Installatie Voordat u de AutoRAE 2-controller en de AutoRAE 2-slede(s) gebruikt om bumptesten of kalibraties uit te voeren op instrumenten uit de ToxiRAE Pro-familie, QRAE 3, MicroRAE, Handheld PID en/of MultiRAEfamilie (versies met pomp), moet u de instructies in de AutoRAE 2 Gebruikshandleiding volgen om de gasconfiguraties in te stellen. De stappen voor de assemblage, gasconfiguratie en functionaliteit zijn voor alle sledes hetzelfde. Aansluitingen Assembleer het systeem. Sluit de AutoRAE 2-controller aan op de sledes en sluit vervolgens de regulator van de gascilinder aan. Plaats voor ToxiRAE Pro-sledes de juiste adapter. Sluit de controller aan op de slede(s) en sluit de terminaladapter aan op de laatste slede. Uitlaat Breng schroeven aan en draai ze vast. Plaats vervolgens kapjes over de schroeven. De ToxiRAE Pro-slede moet met behulp van een adapter in het vergrendelmechanisme worden geplaatst. ToxiRAE Pro en ToxiRAE Pro LEL (L), en ToxiRAE Pro PID (R). AutoRAE 2- controller AutoRAE 2- sledes (maximaal 10) Druk het filter in de opening aan het uiteinde van de controller Druk het filter in de opening aan het uiteinde van de slede Kalibratiegascilinders (elke cilinder heeft een demand-flow regulator)! Alleen UltraRAE 3000 of ppbrae 3000: Gebruik een actief koolstoffilter voor VOC-filteren Steek de plug van de wisselstroomadapter in de aansluiting. Sluit vervolgens het adaptersnoer aan op de transformator en de transformator op de netstroom. Belangrijk! Zorg dat er een SD-kaart is geplaatst in de AutoRAE 2-controller. Het systeem werkt niet als er geen SD-kaart is geplaatst. Raadpleeg de AutoRAE 2 Gebruikshandleiding voor installatie-instructies. Zorg dat de RTC (real-time clock) van de AutoRAE 2-controller is ingesteld in ProRAE Studio II voordat u de controller voor de eerste keer gebruikt.
Het systeem inschakelen Zet de schakelaar aan de zijkant van de AutoRAE 2-controller om. De display en de voeding-led lichten op. De LED's op de aangesloten sledes lichten ook op. De interne pomp van de AutoRAE 2 en de kleppen in het systeem worden getest. Als de zelftest succesvol is, is het systeem gereed voor gebruik. De display bevat een lijst met de AutoRAE 2-sledes en, als de sledes instrumenten bevatten, de namen van de instrumenten. Zorg dat de kalibratiegassen overeenkomen met de configuraties die in ProRAE Studio II zijn gecreëerd en naar de AutoRAE 2-controller zijn overgebracht. Zorg ook dat de gascilinders voldoende gas bevatten en dat ze goed zijn bevestigd. Een instrument in de slede plaatsen Zorg ervoor dat het filter op het instrument niet vuil is of verstopt (MiniRAE 3000, ppbrae 3000, UltraRAE 3000 en MiniRAE Lite moeten zijn uitgerust met Quick-connectors en de inlaatsondes moeten zijn verwijderd). Belangrijk! Zorg er bij de MicroRAE voor dat het externe filter wordt verwijderd van de eenheid alvorens de eenheid in de slede te plaatsen. 1. Zorg dat het instrument zich in de AutoRAE 2-modus bevindt of uitgeschakeld is. 2. Plaats het instrument met de voorkant omlaag in de slede en let er daarbij op dat het instrument goed is uitgelijnd met de contactpunten op de oplaadpoort van de AutoRAE 2-slede. Er zijn twee uitlijnpunten aan één zijde en één uitlijnpunt aan de andere zijde. Lijn deze uit met de overeenkomstige punten op de onderkant van het instrument. 3. Druk het instrument omlaag op het vergrendelmechanisme om het instrument te vergrendelen. ToxiRAE Pro QRAE 3 MultiRAE Handheld PID MicroRAE Automatisch opwarmen vóór bumptest of kalibratie Wanneer u een instrument in de slede plaatst en het vergrendelmechanisme vergrendelt, begint het instrument op te laden en wordt het automatisch opgewarmd. De opwarmtijd is afhankelijk van de sensoren die zich in het instrument bevinden en van de specifieke vereisten ervan. Kleurcodering op display De AutoRAE 2-controller heeft een kleurendisplay en er worden kleuren gebruikt om de status aan te geven van verschillende categorieën informatie. Status Kleur Uitleg Pass (gelukt) Groen 1. Alle sensoren en alarmen zijn geslaagd voor de bumptest. 2. Alle sensoren en alarmen zijn geslaagd voor de kalibratie. Pass? (gelukt?) Groen 1. Alle sensoren die zijn getest, zijn geslaagd voor de bumptest. Sommige sensoren zijn niet getest. 2. Alle sensoren die zijn gekalibreerd, zijn geslaagd voor de kalibratie. Sommige sensoren zijn niet gekalibreerd. Fail (mislukt) Rood 1. Een of meer sensoren of alarmen zijn niet geslaagd voor de bumptest. 2. Een of meer sensoren of alarmen zijn niet geslaagd voor de kalibratie. 3. Monitor na 30 minuten niet gedetecteerd. 4. Opwarmfout monitor of andere monitorfout. Waarschuwing Geel Sensor komt niet overeen met het gas. Warm-up Geen Instrument warmt op. (opwarmen) Ready (gereed) Geen Instrument gereed voor bumptest of kalibratie.
Bumptesten U kunt een bumptest uitvoeren op alle instrumenten of op afzonderlijk geselecteerde instrumenten die zich in de sledes van het systeem bevinden. Voer in het hoofdscherm Bump Test in door tweemaal te drukken op [Y/+] (Function (Functie) en vervolgens Select (Selecteren)). Opmerking: voor sledes die geen instrument bevatten, wordt een grijs selectievakje weergegeven. U kunt dit vakje niet in- of uitschakelen. Alle instrumenten in de sledes selecteren voor een bumptest: 1. Druk op [Y/+]. Als u Bump All (Alles bumptesten) inschakelt, worden het selectievakje Bump All en alle overige selectievakjes voor instrumenten in de sledes automatisch ingeschakeld. 2. Druk op [MODE] om Done (Gereed) te selecteren. 3. Druk op [Y/+] om te beginnen. Specifieke instrumenten selecteren voor de bumptest: 1. Druk op [N/-] om in de lijst naar een instrument te gaan dat u wilt selecteren voor de bumptest. 2. Druk op [Y/+] om te schakelen tussen geselecteerd en niet-geselecteerd. 3. Druk op [MODE] om Done (Gereed) te selecteren. 4. Druk op [N/-] om Exit (Afsluiten) te selecteren en druk vervolgens op [Y/+] om af te sluiten. Als u niet op [Y/+] hebt gedrukt om het proces te starten, wordt met aftellen begonnen. Als nul wordt bereikt, wordt de bumptest op de instrumenten uitgevoerd. Druk op [N/-] om een bumptest af te breken. Er wordt gevraagd of u het proces wilt afbreken. Druk op [Y/+] voor Yes (Ja) of op [N/-] voor No (Nee). BELANGRIJK! Als een instrument niet slaagt voor een bumptest, wordt automatisch een volledige kalibratie gestart.
Kalibratie U kunt alle instrumenten kalibreren of afzonderlijk geselecteerde instrumenten die zich in de sledes van het systeem bevinden. Voer in het hoofdscherm Calibrate (Kalibreren) in door te drukken op [Y/+] (Function (Functie)) en vervolgens op [N/-] te drukken tot Calibrate (Kalibreren) is gemarkeerd. Druk op [Y/+] om deze optie te selecteren. Opmerking: voor sledes die geen instrument bevatten, wordt een grijs selectievakje weergegeven. U kunt dit vakje niet in- of uitschakelen. Alle instrumenten selecteren voor kalibratie: 1. Druk op [Y/+]. Wanneer u Calibrate All (Alles kalibreren) inschakelt, worden het selectievakje Calibrate All (Alles kalibreren) en alle overige selectievakjes voor instrumenten in de sledes automatisch ingeschakeld. 2. Druk op [MODE] om Done (Gereed) te selecteren. 3. Druk op [Y/+] om te beginnen. Specifieke instrumenten selecteren om te kalibreren: 1. Druk op [N/-] om in de lijst naar een instrument te gaan dat u wilt selecteren voor kalibratie. 2. Druk op [Y/+] om te schakelen tussen geselecteerd en niet-geselecteerd. 3. Druk op [MODE] om Done (Gereed) te selecteren. 4. Druk op [N/-] om Exit (Afsluiten) te selecteren en druk vervolgens op [Y/+] om af te sluiten. Als u niet op [Y/+] hebt gedrukt om het proces te starten, wordt met aftellen begonnen. Als nul wordt bereikt, worden de instrumenten gekalibreerd. Druk op [N/-] om de kalibratie af te breken. Er wordt gevraagd of u het proces wilt afbreken. Druk op [Y/+] voor Yes (Ja) of op [N/-] voor No (Nee).
Een instrument uit een slede verwijderen Als u een instrument uit een slede wilt verwijderen, drukt u op de knop om het vergrendelmechanisme te ontgrendelen. Licht het instrument vervolgens uit de inlaatzijde. ToxiRAE Pro QRAE 3 MultiRAE Handheld PID MicroRAE De batterij van een instrument opladen Elke AutoRAE 2-slede die is aangesloten op een AutoRAE 2-controller, begint de batterij van een instrument automatisch op te laden zodra het instrument wordt geplaatst. De laadstatus-led licht rood op om aan te geven dat het opladen bezig is. Wanneer de batterij van het instrument volledig is opgeladen, licht de LED groen op. Actief koolstoffilter voor het verwijderen van VOC Of u een ppbrae 3000 of UltraRAE 3000 nu nulkalibreert of gebruikt in een omgeving waarin zich in de omgevingslucht vluchtige organische verbindingen (VOC's - volatile organic compounds) bevinden, het wordt ten zeerste aangeraden om een actief koolstoffilter (onderdeelnummer: 490-0006-000) te gebruiken, dat vluchtige organische verbindingen uit de lucht filtert. Wanneer er een AutoRAE-controller wordt gebruikt bij een of meer sledes, wordt de luchtinlaat op elke aangesloten slede uitgeschakeld en wordt er lucht naar binnen gelaten via de luchtinlaat van de controller. U hebt daarom slechts één actief koolstoffilter nodig voor de controller in plaats van op elke slede. Zo installeert u het actieve koolstoffilter op de controller: 1. Verwijder het standaardfilter (als er een is geïnstalleerd). 2. Verwijder de plastic filteradapter door het plastic filter met de wijzers van de klok mee te draaien en het filter tegelijk zachtjes naar buiten te trekken. 3. Druk het actieve koolstoffilter in de opening. Het filter is ontworpen om 20 keer te worden gebruikt. U kunt bijhouden hoeveel kalibraties er zijn uitgevoerd door na elke kalibratie met een balpen een kruisje te zetten in een van de 20 kleine vakjes die zich op het oppervlak van het filter bevinden. Opmerking: zorg ervoor dat de pijl op de zijkant van het filter naar de controller wijst. Verwijder het standaardfilter Verwijder de adapter voor het plastic filter Druk het actieve koolstoffilter in de opening
Handheld PID-monitoren moeten zijn uitgerust met een Quick-connector U moet de inlaatsonde verwijderen voordat u een handheld PID-instrument (MiniRAE Lite, MiniRAE 3000, ppbrae 3000 of UltraRAE 3000) in de slede plaatst. Als op het instrument nog geen Quick-connector (onderdeelnummer: T02-3301-000) is geïnstalleerd, dient u er een te installeren. Een Quick-connector installeren UltraRAE 3000: MiniRAE Lite, MiniRAE 3000 of ppbrae 3000:! Gebruik geen RAE-Se-buiscartridge in de UltraRAE 3000-buishouder wanneer u die met een AutoRAE 2-slede gebruikt. HOOFDKANTOOR RAE Systems by Honeywell 3775 N. First St. San Jose, CA 95134 USA Telefoon: +1 408.952.8200 Fax: +1 408.952.8480 RAE-tech@honeywell.com WERELDWIJDE VERKOOPKANTOREN VS/Canada: +1.877.723.2878 Europa: +45.86.52.51.55 Midden-Oosten: +00971.4.440.5949 China: +86.10.5885.8788-3000 Azië Pacific: +852.2669.0828 Rev E mei 2016 Onderdeelnr T02-4002-000