Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Centraal Justitieel Incassobureau. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/011



Vergelijkbare documenten
HoE krijg Ik mijn ScHADE vergoed?

U hebt een schadevergoeding toegewezen gekregen

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie. en het Centraal Justitieel Incassobureau.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau en/of het Openbaar Ministerie. Datum: 14 november 2011

Geen adres om te arresteren, wel om te informeren

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 23 februari 2007 Rapportnummer: 2007/038

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Datum: 27 februari Rapportnummer: 2014/012

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK. Datum: 28 november Rapportnummer: 2012/190

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/044

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei Rapportnummer: 2011/143

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau uit Leeuwarden. Datum: 18 oktober Rapportnummer: 2011/308

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 23 december 2015 Rapportnummer: 2015/175

Rapport. Op het verkeerde been

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Rapport Over de wijze waarop de gemeente Rijswijk. een adresonderzoek heeft uitgevoerd voordat zij in 2012 een burger uit de

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Rapport. Vergoeding griffierecht na bijna één jaar uitbetaald. Oordeel

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Dienst Wegverkeer te Zoetermeer. Datum: 24 mei Rapportnummer: 2013/056

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Centraal Gelderland uit Arnhem. Datum: 17 februari Rapportnummer: 2011/054

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus Rapportnummer: 2011/233

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 9 mei Rapportnummer: 2012/077

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober Rapportnummer: 2014 / /139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Datum: 23 april 2004 Rapportnummer: 2004/135

Rapport. Datum: 9 november 2005 Rapportnummer: 2005/345

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Aankondiging binnentreden Gemeente Amsterdam Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Datum: 17 februari Rapportnummer: 2011/055

Een onderzoek naar het door het Centraal Justitieel Incassobureau terugstorten op een verkeerde rekening van een ten onrechte geïnd geldbedrag.

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Rapport over een klacht over het Gerechtsdeurwaarderskantoor X te Heerlen. Datum: Rapportnummer: 2013/172

Vervolgens legde het CJIB op 22 maart 2007 beslag op zijn inboedel.

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Rapport. Datum: 26 maart 2007 Rapportnummer: 2007/051

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Hilversum. Datum: 28 augustus Rapportnummer: 2012/134

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 13 september Rapportnummer: 2012/149

Rapport. Datum: 26 april 2004 Rapportnummer: 2004/139

Rapport. Datum: 14 september 2001 Rapportnummer: 2001/281

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de Dienst Uitvoering Onderwijs te Groningen gegrond.

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden. Datum: 16 augustus Rapportnummer: 2013/110

Rapport Datum: 30 december 2013 Rapportnummer: 2013/216

Rapport. Datum: 8 juni 1998 Rapportnummer: 1998/216

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK te Den Haag. Datum: 14 augustus Rapportnummer: 2013/099

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 10 juli 2012 en bij het secretariaat ingeboekt op 11 juli 2012 onder nummer

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Een onderzoek naar het rekening houden met de beslagvrije voet bij loonbeslag door de Belastingdienst en het UWV

Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen.

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek te Den Haag. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/081

RAPPORT 2001/281, NATIONALE OMBUDSMAN 14 SEPTEMBER 2001

Rapport. Datum: 31 maart Rapportnummer: 2014/029

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Ministerie van Defensie uit Den Haag. Datum: 20 november Rapportnummer: 2011/341

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Trage behandeling restitutieverzoek

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Een onderzoek naar een klacht over het informeren van een burger in het buitenland

Een onderzoek naar de wijze waarop de Dienst Justis is omgegaan met een gratieverzoek.

Beoordeling. h2>klacht

Belastingdienst stuurt aanmaning direct na vermindering aanslag

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht betreffende het Centraal Justitieel Incassobureau. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/011

2 Klacht Verzoeker is slachtoffer geworden van verduistering en heeft hierdoor schade geleden. Het gerechtshof te 's-hertogenbosch heeft daarom aan de heer X een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten behoeve van verzoeker. Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau onvoldoende heeft gedaan om deze schadevergoedingsmaatregel te innen. Bevindingen en beoordeling Algemeen 1. De schadevergoedingsmaatregel die het gerechtshof had opgelegd hield in dat X 92.010,93 aan de Staat moest betalen ten behoeve van verzoeker. Verder had het gerechtshof bepaald dat wanneer X dit bedrag niet zou betalen hij 365 dagen hechtenis diende te ondergaan. 2. Wanneer de rechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt, geeft de officier van justitie aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de opdracht om het bedrag van deze maatregel voor het slachtoffer te innen. Bij het innen van een schadevergoedingsmaatregel kunnen de volgende stappen worden doorlopen: een plaatsing in het opsporingsregister. Als tijdens de inningsprocedure blijkt dat de veroordeelde onvindbaar is, dan worden zijn persoonsgegevens opgenomen in het opsporingsregister. Als bijvoorbeeld de politie de veroordeelde vervolgens signaleert, dan wordt hij aangehouden. Het versturen van een acceptgiro en aanmaningen. Het uitvaardigen van een dwangbevel. Dit bevel wordt naar een gerechtsdeurwaarder gestuurd. Een gerechtsdeurwaarder kan beslag leggen op vermogen van de veroordeelde. Het uitvaardigen van een arrestatiebevel. In dat geval krijgt de politie de opdracht de veroordeelde op te sporen en aan te houden. Als de veroordeelde bij aanhouding het openstaande bedrag niet betaalt, moet hij de door de rechter opgelegde dagen hechtenis ondergaan. Tijdens de hechtenis heeft de veroordeelde de mogelijkheid om nog te betalen. Als de hechtenis voorbij is, dan is de bemoeienis van het CJIB bij het innen van de schadevergoedingsmaatregel geëindigd. In dat geval kan het slachtoffer zelf proberen het openstaande bedrag te innen. Bevindingen Visie verzoeker

3 3. Verzoeker stelt dat hij in december 2004 is opgelicht door zijn voormalige zwager (hierna: X). Volgens verzoeker is X medio 2006 vertrokken naar Roemenië. Verder stelt verzoeker dat hij zelf intensief speurwerk heeft verricht waardoor X uiteindelijk in december 2011 is gearresteerd en uitgeleverd aan Nederland. Volgens verzoeker had X in oktober 2011 geprobeerd een huis te kopen in Roemenië. X zou tegen de verkopende partij hebben gezegd dat hij zijn kapitaal op bankrekeningen in Kroatië en Cyprus heeft geparkeerd. 4. Verder heeft verzoeker (onder andere) de volgende informatie aan het CJIB verstrekt: naam en adres van een bedrijf van X in Roemenië; telefoonnummers die X zou gebruiken of hebben gebruikt; gegevens van personen met wie X zaken zou hebben gedaan; gegevens van een bank waar X voor zou hebben gewerkt; contactgegevens van de ex-partner van X; contactgegevens van de secretaresse van X; gegevens van auto's waar X in zou hebben gereden; gegevens van verschillende locaties waar X was gezien; informatie over het verrichten van transacties door X; bankrekeningnummers van X; bankafschriften uit 2006; sofinummer van X; gegevens van een pand dat X huurde en gegevens van de verhuurder; gegevens van een pand waar X een hypotheek op had; polisnummer levensverzekering van X. Verzoeker had hier beslag op laten leggen, maar X had het bedrag al geïnd. 5. Verzoeker vindt dat het CJIB navraag had moeten doen bij de banken waarvan verzoeker bankrekeningnummers en bankafschriften had verstrekt. Verder heeft verzoeker gegevens verstrekt van een bedrijf dat X zou hebben in Roemenië. Volgens verzoeker moeten er ook bankrekeningen aan dit bedrijf zijn gekoppeld. Verzoeker denkt dat het

4 CJIB het lastig vindt om actie te ondernemen, omdat dan onderzoek moet worden gedaan in Roemenië. Volgens verzoeker heeft het CJIB gefaald, omdat het geld op bepaalde momenten voor het grijpen lag. Verzoeker stelt dat hij veel informatie aan het CJIB heeft gegeven, maar het CJIB hier niets mee heeft gedaan. Volgens verzoeker was X nog Nederlands staatsburger en waren zowel zijn paspoortgegevens als zijn Burgerservicenummer bekend bij het OM. Verzoeker vindt dat dit voldoende gegevens zijn om een onderzoek door het CJIB te starten. Het verbaast verzoeker dat X nooit is verzocht om zijn schuld af te lossen. Volgens verzoeker was hier voldoende gelegenheid voor toen X in detentie zat naar aanleiding van een veroordeling. Ook stelt verzoeker dat door het CJIB is toegegeven dat er om allerlei redenen niets met de informatie die verzoeker had aangeleverd, was gedaan. Verzoeker vindt dat misdaad loont en heeft geen vertrouwen meer in het CJIB. Volgens verzoeker is X op zijn aandringen in het internationale opsporingsregister geplaatst. Ook stelt verzoeker dat er pas een internationaal arrestatiebevel is uitgevaardigd nadat hij hierop had aangedrongen. Hij stelt dat hij meerdere signalen heeft afgegeven dat X in het buitenland zat. Dat het CJIB dan niet automatisch tot een internationaal arrestatiebevel overgaat, roept bij verzoeker vraagtekens op. Volgens verzoeker gaat het CJIB er volledig aan voorbij dat hem veel geld is afgenomen en hij daar dagelijks veel last van heeft. Verzoeker vindt dat X uiteindelijk de lachende derde is en verzoeker zijn geld kan vergeten. Verder stelt verzoeker dat hij telkens het initiatief heeft moeten nemen en dat als hij dat niet had gedaan, X nu nog steeds vrij rond zou lopen. Informatie minister van Veiligheid en Justitie en het CJIB 6. De minister van Veiligheid en Justitie heeft laten weten dat de door het gerechtshof opgelegde schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van verzoeker op 18 juli 2010 onherroepelijk is geworden en op 4 oktober 2010 ter executie aan het CJIB is overgedragen. Het CJIB beschikte niet over adresgegevens van X. Volgens de minister kon het CJIB daarom geen acceptgiro's versturen, geen deurwaarder inschakelen en geen onderzoek doen naar vermogen in Nederland. Vervolgens is de zaak opgenomen in het opsporingsregister. De minister stelt dat het CJIB in het voorjaar van 2011 aanwijzingen ontving dat X zich in het buitenland bevond. Vervolgens is een internationaal arrestatiebevel uitgevaardigd en is X internationaal gesignaleerd. Op 11 mei 2011 heeft het CJIB verzoeker hierover geïnformeerd. De minister heeft niet meer kunnen traceren wanneer het arrestatiebevel exact is uitgevaardigd, maar volgens hem zal dit niet lang vóór de mededeling aan verzoeker hebben plaatsgevonden. Volgens de minister was er op dat moment geen sprake van een bekend adres in een Europese lidstaat en ook niet van bekend vermogen. Daarom kon het CJIB het innen van de schadevergoedingsmaatregel niet overdragen aan een andere lidstaat. Verder heeft de minister aangegeven dat de veroordeelde in december 2011 is gearresteerd in Roemenië. Vervolgens is X naar Nederland overgebracht om zijn gevangenisstraf uit te zitten. Toen X zijn gevangenisstraf

5 had uitgezeten, kon het CJIB de schadevergoedingsmaatregel nog steeds niet innen omdat er geen vermogen was. Daarom heeft het CJIB de vervangende hechtenis laten starten direct nadat de gevangenisstraf was geëindigd, aldus de minister. Het CJIB heeft de schadevergoedingsmaatregel aangeboden aan de directeur van de inrichting waar X gedetineerd zat. Volgens de minister is daarbij tevens aangekondigd dat de veroordeelde tijdens het uitzitten van de vervangende hechtenis nog altijd de mogelijkheid had om te betalen. 7. Het CJIB heeft volgens de minister nooit concrete aanwijzingen gehad dat de veroordeelde over vermogensbestanddelen beschikte. Verzoeker heeft het CJIB vele malen gegevens verstrekt, maar de beoordeling van die gegevens leidde steeds tot de conclusie dat de informatie onvoldoende concreet was en onvoldoende aanknopingspunten bood om daarop een internationaal onderzoek te baseren. De minister stelt verder dat het CJIB van februari 2012 tot en met mei 2012 bronnenonderzoek heeft uitgevoerd. Bronnenonderzoek houdt in dat alle CJIB-bestanden worden gecheckt en dat zoveel mogelijk openbare bronnen worden geraadpleegd. Hierbij worden onder andere het Kadaster, de Kamer van Koophandel en de Rijksdienst voor het Wegverkeer bevraagd. Een dergelijk onderzoek naar de vermogensbestanddelen was vóór de arrestatie van de veroordeelde niet mogelijk, omdat er eerder geen adresgegevens in Nederland bekend waren. De conclusie was dat in Nederland en ook in het buitenland geen aanknopingspunten waren dat veroordeelde over vermogensbestanddelen beschikte, aldus de minister. Na het bronnenonderzoek werd een onderzoek op Cyprus uitgevoerd. Dit onderzoek werd in juni 2012 afgerond en hieruit kwam naar voren dat de veroordeelde niet beschikt over onroerend goed of andere vermogensbestanddelen op Cyprus. Dit onderzoek betrof een pilot en maakte geen deel uit van de reguliere onderzoeksmogelijkheden van het CJIB. Volgens de minister heeft het CJIB op 24 oktober 2012 aan verzoeker meegedeeld dat kort daarvoor weer een bronnenonderzoek was verricht mede naar aanleiding van informatie die verzoeker had aangedragen. Dit onderzoek leidde niet tot resultaat. Ook stelt de minister dat het CJIB tot op heden geen concrete aanwijzingen heeft dat de veroordeelde een besloten vennootschap heeft in Roemenië. 8. In reactie op klachten van verzoeker, heeft het CJIB hem op 29 mei 2012 per brief laten weten dat als hij over informatie beschikt op basis waarvan vermogensbestanddelen kunnen worden opgespoord hij deze informatie aan het CJIB kan verstrekken. Op dat moment onderging X de vervangende hechtenis al. In juli 2012 heeft verzoeker onder andere informatie over bankrekeningnummers en bankafschriften aan de Nationale ombudsman verstrekt. De Nationale ombudsman heeft deze informatie toen doorgestuurd naar het CJIB. Vervolgens heeft het CJIB verzoeker in oktober 2012 per brief laten weten dat de door verzoeker verstrekte informatie onvoldoende concreet is en onvoldoende

6 aanknopingspunten biedt om daarop een nader internationaal onderzoek te baseren. Op enig moment heeft verzoeker de Nationale ombudsman opnieuw benaderd. Naar aanleiding hiervan heeft een medewerker van de Nationale ombudsman in februari 2013 vragen gesteld aan het CJIB. Hierbij werd onder andere gevraagd naar het onderzoek dat het CJIB zou hebben verricht naar de door verzoeker verstrekte informatie over de bankrekeningnummers en de bankafschriften. In april 2013 heeft het CJIB de Nationale ombudsman laten weten dat het CJIB eerst van oordeel was dat er geen bevoegdheidsbasis was om gegevens op te vragen bij de banken. Bij nader inzien bleken daar echter wel mogelijkheden voor te zijn. Vervolgens heeft het CJIB informatie bij de banken opgevraagd. De informatie die het CJIB van de banken heeft gekregen, zal het CJIB aan verzoeker doorgeven zodat hij dit kan gebruiken in een civiele procedure tegen X. Het CJIB stelt dat één van de instellingen waar informatie is opgevraagd geen bank is, maar een soort betaalinstelling waar je transacties kunt verrichten zonder dat je bij die instelling een rekening hebt. Van deze instelling heeft het CJIB transactiegegevens gekregen. Volgens het CJIB zijn deze gegevens moeilijk te duiden. Het CJIB heeft tevens bij een bank informatie opgevraagd, maar van die bank zijn geen inlichtingen verkregen. 9. De minister vindt dat het CJIB zorgvuldig heeft gehandeld en zich voldoende heeft ingespannen om de schadevergoedingsmaatregel te innen. De minister acht de klacht dan ook ongegrond. Beoordeling 10. Verzoeker heeft veel tijd en energie gestoken in het achterhalen van informatie over de verblijfplaats en over mogelijk vermogen van X. De Nationale ombudsman kan zich voorstellen dat het voor verzoeker frustrerend is dat het CJIB er niet in is geslaagd de schadevergoedingsmaatregel te innen. Zeker omdat verzoeker aangeeft dat hij nog iedere dag de gevolgen ondervindt van de oplichting door X. De omstandigheid dat het CJIB er niet in is geslaagd de schadevergoedingsmaatregel te innen, betekent niet automatisch dat het CJIB onvoldoende actief te werk is gegaan. De mogelijkheden van het CJIB zijn niet onbeperkt. Daar komt bij dat X in het buitenland verbleef en geraffineerd te werk lijkt te zijn gegaan. Dit maakte het innen van de schadevergoedingsmaatregel moeilijker. Het is voor de Nationale ombudsman niet (goed) na te gaan of de door verzoeker aan het CJIB verstrekte informatie klopt en, zo ja, of deze informatie van waarde is. In de beoordeling zal dan ook niet worden ingaan op de vragen of X een bedrijf en bankrekening in het buitenland heeft of had. De Nationale ombudsman zal beoordelen of het CJIB voldoende heeft gedaan om te proberen de schadevergoedingsmaatregel te innen. 11. Het vereiste van voortvarendheid houdt in dat de overheid zo snel en slagvaardig als mogelijk handelt. Dit betekent onder andere dat het CJIB bij het ten uitvoer leggen van een uitspraak van een rechter voldoende actie onderneemt om deze uitspraak zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen.

7 12. Nu er geen adresgegevens van X bekend waren, kon het CJIB geen acceptgiro's en aanmaningen versturen en geen deurwaarder inschakelen. Dit betekende dat het CJIB niet alle mogelijkheden om de schadevergoedingsmaatregel te innen, kon benutten. Tijdens het onderzoek is gebleken dat X in het opsporingsregister is geplaatst en een arrestatiebevel is uitgevaardigd. Niet is komen vast te staan wanneer deze handelingen zijn verricht. Hierdoor kan de Nationale ombudsman niet goed beoordelen of het CJIB hierbij voldoende voortvarend te werk is gegaan. De Nationale ombudsman wijst in dit verband op het belang van zorgvuldige registratie. Achteraf dient immers te kunnen worden vastgesteld welke handelingen zijn verricht, door wie en wanneer. 13. Verder is gebleken dat het CJIB de schadevergoedingsmaatregel heeft aangeboden aan de directeur van de inrichting waar X gedetineerd zat. Dit heeft het CJIB gedaan om ervoor te zorgen dat X de vervangende hechtenis zou ondergaan direct na het eindigen van de gevangenisstraf. Hierbij is aangekondigd dat X tijdens het uitzitten van de vervangende hechtenis nog steeds de mogelijkheid had om te betalen. Er is op dit punt geen aanleiding voor het oordeel dat het CJIB onvoldoende actie zou hebben ondernomen of onvoldoende voortvarend te werk zou zijn gegaan. 14. Ook is uit het onderzoek naar voren gekomen dat het CJIB meerdere keren een bronnenonderzoek heeft verricht mede naar aanleiding van informatie die verzoeker had aangedragen. Daarnaast is bij wijze van experiment een onderzoek naar vermogensbestanddelen op Cyprus uitgevoerd. Op basis van het onderzoek heeft de Nationale ombudsman dan ook anders dan verzoeker stelt niet de indruk dat het CJIB niets heeft gedaan met de door verzoeker aangedragen informatie. 15. Naar aanleiding van vragen van de Nationale ombudsman aan het CJIB is echter wel gebleken dat het CJIB eerst ten onrechte van oordeel was dat er geen bevoegdheidsbasis was om bij de banken gegevens op te vragen. Nadat bleek dat hier wel mogelijkheden voor waren, heeft het CJIB de informatie van verzoeker over bankrekeningnummers en bankafschriften opnieuw beoordeeld. Tussen het aandragen van deze informatie door verzoeker en het opnieuw beoordelen van die informatie door het CJIB zijn bijna negen maanden verstreken. Wat betreft het beoordelen van de informatie over de bankrekeningnummers en de bankafschriften heeft het CJIB dan ook niet voldoende actie ondernomen om de schadevergoedingsmaatregel zo snel mogelijk te innen. Op dit punt heeft het CJIB gehandeld in strijd met het vereiste van voortvarendheid. In zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk. 16. Overigens is het zeer de vraag of de uitkomst voor verzoeker anders was geweest als het CJIB eerder onderzoek had verricht naar de bankrekeningnummers en bankafschriften. Van één bank zijn immers geen inlichtingen verkregen en de andere instelling bleek geen bank, maar een betaalinstelling te zijn. Via die betaalinstelling konden transacties worden

8 verricht zonder daar een rekening te hebben. In dat geval is er dus blijkbaar geen rekening bij die instelling aanwezig waar vermogen op zou kunnen staan. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het CJIB is gegrond ten aanzien van het beoordelen van de informatie over de bankrekeningnummers en de bankafschriften, wegens schending van het vereiste van voortvarendheid. De klacht is voor het overige niet gegrond. De Nationale ombudsman heeft met instemming kennis genomen van het feit dat het CJIB alsnog onderzoek heeft verricht naar de informatie die verzoeker had verstrekt. Ook zal het CJIB de uit dit onderzoek verkregen informatie aan verzoeker doorgeven. De Nationale ombudsman, mr. F.J.W.M. van Dooren, waarnemend ombudsman