Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 21860 Weer samen naar school Nr. 21 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 15 oktober 1992 In de brief van 7 september 1992 van de Vaste Commissie voor Onderwijs en Wetenschappen (zie bijlage I) vraagt deze informatie over de jongste ontwikkelingen van het beleid Weer Samen Naar School (WSNS). Dit naar aanleiding van mijn brief van 28 augustus 1992, waarin ik u op de hoogte heb gesteld van afspraken met de drie oplei dingen voor speciaal onderwijs over hun bijdrage aan de ondersteuning van het WSNS-proces. Met mijn brief van 9 september (zie bijlage II) heb ik de Vaste Commissie voor Onderwijs en Wetenschappen geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de totstandkoming van een dekkend netwerk van samenwerkingsverbanden WSNS. Per 1 oktober jl. is de totstandkoming van een dekkend netwerk van samenwerkingsverbanden vrijwel afgerond. Inmiddels zijn van de geplande 284 samenwerkingsverbanden reeds 277 aanmeldingen ontvangen. De overige aanmeldingen zijn op korte termijn te verwachten. Van de c.a. 9000 scholen voor basisonderwijs, l.o.m., m.l.k. en i.o.b.k. scholen is daarmee ongeveer 98,8% in een samenwerkingsverband WSNS opgenomen. Ter uwer informatie heb ik een persbericht van het LPM, van 1 oktober jl. bijgesloten. 1 Het proces Weer Samen Naar School gaat nu een volgende fase in, waarin de inhoudelijke inrichting van de samenwerkingsverbanden centraal zal staan. De verbanden zullen op hun eigen manier invulling geven aan de zorg voor kinderen met onderwijsproblemen. Bij de inrichting van de zorgvoorzieningen hebben de samenwerkingsverbanden behoefte aan specifieke ondersteuning. Een nieuw, ook sterk inhoudelijk georiënteerd procesmanagement zal ervoor moeten zorgen dat in deze ondersteuningsbehoefte wordt voorzien. 1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parle mentaire Documentatie 215393F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat s Gravenhage 1992
Dit procesmanagement nieuwe stijl zal coördinerend en stimulerend optreden naar de diverse actoren bij het WSNS-proces. Het zal onder meer zorg dragen voor een goede afstemming van ondersteuningsvragen van scholen en het ondersteuningsaanbod van verzorgings en nascho lingsinstellingen. Mijn voornemen is het procesmanagement nog in de loop van dit jaar in te stellen. Het zal functioneren tot 1-1-1997. In dat jaar zal op basis van evaluatie een besluit worden genomen over de voortgang van het WSNS-beleid. Op dit moment vindt overleg plaats met de partners van het WSNS-akkoord over functie, taken en organisatie van het nieuwe procesmanagement. Ik hecht aan een blijvende betrokkenheid van de organisaties bij het proces WSNS, zonder de zelfstandigheid en slagvaardigheid van het procesmanagement verloren te laten gaan. Over de instelling van het procesmanagement en de werkzaamheden daarvan zal ik u te zijner tijd nader informeren. De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, J. Wallage
BIJLAGEI Den Haag, 7 september 1992 Aan de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen De leden van de vaste Commissie voor onderwijs en wetenschappen uit de Tweede Kamer hebben kennis genomen van uw brief van 28 augustus 1992 over de opleidingen in het speciaal onderwijs. De leden stellen het op prijs op korte termijn nader te worden geïnfor meerd over de jongste ontwikkelingen omtrent de weer samen naar school operatie. Zij vragen zich o.a. af hoe uw in de eerder genoemde brief gemaakte opmerking over het nieuwe procesmanagement WSNS past in de laatste ontwikkelingen inzake de uitwerking van het WSNS-beleid. De leden stellen het bovendien op prijs geïnformeerd te worden over de voortgang van de samenwerkingsverbanden, zowel op het niveau van het landelijk als van het regionaal procesmanagement. De griffier van de vaste Commissie voor Onderwijs en Wetenschappen, L M. Hillen
BIJLAGE II Zoetermeer, 9 september 1992 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Naar aanleiding van uw brief van 31 augustus jl., informeer ik u over de stand van zaken m.b.t. de totstandkoming van een dekkend netwerk van samenwerkingsverbanden «Weer samen naar school». Met mijn brief van 10 juli jl. heb ik aangegeven dat er naar verwachting 284 samenwer kingsverbanden zullen ontstaan. Aan het eind van het vorig schooljaar zijn de eerste samenwerkingsver banden aangemeld bij het ministerie. In totaal bleken 64 aanmeldingen te voldoen aan de gestelde criteria. Deze samenwerkingsverbanden hebben onlangs een brief van mij ontvangen met de mededeling dat zij voor de faciliteiten genoemd in de Beleidsregel samenwerkingsver banden «Weer samen naar school» van 5 december 1991, in aanmerking komen. Bijgevoegd overzicht geeft het aantal goedgekeurde verbanden per schoolbegeleidingsdienstregio. 1 Tevens geeft het overzicht inzicht in de omvang en samenstelling van de samenwerkingsverbanden. Het blijkt dat de samenwerkingsverbanden overwegend interzuilair van samenstelling zijn. Het aantal richtingen dat binnen de interzuilaire verbanden vertegen woordigd is loopt sterk uiteen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de richtingen van de speciale scholen, niet zijnde Openbaar, Rooms Katholiek of Protestants Christelijk, samengevoegd zijn in de categorie Overig Bijzonder. Enkele verbanden (in de regio's 10-3, 17-1, 33-1 en 39-1) zijn lande lijke samenwerkingsverbanden op Reformatorische grondslag. De gemiddelde omvang van de goedgekeurde samenwerkingsver banden bestaat uit 27 scholen. Per samenwerkingsverband participeren gemiddeld bijna twee speciale scholen. Daar waar meerdere speciale scholen in een samenwerkingsverband deelnemen blijkt dat in de regel zowel een l.o.m. als een m.l.k.-school vertegenwoordigd zijn. Uit het overzicht blijkt dat er in een aantal gevallen behoorlijke verschillen in omvang van de samenwerkingsverbanden zijn waar te nemen. In relatief kleine verbanden participeert een speciale school die meestal ook deel uitmaakt van een ander verband. Per samenwerkings verband ontstaan hierdoor geen al te grote verschillen in de zorgcapa citeit, d.w.z. de omvang van de speciale school in relatie tot de omvang van de basisscholen. Overigens kunnen speciale scholen slechts eenmaal aanspraak maken op de beschikbaar te stellen faciliteiten. Met name bij de grotere samenwerkingsverbanden blijkt dat binnen het samenwer kingsverband deelverbanden gevormd zijn. Een voorwaarde voor facilitering van een samenwerkingsverband is dat bij de samenstelling terdege rekening moet worden gehouden met het voedingsgebied van de speciale school. De Inspectie heeft, m.b.t. deze voorwaarde een kort onderzoek bij een aselecte steekproef van samen werkingsverbanden gehouden. Hieruit blijkt dat bij de samenstelling van de verbanden inderdaad rekening is gehouden met het voedingsgebied van de speciale school. Uit het onderzoek blijkt dat gemiddeld 86,5% van de leerlingpopulatie van de speciale school afkomstig is van basisscholen binnen het gevormde samenwerkingsverband. In een aantal gevallen is de afwijking kleiner of groter. In dit verband wijs ik erop dat basisscholen over het algemeen leerlingen verwijzen naar meerdere speciale scholen. Basisscholen die tot het voedingsgebied van een speciale school behoren, maar niet deelnemen in het samenwerkingsverband met deze speciale school, kunnen dan ook deelnemen in een ander samenwer < Ter inzage geiegd bij de afdeiing Parie kingsverband met een speciale school waarmee zij ook een verwijzings mentaire Documentatie relatie onderhouden.
De zorgplannen zijn over het algemeen nog globaal te noemen en zijn te karakteriseren als «groeiplannen», die in de komende schooljaren nader geconcretiseerd worden. Er is aan de hand van deze plannen een beperkte inventarisatie gemaakt van de meest voorkomende activiteiten van de samenwerkingsverbanden. Hieruit blijkt dat een samenwerkings verband gemiddeld 2 tot 3 activiteiten noemt waarvoor de WSNS-facili teiten worden ingezet. In de zorgplannen komen de volgende activiteiten het meest voor: deskundigheidsbevordering van leerkrachten (o.a. cursussen, studiedagen, conferenties of collegiale consultatie), coördi natie (o.a. netwerkvorming, verbetering organisatie of betere afspraken over verwijzing), specifieke inzet van personeel (o.a. aanstellen of vrijroosteren van bijvoorbeeld interne begeleiders of klasseassistenten) en didactische activiteiten (o.a. remedial teaching, observatie of ambulante begeleiding). Relatief weinig worden in de zorgplannen activiteiten gemeld m.b.t. de ontwikkeling en/of aanschaf van materiaal. Dit laatste is te verklaren daar de beschikbaar te stellen faciliteiten voor maximaal 10% ingezet mogen worden voor materiële zaken. Met het Landelijk Proces Management heb ik afspraken gemaakt over de totstandkoming van de overige samenwerkingsverbanden. Ik verwacht dat rond 1 oktober a.s. een vrijwel dekkend netwerk gerealiseerd zal zijn. Na ontvangst en beoordeling van de overige aanmeldingen zal ik u een geactualiseerd overzicht doen toekomen. Voor de inspanningen van alle betrokkenen het WSNS-proces op gang te brengen heb ik grote waardering. De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, J. Wallage