Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Vergelijkbare documenten
Kamervragen van de leden Omtzigt en Van Hijum (beiden CDA)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Motie Omtzigt/Hamer

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

4. Medezeggenschap bij ondernemingspensioenfondsen

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag AV/PB/03/25934

3. De positie van pensioenfondsen in de PSW

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/ Kamervragen van het lid Omtzigt

Bijlage 1: Nadere toelichting behorende bij paragraaf 3 over de toezeggingen

Indexatiebeleid Financiering Reglement Communicatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

5. Kostenbeheersing. 5.1 Inleiding

1. Bent u op de hoogte van de studie Analyse van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen van het Centraal Planbureau (CPB)?

Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Financiële positie pensioenfondsen

datum onze referentie doorkiesnummer maart

2 Bedrijfstakpensioenfondsen

Brochure Toeslagverlening

Zicht op de indexatiekwaliteit van pensioenregelingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Brochure. Toeslagverlening

Toeslagverlening. Versie

Toeslag- verlening Uitgave mei 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 24 november 2015 Betreft Kamervragen van het lid Krol over het bericht 'In 2020 veel meer mensen gekort dan ufr-rapport veronderstelt'

Notitie Indexatiedepots en toekomstbestendig indexeren in het nieuwe FTK

3 Ondernemingspensioenfondsen

Brochure. Toeslagverlening

Toeslagverlening Uitgave mei 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Toeslagverlening. Versie

Stichting Shell Pensioenfonds. Indexatie van pensioenen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage AV/PB/02/24149

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

A.1 Is het aantal werknemersvertegenwoordigers ten minste gelijk aan het aantal werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur?

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

27 september Deelnemersvergadering

Toeslagverlening. Versie

STiCHTING VAN DE ARBEID. Aan de leden van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal

1.B. Jouw Cosun pensioen. Informatiebijeenkomsten voor pensioengerechtigden mei 2014

Datum 2 mei 2013 Betreft Kamervragen van het lid Omtzigt (CDA) over medezeggenschap bij PPI

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Stichting Pensioenfonds Buizerdlaan. Informatiebrochure, gevolgen arrest Gerechtshof voor uw pensioen

3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever

individu werkgever pensioenuitvoerder bevordering beperking pensioenbreuk dekking nabestaandenpensioen

De toeslagen die door het bestuur met ingang van 1 juli 2011 zijn vastgesteld, zien er als volgt uit:

Ballast Nedam Pensioenfonds. Informatiebijeenkomst Premievrijen en gepensioneerden. Theo Bruijninckx 1 november 2004

Beleid bij collectieve waardeoverdracht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Info over de PENSIOENWET voor Bedrijfstakpensioenfondsen. Nieuwe verdeling verantwoordelijkheden tussen werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Aan: Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

4. Bestuur (Principes A), de uitkomst van het onderzoek

Tweede Kamer der Staten-Generaal

3.4. Verplichtstelling en maximale hoogte van het pensioen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

StichtingSI van de Arbeid

Reactie op het voorontwerp van Wet versterking bestuur pensioenfondsen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Regels betreffende pensioenen (Pensioenwet) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer drs. M. Rutte Postbus LV Den Haag

1 Kamerstukken II, , 33682, nr. 11. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Nadere uitwerking van de nota met de Hoofdlijnen voor de regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet

7 VERBOND VAN VERZEKERAARS

UITVOERINGSOVEREENKOMST

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervragen van het lid Koser Kaya

BIJLAGE. Raad voor de Jaarverslaggeving T.a.v. de voorzitter, de heer H. de Munnik RA Postbus AD AMSTERDAM. 14 maart 2007 PN/AVs

Pensioen. Waardeoverdracht bij indiensttreding

HOOFDLIJNEN HERSTELPLAN PGB MAART 2009 PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

EVALUATIE MEDEZEGGENSCHAP GEPENSIONEERDEN. - eindrapport - drs. R.C. van Geuns drs. K.J.C. Senden drs. E.M. Verveen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 2 september 2015 Betreft Kamervragen van de leden Omtzigt (CDA), Ulenbelt (SP) en Krol (50PLUS)

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Matrix ten aanzien van de toeslag pensioenaanspraken en pensioenrechten (is toeslag voor gepensioneerden, gewezen deelnemers en deelnemers):

De Rol van de Ondernemingsraad bij Pensioen. 1. Wettelijke bevoegdheid

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Geachte

4 Doel van de Pensioenwet

REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Info over de PENSIOENWET voor Ondernemingspensioenfondsen. Nieuwe verdeling verantwoordelijkheden tussen werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder

Veel gestelde vragen kwartaalcijfers pensioenfondsen

./. Hierbij zend ik u een afschrift van mijn brief aan Borea. In het vertrouwen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

Transcriptie:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Uw brief 8 februari 2002 nr. 2010205630 Onderwerp Kamervraag Depla van de PvdA over de aanpassing van pensioenen aan prijs- en loonstijgingen Ons kenmerk AV/PV/02/10860 Datum 13 maart 2002 Doorkiesnummer (070) 333 5567 Contactpersoon W. Vinken./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Depla (Partij van de Arbeid) over het achterblijven van de aanpassing van pensioenen aan prijs- en loonstijgingen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (J.F. Hoogervorst)

2 Vragen van het lid Depla (PvdA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dhr. Hoogervorst, over het achterblijven van de aanpassing van pensioenen aan prijs- en loonstijgingen. (Ingezonden 7 februari 2002) Vraag 1 Is bekend in hoeveel pensioenregelingen in 2001 en 2002 de aanvullende pensioenen zijn aangepast aan de prijs- en loonstijgingen (indexatie)? Neemt dit aantal toe of af ten opzichte van de jaren negentig? Is het juist dat ondernemingspensioenfondsen en verzekerde regelingen eerder afzien van indexatie dan bedrijfstakpensioenfondsen? De wijze waarop pensioenuitkeringen worden aangepast, verschilt per pensioenregeling. Pensioenen zijn immers onderdeel van de arbeidsvoorwaarden en worden vastgesteld door sociale partners in het arbeidsvoorwaardenoverleg. In vrijwel alle pensioenregelingen is de toezegging van de aanpassing van de uitkeringen (aan lonen, prijzen, of op grond van bestuursbesluiten zonder een vaste systematiek) voorwaardelijk. Afhankelijk van de financiële situatie van het fonds wordt conform de regeling geïndexeerd of wordt een afwijkende verhoging toegekend. Op welk moment (of welke momenten) van het jaar de aanpassing van de uitkeringen plaatsvindt, verschilt per fonds. Ten aanzien van de indexatie pensioenen monitort de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) datgene wat in pensioenregelingen is vastgelegd. Dit wordt gepubliceerd in de jaarlijkse Pensioenmonitor. Omdat het in het merendeel van de gevallen voorwaardelijk toegezegde indexatie betreft, kan het pensioenfondsbestuur afwijken van hetgeen in de regeling is vastgelegd. De hoogte van de feitelijk toegekende indexatie wordt pas sinds kort door de PVK gemonitord. De eerste gegevens, over het jaar 2001, komen in de loop van het jaar beschikbaar. Hierbij treedt een zekere vertraging op aangezien deze gegevens betrokken worden uit de verslagstaten die uiterlijk een half jaar na afloop van het boekjaar aan de PVK toegezonden moeten worden. Op basis van deze dataverzameling zal dan ook in de toekomst niet structureel actuele informatie beschikbaar zijn over de ontwikkeling van de feitelijke indexatie. Ik zie dan ook graag de actuele informatie over de feitelijke stijging van pensioenuitkeringen in de toekomst sterk verbeteren. Ik zal in overleg treden met de meest betrokken organisaties, de Stichting van de Arbeid, de pensioenuitvoerders en de PVK, om aan deze monitoring vorm te geven. Om de vragen toch te kunnen beantwoorden heb ik de PVK verzocht bij de 100 grootste fondsen, waar 87 procent van het aantal gepensioneerden bij pensioenfondsen onder valt, telefonisch na te vragen of er besluitvorming heeft plaatsgevonden (of is voorgenomen) over indexatieverlening in 2002. De uitkomsten daarvan staan in tabel 1. Uit deze tabel blijkt dat naar verwachting 90% van de gepensioneerden met een ouderdomspensioen bij de onderzochte fondsen valt onder een regeling die in 2002 volledig conform de regeling indexeert. Van de 9%, waarbij het bestuur kennelijk reden zag gebruik te maken van de in die regeling bestaande mogelijkheid om onder voorwaarden (al dan niet gedeeltelijk) af te wijken van de in de beoogde indexatie, gold voor 1% van de gepensioneerden

3 dat er geen enkele verhoging is toegekend. Ik stel vast dat bij slechts een kleine minderheid van de pensioenregelingen men zich genoodzaakt heeft gevoeld om als gevolg van de ontwikkelingen van de beurskoersen sinds 11 september 2001 gebruik te maken van de mogelijkheid om niet of minder te indexeren. Overigens kan er op gewezen worden dat een indexatie van nul procent conform het reglement kan zijn indien de basis voor de verlening van een indexatie wordt bepaald door de loonontwikkeling van de gelieerde onderneming of bedrijfstak. Als de loongroei nul procent is, leidt dit tot een indexatieverlening van nul procent. Tabel 1: (voorgenomen) besluitvorming over de indexatiebepaling met betrekking tot jaar 2002 * Invulling van de indexatiebepaling Uitkomst van de indexatie Aantal fondsen Aantal gepensioneerden met ouderdomspensioen Aantal gepensioneerden met ouderdomspensioen in procenten Volledig Groter dan nul 82 915.000 90% Gelijk aan nul 1 3.000 0% Beperkt Groter dan nul 6 86.000 8% Gelijk aan nul 7 6.000 1% Nog niet bekend - 5 12.000 1% Totaal 100 1.022.000 100% * Op basis van een telefonische enquête. Voor alle onderzochte fondsen geldt dat zij, met uitzondering van één bedrijfstakstakpensioenfonds, tot en met het boekjaar 2000 indexaties hebben verleend. De 13 fondsen die een beperkte indexatie hebben verleend in 2002 zijn onder te verdelen in 9 bedrijfspensioenfondsen en 4 ondernemingspensioenfondsen. Bij de groep van 82 pensioenfondsen met een volledige indexatie groter dan nul, is bij het overgrote deel sprake van het volgen van de loon- of prijsindex, zie tabel 2. Tabel 2: Basis van de indexatiebepaling van 82 pensioenfondsen met volledige indexatie groter dan nul in jaar 2002 Aantal fondsen Aantal gepensioneerden met ouderdomspensioen Indexatietoezegging Basis voor de indexatie 1 400 Onvoorwaardelijk Algemene prijsontwikkeling 25 183.000 Voorwaardelijk Algemene prijsontwikkeling 10 82.500 Voorwaardelijk Algemene loonontwikkeling 2 7.800 Voorwaardelijk Minimum van prijs- en loonontwikkeling 3 101.300 Voorwaardelijk Overrentedeling 4 7.700 Voorwaardelijk Loonontwikkeling werkgever 13 419.100 Voorwaardelijk Loonontwikkeling bedrijfstak 1 500 Voorwaardelijk Gemiddelde van prijs- en loonindex 23 113.300 Voorwaardelijk Anders

4 Totaal 82 Totaal 915.600 De PVK heeft geen beeld van de indexatie in 2002 van bij verzekeraars ondergebrachte regelingen. Ongeveer 140.000 ingegane pensioenen worden uitgekeerd door verzekeraars op basis van bij hen ondergebrachte regelingen. Dit is circa 11 procent van het totaal aantal ingegane pensioenen. De PVK heeft voor 2001 en 2002 geen absoluut cijfer van de gemiddelde daadwerkelijk toegekende indexatie. Deze cijfers zijn wel bekend over de jaren 1998 tot en met 2000. In tabel 3 wordt de gemiddelde daadwerkelijk toegekende indexatie afgezet tegen de stijging van het prijsindexcijfer (afgeleid voor werknemers, laag). Uit deze tabel blijkt dat de indexatie in deze jaren gemiddeld boven de ontwikkeling van het afgeleide prijsindexcijfer voor werknemers lag. De stijging van de aanvullende pensioenen in de jaren 1998 tot en met 2000 was gecumuleerd 7,5 procent, de gecumuleerde inflatie over deze jaren bedroeg 5,5 procent. Tabel 3: Indexatie en prijsontwikkeling in de periode 1998-2000 Jaar Stijging afgeleide prijsindexcijfer Gemiddelde indexatie (werknemers laag) 1998 1,7% 2,5% 1999 1,7% 2,5% 2000 2,1% 2,5% 2001 3,6% niet beschikbaar Vraag 2 Wat betekent het voor de koopkracht van ouderen als het aanvullend pensioen niet aangepast wordt aan de prijsstijgingen? Voor ouderen met alleen een AOW-pensioen heeft de mate van indexering van aanvullende pensioenen geen gevolgen. De ontwikkeling van het AOW-pensioen is via de netto-nettokoppeling gekoppeld aan de ontwikkeling van het minimumloon en daarmee indirect aan de ontwikkeling van de contractlonen. Voor ouderen met een aanvullend pensioen heeft de indexering van de pensioenuitkering betrekking op een deel van het inkomen, en voor dat deel heeft een lage indexering een drukkend effect op de koopkrachtontwikkeling. Ook voor hen geldt evenwel dat hun inkomen gemiddeld voor een groot deel uit de AOW bestaat. In de Sociale Nota 2001 is berekend dat het gemiddelde aandeel van de AOW in 2000 zo n 76% bedraagt. Vraag 3 Welke van de ondernemingen die in het overzicht in het Financieele Dagblad 1) voorkwamen, hebben in 2001 en 2002 afgezien van aanpassing van de aanvullende pensioenen aan de prijs- of loonstijgingen?

5 In het Financieele Dagblad van 3 september 2001 worden vier ondernemingen genoemd die in 2001 geld uit het pensioenfonds teruggestort gekregen hebben of een premiekorting kregen: Unilever, Rabobank, Hagemeyer en Nedlloyd. Alle pensioenfondsen waar deze ondernemingen sponsor van zijn, hebben in het jaar 2002 en in jaren daarvoor indexaties conform het reglement verleend. Vraag 4 Deelt u de mening dat gezamenlijk pensioen opbouwen een profijtelijke vorm van solidariteit is tussen en binnen generaties in goede en slechte tijden? Is het in dat licht niet ongewenst dat ondernemingen die recent in goede tijden een premiekorting hebben gekregen of geld uit het fonds hebben ontvangen nu - in slechtere tijden - afzien van aanpassing van het pensioen aan de prijsstijgingen? Vraag 5 Hebben deelnemersraden bij de pensioenfondsen die in vraag 3 genoemd zijn en die afgezien hebben van indexatie, adviesrecht of instemmingsrecht gehad? Zo nee, is dit dan geen aanleiding om de formele zeggenschap van deelnemersraden te versterken? Het kabinet is van mening dat bij een goede pensioenregeling een bestendig indexerings- of toeslagbeleid ten aanzien van pensioenuitkeringen en -aanspraken hoort. Deze indexeringstoezegging dient in de ogen van het kabinet, maar ook volgens de sociale partners zoals blijkt het pensioenconvenant uit 1997 (Convenant inzake arbeidspensioenen, Stichting van de Arbeid, nr. 12/97), een voorwaardelijke toezegging te zijn, zodat het pensioenfondsbestuur een mechanisme heeft om zo nodig een ongewenste kostenstijging te kunnen bijsturen. Omzetting van de voorwaardelijke indexatietoezeggingen in onvoorwaardelijke indexatietoezeggingen zou leiden tot zeer hoge kosten. Indicatieve berekeningen leren dat de totale pensioenreserves in Nederland met fors meer dan honderd miljard euro zouden moeten worden vergroot om deze onvoorwaardelijke indexatietoezegging te waarborgen. Een dergelijk bedrag is - los van iedere economische situatie - prohibitief. Het kabinet hecht een groot belang aan een goede solidariteit binnen en tussen volledige generaties. Het kan dan ook niet de bedoeling zijn dat de lasten van een onvoorwaardelijke indexering van ingegane pensioenen bij de werkenden worden gelegd. Andersom kan het echter ook niet zo zijn dat bij de minste economische tegenwind de indexering achterwege gelaten wordt. Daarom houdt de Pensioen- & Verzekeringskamer scherp toezicht op de toereikendheid van de vermogens van de pensioenfondsen. Ten aanzien van de vraag of het ongewenst is dat ondernemingen die recent in goede tijden een premiekorting hebben gekregen of geld uit het fonds hebben ontvangen, nu - in slechtere tijden - afzien van aanpassing van het pensioen aan de prijsstijgingen het volgende.

6 Op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet dienen de bezittingen tezamen met de te verwachten inkomsten van een pensioenfonds toereikend te zijn voor de dekking van uit het reglement voortvloeiende verplichtingen. Op grond van het op de PSW gebaseerde Besluit actuariële en bedrijfstechnische nota dienen pensioenfondsen aan te geven hoe bij de reservering, het premiebeleid en het beleggingsbeleid rekening is gehouden met een eventuele voorwaardelijke indexering. Voor wat betreft de indexaties betekent dit dat naarmate een meer onvoorwaardelijk karakter aan het indexatiestreven wordt toegekend, hiervoor een meer expliciete voorziening moet worden gevormd. Het indexatiestreven blijkt uit de toezegging en de gewekte verwachtingen. Pas als het fonds in de financiële opzet duidelijk inhoud heeft gegeven aan het indexatiestreven kan er sprake zijn van overschotten. Dat betekent dat de financiële positie van een fonds niet als ontoereikend kan worden beschouwd om indexaties te verlenen terwijl tegelijkertijd wordt besloten tot het verlenen van premierestituties of premiekortingen. De PVK ziet hier op toe. Transparantie tussen de pensioenuitvoerder en zijn deelnemers is van groot belang. Het kabinet is dan ook voornemens om in de Pensioenwet op te nemen dat de pensioenuitvoerder zich moet verantwoorden bij een besluit om af te zien van indexering. Tevens zullen de informatieverplichtingen richting de deelnemers ten aanzien van indexering vergroot worden. Binnenkort zal het kabinet de Hoofdlijnennotitie Pensioenwet aan de Tweede Kamer aanbieden. In deze Hoofdlijnennotitie Pensioenwet zal nader ingegaan worden op de voornemens van het kabinet. Tot slot is de vormgeving van de medezeggenschap van gepensioneerden van belang bij het vraagstuk van indexering. Deelnemersraden kennen op basis van artikel 6b, lid e van de PSW adviesrecht over het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd, of het aanbrengen van wijzigingen daarin. De wet kent geen instemmingsrechten toe, fondsbesturen kunnen deze wel zelf in aanvulling op de wettelijke rechten toekennen aan de deelnemersraden. De deelnemersraden mogen advies uitbrengen over het indexatiebeleid en de uitvoering van dit beleid. Het kabinet ziet geen aanleiding dit op hoofdlijnen te veranderen. Wel wil het kabinet in de nieuwe Pensioenwet vastleggen dat deelnemersraden advies mogen uitbrengen over de gehanteerde wijze van besluitvorming rond voorwaardelijke indexatietoezegging. Dat is vooral van belang voor die situatie dat anderen dan het bestuur invloed hebben op het besluit hoe hoog de indexatie in enig jaar is. Het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) en de Stichting van de Arbeid hebben in juni 1998 een convenant afgesloten over de verbetering van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen. Onder andere werden hierin pensioenfondsen opgeroepen deelnemersraden op te richten. Het kabinet heeft dit convenant ondersteund en heeft het verzoek van de convenantspartijen om de positie van de deelnemersraad te versterken door beroepsrecht te creëren, ingewilligd. Op dit moment beraden convenantspartijen zich over een nieuw convenant. Het overleg richt zich op een verdere verbetering van de medezeggenschap van gepensioneerden. Gezien de positieve uitkomsten van het eerdere convenant ga ik ervan uit dat convenantspartijen erin slagen een verbeterslag te maken ten aanzien van de medezeggenschap van gepensioneerden. Mocht dit onverhoopt niet de uitkomst worden van de beraadslagingen, dan overweeg ik wettelijk vast te

7 leggen dat elk pensioenfonds van enige omvang een deelnemersraad moet hebben of dat bestuursparticipatie van gepensioneerden aanwezig moet zijn. Samengevat zijn de maatregelen van het kabinet om de pensioentoezegging te waarborgen de volgende: Er is scherp toezicht op de pensioenvermogens van de pensioenfondsen. Pensioenfondsen moeten sinds 1 januari 2001 in de actuariële en bedrijfstechnische nota aangeven hoe bij de reservering, het premiebeleid en het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met een eventuele voorwaardelijke indexeringstoezegging. Pas als pensioenfondsen kunnen aantonen dat zij in financiële zin in voldoende mate voorbereidingen getroffen te hebben, kan er eventueel sprake zijn van terugstorting van mogelijke overreserves. In de Pensioenwet zullen nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de transparantie van pensioenregelingen en aan de voorlichting. Binnenkort wordt de notitie Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet toegezonden aan de Tweede Kamer. De medezeggenschap van gepensioneerden moet verbeterd worden. De uitkomsten van de evaluatie van het medezeggenschapsconvenant zijn goed en daarop baseer ik mijn vertrouwen dat de medezeggenschap in de toekomst verbeterd zal worden. Mochten convenantspartijen niet tot een nieuw convenant komen, dan overweeg ik met wetgeving te komen die verbeteringen wettelijk afdwingt.