Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013



Vergelijkbare documenten
Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2014

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2015

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2016

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2018

2. Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling

Inkomstenbelasting. Vragen en antwoorden fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Inkomstenbelasting. Fiscale partnerregeling en heffingskortingen. Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten

1. Inkomstenbelasting/premie

Instituut Financieel Management

Stroomlijning partnerbegrip. Uniform partnerbegrip (artikel 5a Awr) Nader uitgewerkt

Heffingskortingen 2016

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z81FD (2126)

Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2

Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 1

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z71FD (1019)

Partnerschap Stroomlijning partnerbegrip. Uniform partnerbegrip (artikel 5a Awr) Nader uitgewerkt. (artikel 1.2 Wet IB 2001)

Regelingen en voorzieningen CODE

Nieuwsbrief van d.d

Jonggehandicapten: Jonggehandicaptenkorting 708 per jaar 59,00 per maand (Wajongkorting)

INKOMSTENBELASTING. Inkomstenbelasting Art. 1.1 Onder de naam inkomstenbelasting wordt een belasting geheven van natuurlijke personen.

Partnerschap 2014/2015

Wonen in Duitsland 2016

Belastingplan Vs

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Kwalificerende Buitenlandse Belastingplichtige 2015

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2015

Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkop Heemstede 2016

1. Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv)

Beleidsregels alleenstaande-ouderkop 2016 IGSD Steenwijkerland/Westerveld.

Alumni-Mfp. Actualiteiten estate planning. Theo Hoogwout woensdag 12 februari 2014

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Als u gaat samenwonen

Partnerschap Partnerregeling (artikel 5a Awr ) Stroomlijning partnerbegrip. Uniform partnerbegrip (artikel 5a Awr)

Echtscheiding en eigen woning

Als u gaat samenwonen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Vraag 1. Antwoord: Codering antwoord: Gewenst (09): 1, 2 en 3 Acceptabel (06): 1 Onacceptabel (01):

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Woord vooraf. Tabellen IB/PH VW.5

Het fiscale partnerschap... 2 Wie zijn fiscale partners?... 2 Gehuwden... 2 Ongehuwd samenwonenden... 3 Meer partners in een jaar...

Partnerbegrip kinderopvangtoeslag

HRo - Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 1

HRo - Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 1

Regeling zorgverzekering

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

HRo - Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2

HRo - Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2. Versie aug

Het dagelijks bestuur van WIHW; Gelezen het advies van de Regionale Cliëntenraad WIHW;

Algemeen en arbeid jonger dan AOW leeftijd: NAAM VTB & BEDRAGEN RELEVANTE CRITERIA VOOR TOEKENNING & WIJZE VAN AANVRAGEN Algemene

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Stamrecht: veel gestelde vragen. De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M

Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren. de Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren vast te stellen:

Toelichting bij de verordening. Algemeen

Brondatum:

Als u gaat trouwen. Sommige inkomsten en aftrekposten kunt u verdelen. Let op! PA 940-1Z71FD

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Presentatie scholingsdag NBPB. Mr. R. van Rijssen R. Ruinemans RB

Afdeling Samenleving Richtlijn 330 Ingangsdatum:

Als u 65 jaar of ouder bent

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Huwelijks- en partneraansprakelijkheid voor belastingschulden Mr. G.H. Ulrich, Professional Support Lawyer bij Hertoghs advocatenbelastingkundigen

Overzicht Fiscale Cijfers 2013 en 2014 (per januari 2014)

Wijzigingen kindregelingen per 2015

Wijzigingen in de loonheffingskorting 2019 voor niet-inwoners van Nederland

1. Kosten kinderen. Netto Gezins Inkomen. Berekend per Besteedbaar tijdens huwelijk / samenwonen. Vrouw 0 0 Gemaximeerd tot 6000

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Artikel 31. Toelichting. Artikel 31, tweede lid, onderdeel u, van de Wet werk en bijstand komt te luiden:

Vragenlijst voor het opstellen van huwelijksvoorwaarden of partnerschapsvoorwaarden 1

Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Raad van State gehoord (advies van, nummer ; Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

UITLEG AANPAK AFWIKKELING LIJFRENTE BIJ SCHEIDING EN VASTLEGGING IN CONVENANT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

PARTICULIEREN: LETOP

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet inkomstenbelasting 2001

1. Besteedbaar inkomen tijdens Huwelijk/Samenwonen

Programma. Inleiding wettenbundel fiscaal. FFP opleiding Fiscaal. Inleiding Wettenbundel IB 2001, IWIB, UBIB, URIB. Box 1.

Artikel 31 Let op: Artikel 31 wijzigt ook door de Wet maatregelen WWB!!! Laatste bewerking op 10 maart

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

TOESLAGEN EN HEFFINGSKORTINGEN EN DE GEVOLGEN VOOR HET VRIJ BESTEEDBAAR INKOMEN

1. Kosten kinderen. Netto Gezins Inkomen. Berekend per Besteedbaar tijdens huwelijk / samenwonen. Vrouw 0 0 Gemaximeerd tot 6000

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EINDEJAARSTIPS /5

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

A. In artikel 2.14, vierde lid, wordt artikel 5.3, vijfde lid vervangen door: artikel 5.3, vierde lid.

Belastingscan 2015: Alle bedragen

1. Besteedbaar inkomen tijdens Huwelijk/Samenwonen

Transcriptie:

Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013

Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen 3 2 De fiscale partnerregeling 4 2.1 Partnerregeling; inwonende vriend van dochter 4 2.2 Partnerregeling; inwonend meerderjarig kind 4 2.3 Einde partnerschap; eenzijdig verzoek tot beëindiging geregistreerd partnerschap 4 2.4 Einde partnerschap; wederzijds goedvinden beëindiging geregistreerd partnerschap 5 2.5 Partnerregeling; herleven partnerschap 5 2.6 Keuze voljaarpartnerschap; herziening keuze door beide partners? 6 2.7 Keuze voljaarpartnerschap; keuze na indiening aangifte? 6 2.8 Toerekening partners; persoonsgebonden aftrek 6 2.9 Toerekening partners; verrekening buitenlandse (bron)belasting 6 2.10 Partnerregeling; gewezen partner in de zin van de Wet IB 2001 7 3 Vragen en antwoorden over heffingskortingen 8 3.1 Berekening verhoging maximum heffingskorting in jaar van echtscheiding 8 3.2 Werkbonus; leeftijd bij begin van het kalenderjaar 8 3.3 Kindgerelateerde heffingskortingen; geboorte kind in kalenderjaar 8 3.4 Inkomensafhankelijke combinatiekorting; partner en kind wonen in Marokko 9 3.5 Ouderschapsverlofkorting; invloed inkomsten uit PGB 9 3.6 Ouderschapsverlofkorting; buitenlands inkomen 10 3.7 Jonggehandicaptenkorting; recht op Wajong-uitkering 10 Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 2

1 Inleiding Dit document bevat vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en de heffingskortingen. In dit document is uitgegaan van de wetteksten en cijfers voor het jaar 2013. 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen Wet IB 2001 Wet inkomstenbelasting 2001 AWR Algemene wet inzake rijksbelastingen Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 3

2 De fiscale partnerregeling 2.1 Partnerregeling; inwonende vriend van dochter Een alleenstaande moeder en haar minderjarige kinderen staan in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op één adres. De 18-jarige vriend van één van de minderjarige dochters woont ook op hetzelfde adres en staat daar ook ingeschreven. Deze jongen kan niet worden aangemerkt als pleegkind in de zin van artikel 1.4 Wet IB 2001. Hij betaalt geen zakelijke huur. Moeten de moeder en de 18 jarige jongen met ingang van 1 januari 2013 als fiscale partners worden aangemerkt? Op grond van artikel 5a, eerste lid, van de AWR zijn de moeder en de 18 jarige jongen geen fiscale partner van elkaar. In artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001 is echter bepaald dat onder partner mede wordt verstaan degene die op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, en waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat ingeschreven, behoudens ingeval de belastingplichtige door middel van een schriftelijke huurovereenkomst, waaraan bij ministeriële regeling nadere voorwaarden kunnen worden gesteld, doet blijken dat een van beiden op zakelijke gronden een gedeelte van de woning huurt van de ander. Er is derhalve sprake van partnerschap tussen de moeder en de jongen. Dit kan gevolgen hebben voor meerdere heffingskortingen. 2.2 Partnerregeling; inwonend meerderjarig kind Twee samenwonenden zijn geen fiscaal partner van elkaar op grond van artikel 5a AWR dan wel artikel 1.2 Wet IB 2001. Op enig moment komt de dochter van één van beiden met haar kind bij de samenwonenden inwonen. De dochter is 30 jaar. Zij staan allen op hetzelfde woonadres ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens. Op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001, zou de dochter partner kunnen zijn met allebei de samenwonenden. Kan in deze situatie sprake zijn van partnerschap tussen één van de twee samenwonenden en de dochter? Er wordt niet voldaan aan een van de voorwaarden van artikel 5a van de AWR. Dus is er op grond van die bepaling geen sprake van partnerschap. Er wordt wel voldaan aan de voorwaarde van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001. De dochter voldoet met ieder van de twee samenwonenden aan de voorwaarde, en andersom voldoen de twee samenwonenden allebei afzonderlijk met de dochter aan de voorwaarde. In het derde lid, van artikel 1.2, van de Wet IB 2001 is bepaald dat een persoon op enig moment slechts één partner kan hebben. Vervolgens is in dit lid aangegeven hoe de rangorde is. Nu er sprake is van meerdere kwalificerende personen in dezelfde categorie, volgt uit de wettelijke formulering dat geen van deze personen partner is in de zin van artikel 1.2 van de Wet IB 2001. 2.3 Einde partnerschap; eenzijdig verzoek tot beëindiging geregistreerd partnerschap Belastingplichtige, een geregistreerd partner, wil eenzijdig dit partnerschap beëindigen. Dit kan alleen door ontbinding door de rechter op verzoek van één van de partners (artikel 80c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek). Op welk moment is dan geen sprake meer van partnerschap in de zin van artikel 5a van de AWR? Een geregistreerd partnerschap kan onder andere eindigen door ontbinding op verzoek van één van de partners. Op grond van het vierde lid, van artikel 5a, van de AWR wordt een persoon niet meer als partner aangemerkt als een verzoek tot echtscheiding, respectievelijk tot scheiding van tafel en bed is ingediend en de partner niet meer op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven als de belastingplichtige. Omdat in het zesde lid, van artikel 2, van de AWR de bepalingen inzake de gevolgen van het aangaan/ beëindigen van een huwelijk van gelijke toepassing worden verklaard bij het aangaan/beëindigen van een geregistreerd partnerschap, is het vierde lid, van artikel 5a, van de AWR ook van toepassing bij beëindiging van een geregistreerd partnerschap. Dat betekent dus dat het partnerschap eindigt op het moment dat het verzoek tot ontbinding is ingediend en beiden niet meer op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 4

2.4 Einde partnerschap; wederzijds goedvinden beëindiging geregistreerd partnerschap Belastingplichtigen, geregistreerde partners, beëindigen met wederzijds goedvinden dit partnerschap. Op welk tijdstip is dan geen sprake meer van partnerschap in de zin van artikel 5a van de AWR? Een geregistreerd partnerschap eindigt met wederzijds goedvinden door inschrijving door de ambtenaar van de burgerlijke stand van een door beide partners en een of meer advocaten of notarissen ondertekende en gedagtekende verklaring waaruit blijkt dat en op welk tijdstip de partners een overeenkomst hebben gesloten omtrent de beëindiging van het geregistreerd partnerschap (artikel 80c, onderdeel c, van Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek). Er is geen sprake meer van partnerschap in de zin van artikel 5a van de AWR op het tijdstip waarop deze overeenkomst tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap is gedagtekend én de partners niet meer op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie staan ingeschreven. 2.5 Partnerregeling; herleven partnerschap Een echtpaar dient op of omstreeks 11 november 2012 een verzoek tot scheiding in. Op 11 november van dat jaar wordt één van beiden uitgeschreven uit het GBA. Op 14 april 2013 besluiten de echtelieden om toch nog een poging te doen om het huwelijk te redden. Vanaf dat moment zijn beiden weer op hetzelfde adres in het GBA ingeschreven. Er is nog geen uitspraak van de rechter geweest. In welke periode is er sprake van fiscaal partnerschap? Tot 11 november 2012 is sprake van fiscaal partnerschap op grond van artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, AWR. In de periode van 11 november 2012 tot 14 april 2013 is geen sprake van fiscaal partnerschap. Er is namelijk een verzoek tot echtscheiding en beide partners staan in die periode niet ingeschreven op hetzelfde woonadres. Hoewel het huwelijk dus nog niet ontbonden is en daarom in beginsel nog steeds sprake is van fiscaal partnerschap op grond van artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, AWR geldt de uitzondering van 5a, vierde lid, AWR. Indien aan de cumulatieve voorwaarden van dit vierde lid wordt voldaan, is geen sprake meer van fiscaal partnerschap. Deze cumulatieve voorwaarden zijn (voor zover hier van belang): 1 er is een verzoek tot echtscheiding ingediend en 2 men staat niet meer op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven. Aan de cumulatieve voorwaarden is voldaan. Hierdoor is gedurende de periode van 11 november 2012 tot 14 april 2013 geen sprake van fiscaal partnerschap. Vanaf 14 april 2013 is (weer) sprake van fiscaal partnerschap.in artikel 5a, eerste lid, AWR wordt de echtgenoot als partner aangemerkt. Er is sprake van een echtgenoot vanaf het moment van het sluiten van een huwelijk tot het moment waarop het huwelijk wordt ontbonden, zoals door overlijden, door echtscheiding of omzetting van het huwelijk in geregistreerd partnerschap, artikel 1:149 BW. Aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 5a, vierde lid, AWR wordt niet meer voldaan nu beiden weer op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven. Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 5

2.6 Keuze voljaarpartnerschap; herziening keuze door beide partners? Deeljaarpartners kunnen op grond van artikel 2.17, zevende lid, van de Wet IB 2001 er gezamenlijk voor kiezen om voor de toepassing van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 als voljaarpartners te worden aangemerkt. Als gevolg van deze keuze kunnen de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en de bestanddelen van de rendementsgrondslag van het gehele kalenderjaar aan de partners worden toegerekend in de onderlinge verhouding die zij hiervoor kiezen. Voor de keuze voor voljaarspartnerschap geldt dat de gemaakte keuze kan worden herzien tot het moment dat de aanslagen van de belastingplichtige en zijn partner onherroepelijk vaststaan. Moet een dergelijke keuzeherziening door beide partners gezamenlijk worden gedaan? Ja, het is een gezamenlijke keuze om voor toepassing van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 het gehele kalenderjaar als partners te worden aangemerkt. Daarom moet ook de herziening van deze keuze door beide partners gezamenlijk worden gedaan. 2.7 Keuze voljaarpartnerschap; keuze na indiening aangifte? Deeljaarpartners kunnen op grond van artikel 2.17, zevende lid, van de Wet IB 2001 er gezamenlijk voor kiezen om voor de toepassing van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 als voljaarpartners te worden aangemerkt. Kunnen deeljaarpartners die bij de aangifte niet kozen voor voljaarpartnerschap, deze keuze alsnog doen nadat de aangifte is ingediend? Ja, een bij de aangifte te maken keuze kan, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, worden gemaakt tot het moment dat de aanslag van de belastingplichtige en zijn deeljaarpartner onherroepelijk vaststaat. Nadat de aanslagen van de belastingplichtige en zijn deeljaarpartner onherroepelijk vaststaan, kan de keuze voor voljaarpartnerschap niet meer worden gemaakt voor het desbetreffende kalenderjaar. 2.8 Toerekening partners; persoonsgebonden aftrek In artikel 2.17, vijfde lid, onderdeel c, van de Wet IB 2001 is de persoonsgebonden aftrek als gemeenschappelijk inkomensbestanddeel gekwalificeerd. Betekent dit dat de persoonsgebonden aftrek als één inkomensbestanddeel mag worden verdeeld, of kunnen partners per persoonsgebonden aftrekpost een verdeling kiezen? Partners kunnen per persoonsgebonden aftrekpost een verdeling kiezen. 2.9 Toerekening partners; verrekening buitenlandse (bron)belasting A en B zijn het gehele jaar fiscale partners. A is de niet-verdienende partner. B heeft buitenlandse aandelen die onderdeel uitmaken van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen. Op het buitenlandse aandelenpakket is dividend uitgekeerd, waarop buitenlandse bronbelasting is ingehouden. B wil de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen toerekenen aan A. Bij wie moet de geheven buitenlandse (bron)belasting in aanmerking worden genomen voor verrekening met de inkomstenbelasting ter voorkoming van dubbele belasting? Bij B die eigenaar is van de buitenlandse aandelen of bij A aan wie de buitenlandse aandelen worden toegerekend? Verrekening van buitenlandse (bron)belasting kan alleen aan de orde komen voor zover de aandelen waarop het dividend is uitgekeerd, bij de belastingplichtige tot de rendementsgrondslag behoren (grondslageis). In dit verband wordt de te verrekenen buitenlandse (bron)belasting bij de fiscale partners in aanmerking genomen in dezelfde verhouding waarin zij de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen verdelen. Als de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen waarvan de buitenlandse aandelen onderdeel uitmaken op de voet van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 volledig wordt toegerekend aan A, kan alleen A de buitenlandse (bron)belasting verrekenen. Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 6

2.10 Partnerregeling; gewezen partner in de zin van de Wet IB 2001 Het begrip gewezen partner kan een rol spelen in de eigenwoningregeling en in de sfeer van de uitgaven voor inkomensvoorzieningen. X en Y woonden samen en zijn inmiddels uit elkaar gegaan. X en Y waren in een voorgaand jaar fiscaal partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet IB 2001. Zijn X en Y aan te merken als elkaars gewezen partner in de zin van de Wet IB 2001? Ja, X en Y zijn aan te merken als elkaars gewezen partner in de zin van de Wet IB 2001. Bepalend is of X en Y in een voorgaande periode elkaars fiscaal partner waren. Daarbij is niet alleen van belang of belastingplichtigen elkaars fiscaal partner waren in het jaar van verbreking van de samenleving of het huwelijk. X en Y zijn ook elkaars gewezen partner als zij in een voorgaand jaar of een gedeelte daarvan elkaars fiscaal partner waren. Als zij nooit elkaars fiscaal partner waren, zijn zij ook niet aan te merken als elkaars gewezen partner in de zin van de Wet IB 2001. Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 7

3 Vragen en antwoorden over heffingskortingen 3.1 Berekening verhoging maximum heffingskorting in jaar van echtscheiding X en Y zijn gehuwd en dienen op 3 november 2013 een verzoek in, zoals bedoeld in artikel 150, respectievelijk 169 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek tot echtscheiding, respectievelijk tot scheiding van tafel en bed. Vanaf dat moment zijn zij geen fiscaal partner meer, omdat zij ook niet meer op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. X heeft gedurende de huwelijkse periode geen inkomen, Y is kostwinner. Na de echtscheiding gaat X werken (en dus inkomen genieten). a Komt X in aanmerking voor de verhoging van het maximum van de gecombineerde heffingskorting volgens artikel 8.9 van de Wet IB 2001? b Welk inkomen van Y is relevant om te bepalen of de door Y verschuldigde gecombineerde inkomensheffing verminderd met zijn gecombineerde heffingskorting voldoende is om de verhoging van de gecombineerde heffingskorting bij X te rechtvaardigen? a b X voldoet aan de zesmaandstermijn van artikel 8.9, eerste lid, van de Wet IB 2001. X kan in aanmerking komen voor de verhoging van de gecombineerde heffingskorting als de verschuldigde gecombineerde inkomensheffing over haar jaarinkomen lager is dan het bedrag van haar gecombineerde heffingskorting. Het jaarinkomen is het inkomen van de huwelijkse periode en dat van de nahuwelijkse periode tezamen. De verschuldigde inkomensheffing over het inkomen van Y gedurende het gehele jaar 2013 is relevant. De in artikel 8.9, eerste lid, van de Wet IB 2001 bedoelde, door de partner verschuldigde gecombineerde inkomensheffing verminderd met zijn gecombineerde heffingskorting, wordt immers in beginsel over de periode van een jaar vastgesteld. 3.2 Werkbonus; leeftijd bij begin van het kalenderjaar Belastingplichtige is geboren op 1 januari 1953 en is dus op 1 januari 2013 60 jaar geworden. Haar arbeidsinkomen bedraagt in het jaar 2013 meer dan 17.139. Zij claimt de werkbonus als bedoeld in artikel 8.12 van de Wet IB 2001. Voldoet de belastingplichtige aan de voorwaarde van artikel 8.12, eerste lid, van de Wet IB 2001 dat zij bij het begin van het kalenderjaar 2013 de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt? Het Hof Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 1 juli 1994, zaaknr. 93/2651, LJN AW2696 (FED 1996/128) beslist dat een kalenderjaar aanvangt op 1 januari van dat jaar te 00.00 uur. Volgens dat Hof bereikt iemand die op 1 januari jarig is, die (relevante) leeftijd niet bij het begin van het kalenderjaar. Deze belastingplichtige voldoet hierdoor niet aan de voorwaarde van artikel 8.12, eerste lid, van de Wet IB 2001 dat zij bij het begin van het kalenderjaar 2013 de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. 3.3 Kindgerelateerde heffingskortingen; geboorte kind in kalenderjaar Geldt de inkomensafhankelijke combinatiekorting ook voor de belastingplichtige op wiens woonadres op 1 januari van het kalenderjaar nog geen kind stond ingeschreven maar in de loop van het jaar wel, doordat het kind op 3 maart 2013 wordt geboren? Ja. In deze situatie staat immers in het kalenderjaar tenminste zes maanden een kind op hetzelfde woonadres als belastingplichtige ingeschreven. Voor de in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 bedoelde leeftijdstoets bij de aanvang van het kalenderjaar worden nog niet geboren kinderen geacht nul jaar te zijn. Dezelfde systematiek is van toepassing op de in artikel 8.15, tweede lid, van Wet IB 2001 bedoelde alleenstaandeouderkorting. Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 8

3.4 Inkomensafhankelijke combinatiekorting; partner en kind wonen in Marokko Belastingplichtige is gehuwd en woont en werkt in 2013 in Nederland. Zijn echtgenote woont met de kinderen van 8 en 10 jaar in Marokko. De echtgenote geniet met tegenwoordige arbeid meer dan 4.814 en wordt in Marokko in beginsel als inwoner betrokken in de belastingheffing. Marokko is een mogendheid waarmee Nederland een regeling ter voorkoming van dubbele belasting is overeengekomen die voorziet in uitwisseling van inlichtingen. a Komt belastingplichtige in 2013 in aanmerking voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting van artikel 8.14 a van de Wet IB 2001? b Komt zijn echtgenote in 2013 in aanmerking voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting? a b Nee, belastingplichtige komt niet in aanmerking voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting omdat de kinderen niet ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staan ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens. De bepaling van artikel 44b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (regeling voor co-ouders) is niet van toepassing omdat de kinderen niet tot de huishouding van belastingplichtige behoren. Ja, mits de echtgenote op basis van artikel 2.5 van de Wet IB 2001 kiest voor de toepassing van de regels voor binnenlandse belastingplichtigen en zij voldoet aan de overige voorwaarden voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting. 3.5 Ouderschapsverlofkorting; invloed inkomsten uit PGB Belastingplichtige heeft een privaatrechtelijke dienstbetrekking waaruit hij loon geniet. Daarnaast ontvangt hij ook inkomsten uit het persoonsgebonden budget (PGB) van zijn minderjarige kind voor de zorg die hij aan zijn kind verleent. Voor de inkomsten die belastingplichtige uit het PGB geniet, is gekozen voor opting-in. Dit heeft tot gevolg dat de inkomsten uit het PGB als loon uit (fictieve) dienstbetrekking in de loonheffing van belastingplichtige worden betrokken. Belastingplichtige neemt ouderschapsverlof op en claimt ouderschapsverlofkorting. Voor toepassing van de ouderschapsverlofkorting is op grond van artikel 8.14b, tweede lid, van de Wet IB 2001 een terugval in het belastbaar loon vereist. Worden de inkomsten die als gevolg van de opting-in regeling loon uit dienstbetrekking vormen voor de toepassing van dat tweede lid als belastbaar loon aangemerkt? In artikel 3.80 Wet IB 2001 is een definitie van het begrip belastbaar loon opgenomen. Artikel 3.81 Wet IB 2001 geeft vervolgens aan wat daarbij als loon moet worden aangemerkt. Voor zover hier van belang gaat het dan om loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien de belastingplichtige kiest voor opting-in, ontstaat er een fictieve dienstbetrekking op grond van artikel 4, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964. De beloning uit deze fictieve dienstbetrekking moet dan bij de belastingplichtige in aanmerking worden genomen als loon in de zin van artikel 10 van deze wet. Dit betekent dat deze beloning op grond van de artikelen 3.80 en 3.81 van de Wet IB 2001 voor toepassing van de Wet IB 2001 als belastbaar loon wordt aangemerkt (dus geen ROW). De inkomsten van belastingplichtige uit het PGB van zijn kind, verhogen dus voor de toepassing van artikel 8.14b, tweede lid, van de Wet IB 2001 zijn belastbaar loon. Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 9

3.6 Ouderschapsverlofkorting; buitenlands inkomen Belastingplichtige is in augustus 2012 in Nederland komen wonen. In 2012 bedroeg het in Nederland genoten loon 21.575. Belastingplichtige is vanaf augustus 2012 belasting- en premieplichtig in Nederland, hij heeft niet geopteerd voor binnenlandse belastingplicht. In de voorafgaande periode van 2012 heeft belastingplichtige in België 25.584 aan looninkomsten genoten. In 2013 bedraagt het in Nederland genoten loon 46.729. In 2013 heeft hij ouderschapsverlof opgenomen. Moet bij het bepalen van het recht op ouderschapsverlofkorting rekening gehouden worden met het in België genoten loon? Op grond van artikel 8.14b, tweede lid, Wet IB 2001, bestaat slechts recht op ouderschapsverlofkorting als sprake is van terugval in loon. In artikel 8.14b, Wet IB 2001, wordt gesproken over belastbaar loon. In artikel 3.80 Wet IB 2001 wordt het begrip belastbaar loon gedefinieerd. Het gaat hier om de uitleg van het begrip belastbaar. In dit geval heeft belanghebbende niet gekozen voor binnenlandse belastingplicht. Het door belanghebbende genoten loon in België is niet belast in Nederland. Artikel 3.80, Wet IB 2001, spreekt echter niet van in Nederland belastbaar loon. In samenhang gelezen met artikel 7.2, tweede lid, onderdeel b, Wet IB 2001, kan er van worden uitgegaan dat het begrip belastbaar loon in artikel 3.80, Wet IB 2001, een wereldloonbegrip betreft, waarop artikel 7.2, tweede lid, onderdeel b, Wet IB 2001, een beperking aanbrengt. Dit betekent dat voor de ouderschapsverlofkorting uitgegaan moet worden van het ruime belastbaarloonbegrip, wat in onderhavig geval betekent dat ook het in België genoten loon wordt meegenomen bij de beoordeling of sprake is van een terugval in het belastbare loon. 3.7 Jonggehandicaptenkorting; recht op Wajong-uitkering Belanghebbende is vanaf zijn geboorte arbeidsgehandicapt en kwalificeert als jonggehandicapte in de zin van de Wet Wajong. Belanghebbende is in loondienst werkzaam vanaf het verlaten van het onderwijs en hij geniet geen Wajong-uitkering. Heeft belanghebbende recht op de jonggehandicaptenkorting? Belanghebbende heeft op grond van artikel 8.16a van de Wet IB 2001 recht op de jong gehandicaptenkorting als hij aannemelijk maakt dat hij rechthebbende is voor de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Voor de beantwoording van de vraag of belanghebbende recht heeft op de jonggehandicaptenkorting is met ingang van 2004 enkel van belang of hij recht heeft op een uitkering of op arbeidsondersteuning op grond van de Wet Wajong. Dit is een verruiming ten opzichte van de regeling tot en met 2003. Wajonggerechtigden die loon of een andere uitkering genieten en om die reden feitelijk geen Wajong-uitkering ontvangen komen sinds 2004 dus ook voor de jonggehandicaptenkorting in aanmerking. Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 10

IB 808-1Z31FD