst werd afgesloten. De volledige periode van de overeenkomst omvatten, opgesplitst per kwartaal, met uitzondering van de kwartalen waarin geen enkele dag zal worden gepresteerd. Voor ieder kwartaal van tewerkstelling het aantal geplande dagen vermelden. Een Dimona-aangifte is echter niet verplicht voor studenten die werken als monitor of animator voor socioculturele of sportieve activiteiten gedurende een periode van maximum 25 arbeidsdagen per jaar. p. 8

3 Gewaarborgd loon bij ziekte of (arbeids)ongeval De werkgever moet aan de student bij ziekte of (arbeids)ongeval gewaarborgd loon betalen, zoals deze door de Wet betreffende de Arbeidsovereenkomsten is voorzien voor arbeiders/bedienden. 3.1 Ziekte of privé-ongeval Bij ziekte moet de student onmiddellijk zijn arbeidsongeschiktheid melden bij zijn werkgever. Is de student minder dan een maand in dienst, dan worden de niet-gepresteerde dagen niet betaald. In praktijk is er derhalve geen loonwaarborg bij ziekte gedurende een studentenovereenkomst van slechts één maand tijdens de zomervakantie. Om gewaarborgd loon betaald door de werkgever te kunnen genieten, volstaat het om minstens één maand in dienst te zijn bij de werkgever. De student zal recht hebben op gewaarborgd loon zoals de gewone werknemers. Wanneer de student als arbeider tewerkgesteld is, moet de arbeidersregeling worden toegepast. Wanneer de student als bediende tewerkgesteld is, moet de bedienderegeling worden toegepast. 3.2 Arbeidsongevallen Hier geldt geen anciënniteitsvoorwaarde. Indien de student hierom vraagt, moet de werkgever bij (beroeps)ziekte of (arbeids)ongeval van de student de door deze aangewezen persoon daarvan op de hoogte brengen; als de student een niet-ontvoogde minderjarige is, moet de werkgever de persoon verwittigen die de student gewoonlijk onder zijn hoede heeft. Bij arbeidsongeschiktheid door (beroeps)ziekte of (arbeids)ongeval kan de werkgever de overeenkomst beëindigen als deze ongeschiktheid langer dan 7 kalenderdagen duurt; hij moet dan een uitkering betalen die gelijk is aan het loon dat ofwel met de opzeggingstermijn ofwel met het nog te lopen deel van deze termijn overeenkomt. p. 9

4 Arbeidsreglementering 4.1 Werknemers jonger dan 18 jaar Voor werknemers jonger dan 18 jaar, zijn een aantal beschermende maatregelen voorzien. Deze zijn terug te vinden in de artikelen 30 tot en met 38bis van de Arbeidswet. 2 De belangrijkste daarvan zijn: Niet meer dan vier en half uur ononderbroken arbeidsprestaties leveren. Niet langer dan 8 uur per dag en 40 uur per week werken. Niet op zon- en feestdagen werken, noch overuren verrichten tenzij in een aantal welomschreven gevallen (voorgekomen of dreigend ongeval, onvoorziene noodzakelijkheid, dringende arbeid aan machine of materieel). Bijkomende rustdag onmiddellijk volgend op of voorafgaand aan de zondag. Principieel verbod tot nachtarbeid (tussen 20u en 6u). Versoepelingen hierop bestaan o.a. voor ploegenarbeid. Voor jeugdige werknemers van meer dan 16 jaar worden de tijdsgrenzen voor nachtarbeid vastgesteld op 22u en 6u of op 23u en 7u wanneer zij: o Werken verrichten die wegens hun aard niet morgen worden onderbroken of uitgesteld o Ploegenarbeid verrichten. Bij KB kunnen voor bepaalde activiteiten of in bepaalde bedrijven nog andere tijdsgrenzen vastgelegd worden. Jeugdige werknemers mogen evenwel nooit tewerkgesteld worden tussen middernacht en vier uur. De tijd tussen het beëindigen en de hervatting van de arbeid moet ten minste 12 uren bedragen. Inhaalrust voor arbeid op zondag of op een bijkomende rustdag moet minimaal 36 opeenvolgende uren bedragen. 4.2 Bescherming van jongeren op het werk Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de bepalingen van het KB van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van jongeren op het werk, gewijzigd door de KB s van 28 augustus 2002, 3 mei 2003 en 28 mei 2003, 21 september 2004 en 23 oktober 2006. Het besluit is eveneens van toepassing op studentenwerknemers. In de risico-analyse dient specifieke aandacht te worden besteed aan de bijkomende risico s omwille van het gebrek aan ervaring en het niet voltooid zijn van de ontwikkeling. De volgende werkzaamheden worden in elk geval verboden: Bepaalde werken met blootstelling aan fysische, biologische en chemische agentia. Werkzaamheden met een risico op een ernstige brand of zware ontploffingen. Het besturen van hefwerktuigen en het geleiden van de bestuurders ervan met signalen. Het oprichten en afbreken van stellingen. Het werken met bepaalde gevaarlijke machines. Het werken aan hoogspanningsinstallaties. Arbeid met een door machines bepaald werktempo en met prestatiebeloning. Het bedienen van gemotoriseerde transportwerktuigen. 2 Art. 30 tot 38bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971, BS 30 maart 1971. p. 10

Een uitzondering hierop zijn de studentenwerknemers ouder dan 18 jaar wanneer voldaan is aan volgende voorwaarden: Hun studierichting stemt overeen met de werkzaamheden; Voor de tewerkstelling vraagt de werkgever het advies van het Comité PBW en de preventiediensten; Het is verboden te rijden met gemotoriseerde transportwerktuigen zoals bv. vorkheftrucks (voor bepaalde niet stapelende gemotoriseerde transportwerktuigen geldt er wel een uitzondering). Daarnaast vallen studentenwerknemers eveneens onder het medisch toezicht dat uitgevoerd wordt door de arbeidsgeneesheer. Aanvullend aan het klassieke gezondheidstoezicht (bv. risicoposten), is dit ook van toepassing op studentenwerknemers jonger dan 21 jaar voor de allereerste tewerkstelling. 4.3 Betaalde feestdagen De wetgeving inzake de betaalde feestdagen is van toepassing op studenten. De student heeft recht op de betaalde feestdagen die vallen tijdens de duurtijd van de overeenkomst. We denken hierbij aan 21 juli (Nationale Feestdag) en 15 augustus (O-L-V-Hemelvaart) of aan de vervangende feestdagen. Er is m.a.w. geen anciënniteitsvoorwaarde voorzien waaraan de student zou moeten voldoen om recht te hebben op betaalde afwezigheid voor feestdagen tijdens de duurtijd van het contract zelf. Wat de betaling van de feestdagen na uitdienst betreft, bepaalt het KB van 25 mei 1999 dat de werkgever het loon moet betalen: Voor één feestdag, die valt in een periode van 14 dagen na het einde van de arbeidsovereenkomst, op voorwaarde dat de werknemer zonder onderbreking die aan de werknemer is toe te schrijven, gedurende een periode van 15 dagen tot 1 maand in dienst van de onderneming is gebleven. Voor de feestdagen die vallen in een periode van 30 dagen na het einde van de arbeidsovereenkomst, op voorwaarde dat de werknemer zonder onderbreking die aan de werknemer is toe te schrijven, gedurende een periode van méér dan één maand in dienst van de onderneming is gebleven. p. 11

5 Studentenovereenkomst en personeelsadministratie Alle werkgevers zijn verplicht hun studenten aan te geven via de Dimona-aangifte. De student moet bij zijn indiensttreding een afschrift krijgen van het arbeidsreglement. Hij dient hiervoor een ontvangstbewijs te ondertekenen. Bovendien moet de werkgever de student verzekeren tegen arbeidsongevallen, ongeacht de al dan niet onderwerping aan RSZ. De student moet ook een individuele rekening krijgen. Deze moet hij ontvangen binnen de twee maanden na het einde van het kwartaal waarin de studentenovereenkomst een einde nam. Voorbeeld: studentenovereenkomst van 1 juli 2015 tot en met 31 juli 2015. Individuele rekening uiterlijk op 30 november 2015 te bezorgen. Bij het einde van de studentenovereenkomst moet de student een tewerkstellingsattest krijgen, waarop enkel de begin- en einddatum van de studentenovereenkomst en de aard van de verrichte arbeid worden vermeld. Het getuigschrift mag geen enkele andere vermelding bevatten, tenzij op uitdrukkelijk verzoek van de student. Indien de tewerkstelling van de student aan RSZ onderworpen is, moet de werkgever bij de uitdiensttreding zorgen voor het vakantieattest uit dienst (voor de student-bediende). Net zoals voor de andere werknemers moet ook voor de student een fiscale fiche 281.10 worden opgemaakt. Deze moet aan de student worden bezorgd uiterlijk tegen 1 maart van het volgende jaar. p. 12

6 Vergoedingen 6.1 Loon In de meerderheid van de sectoren voorzien collectieve arbeidsovereenkomsten specifieke bepalingen in verband met verloning van studenten en jonge werknemers: eigen barema s, modaliteiten, Als er binnen de sector geen overeenkomsten werden afgesloten, wordt het loon bepaald op basis van het gewaarborgde gemiddelde minimummaandinkomen (GGMMI). Voor een student van 21 jaar of ouder: GGMMI van toepassing sinds 1 januari 2013 Leeftijd Bedrag 21 jaar 1.501,82 21,5 jaar én 6 maanden anciënniteit 1.541,67 22 jaar én 12 maanden anciënniteit 1.559,38 Voor een student die jonger is dan 21 jaar is het loon degressief Leeftijd Bedrag 20 jaar 94% van het GGMMI 19 jaar 88% van het GGMMI 18 jaar 82% van het GGMMI 17 jaar 76% van het GGMMI 15-16 jaar 70% van het GGMMI Merk op dat deze loondegressiviteit wordt afgeschaft voor jonge werknemers die de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben. De afschaffing is geleidelijk vanaf 1 april 2013 met een volledige gelijkschakeling van de jeugdlonen vanaf 1 januari 2015 als gevolg. De afschaffing van de degressiviteit is echter niet van toepassing op jongeren verbonden met een studentenovereenkomst. Studenten van 18, 19 en 20 jaar zullen dus een lager loon hebben dan leeftijdsgenoten met een gewone arbeidsovereenkomst. Voor jongeren jonger dan 17 jaar wordt de degressiviteit wel behouden bij een tewerkstelling via een gewone arbeidsovereenkomst en zal er dus geen loonverschil zijn tussen een student en deze jongere. 6.2 Transportvergoeding Naast het recht op loon, heeft de student ook recht op de transportvergoeding voor de afstand van huis naar het werk en omgekeerd. Voorwaarde is natuurlijk dat de student - naargelang zijn bediende- of arbeidersstatuut - voldoet aan de concrete toepassingsmodaliteiten van de toepasselijke cao, die de transportvergoeding voorziet. p. 13

7 Het beëindigen van de studentenovereenkomst Eén van de verplichte vermeldingen van de studentenovereenkomst is de einddatum van de tewerkstelling. De studentenovereenkomst wordt afgesloten voor een bepaalde duur, waardoor de overeenkomst van rechtswege een einde neemt op de voorziene en vastgestelde einddatum. De studentenovereenkomst kan evenwel ook worden beëindigd vóór de normale einddatum. Dit kan op één van de volgende wijzen: in onderling akkoord: liefst schriftelijk vastgesteld; tijdens de proefperiode: zowel werkgever als werknemer kunnen de overeenkomst beëindigen zonder opzegging of vergoeding; door betekening van een opzeggingstermijn (na de proefperiode) o indien de duur van de overeenkomst ten hoogste 1 maand bedraagt: de werkgever moet een opzeggingstermijn van 3 kalenderdagen in acht nemen; de student een termijn van 1 kalenderdag; o indien de overeenkomst langer duurt dan 1 maand: de werkgever moet een opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen in acht nemen; de student een termijn van 3 kalenderdagen. Eventuele uitzonderingen zijn mogelijk op vlak van het Paritair Comité. De opzegging moet schriftelijk gebeuren en de opzeggingstermijn neemt steeds een aanvang de maandag na de kennisgeving. Indien de werkgever opzegt, dan moet de betekening met een per post aangetekende brief of met een deurwaardersexploot gebeuren. Houd er rekening mee dat bij betekening met een per post aangetekende brief de kennisgeving er pas is de derde werkdag (zaterdag = werkdag) na de datum van verzending. De aangetekende brief moet dus ten laatste op woensdag (indien er geen feestdagen vallen tussen woensdag en zaterdag) worden verstuurd. Wanneer de student opzegt, kan dit ook gebeuren door overhandiging van een geschrift, waarvan de werkgever het dubbel tekent voor ontvangst. Als er geen schriftelijke overeenkomst werd opgemaakt, kan de student de overeenkomst onmiddellijk zonder opzegging en zonder vergoeding beëindigen. De werkgever moet in een dergelijke situatie eventueel de gewone opzeggingstermijn naleven ofwel een gelijkwaardige verbrekingsvergoeding betalen. Bij arbeidsongeschiktheid door (beroeps)ziekte of (arbeids)ongeval kan de werkgever de overeenkomst beëindigen als deze ongeschiktheid langer dan 7 kalenderdagen duurt. Hij moet dan een uitkering betalen die gelijk is aan het loon dat ofwel met de opzeggingstermijn ofwel met het nog te lopen gedeelte van deze termijn overeenkomt. p. 14

8 RSZ 8.1 Solidariteitsbijdragen Studenten zijn onderworpen aan een beperkte solidariteitsbijdrage (= 8,13%) indien volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld: De student wordt tewerkgesteld met een schriftelijke studentenovereenkomst zoals bedoeld bij Titel VII van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. De student wordt niet meer dan 50 arbeidsdagen (= het contingent), vrij te spreiden over het volledige kalenderjaar, tewerkgesteld. De tewerkstelling gebeurt buiten de periodes van verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstelling. Onder periodes van verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstelling wordt verstaan de momenten waarop de student geacht wordt de lessen of de activiteiten te volgen aan de onderwijsinstelling waaraan hij verbonden is. Wanneer aan alle bovenvermelde voorwaarden is voldaan, is de tewerkstelling niet onderworpen aan het normale stelsel van sociale zekerheid voor loontrekkende werknemers maar enkel aan een solidariteitsbijdrage van 8,13%: waarvan 2,71% ten laste van de student, en 5,42% ten laste van de werkgever. 8.2 Dimona De Dimona moet: Worden opgesteld op basis van een ondertekende studentenovereenkomst. De Dimona mag niet worden uitgevoerd als er geen overeenkomst werd afgesloten. De volledige periode van de overeenkomst omvatten, opgesplitst per kwartaal, met uitzondering van de kwartalen waarin geen enkele dag zal worden gepresteerd. Voor ieder kwartaal van tewerkstelling het aantal geplande dagen vermelden. Een Dimona-aangifte is echter niet verplicht voor studenten die werken als monitor of animator voor socioculturele of sportieve activiteiten gedurende een periode van maximum 25 arbeidsdagen per jaar. Voorbeeld Een student zal van 7 februari 2015 tot 31 mei 2015 iedere zaterdag werken bij werkgever A. Nadat de studentenovereenkomst werd ondertekend dient werkgever A zijn Dimona s in: de aangifte voor het 1 e kwartaal heeft als begindatum 7 februari 2015 en als einddatum 31 maart 2015, aantal geplande dagen is 8. De begindatum van de aangifte voor het 2 e kwartaal is 1 april 2015, de einddatum 31 mei 2015 en het aantal geplande dagen is 9. p. 15

8.3 Contingent van 50 dagen De arbeidsdagen worden geteld per kalenderjaar. Dit houdt in dat de teller bij het begin van ieder nieuw kalenderjaar op 50 (=contingent) resterende dagen wordt gezet. Op basis van de in Dimona aangegeven dagen wordt het aantal resterende dagen aangepast. De solidariteitsbijdrage is enkel van toepassing op de eerste 50 arbeidsdagen die in Dimona worden aangegeven. Als het contingent wordt overschreden, kan de solidariteitsbijdrage niet meer worden toegepast vanaf dag 51. Vanaf dan is de student onderworpen aan de normale SZ-bijdragen. Het is het tijdstip waarop de Dimona wordt uitgevoerd dat bepalend is voor de berekening van het contingent en niet de datum van tewerkstelling zelf. Wanneer een student, tewerkgesteld met een studentenovereenkomst, vanaf dag 51 wordt onderworpen aan de normale SZ-bijdragen, heeft dit geen invloed op de arbeidsovereenkomst die werd afgesloten. De student blijft met andere woorden tewerkgesteld met een studentenovereenkomst. De werkgever mag het aantal geplande dagen van tewerkstelling wijzigen tot de laatste dag van de maand die volgt op het betrokken aangiftekwartaal. Het studentencontingent zal dan automatisch aangepast worden. Indien het aantal dagen in Dimona nog wordt gewijzigd nadat de kwartaalgegevens (= DmfA) van hetzelfde aangiftekwartaal werden ontvangen, zal dit echter geen invloed meer hebben op het studentencontingent. Uitzondering: de Dimona voor de kwartalen waarin de student geen prestaties heeft of niet betaald wordt (let op: de niet gepresteerde dagen ziekte & feestdagen die betaald worden, moeten aangegeven worden) moet geannuleerd worden en niet gewijzigd. Enkel de kwartalen waarin er minstens 1 prestatiedag of bezoldigde dag overblijft, moeten in Dimona worden opgenomen. Ondanks de mogelijkheid tot wijzigen, is het ten sterkste aanbevolen om bij de Dimona het aantal geplande dagen zo exact mogelijk op te nemen en het aantal dagen enkel te wijzigen bij onvoorziene omstandigheden, want: als een werkgever A te weinig dagen plant, dan is het niet uitgesloten dat een andere werkgever B dezelfde student in Dimona aangeeft en zo het aantal resterende dagen van het studentencontingent opgebruikt vooraleer werkgever A zijn wijzigingen heeft overgemaakt; werkgever A zal in voorkomend geval de solidariteitsbijdrage niet meer kunnen toepassen op de dagen die hij heeft opgenomen in de wijziging; als een werkgever A te veel dagen plant, dan worden de student en werkgever B benadeeld aangezien zij de solidariteitsbijdragen niet meer kunnen toepassen voor de dagen die werkgever A te veel heeft aangegeven. Het studentencontingent wordt ook aangepast op basis van de DmfA-gegevens. Dit kan echter pas van zodra de kwartaalgegevens die overeenstemmen met het laatste kalenderkwartaal waarvoor de werkgever dagen heeft aangegeven in Dimona beschikbaar zijn (als een student een overeenkomst heeft voor de eerste 3 kwartalen van het jaar, dan kan de aanpassing op basis van DmfA pas worden uitgevoerd wanneer de DmfA van het derde kwartaal werd ingediend). Om bovenstaande negatieve effecten te vermijden is het dus aangewezen om het aantal geplande dagen indien nodig zo snel mogelijk te wijzigen in Dimona, en niet te wachten op de aanpassingen op basis van DmfA. p. 16

8.4 Combinatie met andere tewerkstellingen De socio-culturele sector en sportmanifestaties: het studentencontingent van 50 dagen mag gecumuleerd worden met een tewerkstelling van 25 dagen in de socio-culturele sector, op voorwaarde dat het gaat om duidelijk onderscheiden tewerkstellingen. De dagen van tewerkstelling in de socio-culturele sector worden niet in mindering gebracht van het studentencontingent. Daarom is het wenselijk om deze dagen van tewerkstelling in de socio-culturele sector niet aan te geven in Dimona. Indien deze tewerkstelling toch wordt aangegeven, volstaat het om de RSZ hiervan op de hoogte te brengen, zodat het aantal geplande dagen van deze tewerkstelling niet zou meegeteld worden bij het berekenen van het studentencontingent. Gelegenheidswerknemer in de land- en tuinbouw: maximaal 150 dagen (eerst 50 dagen als student, vervolgens 65 dagen als gelegenheidsarbeider in de land- en tuinbouw en eventueel nog 35 dagen als gelegenheidsarbeider in de witloofteelt of de champignonteelt). De dagen onder solidariteitsbijdrage hebben geen invloed op het contingent gelegenheidsarbeid, maar de voordelen verbonden aan de twee statuten mogen niet gecombineerd worden. Voor de eerste 50 gewerkte dagen als student (in de land- of tuinbouw of in een andere sector) wordt de solidariteitsbijdrage berekend op het reële loon en niet op het forfait gelegenheidsarbeid land- en tuinbouw. De student kan vervolgens als gelegenheidsarbeider in de land- en tuinbouw werken voor maximaal 65 dagen, eventueel met 35 bijkomende dagen in de witloofteelt, met de gewone bijdragepercentages berekend op het respectievelijke dagforfait land- of tuinbouw. Voor de eerste 50 dagen moet in Dimona als type werknemer 'STU' gebruikt worden en vanaf de 51ste dag 'EXT'. Gelegenheidswerknemer in horeca: maximaal 100 dagen (eerst 50 dagen als student, vervolgens 50 dagen als gelegenheidswerknemer horeca) maar de voordelen verbonden aan de twee statuten mogen niet gecombineerd worden. Voor de eerste 50 gewerkte dagen als student - in de horeca of in een andere sector - wordt de solidariteitsbijdrage berekend op het reële loon of op het dagforfait met fooien betaalden (enkel handarbeiders), niet op het forfait horeca gelegenheidsarbeid. De student kan vervolgens als gelegenheidswerknemer in de horeca werken voor maximaal 50 dagen met de gewone bijdragepercentages berekend op het forfait van 7,50 euro/uur - 45,00 euro/dag. Voor de eerste 50 dagen moet in Dimona als type werknemer 'STU' gebruikt worden en vanaf de 51ste dag 'EXT'. p. 17

8.5 Wat wordt verstaan onder arbeidsdagen? Met arbeidsdag wordt bedoeld, elke dag die door de werkgever wordt betaald en binnen het kader van de studentenovereenkomst valt. 3 Volgende dagen moeten als arbeidsdagen in aanmerking worden genomen: de dagen of uren normale werkelijke arbeid de dagen of uren waarop geen arbeid wordt verricht maar waarvoor de werknemer zijn recht op loon behoudt en waarop SZ-bijdragen worden ingehouden (bv. wettelijke feestdagen, vervangingsfeestdagen, dagen klein verlet,...) de dagen inhaalrust, andere dan inhaalrust in de bouwsector de dagen en uren wettelijke vakantie voor de handarbeiders; die dagen worden in aanmerking genomen ten belope van het aantal dagen van gewone activiteit. Elke dag waarop arbeidsprestaties worden geleverd, wordt in aanmerking genomen als een arbeidsdag ongeacht de dagelijkse duur van de prestaties (bv. 3 uur of 5 uur of 7,6 uur). Als de student op dezelfde dag tewerkgesteld wordt bij twee of meerdere werkgevers, zal deze dag zo veel keer worden verrekend als er aparte tewerkstellingen zijn met als resultaat dat elke tewerkstelling overeenstemt met een dag die zal worden afgetrokken van het contingent van 50 arbeidsdagen. Dat is echter niet het geval als kan worden aangetoond dat de prestaties bij verschillende werkgevers hebben plaatsgevonden in de loop van dezelfde dag. Er dient enkel rekening te worden gehouden met de arbeidsdagen die vallen binnen de periode van tewerkstelling als student. De door de werkgever betaalde feestdagen of inhaalrustdagen die vallen binnen de duur van de tewerkstelling als student tellen mee (bv. 15 augustus voor een studentenovereenkomst die loopt van 1 tot en met 31 augustus). Indien de werkgever verplicht is feestdagen te betalen die na het einde van de overeenkomst vallen (bv. 15 augustus voor een studentenovereenkomst die loopt van 13 juli tot en met 7 augustus) komen deze betaalde feestdagen echter niet in aanmerking om uit te maken of het contingent al dan niet werd bereikt. De voorwaarde omtrent de duur van de tewerkstelling wordt gebaseerd op een maximum aantal arbeidsdagen. Dit betekent dat enkel rekening wordt gehouden met de dagen die beantwoorden aan het begrip arbeidsdag ongeacht de begin- en einddatum van de studentenovereenkomst. 8.6 Gevolgen van de overschrijding van het contingent Het KB van 28 juli 2011 regelt de gevolgen van overschrijding van het toegelaten aantal arbeidsdagen (= contingent). Of bij de overschrijding van het contingent voor alle gewerkte dagen de normale SZ-bijdragen moeten betaald worden, hangt af van het feit of de overschrijding van het contingent gebeurt bij eenzelfde of bij verschillende werkgevers. Als het contingent wordt overschreden door tewerkstelling bij één werkgever, en de werkgever geeft op zijn DmfA de student met meer dan 50 dagen solidariteitsbijdrage aan, dan zijn de gewone bijdragen 3 Artikel 24, 1 van het KB van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot hierziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, BS 5 december 1969 p. 18

verschuldigd vanaf dag 1 (=regularisatie van de eerste 50 dagen). Het contingent komt niet opnieuw vrij aangezien de regularisatie een sanctie is voor de overschrijding. Als de werkgever daarentegen de DmfA correct invult, met andere woorden als hij de dagen die de 50 overschrijden, aangeeft met gewone bijdragen, en enkel de dagen die vallen binnen het studentencontingent aangeeft met solidariteitsbijdragen, zijn de gewone bijdragen slechts verschuldigd vanaf dag 51, en niet voor de volledige periode van tewerkstelling (= geen regularisatie van de eerste 50 dagen). Voorbeeld Een student werkt in het 1 ste kwartaal (15 arbeidsdagen), 2 e kwartaal (15 arbeidsdagen) en 3 e kwartaal (22 arbeidsdagen) bij eenzelfde werkgever en overschrijdt dus het contingent met 2 arbeidsdagen. In DmfA van het 3 e kwartaal geeft de werkgever de 22 arbeidsdagen door onder solidariteitsbijdragen. Als sanctie zal er een regularisatie volgen van de eerste 50 arbeidsdagen en ook voor de laatste 2 arbeidsdagen zal de werkgever normale SZ-bijdragen betalen. Voorbeeld Een student werkt in het 1 ste kwartaal (15 arbeidsdagen), 2 e kwartaal (15 arbeidsdagen) en 3 e kwartaal (22 arbeidsdagen) bij eenzelfde werkgever en overschrijdt dus het contingent met 2 arbeidsdagen. In DmfA van het 3 e kwartaal geeft de werkgever 20 arbeidsdagen door onder solidariteitsbijdragen en 2 arbeidsdagen onder normale SZ-bijdragen. Er gaat geen regularisatie volgen van de eerste 50 arbeidsdagen en voor de laatste 2 arbeidsdagen gaat de werkgever normale SZ-bijdragen betalen. Als het contingent wordt overschreden door tewerkstelling bij (minimum) 2 werkgevers, dan zijn de normale SZ-bijdragen verschuldigd vanaf dag 51. Voorbeeld Een student werkt in het 1 ste kwartaal (15 arbeidsdagen) en 2 e kwartaal (15 arbeidsdagen) bij werkgever A (=solidariteitsbijdragen). Het 3 e kwartaal worden 22 arbeidsdagen gepresteerd bij werkgever B. Werkgever B stuurt in DmfA de 22 arbeidsdagen door onder solidariteitsbijdragen. Vanaf dag 21 zal werkgever B normale SZ-bijdragen betalen. 8.7 De toepassing student@work - 50days De student kan het aantal resterende dagen (= het aantal dagen waarop hij kan werken met solidariteitsbijdragen) consulteren via de webapplicatie Student@work - 50 days beschikbaar op de website www.studentatwork.be. De student kan er ook een attest met het aantal resterende dagen aanmaken. Dit attest bevat een toegangscode waarmee de werkgever het studentencontingent zelf kan raadplegen via de portaalsite van de sociale zekerheid www.socialsecurity.be. Deze toegangscode blijft geldig in de maand waarin het attest werd aangemaakt en de 2 daaropvolgende maanden. p. 19

8.8 Wetsvoorstel: contingent van 400 uren In januari 2015 werd er binnen de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsvoorstel 4 ingediend tot wijziging van de regelgeving betreffende de studentenarbeid. Het krediet van studentenarbeid van 50 dagen zou berekend worden in uren om zo meer soepelheid te bieden aan de studenten en hun werkgevers. Het contingent zou dan 400 uren bedragen in plaats van 50 dagen. De voornaamste reden hiervoor is dat het huidige kader er niet genoeg op voorzien is om studenten te stimuleren een job aan te nemen voor enkele uren. Het dagensysteem komt niet tegemoet aan de vraag van zowel werkgevers als studenten naar meer flexibiliteit. Immers, wanneer een student bijvoorbeeld drie uur werkt op een dag, wordt dit als een volle dag beschouwd door de RSZ, wat een oneerlijke behandeling is vergeleken met studenten die bijvoorbeeld zeven uur per dag werken. Bij de omzetting van het contingent dagen in contingent uren voorziet het voorstel ook in een afwijking voor de gevallen waarin de maximale arbeidsduur meer dan acht uren per dag kan bedragen. Het contingent van 400 uren blijft de basis maar indien de maximale arbeidsduur hoger ligt dan acht uren per dag, dan zou het contigent geen 400 uren bedragen maar wel de maximale arbeidsduur vermenigvuldigd met 50. In de horecasector bijvoorbeeld kunnen de arbeidsprestaties verhoogd worden tot elf uren per dag, wat impliceert dat onder de voorgestelde regeling een jobstudent werkzaam in de horeca in principe 550 (of 50 x 11) arbeidsuren per jaar zou kunnen presteren. Deze regeling is echter nog niet in werking getreden en is dus nog niet van toepassing op de tewerkstelling van studenten. 4 http://www.dekamer.be/flwb/pdf/54/0853/54k0853001.pdf. p. 20

9 Jaarlijkse vakantie Bij de uitdiensttreding van een bediende, die aan RSZ onderworpen is, moet vakantiegeld uit dienst worden betaald. Dit is evenzo bij de uitdiensttreding van een student met een bediendestatuut, die aan RSZ onderhevig is. In dat geval wordt ook een vakantieattest uit dienst meegegeven. Indien de tewerkstelling als student-bediende niet is onderworpen aan RSZ, moet geen vakantiegeld uit dienst worden betaald en moet geen vakantieattest worden opgemaakt. Ook de student-arbeider die niet is onderworpen aan RSZ, zal geen vakantiegeld via de vakantiekas ontvangen. p. 21

10 Kinderbijslag 10.1 Tijdens het academiejaar Tijdens het academiejaar (d.w.z. het eerste, het tweede en het vierde kwartaal) geldt de 240-uurgrens: men krijgt kinderbijslag voor een heel kwartaal, op voorwaarde dat de student in dat kwartaal niet meer dan 240 uur heeft gewerkt. Is de norm in een kwartaal overschreden, dan gaat de kinderbijslag voor de drie maanden van dat kwartaal verloren. 10.2 Tijdens de zomervakantie Tijdens de zomervakantie (d.w.z. juli, augustus en september) tussen twee academiejaren mag de student onbeperkt werken. Als de jongere niet verder studeert na de zomervakantie, dan geldt eveneens de 240- uurgrens. Werkt hij/zij meer dan 240 uur, dan heeft hij geen recht meer op kinderbijslag als student. Het aantal gewerkte uren wordt gecontroleerd via de DmfA-aangifte, ingediend door de werkgever. Let wel: is de student reeds ingeschreven als werkzoekende dan gelden nog andere toepassingsmodaliteiten. p. 22

11 Ziekte en invaliditeit De meeste studenten zijn verzekerd als persoon ten laste via de ouders. Dit blijft ook zo tijdens de tewerkstelling als student. Dit betekent dat ze hun recht op terugbetaling van de gezondheidszorgen blijven behouden. Ze hebben evenwel geen recht op mutualiteitsuitkeringen omdat: de tewerkstelling als student niet onderworpen is aan sociale zekerheid; bij RSZ-onderwerping voor de mutualiteitsuitkeringen een wachtperiode is ingebouwd van 6 maanden. p. 23

12 Net afgestudeerd of studies beëindigd Na het beëindigen van de studies kan de student nog een arbeidsovereenkomst afsluiten tijdens de vakantieperiode onmiddellijk volgend op het einde van de studies. Als de student in juni een diploma behaalt, aanvaardt de RSZ dat de student nog tot 30 september van dat jaar werkt tegen verminderde sociale bijdragen. Dit geldt echter alleen als het gaat om een tewerkstelling die sociaal gezien de kenmerken van studentenwerk heeft. Er wordt dus zeker niet aanvaard dat men voor iemand de solidariteitsbijdrage toepast, wanneer het in feite gaat om een verdoken proefperiode van een gewone arbeidsovereenkomst. Als de student na afloop van de studentenjob onmiddellijk bij dezelfde werkgever als gewone werknemer aan de slag gaat, moet de aard van de de gewone job duidelijk verschillen van die van de studentenjob. p. 24

13 Fiscus 13.1 De student als kind ten laste Studenten die boven een bepaald bedrag verdienen zijn fiscaal niet meer ten laste van hun ouders, waardoor deze het jaar nadien meer belastingen moeten betalen. Een kind is slechts fiscaal ten laste als het: deel uitmaakt van het gezin op 1 januari van het aanslagjaar; geen lonen ontvangt die beroepskosten zijn voor de ouders; tijdens het inkomstenjaar, niet meer dan een bepaald bedrag aan netto-bestaansmiddelen heeft genoten. Netto-bestaansmiddelen De netto-bestaansmiddelen zijn het brutoloon verminderd met de solidariteitsbijdrage (of RSZ-bijdrage) en verminderd met de beroepskosten (werkelijke kosten of forfait van 20%). De maximum netto-bestaansmiddelen (inkomstenjaar 2015) bedragen: voor een kind ten laste van gezamenlijk belaste ouders: 3.120,00 voor een kind ten laste van een alleenstaande: 4.500,00 voor een kind ten laste van een alleenstaande met zware handicap: 5.720,00 Als bestaansmiddelen worden niet aanzien 5 : Belangrijk wettelijke kinderbijslagen, kraamgelden, adoptiepremies studiebeurzen premies voor het voorhuwelijkssparen tegemoetkomingen van de Staat aan gehandicapten inkomsten verkregen door een gehandicapte persoon, die in principe recht heeft op de tegemoetkomingen aan gehandicapten zoals bepaald in de wet van 27 februari 1987, ten belope van het maximumbedrag waarop deze persoon volgens de wet recht heeft bezoldigingen aan gehandicapten in beschutte werkplaatsen achterstallige onderhoudsuitkeringen betaald ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing onderhoudsuitkeringen toegekend aan kinderen en dit ten belope van (niet-geïndexeerd) 1.800,00 per jaar (hetzij geïndexeerd 3.120,00 nettobelastbaar) studentenbezoldigingen tot een bedrag van 1.500,00 per jaar, (hetzij geïndexeerd 2.600,00 nettobelastbaar). Een eerste schijf van bezoldigingen ontvangen door studenten (zoals bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten) ten belope van een bedrag van 1.500,00 per jaar (voor 2015 geïndexeerd 2.600,00) hoeft niet in aanmerking genomen te worden om te berekenen hoeveel netto bestaansmiddelen de student ontvangen heeft. 5 http://financien.belgium.be/nl/particulieren/gezin/personen_ten_laste/nettobestaansmiddelen/ p. 25

De belastingadministratie heeft het standpunt ingenomen dat het een brutovrijstelling betreft. M.a.w. om de nettobestaansmiddelen vast te stellen, moeten de ontvangen studentenbezoldigingen eerst verminderd worden met het vrijgesteld geïndexeerd bedrag en pas nadien wordt het saldo verminderd met de beroepskosten. De belastbare bedragen (d.i. na solidariteitsbijdrage RSZ of gebeurlijk na gewone RSZ) die een jobstudent mag verdienen om toch nog fiscaal ten laste te blijven, zijn gezien voormelde vrijstelling van 2.600,00 de volgende: kind ten laste van een echtgenoot of wettelijk samenwonende: 6.500 kind ten laste van alleenstaande: 8.225 gehandicapt kind ten laste van alleenstaande: 9.750 13.2 Moet de student belastingen betalen? De werkgever is in principe verplicht om van het loon van de student bedrijfsvoorheffing in te houden volgens de wettelijk vastgestelde schalen. De werkgever dient de bedrijfsvoorheffing voor studenten echter niet in te houden indien op de bezoldigingen geen sociale zekerheid wordt ingehouden behalve de solidariteitsbijdrage. De student is in principe onderworpen aan de personenbelasting. Hij heeft echter, net als iedereen, recht op een belastingvrije som. De belastingvrije som voor het inkomstenjaar 2015 bedraagt 7.380,00 (als het belastbaar inkomen niet meer bedraagt dan 26.360,00). Als het belastbaar inkomen het bedrag van de belastingvrije som niet overschrijdt, hetgeen overeenkomt met een brutobedrag van 9.458,95 (inkomsten 2015), dan moet er geen belasting betaald worden. Bij overschrijding is het onderworpen aan de gebruikelijke progressieve belasting, wat wil zeggen dat het belastingtarief stijgt naarmate het inkomen toeneemt. In ieder geval doet de student er goed aan om een belastingsaangifte in te dienen. De student kan de aangifte snel en gemakkelijk invullen via Tax-on-web. Vult de student de aangifte liever op papier in, dan moet hij vóór 1 juni zelf een aangifteformulier aanvragen bij de belastingsdienst. p. 26