Jurisprudentie-bulletin RSJ 2007, 4. (juni 2007)

Vergelijkbare documenten
betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015

betreft: [klager] datum: 15 december 2010

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2009/2. zie ook

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2009/4. zie ook

betreft: [klager] datum: 13 februari 2017

Betreft: [klager] datum: 7 december gericht tegen een op 16 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2012 gericht tegen een op 10 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

betreft: [ ] datum: 7 januari 2013 [ ], verder te noemen klager, Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2009/5. zie ook

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2016/5

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 2 april 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2011 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 27 maart 2017

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2010/7

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2008/8. zie ook

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2010/4

3 Beroep bij de rechtbank

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2014

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2009/7

betreft: [klager] datum: 24 november 2014

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

betreft: [klager] datum: 8 april 2014

betreft: [klager] datum: 14 juli 2014

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2009/8

betreft: [klager] datum: 13 mei 2014

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

ECLI:NL:RVS:2013:1522

Jurisprudentiebulletin RSJ 2010 / 3

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht.

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2008/3. zie ook

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2006, 7

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2009/6

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

2 Bezwaar en administratief beroep

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2011/2

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

betreft: [klager] datum: 27 november 2013 de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave,

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2014/4

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2013/1

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2015/6

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

Zaaknummer : 2013/129

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:RBMNE:2016:7750

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2015/1

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

betreft: [klager] datum: 14 augustus 2015

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2012

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de staatsecretaris van Veiligheid en Justitie. Datum: 17 december 2014 Rapportnummer: 2014/216

betreft: [klager] datum: 3 december 2013 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

CBE-1142 (030)

prof. mr. F.R. Salomons (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. A. Rutten-Roos en mr. FP. Peijster.

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2018/3

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Beslissing op bezwaar

De overplaatsing van gedetineerden binnen een arrondissement

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:CRVB:2017:141

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255

ECLI:NL:RBDHA:2017:9296

Reglement Vaste Commissie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Transcriptie:

Jurisprudentie-bulletin RSJ 2007, 4 (juni 2007) 1

Inhoudsopgave jurisprudentiebulletin RSJ 2007-4 07/0139/GA 19 april 2007 Ontvankelijkheid materieel Nu voortzetting van de ISD-maatregel recentelijk door de rechter is getoetst, is er ruimte voor de toetsing van de beslissingen tot uitvoering van dit rechterlijk oordeel. Klagers trajectbegeleiding heeft stilgestaan omdat er te weinig trajectbegeleiders waren. Inrichting heeft onvoldoende inspanning betracht om zorg te dragen voor klagers extramurale fase. Beroep klager gegrond. Tegemoetkoming 50,=. blz. 4 07/1113/SGA 4 mei 2007 Geweld en vrijheidsbeperkende middelen; Plaatsing/overplaatsing EBI EBI-regime onverkort van toepassing gedurende tijdelijk blz. 4 verblijf in penitentiair ziekenhuis. Directeur niet bevoegd tot ongedaan maken van EBI-regime. Sprake van veiligheidsrisico dat bij tijdelijke plaatsing in penitentiair ziekenhuis mag worden beperkt door aanbrengen van bewegingsbeperkende middelen (boeien/boeiriem). Mede nu toepassing van voornoemde middelen inmiddels bij specifieke medische handelingen is gestopt, heeft directeur op redelijke wijze van bevoegdheid gebruik gemaakt. Afwijzing van schorsingsverzoek. 07/0667/GB 30 mei 2007 Plaatsing/overplaatsing extern ongelijk regime, gelijk beveiligingsniveau niet EBI of longstay Plaatsing in jovo-gevangenis. Gelet op zijn leeftijd en tekortkoming voor wat betreft agressie voldoet klager aan jovocriteria. Indicatiestelling is echter niet nader onderbouwd en evenmin is inhoudelijk gereageerd op rapportage van psycholoog dat er geen bezwaar bestaat tegen opheffing van jovostatus. Beroep gegrond vanwege motiveringsgebrek, opdracht tot nieuwe beslissing. blz. 5 07/0522/GB 30 mei 2007 Plaatsing/overplaatsing extern gelijk regime gelijk beveiligingsniveau niet EBI of longstay Plaatsing in een jovo-h.v.b. Klager voldoet aan de blz. 6 formele criteria. Motivering van beslissing van selectiefunctionaris echter onvoldoende, nu niet blijkt dat aandacht is besteed aan de vraag of klager gelet op de combinatie van leeftijd, gezinssituatie en leefwijze gebaat is bij jovo-plaatsing. Beroep gegrond, bij nieuwe beslissing dient advies van gedragsdeskundige te worden betrokken. 07/0374/GB 10 mei 2007 Penitentiair programma Gelet op informatie omtrent liquidatiedreiging ten aanzien van klager kon de Minister de veiligheid van klager bij deelname aan het p.p. onvoldoende waarborgen. Hoewel door het GRIP geen oordeel gegeven kon worden over de betrouwbaarheid van de informatie, moet deze toch serieus genomen worden, temeer nu klager heeft verklaard eerder éénmaal slachtoffer te zijn geweest van een liquidatiepoging. Beëindiging p.p. niet onredelijk of onbillijk. Beroep klager ongegrond. blz. 7 07/0442/GB 10 mei 2007 Penitentiair programma; ontvankelijkheid formeel Nu niet vast staat wanneer klaagster van de blz. 7 selectiebeslissing kennis heeft kunnen nemen, moet het bezwaarschrift als tijdig ingediend worden beschouwd. Het beroep is daarom gegrond. Gelet op de datering van de uitnodiging voor deelname aan het gesprek bij het PTC Rijnmond, was het voor klaagster praktisch onmogelijk om daar gehoor aan te geven. Gelet daarop is de conclusie dat klaagster zich toen aan haar detentie heeft onttrokken onjuist. De selectiebeslissing is daarom genomen op gronden die deze niet kunnen dragen. Die beslissing wordt vernietigd en aan de selectiefunctionaris wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. 2

07/1108/GV 9 mei 2007 Verlof strafonderbreking Klagers vrouw zal in Zuid-Afrika door middel van een keizersnee bevallen. Geen sprake van bijzondere omstandigheid als bedoeld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting waardoor klager een te verlenen strafonderbreking in het buitenland kan doorbrengen. Beroep klager ongegrond. blz. 8 07/0819/GV 17 april 2007 Verlof algemeen Positieve advies van de inrichting weegt in dit geval zwaarder dan het negatieve advies van het OM. Politie heeft geen bezwaar tegen verlof en inrichting is reeds bezig met voorbereiden voorstel klager in een penitentiair programma te plaatsen. Beroep gegrond en opdracht nieuwe beslissing. blz. 9 06/2617/TA 24 mei 2007 Bezoek Vereiste zorgvuldigheid brengt mee dat de inrichting moet navragen of klager daadwerkelijk heeft bedoeld zijn al aangevraagde bezoek te annuleren. Beroep gegrond en beklag alsnog gegrond. Tegemoetkoming 5,=. blz. 9 06/3249/TA 24 mei 2007 Ontvankelijkheid materieel; bewegingsvrijheid afzondering en separatie; Mededelingsplicht Gelet op memorie van toelichting bij art 53 en 54 Bvt ook geen afzonderlijk beklag mogelijk tegen vermeende schending schriftelijke mededelingsplicht. Klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag. blz. 10 07/0278/TA 23 mei 2007 Persoonlijke verblijfsruimte Klagers stelling dat in de hobbyruimte die hem als verblijfsruimte is aangewezen onvoldoende/geen frisse lucht werd aangevoerd, is door het hoofd van de inrichting onvoldoende betwist. Beroep van klager gegrond. Tegemoetkoming 50,=. blz. 11 06/2962/TBtussenbeslissing 23 mei 2007 Plaatsing/overplaatsing longstay Eerdere beslissing tot plaatsing in longstayvoorziening Veldzicht is vernietigd, waarna opnieuw dezelfde beslissing is genomen o.g.v. huidig standpunt Hoeve Boschoord dat klagers IQ te hoog is. Eerdere argumenten voor plaatsing in Hoeve Boschoord (zoals hersendisfunctioneel functioneren en emotionele labiliteit) zijn klaarblijkelijk niet meer van belang. Uitleg van gewijzigde standpunt ontbreekt. Beroepscommissie is onvoldoende voorgelicht, schorst behandeling van de zaak en bepaalt dat gesprek zal plaatsvinden tussen Hoeve Boschoord, vertegenwoordiger(s) Minister, klager en zijn raadsman. blz. 11 05/2859/TB en 07/210/TBtussenbeslissing 18 april 2007 06/3083/TB 18 april 2007 06/3299/TR 23 mei 2007 Plaatsing/overplaatsing longstay Plaatsing/overplaatsing eerste plaatsing Tbs; Hoorplicht Verlof proefverlof; Ontvankelijkheid materieel Second opinion andere kliniek ondanks opdracht beroepscommissie aan MvJ tot onderzoek in PBC. Los van onderzoek en inhoud advies van kliniek heeft klager nog steeds rechtspositioneel belang bij onderzoek in PBC juist gezien zijn leeftijd en pathologie, met name zijn extreme achterdocht. Aanhouding beroep voor onderzoek PBC over meest aangewezen setting voor tenuitvoerlegging tbs. blz. 12 Opnieuw plaatsingsbeslissing de Rooyse Wissel. Klager blz. 13 niet gehoord. Groot belang klager bij behandeling in en resocialisatie vanuit Hoeve Boschoord, gezien gemaximeerde tbs klager en woonplaats ouders. Beroep formeel en materieel gegrond, vernietiging beslissing, opdracht nieuwe beslissing, tegemoetkoming 250,= per maand ten onrechte verblijf in de Rooyse Wissel en 50,= voor formeel verzuim. Beslissing van de Minister tot beëindiging van klagers blz. 14 onbegeleide werkverlof is geen beperking van een wettelijk recht. Uit het thans vigerende verlofkader volgt dat aan tbs-gestelden die in een longstayvoorziening zijn geplaatst geen onbegeleid verlof wordt toegestaan. Klager niet-ontvankelijk in het beroep. 3

06/2338/TR 20 april 2007 Plaatsing/overplaatsing Fokkens; Ontvankelijkheid materieel; Ministeriele machtiging; Verlof proefverlof Na overdracht tenuitvoerlegging gevangenisstraf Nederlandse Antillen is klager vanuit p.i. in tbs-kliniek geplaatst. Beslissing terugplaatsing naar gevangeniswezen Nederlandse Antillen is beslissing beëindiging plaatsing in tbs-kliniek en in strijd met wet wegens ontbreken van o.m. advies van tbs-kliniek daartoe; is ook niet te verwachten. Grond aan beslissing intrekking machtiging begeleid verlof vervallen. Klager ontvankelijk en beroepen gegrond. Tegemoetkoming 600,=. blz. 15 06/2462/TR 18 april 2007 Plaatsing/overplaatsing Fokkens; Plaatsing/overplaatsing wachttermijn Bepalen wachtlijstdatum op v.i.-datum op gronden van capaciteitstekort, verlofbeleid MvJ in geval van combinatievonnis c.q. gevolgen van dat beleid is in strijd met wet. Hof heeft geen advies over aanvang tbs gegeven en derhalve rekening gehouden met aanvangsdatum volgens wet. Beroep gegrond, vernietiging beslissing, opdracht nieuwe beslissing, geen tegemoetkoming. blz. 16 4

07/0139/GA 19 april 2007 Vegter, mr. P.C. Kamp, mr. M.J.C. van Boone, mr. M. Schinkel, mr. M. (secr.) Beklagcommissie beklagcommissie p.i. Rijnmond, locatie huis van bewaring (h.v.b.)/isd Rotterdam Ontvankelijkheid materieel Pbw art. 60 Nu voortzetting van de ISD-maatregel recentelijk door de rechter is getoetst, is er ruimte voor de toetsing van de beslissingen tot uitvoering van dit rechterlijk oordeel. Klagers trajectbegeleiding heeft stilgestaan omdat er te weinig trajectbegeleiders waren. Inrichting heeft onvoldoende inspanning betracht om zorg te dragen voor klagers extramurale fase. Beroep klager gegrond. Tegemoetkoming 50,=. Een beklag over de voortvarendheid van de behandeling in een inrichting voor stelselmatige daders betreft geen beslissing als bedoeld in artikel 60 Pbw (zie RSJ 22 januari 2007, nr. 06/1887/GA). De Rechtbank Rotterdam heeft op 14 juli 2006 beslist dat er geen reden is om de maatregel te beëindigen, dat het wenselijk is dat klager trainingen volgt en dat hij de extramurale fase doorloopt. Anders dan in bovenvermelde beslissing van de beroepscommissie is daarmee de noodzaak van de voortzetting van de maatregel door de strafrechter getoetst. Daarnaast is er ruimte voor de toetsing van de beslissingen tot uitvoering van dit rechterlijk oordeel in beklag- en beroep. De beroepscommissie stelt vast dat klager de door de rechtbank genoemde trainingen niet heeft kunnen volgen en ook dat hij de extramurale fase niet heeft kunnen doorlopen. Uit het rapport van klagers trajectbegeleidster blijkt dat klagers trajectbegeleiding heeft stilgestaan omdat er onvoldoende trajectbegeleiders waren. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichting zich onvoldoende inspanningen heeft betracht om zorg te dragen voor klagers extramurale fase. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op 50,=. 07/1113/SGA 4 mei 2007 Waarden, mr. A. van Jousma, mr. S. (secr.) Geweld en vrijheidsbeperkende middelen; Plaatsing/overplaatsing EBI Pbw art 66, 42; Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden art. 19, 26, 32; Huisregels EBI 6.8. EBI-regime onverkort van toepassing gedurende tijdelijk verblijf in penitentiair ziekenhuis. Directeur niet bevoegd tot ongedaan maken van EBIregime. Sprake van veiligheidsrisico dat bij tijdelijke plaatsing in penitentiair ziekenhuis mag worden beperkt door aanbrengen van bewegingsbeperkende middelen (boeien/boeiriem). Mede nu toepassing van voornoemde middelen inmiddels bij specifieke medische handelingen is gestopt, heeft directeur op redelijke wijze van bevoegdheid gebruik gemaakt. Afwijzing van schorsingsverzoek. 5

De voorzitter merkt vooreerst op dat de beslissingen van de directeur waarvan schorsing wordt verzocht naar de letter een weigering inhouden om in de door verzoeker gewenste zin te beslissen maar dat zij worden aangemerkt als impliciete beslissingen tot het doen voortduren van de door verzoeker als ongewenst ervaren situatie. Ten aanzien van de beslissing onder a. Verzoeker is op grond van artikel 26 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geplaatst in de EBI. Verzoeker is, blijkens de inlichtingen van de directeur, in het penitentiair ziekenhuis geplaatst op grond van artikel 19 aanhef en onder a, van de Regeling. In dat geval, zo bepaalt artikel 32, derde lid, van de Regeling, blijft de gedetineerde administratief ingeschreven in de inrichting van herkomst. Uit het vorenstaande volgt dat het regime de gedetineerde volgt en dat het EBIregime derhalve onverkort van toepassing blijft op verzoeker. Namens verzoeker is de directeur gesommeerd om het EBI-regime ongedaan te maken voor de duur welke de artsen noodzakelijk achten. Tot het ongedaan maken van het EBI-regime is de directeur niet bevoegd. Het verzoek zal dan ook op dit onderdeel worden afgewezen. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de door verzoeker in de sommatie gestelde noodzaak niet is onderbouwd met enig bescheid van de behandelend artsen. De door verzoeker meegezonden stukken kunnen niet als zodanig gelden. Ten aanzien van de beslissing onder b. Namens verzoeker is de directeur gesommeerd tot het (tijdelijk) beëindigen van het handboeienregime. Op grond van artikel 35 van de Penitentiaire beginselenwet juncto de huisregels van de EBI onder 6.8 is de directeur bevoegd vrijheidsbeperkende middelen jegens verzoeker aan te wenden onder meer voorzover dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en ter voorkoming van het zich door de gedetineerde onttrekken aan het op hem uitgeoefende toezicht. De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Nu verzoeker na selectie is geplaatst in de EBI staat daarmee vast dat ten aanzien van verzoeker is geoordeeld dat sprake is van een beheers- en/of veiligheidsrisico, welk risico bij de tijdelijke plaatsing van verzoeker in het penitentiair ziekenhuis naar het voorlopig oordeel van de voorzitter middels toepassing van de in artikel 35 van de Penitentiaire beginselenwet juncto de huisregels van de EBI onder 6.8 aan de directeur gegeven bevoegdheid mag worden beperkt. Mede nu uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de bewegingsbeperkende middelen (boeien/boeiriem) bij specifieke nader genoemde medische handelingen niet langer zullen worden aangebracht, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet gezegd worden dat de directeur niet op een redelijke wijze van de voormelde bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Het verzoek zal daarom ook op dit onderdeel worden afgewezen. 07/0667/GB 30 mei 2007 Balkema, mr. J.P. Fleers, dr. G.J. Meijeringh, mr. J.R. Carsten, D.C. (secr.) Plaatsing/overplaatsing extern ongelijk regime, gelijk beveiligingsniveau niet EBI of longstay Pbw art. 17; Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden art. 16 Plaatsing in jovo-gevangenis. Gelet op zijn leeftijd en tekortkoming voor wat betreft agressie voldoet klager aan jovocriteria. Indicatiestelling is echter niet nader onderbouwd en evenmin is inhoudelijk gereageerd op rapportage van psycholoog dat er geen bezwaar bestaat tegen opheffing van jovostatus. Beroep gegrond vanwege motiveringsgebrek, opdracht tot nieuwe beslissing. 6

4.1. De jovo-gevangenis Zutphen is een gevangenis voor psychologisch onvolwassenen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. 4.2. Volgens artikel 16 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden in inrichtingen of afdelingen voor de bijzondere opvang van psychologisch onvolwassenen onder meer gedetineerden geplaatst die ouder zijn dan 17 jaar en die zich door hun gedrag kenmerken als psychologisch onvolwassen. Uit het handboek voor de bijzondere opvang van psychologisch onvolwassen mannen binnen het gevangeniswezen (Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen, augustus 2001) kan worden afgeleid dat psychologische onvolwassenheid zich in algemene zin kenmerkt door een gebrek aan vaardigheden die noodzakelijk zijn voor een goede persoonlijke ontwikkeling. Daarbij komt dat gedetineerden in de leeftijd van 16 tot (indicatief) 24 jaar zich in het algemeen in een relatief kwetsbare periode van hun ontwikkeling bevinden. Om te bepalen of een gedetineerde is gebaat bij plaatsing in een inrichting voor psychologisch onvolwassenen vindt indicatiestelling plaats. 4.3. De beroepscommissie stelt vast dat klager, gelet op de tekst van artikel 16 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden aanhef en onder b, qua leeftijd valt onder de categorie gedetineerden die in een jovo-inrichting kunnen worden geplaatst. Voorts is uit klagers indicatiestelling gebleken dat hij een tekortkoming heeft voor wat betreft agressie en dit maakt dat hij eveneens voldoet aan het tweede criterium van artikel 16 van de Regeling. Klagers indicatiestelling is niet nader onderbouwd. Er is evenmin inhoudelijk gereageerd op de door een psycholoog aan het selectieadvies toegevoegde rapportage, waarin staat dat er geen bezwaar bestaat tegen het opheffen van de jovo-status. Gelet hierop is de selectiebeslissing onvoldoende gemotiveerd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming. 07/0522/GB 30 mei 2007 Balkema, mr. J.P. Bosch, mr. A.G. Fiselier, dr. J.P.S. Carsten, D.C. (secr.) Plaatsing/overplaatsing extern gelijk regime gelijk beveiligingsniveau niet EBI of longstay Pbw art. 17; Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden art. 16 Plaatsing in een jovo-h.v.b. Klager voldoet aan de formele criteria. Motivering van beslissing van selectiefunctionaris echter onvoldoende, nu niet blijkt dat aandacht is besteed aan de vraag of klager gelet op de combinatie van leeftijd, gezinssituatie en leefwijze gebaat is bij jovo-plaatsing. Beroep gegrond, bij nieuwe beslissing dient advies van gedragsdeskundige te worden betrokken. 4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. 4.2. Volgens artikel 16 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden worden in inrichtingen of afdelingen voor bijzondere opvang van psychologisch onvolwassenen onder meer gedetineerden geplaatst die ouder zijn dan 17 jaar en die zich door hun gedrag kenmerken als psychologisch onvolwassen. Uit het handboek voor de bijzondere opvang van psychologisch onvolwassen mannen binnen het gevangeniswezen, Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen, augustus 2001, kan worden afgeleid dat psychologische onvolwassenheid zich in algemene zin kenmerkt door een gebrek aan vaardigheden die noodzakelijk zijn voor een goede persoonlijke ontwikkeling. Daarbij komt dat gedetineerden in de leeftijd van 16 tot (indicatief) 24 jaar zich in het algemeen in een relatief kwetsbare periode 7

van hun ontwikkeling bevinden. Om te bepalen of een gedetineerde is gebaat bij plaatsing in een inrichting voor psychologisch onvolwassenen vindt indicatiestelling plaats. 4.3. De beroepscommissie stelt vast dat klager, gelet op de tekst van artikel 16 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden aanhef en onder b, qua leeftijd valt onder de categorie gedetineerden die in een jovo-inrichting kunnen worden geplaatst. Voorts is uit klagers indicatiestelling gebleken dat hij een first offender is en een tekortkoming heeft voor wat betreft opleiding en dit maakt dat hij eveneens voldoet aan het tweede criterium van artikel 16 van de Regeling. Echter, in de beslissing is geen, althans onvoldoende, aandacht besteed aan de vraag, of klager vanwege zijn leeftijd, gezinssituatie en leefwijze wel gebaat is bij plaatsing in een jovo-inrichting. De beroepscommissie is daarom van mening, dat nadere rapportage van een gedragsdeskundige of psycholoog noodzakelijk is om dit te kunnen bepalen. 4.4. De motivering van de beslissing van de selectiefunctionaris moet als onvoldoende worden aangemerkt, nu niet blijkt dat daarin betrokken is dat de combinatie van klagers leeftijd, gezinssituatie en leefwijze hem onderscheidt van andere jovo-gedetineerden. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van vier weken na ontvangst daarvan te beslissen, bij welke beslissing het advies van een gedragsdeskundige ware te betrekken. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming 07/0374/GB 10 mei 2007 Balkema, mr. J.P. Fleers, dr. G.J. Meijeringh, mr. J.R. Lispet, mr. I. (secr.) Penitentiair programma Pbw art. 73 Gelet op informatie omtrent liquidatiedreiging ten aanzien van klager kon de Minister de veiligheid van klager bij deelname aan het p.p. onvoldoende waarborgen. Hoewel door het GRIP geen oordeel gegeven kon worden over de betrouwbaarheid van de informatie, moet deze toch serieus genomen worden, temeer nu klager heeft verklaard eerder éénmaal slachtoffer te zijn geweest van een liquidatiepoging. Beëindiging p.p. niet onredelijk of onbillijk. Beroep klager ongegrond. De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid van gedetineerden. Deze verantwoordelijkheid strekt zich derhalve ook uit tot de gedetineerden die deelnemen aan een p.p. Er is informatie voorhanden waaruit valt af te leiden dat sprake is van een liquidatiedreiging. Hoewel door het GRIP geen oordeel gegeven kon worden over de betrouwbaarheid van de informatie, moet deze toch serieus genomen worden, temeer nu klager heeft verklaard eerder éénmaal slachtoffer te zijn geweest van een liquidatiepoging. Op grond van de door de selectiefunctionaris verstrekte inlichtingen is voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de veiligheid van klager bij deelname aan het p.p. onvoldoende kon worden gewaarborgd. Daarom kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. 07/0442/GB 10 mei 2007 Balkema, mr. J.P. Fleers, dr. G.J. Meijeringh, mr. J.R. Maes, mr. H.M.J.D. (secr.) Penitentiair programma; ontvankelijkheid formeel 8

Pbw art. 17 Nu niet vast staat wanneer klaagster van de selectiebeslissing kennis heeft kunnen nemen, moet het bezwaarschrift als tijdig ingediend worden beschouwd. Het beroep is daarom gegrond. Gelet op de datering van de uitnodiging voor deelname aan het gesprek bij het PTC Rijnmond, was het voor klaagster praktisch onmogelijk om daar gehoor aan te geven. Gelet daarop is de conclusie dat klaagster zich toen aan haar detentie heeft onttrokken onjuist. De selectiebeslissing is daarom genomen op gronden die deze niet kunnen dragen. Die beslissing wordt vernietigd en aan de selectiefunctionaris wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. 4.1. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift Op basis van art. 61, vijfde lid, van de Pbw, gelezen in verband met art. 17, tweede lid, van de Pbw, dient een bezwaarschrift te worden ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen het bezwaar is gericht. De beroepscommissie stelt vast dat de beslissing tot beëindiging van het p.p. (d.d. 12 januari 2007) is gezonden aan de p.i. Rijnmond, waar klaagster administratief was ondergebracht. Niet is vast komen te staan dat klaagster van deze brief kennis heeft gekregen. Daarom moet het bezwaarschrift worden aangemerkt als tijdig ingediend. Klaagster was mitsdien ontvankelijk in haar bezwaar. Het beroep is derhalve gegrond. 4.2. Ten aanzien van het bezwaar De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing gegrond op de omstandigheid dat klaagster zich, na daartoe schriftelijk te zijn uitgenodigd, niet heeft gemeld op 11 januari 2007 om 09.30 uur bij het PTC. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de aan klaagster gezonden oproep om zich bij het PTC te melden op 11 januari 2007. Allereerst stelt de beroepscommissie vast dat die oproep, welke afkomstig is van het hoofd van het PTC Rijnmond, is gedateerd op 11 januari 2007. Gelet op die datering, is niet aannemelijk dat die oproep klaagster heeft bereikt vóór het moment waarop zij zou moeten verschijnen, zodat er sprake was van een praktische onmogelijkheid om aan die oproep gehoor te geven. Zulks kan aan klaagster mitsdien niet worden tegengeworpen. De conclusie dat klaagster zich toen aan detentie had onttrokken en dat het p.p. daarom beëindigd diende te worden, is daarom onjuist. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de bestreden beslissing is genomen op gronden die deze niet kunnen dragen. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. 07/1108/GV 9 mei 2007 Pol, mr. U. van de Bosch, mr. A.G. Woensel, mr. J.M.M. van Lispet, mr. I. (secr.) Verlof strafonderbreking Pbw art. 73; Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting art. 5, 34 en 36 Klagers vrouw zal in Zuid-Afrika door middel van een keizersnee bevallen. Geen sprake van bijzondere omstandigheid als bedoeld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting waardoor klager een te verlenen strafonderbreking in het buitenland kan doorbrengen. Beroep klager ongegrond. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.- datum valt op of omstreeks 4 april 2008. Krachtens artikel 34 van de Regeling, kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde dat niet 9

kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In onder meer artikel 36 van de Regeling zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt. Zo kan strafonderbreking ingevolge dit artikel worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde. Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Minister in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. Voor de beroepscommissie is, gelet op de namens klager overgelegde en door de Minister niet weersproken bescheiden, voldoende aannemelijk geworden dat klagers vrouw op 10 mei 2007 in Zuid-Afrika door middel van een keizersnee zal bevallen. Zij realiseert zich welk belang bij het toestaan van strafonderbreking is gediend. Niettemin komt zij, mede gelet op klagers strafrestant, in verband met gevaar voor onttrekking aan de detentie, tot het oordeel dat de afwijzende beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Dat klager tweemaal van een sociaal verlof en steeds van zijn weekend verlof is teruggekeerd, alsmede het gegeven dat hij vier broers, één zus en een zoon en een dochter uit een eerdere relatie heeft die allen in Nederland wonen doet aan vorenstaande niet af. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. 07/0819/GV 17 april 2007 Pol, mr. U. van de Bosch, mr. A.G. Woensel, mr. J.M.M. van Greef, mr. L. de (secr.) Verlof algemeen Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting art. 4 Positieve advies van de inrichting weegt in dit geval zwaarder dan het negatieve advies van het OM. Politie heeft geen bezwaar tegen verlof en inrichting is reeds bezig met voorbereiden voorstel klager in een penitentiair programma te plaatsen. Beroep gegrond en opdracht nieuwe beslissing. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens kortweg wederrechtelijke vrijheidsberoving, handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod en handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 januari 2008. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen. Hoewel het openbaar ministerie een negatief advies heeft gegeven ten aanzien van het verlenen van verlof, ziet dit advies met name op een mogelijke overplaatsing naar een (zeer) beperkt beveiligde inrichting en niet op het verlenen van algemeen verlof. Daarnaast heeft de inrichting uitdrukkelijk positief geadviseerd en is er geen sprake van een negatief politieadvies. Nu de inrichting zoals ook door de selectiefunctionaris wordt aangegeven een voorstel voor plaatsing in een p.p. aan het voorbereiden is, in het kader waarvan een thans te verlenen verlof een graadmeter kan zijn voor de betrouwbaarheid van klager ten aanzien van het kunnen nakomen van afspraken, acht de beroepscommissie termen aanwezig om het negatieve advies van de officier justitie in dit geval minder zwaar te laten wegen. Gelet daarop moet de bestreden beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende omstandigheden onredelijk en onbillijk worden geacht. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak, binnen een termijn van twee weken (na ontvangst). Nu de gevolgen van de bestreden beslissing ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. 06/2617/TA 24 mei 2007 Donker, mr. S.L. Koenraadt, dr. F. Kelk, prof. mr. C. Kokee, R. (secr.) 10

Beklagcommissie alleensprekende beklagrechter bij FPI De Rooyse Wissel te Maastricht Bezoek Bvt art. 37 lid 1 Vereiste zorgvuldigheid brengt mee dat de inrichting moet navragen of klager daadwerkelijk heeft bedoeld zijn al aangevraagde bezoek te annuleren. Beroep gegrond en beklag alsnog gegrond. Tegemoetkoming 5,=. Op grond van artikel 37, eerste lid, Bvt heeft de verpleegde recht op ten minste gedurende een uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. Het beklag, waarvan beroep, heeft betrekking op de vraag of klager het bezoek van zijn ouders op 28 mei 2006 heeft afgezegd. De inrichting heeft op grond van de uitlatingen van klager aangenomen dat klager het bezoek wenste te annuleren. Klager ontkent dit met klem en geeft aan dat hij dit aan het personeel heeft medegedeeld. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de vereiste zorgvuldigheid met zich meebrengt dat de inrichting op een later moment had moeten navragen of klager werkelijk heeft bedoeld zijn al aangevraagde bezoek te annuleren. De beslissing van het hoofd van de inrichting is derhalve onredelijk en onbillijk en het beroep dient gegrond te worden verklaard. Voor het door klager ondervonden ongemak komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast op 5,=. 06/3249/TA 24 mei 2007 Donker, mr. S.L. Koenraadt, dr. F. Kelk, prof. mr. C. Kokee, R. (secr.) Beklagcommissie beklagcommissie bij de de FPI De Rooyse Wissel te Venray Ontvankelijkheid materieel; bewegingsvrijheid afzondering en separatie; Mededelingsplicht Bvt art. 54, 56 Gelet op memorie van toelichting bij art 53 en 54 Bvt ook geen afzonderlijk beklag mogelijk tegen vermeende schending schriftelijke mededelingsplicht. Klager alsnog nietontvankelijk in zijn beklag. Vast is komen te staan dat op 17 juni 2006 om 14.00 uur aan klager een maatregel van afzondering is opgelegd zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, Bvt. De schriftelijke mededeling van de maatregel is op 18 juni 2006 om 19.45 uur aan klager uitgereikt. De maatregel is op 19 juni 2006 omtreeks 17.45 uur opgeheven. Op grond van artikel 54, eerste lid, Bvt ontvangt de verpleegde onverwijld een schriftelijke en een met redenen omklede mededeling van voormelde afzonderingsmaatregel. In de memorie van toelichting bij artikel 54 staat onder meer het volgende: ( ) De gevallen waarin aan TBS-gestelden onverwijld een schriftelijke, gemotiveerde mededeling moet worden verstrekt zijn dezelfde als de gevallen waarin TBS-gestelden vooraf gehoord dienen te worden. ( ). Het hoorrecht is geregeld in artikel 53 van de Bvt. In de memorie van toelichting bij dit artikel staat onder meer het volgende: ( ) Tegen een schending van het hoorrecht staat geen afzonderlijk beklag open; het betreft hier een formeel recht. Een dergelijke schending kan er wel toe leiden dat het beklag tegen de beslissing waaromtrent betrokkene vooraf had moeten worden gehoord door de beklag- of beroepscommissie gegrond wordt geacht. Gezien de relatie die de wetgever blijkens de vermelde passages uit de memorie van toelichting legt tussen het hoorrecht en het recht op een schriftelijke mededeling, staat naar het oordeel van de beroepscommissie ook tegen een schending van laatstbedoeld recht geen afzonderlijk beroep open. Vast is komen te staan dat klager geen beklag heeft ingediend tegen de beslissing hem af te 11

zonderen. Overigens staat tegen de afzonderingsbeslissing geen beklag open omdat deze gelet op artikel 57, derde en vierde lid, Bvt geen twee dagen heeft geduurd, waarbij de dag waarop de beslissing is genomen buiten beschouwing blijft. Gelet op het vorenstaande had de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beklag dienen te verklaren. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaren. 07/0278/TA 23 mei 2007 Vries, mr. I.E. de Korvinus, mr. C.F. Dekken, drs. B. van Gemert, mr. H.S. van (secr.) Beklagcommissie beklagcommissie bij de tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal Persoonlijke verblijfsruimte Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen art. 7 Klagers stelling dat in de hobbyruimte die hem als verblijfsruimte is aangewezen onvoldoende/geen frisse lucht werd aangevoerd, is door het hoofd van de inrichting onvoldoende betwist. Beroep van klager gegrond. Tegemoetkoming 50,=. Uit artikel 7, derde lid, van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbsinrichtingen volgt dat de persoonlijke verblijfsruimte voorzien is van een ventilatiemogelijkheid waardoor op natuurlijke dan wel mechanische wijze lucht kan worden aan- en afgevoerd. Door klager is gesteld dat in de hobbyruimte, die hem als verblijfsruimte was aangewezen, onvoldoende/geen frisse lucht werd aangevoerd. In de uitspraak van de beklagcommissie wordt verwezen naar een eerdere uitspraak van de beklagcommissie in een soortgelijke zaak, waarin de beklagcommissie tot een schouw is overgegaan. De beklagcommissie heeft in deze zaak in de betreffende hobbyruimte vastgesteld dat in die hobbyruimte een airconditioningsysteem was aangebracht. Klager heeft echter gesteld dat er in de hobbyruimte, waarin hij heeft verbleven, geen sprake was van een airconditioningsysteem en dat er ook geen rooster in het raam van de hobbykamer was aangebracht. Door en namens het hoofd van de inrichting is dit niet betwist en enkel aangevoerd dat door de spleet onder de deur voldoende frisse lucht aangezogen zou worden. De beroepscommissie komt tot het oordeel dat het door klager gestelde door het hoofd van de inrichting onvoldoende is betwist en zij zal het beroep gegrond verklaren, de beslissing van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij acht een tegemoetkoming van 50,= op zijn plaats. 06/2962/TB-tussenbeslissing 23 mei 2007 Vries, mr. I.E. de Korvinus, mr. C.F. Dekken, drs. B. van Gemert, mr. H.S. van (secr.) Plaatsing/overplaatsing longstay Bvt art. 11 Eerdere beslissing tot plaatsing in longstayvoorziening Veldzicht is vernietigd, waarna opnieuw dezelfde beslissing is genomen o.g.v. huidig standpunt Hoeve Boschoord dat klagers IQ te hoog is. Eerdere argumenten voor plaatsing in Hoeve Boschoord (zoals hersendisfunctioneel functioneren en emotionele labiliteit) zijn klaarblijkelijk niet meer van belang. Uitleg van 12

gewijzigde standpunt ontbreekt. Beroepscommissie is onvoldoende voorgelicht, schorst behandeling van de zaak en bepaalt dat gesprek zal plaatsvinden tussen Hoeve Boschoord, vertegenwoordiger(s) Minister, klager en zijn raadsman. In de uitspraak 06/207/TB van 3 augustus 2006 is de eerdere beslissing van de Minister om klager in een longstayvoorziening van Veldzicht te plaatsen vernietigd en is de Minister opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen, waarbij is overwogen dat de beroepscommissie ervan uitgaat dat er nog valt te spreken over de door Hoeve Boschoord gestelde voorwaarden verbonden aan plaatsing van klager aldaar. Gebleken is dat er geen gesprek heeft plaatsgevonden over bedoelde voorwaarden en dat Hoeve Boschoord in een schrijven van 30 oktober 2006, nader toegelicht in een schrijven van 12 april 2007, zich thans op het standpunt stelt dat klager op grond van zijn IQ, dat is bepaald op 97, niet in aanmerking komt voor behandeling in Hoeve Boschoord. Argumenten, die eerder reden vormden om klager mogelijk wel in Hoeve Boschoord te plaatsen zoals hersendisfunctioneel functioneren en emotionele labiliteit zijn klaarblijkelijk niet (meer) van belang. Enige uitleg ten aanzien van het inmiddels gewijzigde standpunt van Hoeve Boschoord ontbreekt. Voor de Minister is hetgeen is overwogen omtrent klagers IQ, ondanks de bij klager gewekte verwachtingen, kennelijk doorslaggevend geweest om tot de bestreden beslissing te komen. De beroepscommissie acht zich onvoldoende voorgelicht en acht het van belang dat Hoeve Boschoord, de vertegenwoordiger(s) van de Minister en klager en zijn raadsman voor een gesprek bijeenkomen om plaatsingsmogelijkheden in Hoeve Boschoord te onderzoeken. Zij zal de behandeling van de zaak aanhouden opdat genoemd gesprek, waarvan verslag dient te worden opgemaakt dat dient te worden toegezonden aan de beroepscommissie, zal plaatsvinden binnen twee maanden na ontvangst van deze tussenbeslissing. Voortzetting van de behandeling van de zaak zal vervolgens wederom ter zitting plaatsvinden. 05/2859/TB en 07/210/TBtussenbeslissing 18 april 2007 Donker, mr. S.L. Dekken, drs. B. van Vries, mr. I.E. de Bevaart, mr. E.W. (secr.) Plaatsing/overplaatsing longstay Bvt art. 11 Second opinion andere kliniek ondanks opdracht beroepscommissie aan MvJ tot onderzoek in PBC. Los van onderzoek en inhoud advies van kliniek heeft klager nog steeds rechtspositioneel belang bij onderzoek in PBC juist gezien zijn leeftijd en pathologie, met name zijn extreme achterdocht. Aanhouding beroep voor onderzoek PBC over meest aangewezen setting voor tenuitvoerlegging tbs. Bij uitspraak 05/2859/TB-tussenbeslissing heeft de beroepscommissie de behandeling van het beroep tegen klagers plaatsing in een longstayvoorziening aangehouden voor multidisciplinair onderzoek in en advies van het PBC, met als vraag of men nog andere mogelijkheden ziet tot behandeling en resocialisatie van klager gezien zijn dossier en de ongelukkig verlopen resocialisatie vanaf de resocialisatieafdeling van Flevo Future (thans Oostvaarderskliniek). De Minister heeft ondanks het uitdrukkelijk verzoek van de beroepscommissie en de daarop gebaseerde verwachting van klager het onderzoek niet in het PBC, maar in de Rooyse Wissel laten plaatsvinden. De Minister heeft noch klager, noch de Rooyse Wissel, noch de beroepscommissie aangegeven om welke reden(en) het onderzoek niet in het PBC heeft plaatsgevonden. De beroepscommissie stelt voorop dat zij geenszins de deskundigheid en onafhankelijkheid van de rapporteurs van de Rooyse Wissel die klager hebben onderzocht en beoordeeld in twijfel wil trekken. Los van het door hen verrichte onderzoek en de inhoud van het op basis daarvan uitgebrachte advies, is de beroepscommissie wel van oordeel dat klager ook nu nog steeds een rechtspositioneel belang bij onderzoek in het PBC heeft. Waar het gaat om een zo ingrijpende beslissing als die tot 13

plaatsing in een longstayvoorziening vereist de zorgvuldigheid, juist gezien klagers relatief nog jonge leeftijd en zijn pathologie, met name zijn extreme achterdocht, naar haar oordeel alsnog een second opinion op basis van multidisciplinair onderzoek in het PBC, dat in elk geval door klager wordt gezien als een instituut voor observatie met de meeste waarborgen voor deskundig- en onafhankelijkheid. De beroepscommissie zal derhalve de Minister verzoeken: a) klager zo spoedig mogelijk daadwerkelijk in het PBC te laten onderzoeken met bovenvermelde vraag; b) het PBC te laten adviseren - met inachtneming van de vereiste criteria - over de meest aangewezen setting voor voortzetting van de tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde tbs; c) te reageren op de rapportage van het PBC, onder toezending van de rapportage van het PBC. Na ontvangst daarvan zal de beroepscommissie bepalen of zij het beroep opnieuw ter zitting zal behandelen dan wel verder schriftelijk zal afhandelen. De beroepscommissie zal een kopie van de te ontvangen stukken aan klager en zijn raadsman zenden. In het geval de beroepscommissie beslist tot verdere schriftelijke afhandeling zal zij hen in de gelegenheid stellen schriftelijk op die stukken te reageren. 06/3083/TB 18 april 2007 Donker, mr. S.L. Dekken, drs. B. van Vries, mr. I.E. de Bevaart, mr. E.W. (secr.) Plaatsing/overplaatsing eerste plaatsing Tbs; Hoorplicht Bvt art. 11 Opnieuw plaatsingsbeslissing de Rooyse Wissel. Klager niet gehoord. Groot belang klager bij behandeling in en resocialisatie vanuit Hoeve Boschoord, gezien gemaximeerde tbs klager en woonplaats ouders. Beroep formeel en materieel gegrond, vernietiging beslissing, opdracht nieuwe beslissing, tegemoetkoming 250,= per maand ten onrechte verblijf in de Rooyse Wissel en 50,= voor formeel verzuim. Klager heeft tijdig beroep ingesteld en in zijn beroepschrift aangegeven tegen welke beslissing het beroep zich richt. Zolang een tbs-gestelde in zijn beroepschrift aangeeft tegen welke beslissing hij beroep instelt, acht de beroepcommissie dit met voldoende redenen omkleed. Zij stelt daaraan geen zwaardere eisen, zoals zij dat bijvoorbeeld wel doet in geval een advocaat beroep instelt. Klager kan derhalve in zijn beroep worden ontvangen. Uit de stukken blijkt niet dat klager vóór het nemen van de bestreden beslissing is gehoord. De Minister heeft bij de toegezonden stukken slechts het formulier betreffende het horen over de voorgenomen plaatsingsbeslissing van 15 februari 2006 overgelegd. In de bestreden beslissing van 28 november 2006 wordt niet vermeld dat klager zou zijn gehoord over het voornemen om zijn verblijf in de Rooyse Wissel voort te zetten. Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij daarover niet is gehoord. In het licht van het vorenstaande is voldoende aannemelijk dat niet is voldaan aan de in artikel 53, tweede lid, onder a, Bvt neergelegde hoorplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing van de Minister op formele grond te worden vernietigd. Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op 50,=. Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken: a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt. De Minister heeft op 15 februari 2006 beslist tot plaatsing van klager in de Rooyse Wissel met inachtneming van klagers geslacht, zijn 14

intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten. Het beroep tegen die beslissing is bij uitspraak van 10 augustus 2006 (06/549/TB) van de beroepscommissie gegrond verklaard, omdat: - de Minister in die plaatsingsbeslissing had aangegeven dat klagers IQ meer dan 80 zou bedragen maar dit gezien de wisselende scores in de over klager uitgebrachte rapportages (variërend van 70 tot 91) niet is komen vast te staan, - de gedragsdeskundigen unaniem hebben geadviseerd om klager in Hoeve Boschoord of in de FPK Assen te plaatsen, en - klager een bijzonder belang bij regioplaatsing heeft daar zijn dochter lijdt aan een ernstige hartkwaal. Vast staat dat klager een gemaximeerde tbs is opgelegd, die op 10 augustus 2005 is aangevangen en op 10 augustus 2009 zal eindigen. Klager heeft er derhalve een groot belang bij dat zijn behandeling zo effectief mogelijk zal kunnen verlopen. In de over klager uitgebrachte psychiatrische en psychologische rapportages hebben de gedragsdeskundigen unaniem geadviseerd om klager in Hoeve Boschoord of in de FPK Assen te plaatsen. Volgens klager is uit onderzoek in de Rooyse Wissel gekomen dat hij een IQ van 73 heeft. Klager verblijft sinds korte tijd dan ook op een nieuwe afdeling voor verstandelijk gehandicapten van de Rooyse Wissel, waar patiënten worden opgenomen die wat betreft hun IQ eveneens in Hoeve Boschoord opgenomen kunnen worden. Klager heeft, nu zijn ouders en het noorden van het land wonen, gezien zijn gemaximeerde tbs een groot belang bij behandeling in en resocialisatie vanuit een tbs-kliniek in het noorden van het land. Zoals ter zitting aangevoerd, zal resocialisatie in het noorden van het land vanuit de Rooyse Wissel alleen al gezien de reisduur moeilijk uitvoerbaar zijn. Om bovengenoemde redenen, in onderlinge samenhang en verband bezien, dient klager dan ook bij voorrang in Hoeve Boschoord te worden opgenomen. Het enkele feit dat klager al dan niet bewust over het bestaan van een ernstig zieke dochter heeft gelogen kan aan het vorenstaande niet afdoen. De beroepscommissie komt dan ook tot het oordeel dat de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet redelijk en billijk is. Het beroep zal derhalve ook op materiële grond gegrond worden verklaard. Nu de bestreden beslissing op zowel formele als materiële grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Minister opdragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Klager heeft als gevolg van de bestreden beslissing achterstand opgelopen in zijn behandeling. Voor een zodanig niet meer ongedaan te maken rechtsgevolg dient klager een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie stelt deze vast op 250,= voor elke maand dat klager vanwege de bestreden beslissing ten onrechte langer in de tbs-inrichting de Rooyse Wissel heeft verbleven. 06/3299/TR 23 mei 2007 Donker, mr. S.L. Bakker, mr.drs. F.A.M. Mensing, drs. G.A.M. Gemert, mr. H.S. van (secr.) Verlof proefverlof; Ontvankelijkheid materieel Bvt art. 69 Beslissing van de Minister tot beëindiging van klagers onbegeleide werkverlof is geen beperking van een wettelijk recht. Uit het thans vigerende verlofkader volgt dat aan tbs-gestelden die in een longstayvoorziening zijn geplaatst geen onbegeleid verlof wordt toegestaan. Klager niet-ontvankelijk in het beroep. Het beroep richt zich tegen de beslissing van de Minister van eind 2006 tot beëindiging van klagers onbegeleide werkverlof. Klager verblijft in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen. De Minister heeft het hoofd van de Pompestichting op 11 mei 2004 meegedeeld dat aanvragen voor onbegeleide verloven vanuit longstayvoorzieningen, gelet op de toentertijd op handen zijnde wijziging in het verlofbeleid, 15

niet in behandeling worden genomen. In december 2005 heeft in verband met het aangescherpte verlofbeleid een herbeoordeling van klagers verlof plaatsgevonden. Klager had op dat moment onbegeleid werkverlof. De onderliggende machtiging is vervolgens voor wat betreft het onbegeleide werkverlof op 22 december 2005 ingetrokken. Abusievelijk heeft het hoofd van de Pompestichting klager toch onbegeleid werkverlof toegestaan. Na de evaluatie van de verlofsituatie in het najaar van 2006 heeft de Minister het werkverlof van klager eind 2006 ook feitelijk beëindigd. Een dergelijke beslissing kan niet aangemerkt worden als een beslissing van de Minister die een beperking van een wettelijk recht inhoudt, daar noch in de Bvt noch in andere wet- of regelgeving een recht op verlofverlening is neergelegd en uit het thans vigerende toetsingskader verlof terbeschikkinggestelden van 6 maart 2007 volgt dat aan tbs-gestelden die in een longstayvoorziening zijn geplaatst geen onbegeleid verlof wordt toegestaan. Klager kan om bovenstaande redenen niet in zijn beroep worden ontvangen. 06/2338/TR 20 april 2007 Donker, mr. S.L. Koenraadt, dr. F. Rood-Pijpers, dr. E.B.M. Kokee, R. (secr.) Plaatsing/overplaatsing Fokkens; Ontvankelijkheid materieel; Ministeriele machtiging; Verlof proefverlof WvSr art. 13; Pm art. 41; Statuut Koninkrijk der Nederlanden art. 40 Na overdracht tenuitvoerlegging gevangenisstraf Nederlandse Antillen is klager vanuit p.i. in tbs-kliniek geplaatst. Beslissing terugplaatsing naar gevangeniswezen Nederlandse Antillen is beslissing beëindiging plaatsing in tbs-kliniek en in strijd met wet wegens ontbreken van o.m. advies van tbs-kliniek daartoe; is ook niet te verwachten. Grond aan beslissing intrekking machtiging begeleid verlof vervallen. Klager ontvankelijk en beroepen gegrond. Tegemoetkoming 600,=. De beslissing tot intrekking van de machtiging tot begeleid verlof houdt verband met de beslissing tot terugplaatsing van klager naar het gevangeniswezen op de Nederlandse Antillen. Omdat laatstgenoemde beslissing de meest verstrekkende is, zal de beroepscommissie deze als eerste beoordelen. Omtrent de bevoegdheid van de beroepscommissie om kennis te nemen van een beroep gericht tegen de terugplaatsing naar de Nederlandse Antillen, overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 40 van het Statuut kunnen vonnissen, door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba gewezen, in het gehele Koninkrijk ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land, waar de tenuitvoerlegging plaats vindt. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf waarvoor klager door de strafrechter op de Nederlandse Antillen is veroordeeld, is op grond van voornoemd artikel overgedragen aan Nederland. Klager is geplaatst in een penitentiaire inrichting. De vervolgens door de Minister van Justitie (van Nederland) genomen beslissingen tot plaatsing van klager in een tbskliniek en de terugplaatsing naar een gevangenis op de Nederlandse Antillen, zijn beslissingen in het kader van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Krachtens artikel 40 van het Statuut zijn op deze beslissingen de wettelijke bepalingen van Nederland van toepassing. Artikel 13 WvSr bevat regels omtrent de beslissing tot plaatsing van een veroordeelde tot gevangenisstraf in een tbs-inrichting en de beslissing tot de beëindiging daarvan. Op grond van het vierde lid van artikel 13 WvSr, staat tegen deze beslissingen beroep open bij de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming. Het vorenstaande in samenhang en onderling verband bezien acht de beroepscommissie zich bevoegd te oordelen over de beslissing van de Minister klager terug te plaatsen naar het gevangeniswezen op de Nederlandse Antillen. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat de beslissing tot terugplaatsing naar het gevangeniswezen aldaar, gelet op het onmiddellijk en praktisch effect, uit oogpunt van rechtsbescherming gelijkgesteld moet worden met een beslissing de plaatsing van klager in een tbs-kliniek te beëindigen. De beroepscommissie volgt de Minister niet in zijn verweer dat de bepalingen van het WvSr en de Bvt niet van toepassing zijn. De Minister 16