Hoge Gezondheidsraad, afdeling V. Aanbevelingen i.v.m. de lijkbezorging (HGR N 5110)



Vergelijkbare documenten
Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging (Belgisch Staatsblad van 10 februari 2004), gewijzigd bij de decreten van:

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET. op de begraafplaatsen en de lijkbezorging TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

POLITIEVERORDENING. Begraafplaatsen

POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN HERENT

H.G.R. : 5110/3. Tijdens de vergadering van heeft de Hoge Gezondheidsraad (Afdeling 5) het volgende advies uitgebracht :

AFDELING 2. Criteria voor oprichting en beheer van begraafplaatsen

AFDELING 7 - BEGRAAFPLAATSEN

Model III D OVERLIJDEN VAN EEN KIND JONGER DAN EEN JAAR OF VAN EEN DOODGEBOORTE STROOK C. A. Inlichtingen met betrekking tot de geboorte

I.T WIJZE VAN LIJKBEZORGING EN RITUELEN

reglement begraafplaatsen aanpassing Gelet op het reglement op de begraafplaatsen dd ; Gelet op het bericht dd. 16 februari 2015 van dhr.

Begraafplaatsen. GEMEENTEBESTUUR OPPERSTRAAT LIEDEKERKE TEL FAX LIEDEKERKE.

VOORONTWERP VAN DECREET TOT WIJZIGING VAN DIVERSE BEPALINGEN VAN HET DECREET VAN 16 JANUARI 2004 OP DE BEGRAAFPLAATSEN EN DE LIJKBEZORGING

Artikel 1. Het huishoudelijk reglement op gemeentelijke begraafplaatsen, zoals hieronder weergegeven, goed te keuren.

Politiereglement overlijden en begraafplaats

Model van politieverordening op de begraafplaats(en) Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op de artikelen 119, 119bis, 133 en 135, 2;

Zitting van 25 februari Gelet op het gemeentedecreet, inzonderheid op de artikelen 42 en 64;

Huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen

HUISHOUDELIJK REGLEMENT BEGRAAFPLAATSEN

Inlichtingen begrafenissen in concessies

Gelet op de artikelen 15 bis, 2, tweede lid, 23 bis en 32 van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;

POLITIEVERORDENING OP DE BEGRAAFPLAATSEN

Ingeval van internationaal lijkenvervoer is een conserverende behandeling toegestaan.

Stuk 1864 ( ) Nr. 1 VLAAMS PARLEMENT. Zitting oktober 2003 ONTWERP VAN DECREET. op de begraafplaatsen en de lijkbezorging

Gemeentelijke begraafplaatsen

Politiereglement op de begraafplaatsen

POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN EN CREMATORIA

POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN

Politieverordening op de begraafplaatsen

Inlichtingen betreffende het afstaan van een lichaam na overlijden aan het Vesalius Instituut. Laatste wilsbeschikking

23. Verordening op de begraafplaatsen en lijkbezorging herziening: goedkeuring.

POLITIEVERORDENING OP DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN

Gelet op de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, in het bijzonder de artikelen 15bis, 2, tweede lid, 23bis en 32;

Politiereglement op de begraafplaatsen. UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD Zitting van 22 december 2015

Reglement op de begraafplaatsen en lijkbezorging

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

GEMEENTE KAMPENHOUT PROVINCIE VLAAMS-BRABANT

Bespreking van de voorstellen tot wijziging van de regelgeving, opgenomen in de conceptnota en aanvullende opmerkingen.

Aanbeveling behandeling stoffelijk overschot van een patie nt met virale hemorragische koorts

GOEDGEKEURD Besluit Zitting van 26 juni 2018 Beleidsdomein Interne Zaken - Dienst Bevolking & Burgerlijke Stand

GEMEENTE DILBEEK. Gemeentelijk reglement op de begraafplaatsen

HUISHOUDELIJK REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Reglement. Huishoudelijk reglement begraafplaatsen. Hoofdstuk 1: Algemeenheden

GEMEENTEBESTUUR WACHTEBEKE Dorp 61 Provincie Oost-Vlaanderen UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD VAN DE GEMEENTE WACHTEBEKE

BEGRAAFPLAATSEN IN BEELD

CURSUS BEGRAFENISONDERNEMER UITVAARTBEGELEIDER

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Op de begraafplaatsen

GOEDGEKEURD Besluit Zitting van 26 juni 2018 Beleidsdomein Interne Zaken - Dienst Bevolking & Burgerlijke Stand

Geachte mevrouw Geachte heer

Huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen

INFOFICHE RADIOACTIEVE STOFFELIJKE OVERSCHOTTEN. Ziekenhuizen

PROCEDURE TE VOLGEN BIJ LICHAAMSDONATIE AAN DE GROEP BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN VAN DE KULAK

Gemeente Zoersel Reglement Begraafplaatsen

Huishoudelijk reglement gemeentelijke begraafplaatsen

Retributiereglement van 23 december 2014 op de begraafplaatsen, verkoop en plaatsing van graf- en of urnenkelders en columbariumnissen

A. Preambule. B. Pleegvormen die de teraardebestelling voorafgaan

Mijn wilsbeschikking

HST 3 Begraafplaatsen en lijkbezorging

GEMEENTEBESTUUR WACHTEBEKE Dorp 61 Provincie Oost-Vlaanderen UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD VAN DE GEMEENTE WACHTEBEKE

POLTIEVERORDENING OP DE BEGRAAFPLAATSEN EN LIJKBEZORGING

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

ADVIES. 10 maart 2014

U bewaart deze bij uw belangrijke papieren of u geeft deze af aan degene die de uitvaart te zijner tijd met ons bespreekt. Geboortedatum: te: BSN:

houdende wijziging van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging

Goedkeuren huishoudelijk reglement begraafplaatsen

Conceptnota voor nieuwe regelgeving

Obductie. Laboratorium voor pathologie. Wat is een obductie? Waarom obductie?

Onderwerp: Huishoudelijk reglement begraafplaatsen UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD. OPENBARE ZITTING VAN 24 NOVEMBER 2016

Reglement begraafplaats

De categorieën vermeld onder de nrs. 4 en 5 worden wat de retributie betreft gelijkgesteld met de inwoners.

Obductie. Informatie voor nabestaanden

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

REGLEMENTEN VAN INWENDIG BESTUUR BELEIDSDOMEIN VEILIGHEID EN BURGERZAKEN

Inlichtingen betreffende het afstaan van een lichaam na overlijden aan het Vesalius Instituut. Laatste wilsbeschikking. Algemene informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord en leeswijzer / 5

UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD OPENBARE ZITTING VAN 17 NOVEMBER 2016

De boekhoudkundige ruling. Congres IEC - IAB 5 oktober 2017

GEMEENTELIJK REGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN

21 APRIL Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen

Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid de artikelen 117, 119, 119bis, 133 en 135 2;

Gelet op het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Uittreksel uit de notulen van de gemeenteraad

Reglement Huishoudelijk reglement gemeentelijke begraafplaatsen

Politieverordening op de begraafplaatsen

REGLEMENT BEGRAAFPLAATSEN. HOOFDSTUK 6: BEGRAAFPLAATSEN Begraafplaatsreglement goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van

Goedkeuren retributiereglement begraafplaatsen

De gemeente voert geen lijkenvervoer buiten de grenzen van het koninkrijk uit.

Oefenvragen onderdeel Wet op de lijkbezorging

Belastingverordening op de lijkbezorging en op het verlenen van grondvergunningen op de stedelijke begraafplaatsen.

De kist mag na de kisting niet meer geopend worden tenzij om te voldoen aan een gerechtelijke beslissing.

In dit document kunt u uw uitvaartwensen neerschrijven. Op die manier bepaalt u hoe uw uitvaart eruit zal zien.

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Stedelijk reglement op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. Stad Kortrijk

AUTOPSIE in de Universitaire Ziekenhuizen Leuven

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Goedkeuren reglement betreffende de ambulante activiteiten op het openbaar terrein

BERICHT AAN DE GEMEENTEN GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2012

UITTREKSEL uit de notulen van de Gemeenteraad ZITTING VAN 25 november 2013

Transcriptie:

Hoge Gezondheidsraad, afdeling V Aanbevelingen i.v.m. de lijkbezorging (HGR N 5110) 1. INLEIDING De wetgeving op de begraafplaatsen en de lijkbezorging dateert van 20.07.71 en werd gewijzigd bij wet van 20.09.98. Ze handelt over de gemeentelijke en intercommunale begraafplaatsen en crematoria, de grafconcessies, de lijkbezorging (kisting en vervoer), de begraving, de crematie en de graftekens. In 1992 stelde de Hoge Gezondheidsraad op vraag van de ambtenaren van de gezondheidsinspectie en na grondige reflectie over de materie een lijvig dossier op met bedenkingen en aanbevelingen in verband met de lijkbezorging (HGR-CSH N 5110). Sommige van deze aanbevelingen vonden weerklank in wetgevende initiatieven van de verschillende overheden van het land, andere werden niet gevolgd. Gelet op de voortdurende ontwikkelingen in wetenschappelijke kennis, maatschappelijke denkpatronen en wetgeving, acht de Hoge Gezondheidsraad het nuttig deze bedenkingen en aanbevelingen inzake lijkbezorging regelmatig te toetsen aan de actualiteit en waar nodig aan te passen of terug onder de aandacht van de beleidsvoerders te brengen. 2. VASTSTELLING EN AANGIFTE VAN EEN OVERLIJDEN Alleen een arts is bevoegd om het overlijden vast te stellen. De vaststelling van een overlijden op basis van cardiorespiratoire criteria gebeurt door één arts. Wanneer de vraag van het wegnemen en transplanteren van organen zich stelt, voor de vaststelling op basis van neurologische criteria, dient de arts het advies in te winnen van 2 collegae-specialisten (wet van 13.06.86 en KB van 14.02.87). Voor elke overledene wordt een bericht van overlijden ingevuld, naargelang het gaat om een persoon van één jaar of ouder (Model IIIC) dan wel om een doodgeborene of een kind jonger dan één jaar (Model IIID) (KB van 06.10.66, KB van 14.03.77, KB van 03.05.77, KB van 17.06.99 en MB van 11.08.00). Dit formulier wordt ingevuld door een arts en aangevuld door de gemeente met de hulp van de aangever. Het wordt door een familielid van de overledene of door de aangestelde begrafenisondernemer bezorgd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van overlijden. Het bericht van overlijden omvat 4 stroken (A, B, C en D). Alleen strook C vermeldt de eigenlijke doodsoorzaak en eventueel geassocieerde aandoeningen. Deze strook wordt om reden van het medisch beroepsgeheim door de attesterende arts onder een gesloten omslag geplaatst, die slechts door de daartoe bevoegde arts-ambtenaar van de Gemeenschappen mag worden geopend. Op dat ogenblik is strook A met de identificatiegegevens van de overledene reeds door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de overige stroken gescheiden. Strook C van het statistisch formulier inzake overlijden heeft bijgevolg geen onmiddellijk praktisch nut in het kader van eventueel te nemen hygiënische maatregelen inzake lijkbezorging, het beoogt in hoofdzaak statistische doeleinden (jaarlijkse statistiek van de doodsoorzaken). Aangezien strook D van het statistisch formulier evenwel het nummer van de overlijdensakte vermeldt en samen met strook C aan de bevoegde arts-ambtenaar van de Gemeenschappen wordt overgemaakt, is de anonimisering niet absoluut onomkeerbaar en kan in uitzonderlijke gevallen toch nog een terugkoppeling naar een identificeerbare persoon gebeuren (bvb. in het kader van een gericht epidemiologisch onderzoek n.a.v. een probleem van volksgezondheid). In zijn bedenkingen en aanbevelingen i.v.m. de lijkbezorging adviseerde de Hoge Gezondheidsraad in 1992 om strook A van het bericht van overlijden (Model IIIC en Model IIID) in die zin te wijzigen, dat de

attesterende geneesheer bepaalde voorwaarden of beperkingen i.v.m. de lijkbezorging zou kunnen vermelden. Meer specifiek, bestond het advies er uit dat op strook A beperkende maatregelen inzake lijkbezorging werden voorzien in geval de overledene een gevaar voor ioniserende straling inhield of leed aan bepaalde overdraagbare aandoeningen. Bij KB van 17.06.99 (B.S. 04.09.99) werd een nieuw statistisch formulier inzake een overlijden ingevoerd, waarin de door de Hoge Gezondheidsraad voorgestelde wijziging van strook A integraal werd opgenomen. 2.1. Gewelddadige of verdachte doodsoorzaak Sinds de invoering van een nieuw bericht van overlijden (KB 17.06.99) wordt op strook A niet meer vermeld of het om een natuurlijke, een gewelddadige of een verdachte doodsoorzaak gaat. Deze vermelding, die tot doel had de ambtenaar van de burgerlijke stand enigszins te leiden in zijn beslissing inzake het verlenen van een toelating tot begraving, werd op het nieuwe formulier vervangen door de meer algemene omschrijving "gerechtelijk-geneeskundig bezwaar tegen begrafenis of crematie", waarbij wel nog wordt verwezen naar een voetnoot die aangeeft dat dit van toepassing is wanneer het overlijden zeker of vermoedelijk te wijten is aan een uitwendige oorzaak. Indien de attesterende arts geen dergelijk bezwaar uit, is de ambtenaar van de burgerlijke stand gemachtigd een toelating tot begraving af te leveren. Het komt dan aan de naaste familie toe om in te staan voor de lijkbezorging: dit is een beschikkingsrecht zowel als een beschikkingsplicht. Wordt daarentegen wel een "gerechtelijk-geneeskundig bezwaar tegen begrafenis of crematie" aangegeven, dan zal de ambtenaar van de burgerlijke stand de Procureur des Konings hiervan op de hoogte stellen en wordt voorlopig geen toelating tot begraving of crematie noch tot vervoer afgeleverd. De Procureur des Konings oefent dan tijdelijk het beschikkingsrecht over het lichaam uit en kan eventueel de overbrenging naar een mortuarium en een lijkschouwing bevelen. Wanneer het lichaam wordt vrijgegeven, wordt het terug ter beschikking van de familie gesteld om in te staan voor de lijkbezorging. De attesterende arts is niet altijd bij machte om te bepalen of er een gerechtelijk bezwaar kan bestaan tegen begraving of crematie en het begrip "gerechtelijk-geneeskundig" blijkt in de praktijk onduidelijk en voor interpretatie vatbaar te zijn. De inhoud van het geuite bezwaar is niet verschillend van de vroegere vermelding van de aard van overlijden, de gelijklopendheid blijkt trouwens duidelijk uit de verklarende voetnoot. Deze voetnoot maakt elke eventuele motivering voor de nieuwe formulering vanuit het oogpunt van medisch beroepsgeheim of vrijwaring van de privacy van de overledene tot een karikatuur. De Hoge Gezondheidsraad stelt daarom voor om de vermelding "gerechtelijk-geneeskundig bezwaar tegen begrafenis of crematie" bij de volgende herziening van het statistisch formulier gewoon te vervangen door de vermelding "overlijden zeker of vermoedelijk te wijten aan een uitwendige oorzaak of oorzaak niet vast te bepalen" en de voetnoot van Strook A op de keerzijde van Strook C op te nemen. 2.2. Voorgenomen lijkverbranding (crematie) In België bestaan twee vormen van lijkbezorging: begraving of crematie. Begraving gebeurt verplicht in een kist en op een gemeentelijke of intercommunale begraafplaats. Zeer uitzonderlijk en uitsluitend om godsdienstige of filosofische redenen kan de Minister van Volksgezondheid de oprichting van privébegraafplaatsen toestaan, op voorstel van de burgemeester waar de begraving moet plaatshebben. Na crematie kan de as van de overledene hetzij verstrooid hetzij bewaard worden. Asverstrooiing gebeurt op de strooiweide van de begraafplaats of het crematorium of in het water van de aan het Belgisch grondgebied grenzende territoriale zee, dit laatste wordt specifiek geregeld door het KB van 25.07.90. De urne met de as kan ook begraven worden in een urnenveld of bijgezet worden in een columbarium op de begraafplaats. Sinds maart 2001 kan de urne met de as ook door de familie worden bijgehouden of op een andere plaats worden uitgestrooid, voor zover de overledene dit in een wilsbeschikking heeft vastgelegd (Wet van 08.02.2001 B.S. 23.03.2001). Elkeen kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging richten aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente. Ongeacht een eventuele wilsbeschikking is voor crematie een toelating vereist, hetzij vanwege de ambtenaar van de burgerlijke stand indien het overlijden in België heeft plaatsgehad, hetzij vanwege de Procureur des Konings van het arrondissement waar zich het crematorium of de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt indien het overlijden in het buitenland heeft plaatsgehad. Bij de aanvraag tot crematie moet een attest worden gevoegd waarin de behandelende arts of de arts die het overlijden heeft vastgesteld, vermeldt dat het overlijden niet te wijten is aan een gewelddadige of een verdachte doodsoorzaak. Geldt de aanvraag het lijk van een in België overleden persoon en vermeldt de behandelende of attesterende arts een natuurlijke

doodsoorzaak, dan moet bovendien op last van de ambtenaar van de burgerlijke stand een arts een uitwendige lijkschouwing verrichten om de doodsoorzaak te bepalen ; het verslag hiervan vermeldt dat er geen tekens of aanwijzingen van een gewelddadige of een verdachte doodsoorzaak zijn. De ambtenaar van de burgerlijke stand moet het dossier aan de Procureur des Konings overmaken wanneer de omstandigheden het vermoeden van een gewelddadige of verdachte doodsoorzaak wettigen of wanneer de hoger vermelde arts(en) niet kan (kunnen) bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen van een dergelijke doodsoorzaak zijn. 2.3. Internationaal lijkenvervoer Het internationaal lijkenvervoer wordt geregeld door de Internationale Conventie van Berlijn (26.10.37, bekrachtigd bij wet van 26.08.38), het Regentsbesluit van 20.06.47 en het K.B. van 01.07.69 inzake het vervoer van lijken, de bijzondere Benelux-overeenkomst (KB 08.03.67) en de Overeenkomst van de Raad van Europa (26.10.73, bekrachtigd bij wet van 20.08.81). Essentieel voor de Conventie van Berlijn is: Dat het lijk in een dichtgelaste metalen binnenkist dient gelegd, waarvan de bodem moet bedekt zijn met een 5 cm dikke absorberende laag waaraan een "bederfwerende" stof moet toegevoegd zijn. Dat het lijk dient gewikkeld in een lijkwade die in een "bederfwerende" stof is gedrenkt, wanneer de persoon is overleden aan de gevolgen van een overdraagbare aandoening. Dat het lijk niet naar een vreemd land mag worden vervoerd vooraleer sinds het overlijden 1 jaar is verstreken, indien deze persoon is overleden aan de gevolgen van pest, pokken, cholera of vlektyphus. De HGR stelt voor het vervoer van elke persoon gestorven ten gevolge van Creutzfeldt-Jakob of andere prionziekten of ten gevolge van poliomyelitis enkel in een hermetisch afgesloten kist toe te laten; daarbij moet in de kist een ontsmettingsmiddel (een aldehyde) aanwezig zijn. De Overeenkomst van de Raad van Europa wijkt in essentie niet af van de Conventie van Berlijn. Voor vervoer binnen de Benelux wordt bepaald dat de kist waterdicht moet zijn en dat voor het vervoer van een persoon die overleden is aan de gevolgen van een quarantainabele ziekte, een vergunning dient gegeven door de gezondheidsinspecteur en dat in de kist een ontsmettingsmiddel (een aldehyde ) moet worden toegevoegd. 2.4. Overlijden door een overdraagbare ziekte Art. 28 van de wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging (20.07.71, gewijzigd 20.09.98) voorziet dat de Koning van de bepalingen van de wet kan afwijken met het oog op de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van verspreiding van besmettelijke ziekten. Nochtans werden de beoogde besmettelijke ziekten niet expliciet vermeld, werd niet voorzien in een communicatiemiddel om aan te geven dat een dergelijke overdraagbare aandoening aanwezig is en werd evenmin voorzien welke voorzorgsmaatregelen dienen getroffen. Hieraan werd een oplossing gegeven bij het uitvaardigen van de nieuwe aangifte van overlijden (KB 17.06.99). Overeenkomstig de adviezen van de Hoge Gezondheidsraad van 1992, werd op strook A aan de attesterende arts de mogelijkheid geboden om een aantal bezwaren en/of te nemen hygiënische voorzorgsmaatregelen aan te duiden. Meer in het bijzonder werd in het kader van een overlijden door een overdraagbare ziekte in het volgende voorzien: Bezwaar tegen schenking van het lichaam indien de overledene leed aan cholera, miltvuur, pokken of andere orthopox virusziekte, virale hemorrhagische koorts, aids, poliomyelitis, Creutzfeldt-Jakob of andere prionziekten. Verplichte onmiddellijke kisting in een hermetische kist indien de overledene leed aan cholera, miltvuur, pokken of andere orthopox virusziekte, virale hemorrhagische koorts, Creutzfeldt-Jakob of andere prionziekten. Verplichte onmiddellijke kisting in een gewone kist indien de overledene leed aan AIDS of besmet was met HIV, hondsdolheid, pest, virushepatitis (behalve bevestigde virushepatitis A). Bezwaar tegen eventuele conserveringstechnieken indien de overledene leed aan cholera, miltvuur,

pokken of andere orthopox virusziekte, virale hemorrhagische koorts. Bezwaar tegen eventueel vervoer zonder kist indien de overledene leed aan cholera, miltvuur, pokken of andere orthopox virusziekte, virale hemorrhagische koorts. 2.5. Het lijk houdt een risico in van radioactieve besmetting Art. 28 van de wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging (20.07.71, gewijzigd 20.09.98) voorziet dat de Koning van de bepalingen van de wet kan afwijken met het oog op de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van besmetting door ioniserende stralingen. Art. 69 van het KB van 28.02.63 houdende het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen heeft het over de behandeling van lijken van door radioactieve stoffen besmette personen. Alhoewel deze voorschriften zeer streng zijn, bestond er geen communicatiemiddel om aan te geven dat een dergelijk risico aanwezig is. Hieraan werd een oplossing gegeven bij het uitvaardigen van de nieuwe aangifte van overlijden (KB 17.06.99). Overeenkomstig de adviezen van de Hoge Gezondheidsraad van 1992, werd op strook A aan de attesterende arts de mogelijkheid geboden om te wijzen op een risico voor blootstelling aan ioniserende stralen en een aantal bezwaren en/of te nemen hygiënische voorzorgsmaatregelen aan te duiden. Meer in het bijzonder werd in het volgende voorzien: Bezwaar tegen schenking van het lichaam. Verplichte onmiddellijke kisting in een hermetische kist. Bezwaar tegen eventuele conserveringstechnieken. Bezwaar tegen eventueel vervoer zonder kist. Prothesen die werken op lithiumbatterijen alsook elke andere prothese die radio-elementen bevat, dienen verwijderd vooraleer crematie wordt toegelaten. De wet van 20.07.71 heeft de begraving in een altijddurende concessie afgeschaft en vervangen door een principe van concessies van beperkte duur die vervallen wanneer geen aanvraag tot hernieuwing wordt gedaan. Art. 69.6 van het KB van 28.02.63 (begraving in een altijddurende concessie van lijken die een hoog risico op radioactieve besmetting inhouden) blijft echter van toepassing en de concessie kan in dit geval niet worden afgeschaft, ook al is er geen aanvraag tot hernieuwing. 3. DE OPBARING IN EEN ROUWKAMER (FUNERARIUM) Vroeger werden de lijken van personen die overleden op een openbare plaats of op de openbare weg opgebaard in het gemeentelijk dodenhuisje. De lijken van personen die thuis overleden waren, werden meestal thuis opgebaard, eventueel konden zij om hygiënische redenen en op advies van de arts die het overlijden vaststelde eveneens in het gemeentelijk dodenhuisje worden opgebaard. Omwille van de gewijzigde samenlevings- en woonomstandigheden en omdat in vele gemeenten de dodenhuisjes verouderd, verwaarloosd en armtierig waren, ontstond in de loop der jaren een groeiende nood aan rouwkamers (funeraria). Dergelijke rouwkamers kunnen slechts ingericht en uitgebaat worden wanneer ze vergund werden overeenkomstig Titel I, Hoofdstukken I en II van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB). Volgens het ARAB vallen de funeraria onder het regime van de hinderlijke inrichtingen klasse 2 of klasse 1, naargelang zij slechts moeten dienen voor het bewaren van lijken in afwachting van de begrafenis, de crematie of het internationaal vervoer (klasse 2) dan wel of er (ook) balseming van lijken wordt toegepast (klasse 1). In het Vlaams Gewest worden de uitbatingsvoorwaarden voor funeraria beschreven in het hoofdstuk 5 rubriek 35 van Vlarem II. De enige wetgeving die, in het Waalse Gewest, betrekking heeft op de rouwkamers, is de wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en/of hinderlijke inrichtingen die het voorwerp uitmaken van Titel I, hoofdstukken I, II en III van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB). Deze reglementering zal eerstdaags gewijzigd worden : op 11 maart 1999 (BS van 8 juni 1999) heeft inderdaad de Waalse regering het Decreet betreffende de Milieuvergunning goedgekeurd, dat, in het Waalse Gewest, Titel I, hoofdstukken I, II en III van

het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming opheft en vervangt. Deze wetgeving beschikt echter nog niet over uitvoeringsbesluiten; bijgevolg blijft in het Waalse Gewest de oude reglementering (ARAB) van toepassing op de als gevaarlijk, ongezond en/of hinderlijk ingedeelde inrichtingen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft rubriek nr 67 van de lijst van inrichtingen, bepaald door de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunning en haar uitvoeringsbesluiten, betrekking op de funeraria en rouwkamers, waar balseming uitgevoerd wordt. Crematoria worden daarentegen opgenomen in rubriek nr 42 van dezelfde lijst. 4. DE PRAKTIJK VAN HET BALSEMEN Het balsemen, dit is het behandelen van een lijk opdat het niet zou vergaan, bestond reeds in de Egyptische Oudheid. De toegepaste methoden waren toen van fysische aard (pekelen, drogen, met oliën doordenken). Vanaf de 18 de eeuw werd, met de opkomst van de scheikunde, steeds meer gebruik gemaakt van chemische middelen: eerst alcohol, later formol. De chemische stoffen die bij het balsemen worden aangewend, kunnen in de volgende groepen worden ingedeeld: Bewaarmiddelen, zoals aldehyden, alcoholen, fenolen en samenstellingen die formaldehyde afgeven. Deze producten dienen om de enzymen en micro-organismen te inactiveren. Formaldehyde is steeds aanwezig samen met methanol. Balsemende stoffen, zoals bijkomende bewaarmiddelen, anticoagulantia (EDTA), oppervlakte actieve stoffen (quats), kleurstoffen, geurstoffen, buffers om een ph van 7,2 tot 7,4 te bereiken en water als vehiculum. Vermits alleszins formol wordt toegepast, worden zowel de fermenten die voor de autolyse instaan als de micro-organismen die voor de ontbinding instaan, uitgeschakeld en blijft het dode lichaam quasi onbeperkt bestaan. Ook vliegenmaden en andere aaseters tasten deze met formol doordrenkte weefsels niet aan. De problemen die kunnen ontstaan ten gevolge de vertraagde lijkontbinding, hebben het voorwerp uitgemaakt van bijzondere artikelen in de wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging van 20.07.71, gewijzigd bij wet van 20.09.98: Art.12: De stoffelijke overschotten dienen in een doodskist geplaatst te worden. Een balseming voorafgaandelijk aan de kisting kan in de door de Koning bepaalde gevallen toegelaten worden. Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden. De koning omschrijft de in het voorgaande lid bedoelde voorwerpen en procédés, alsook de voorwaarden waaraan een doodskist dient te beantwoorden. Art.13: De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen. Vermits het gebruik van synthetisch materiaal voor lijkwaden en kisten onbetwistbare voordelen biedt zolang de dode boven de aarde ligt, werd een tussenoplossing uitgewerkt waarbij alleen synthetische lijkwaden en doodskisten die door het ministerie van Volksgezondheid werden goedgekeurd, gebruikt mogen worden. In werkelijkheid wordt de aard van de gebruikte lijkwaden en doodskisten in de praktijk niet door de bevoegde ambtenaren gecontroleerd. Aan het in art.12 van de wet van 20.09.98 aan de Koning toegekende prerogatief om de gevallen te bepalen waarin balseming kan worden toegelaten, is nog geen uitvoering gegeven, evenmin als aan de omschrijving van de producten en procédés die daarbij mogen worden gebruikt. Een en ander heeft voor gevolg dat ter zake nog steeds talrijke misbruiken bestaan en dat de gemeenten zich geconfronteerd blijven zien met het probleem van deels of zelfs niet vergane lijken. In dit verband kan er aan herinnerd worden dat overeenkomstig de wet op de begraafplaatsen een graf mogelijks reeds na 5 jaar mag opgeruimd worden (na advies van de bevoegde gezondheidsinspecteur).

De Hoge Gezondheidsraad herhaalt zijn advies uit 1992 dat de praktijk van het balsemen als conserveringsmethode voorafgaand aan de begraving of de crematie voorbijgestreefd is en in het algemeen moet worden verboden. Op dit verbod ziet de Hoge Gezondheidsraad slechts twee mogelijke uitzonderingen, met name wanneer balseming vereist wordt met het oog op internationaal transport of in geval van sommige rampsituaties. In deze beide gevallen dient de afwijking van het verbod gemotiveerd te worden en afhankelijk gesteld van het voorafgaand advies van de bevoegde gezondheidsinspecteur. Bovendien meent de Hoge Gezondheidsraad dat het aangewezen is om te voorzien in een verplichte aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van elk geval van balseming en in de opname van een vermelding hieromtrent in het register van de begraafplaats. Adres: Hoge Gezondheidsraad Esplanade 1201 Pachecolaan 19 PB 5 1010 Brussel Telefoon: 02 214 42 45/46 Fax: 02 214 43 13 Email: Guy.Devleeschouwer@health.fgov.be