Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Vergelijkbare documenten
Agrariërs op de grondmarkt

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant

SL WAGENINGEN. Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant. āīŕ

Agrarische grondprijzen in de EU in 2016

De economische betekenis van landbouwgrond

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014

Actoren op de agrarische grondmarkt

Grondgebondenheid melkveehouderij op micro- en macroniveau

Agrarische grondmarkt vierde kwartaal 2013

JAARREKENINGEN 2012 VAN INSTELLINGEN VOOR FUNDEREND ONDERWIJS. FINANCIEEL BEELD PER SECTOR Versie 1.0 definitief

Petra Berkhout. Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF

Prijstoetsing geliberaliseerde pacht voorstel BLHB

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Agrarische grondprijzen in soorten en maten

Grondberichten voor boer en tuinder Grondmarkt en grondfinanciering

Monitoring grondgebondenheid melkveehouderij. Nulmeting. Huib Silvis, Harry Luesink en Martien Voskuilen

Hobbyboeren, 2013 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Agrarische grondmarkt tweede kwartaal 2013

BAS. BAS Akkerbouw - voorbeeldrapport

Definitie: Eigen vermogen gedeeld door het vreemde vermogen.

Financiële Analyse. Frank de Boer. Aston Martinnlaan NB. Oud-Beijerland :56. Versie: Check FM 2_0 2016_09_05

Financiële Analyse. G.E. Sloten. Grote markt BC. Brabant :10. Versie:

Kavelruil draagt flink bij aan grondmobiliteit

NVM Agrarisch & Landelijk Vastgoedbericht. April 2018

Financiële Analyse. D.E. Momelkveebedrijf. Pinkenlaan AB KOEDORP :52. Versie: Check FM 2_0 2017_06_11

NVM Agrarisch & Landelijk Vastgoedbericht. April 2017

Agrarische grondmarkt derde kwartaal 2013

Nederland ook met pachtprijs aan kop

Achtergrond voor knelgevallenanalyse melkveehouderij

Bedrijfseconomische analyse

Grondsoort en grondprijs

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Watergebruik in de land- en tuinbouw,

BAS Fruitteelt - voorbeeldrapport

Jaarrekening dec december 2016 Benchmarkperiode 31 dec december om 15:55 uur

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Watergebruik in de land- en tuinbouw,

Berekening van de hoogst toelaatbare pachtprijzen op basis van SO in plaats van nge

Resultaten stoelspraktijken

Onderstaand treft u de balans aan per 31 december Na de balans volgt een korte toelichting op de belangrijkste wijzigingen in de balans.

Milieubelasting per eenheid product in de glastuinbouw

Resultaten Conjunctuurenquete 2014


Agrarische grondmarkt derde kwartaal 2012

Opsteldatum: 23 mei 2011 Periode: 1 januari 2009 t/m 31 december Telefoonnummer: adres: wilco.kraaij@unit4.

Stichting 070Watt Pletterijkade SG Den Haag. KvK-nummer: RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2015

Opsteldatum: 26 oktober 2012 Periode: 1 januari 2009 t/m 31 december Telefoonnummer: adres: wilco.kraaij@unit4.

Voorbeeld Melkvee 2014 Q4

Watergebruik in de land- en tuinbouw, 2015 en 2016

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven ( )

Ontwikkeling gewasopbrengsten op derogatiebedrijven

Bedrijfsleiderskring: Voorbeeld Boekjaar: 01/10/17

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Watergebruik in de agrarische sector 2013 en 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Jaarrekening Stichting Vrije Christelijke School Westerlee. Hofwijk BW Honselersdijk

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 6. Opgave 6.1 a. Gemiddeld eigen vermogen = ( ) / 2 =

Sociaal-economische kerngegevens

Pachtnormen Berekening hoogst toelaatbare pachtprijzen voor los land, agrarische bedrijfsgebouwen en agrarische woningen

VAN OERS AGRO SECTORRAPPORT SEIZOEN 2017/2018

JAARREKENINGEN 2010 VAN INSTELLINGEN VOOR FUNDEREND ONDERWIJS FINANCIEEL BEELD PER SECTOR

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Financieel verslag 2011/2012. Mixed Hockeyclub Voorbeeld Sportpark Hoefslag KM Vlissingen

Innovatie in de land- en tuinbouw 2013

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas,

Jaarrekening december 2015 Benchmarkperiode 31 december om 15:39 uur

Vragenlijst Landbouw effect rapportage Buizenzone Eemsdelta

Agrarisch natuurbeheer

Financiële ratio s met CASH!

AGROTOERISME 1996/'97

Megabedrijven in de landbouw,

Agrarische grondmarkt eerste kwartaal 2014

Biologische landbouw: aantal bedrijven en areaal,

Bedrijfseconomische analyse biologische cranberry in Nederland

Voorwoord. Team Waarborgfonds Kinderopvang,

Opsteldatum: 30 januari 2014 Periode: 1 januari 2012 t/m 31 december Telefoonnummer:

Bedrijfsplan. Bedrijfswoning aan de Haarwal 3 te Wageningen. Datum: 5 augustus 2014 Gewijzigd: 2 oktober 2014 Gewijzigd: 30 december 2014

Bedrijfseconomische kencijfers. b&u- en gww-bedrijven 2015

Biologische landbouw: aantal bedrijven en areaal,

De ontwikkeling van de landbouwtak op zorgboerderijen

Jaarrekening Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg MT 's-gravenzande

Raadsinformatiebrief

Duurzaamheid van melkveebedrijven in Noord-Nederland

Consumentenvertrouwen in verzekeraars. Juli 2015

December 2014 Betalen aan de kassa 2013

Agrarische grondmarkt eerste kwartaal 2013

Actuele ontwikkeling resultaten en inkomens in land- en tuinbouw 2018

Biologische boeren in Noord-Holland. Digitale enquête Annelies Maarschalkerweerd Stella Blom SAMENVATTING. fotografie: Dick Boschloo

Kostprijs garnalen. Kenniskring duurzame garnalenvisserij. 1. Inleiding. 2. Kosten. Mike Turenhout, Arie Klok en Wim Zaalmink

Coen in het kort. Inhoud rapportage. Toelichting. Provincie Limburg. Negatief beeld bij alle indicatoren

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Agrarische bedrijfsinventarisatie PARK21

53% 47% 51% 54% 54% 53% 49% 0% 25% 50% 75% 100% zeer moeilijk moeilijk komt net rond gemakkelijk zeer gemakkelijk

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas,

Lage kostprijs biedt ruimte voor de toekomst (1)

Transcriptie:

Pachtafhankelijke in beeld Huib Silvis, Ruud van der Meer en Martien Voskuilen Pacht heeft een belangrijke rol als financieringsinstrument voor de landbouw, zowel bij bedrijfsovername als bedrijfsvergroting. Daarnaast biedt flexibiliteit in de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld in verband met vruchtwisselingseisen. Afhankelijkheid van heeft echter ook nadelen: minder zekerheid over de continuïteit van het grondgebruik, minder zekerheden voor het afsluiten van leningen en hoge prijzen bij schaarste aan grond. Die nadelen doen zich vooral voor bij kortlopende vormen. Voor is een mix van, langlopende, en kortlopende van de grond dan ook aantrekkelijk. In de akkerbouw als geheel ligt de verhouding (in %) -langlopende -kortlopende op 56-21-22; in de melkveehouderij is dat 64-16-21. De zekerheid van een langdurig grondgebruik is dus voor het grootste deel (circa 8%) gewaarborgd, vooral in de vorm van. Tussen 27 en 215 is daarin weinig aan veranderd. Binnen de akkerbouw is een relatief grote groep (28%) zeer sterk afhankelijk van grond (minder dan 25 ). In de melkveehouderij ligt het zwaartepunt bij de met 5 tot 75% en 75 tot 1 (63% van de ). Het aantal zeer sterk afhankelijke is zowel in de akkerbouw als de melkveehouderij vrij sterk verminderd in de periode 27-215. De met een aandeel van 75 tot 1% komen het beste uit de bus gemeten naar inkomen uit bedrijf en solvabiliteit. De zeer sterk afhankelijke akkerbouw hebben ver onder het gemiddelde inkomen van alle akkerbouw gescoord. Dit is vooral te wijten aan hogere kosten, met name voor materiële activa, waaronder. Ook in de melkveehouderij scoort de groep zeer afhankelijke qua inkomen uit bedrijf ruimschoots onder het gemiddelde van alle melkvee. Hiertegenover staat dat de (langlopende) schulden op deze relatief laag zijn. 1 Notitie Wageningen Economic Research

Akkerbouw Op de akkerbouw is in 215 gemiddeld 56% van de grond in, 21% in gebruik via langlopende (reguliere, liberale langer dan 6 jaar en erf) en 22% via de overige, kortlopende vormen (tabel B1.2). Ten opzichte van 27 is het aandeel langlopende met vijf procentpunten gedaald, terwijl het aandeel is gestegen. Het aandeel kortlopende is in de periode 27-215 nagenoeg gelijk gebleven. De verschuiving naar meer komt tot uitdrukking in de toename van het aantal met meer dan 5% (figuur 1a en tabel B1.1). Zeer sterk afhankelijke De groep zeer sterk afhankelijke (minder dan 25% ) omvat 28% van het totaal aantal akkerbouw in 215. Ze zijn voor een fors en toenemend deel (43% in 215, tabel B1.2) afhankelijk van kortlopende, wat een minder zekere poot onder het bedrijf betekent. De in deze groep zijn wat kleiner dan het gemiddelde van de akkerbouw, zowel in oppervlakte als economische omvang uitgedrukt in Standaardverdiencapaciteit (SVC, zie bijlage 3 Verantwoording). Voorts hebben ze meer jongere bedrijfshoofden en ligt het opvolgingspercentage enkele procentpunten onder het gemiddelde (figuur 1b en tabel B1.3). De economische indicatoren steken mager af bij die in de andere groepen (figuur 1c en tabel B1.4). De betaalde kosten en afschrijvingen per hectare zijn relatief hoog. Zo ligt de gemiddelde prijs van kortlopende boven die van reguliere. Gemiddeld over alle akkerbouwen melkvee ligt die prijs ruim 2 euro hoger. Hierbij moet worden opgemerkt dat de betreffende huishoudens hun inkomen mogelijk aanvullen met andere verdiensten, zoals werk buiten het bedrijf. Middengroepen Meer dan de helft van de akkerbouw (52%) valt in de drie middengroepen (25-5%, 5-75% en 75-1% ). Dat aandeel is tussen 27 en 215 min of meer gelijk gebleven. Het aantal sterk afhankelijke (25-5% ) is iets afgenomen en deze groep is wat meer afhankelijk geworden van kortlopende. Qua structuur (figuur 1b en tabel B1.3) en economische resultaten (figuur 1c en tabel B1.4) lijken deze erg op de minder afhankelijke (5-75% ). De minst afhankelijke (75-1% ) komen qua inkomen, rentabiliteit en solvabiliteit het beste uit de bus (figuur 1c en tabel B1.4). Volledige s De volledige s (21% van het totaal) zijn klein in oppervlakte en economische omvang (SVC), extensief, tellen veel oudere bedrijfshoofden en weinig opvolgers (figuur 1b en tabel B1.3). Veel van deze agrariërs hebben hun activiteiten teruggebracht, maar houden nog wel grond aan. De financieel-economische indicatoren komen globaal gezien overeen met het gemiddelde beeld van de drie middengroepen, zij het dat de schulden relatief laag zijn (figuur 1c). De naar verhouding gunstige economische indicatoren zijn vooral te danken aan de vrij lage kosten. Hierbij moet worden aangetekend dat de gemiddelde bedrijfsgrootte van de steekproef veel groter is dan die van de populatiegroep (zie bijlage 3 Verantwoording). 2 Notitie Wageningen Economic Research

2.5 2. 1.5 1. 5 <25 25-5 5-75 75-1 1 Figuur 1a Aantal akkerbouw (y-as) naar percentage landbouwgrond (x-as), 27 en 215 27 215 14 12 1 8 6 4 2 <25 25-5 5-75 75-1 1 Ha/bedrijf Svc/bedrijf a) Svc/ha Opvolger b) Figuur 1b Structuurkenmerken akkerbouw naar percentage landbouwgrond (x-as) ten opzichte van gemiddelde alle akkerbouw (=1), 215 a) Standaardverdiencapaciteit (maat voor economische omvang); b) Op met bedrijfshoofd 55 jaar en ouder, 212. 14 12 1 8 6 4 2 <25 25-5 5-75 75-1 1 Figuur 1c Economische kenmerken akkerbouw naar percentage landbouwgrond (x-as) ten opzichte van gemiddelde van alle akkerbouw (=1), gemiddelde 211-215 a) schulden. Bron: Informatienet, Wageningen Economic Research. Inkomen/ha Rentabiliteit Solvabiliteit Schuld/ha a) 3 Notitie Wageningen Economic Research

Melkvee Op de melkvee is gemiddeld 64% van de grond in, 16% in gebruik via langlopende (reguliere, liberale langer dan 6 jaar en erf) en 21% via de overige, kortlopende vormen (tabel B2.2). Ten opzichte van 27 is het aandeel langlopende met twee procentpunten gedaald, en dat van kortlopende met twee procentpunten gestegen. Tussen 27 en 215 is het aantal volledige s en zeer sterk afhankelijke vrij sterk gedaald (figuur 2a en tabel B2.1). Zeer sterk afhankelijke Een beperkte groep (11%) melkvee is zeer sterk afhankelijk van, waarbij het aandeel van de kortlopende is toegenomen: van 24% van het totale bedrijfsareaal in 27 tot 32% in 215 (tabel B2.2). In oppervlakte zitten ze rond het gemiddelde van alle melkvee, maar de economische omvang uitgedrukt in Standaardverdiencapaciteit (SVC, zie bijlage 3 Verantwoording) is lager. Het inkomen uit bedrijf ligt mede hierdoor ruimschoots onder het gemiddelde. De moderniteit van de bedrijfsgebouwen op de met minder dan 25% van de grond in blijft duidelijk achter bij die op de andere groepen van (tabel B2.4). Het beperkte onderpand bemoeilijkt het aantrekken van vreemd vermogen. De (langlopende) schulden liggen op deze veel lager dan op de andere groepen. Middengroepen In totaal valt 78% van de melkvee in 215 in de drie middengroepen; tegen 74% in 27. De sterk afhankelijke (25-5% ) hebben het grootste bedrijfsareaal, maar in omvang - in Standaardverdiencapaciteit en melkkoeien - zijn de verschillen tussen de drie groepen beperkt (figuur 2b en tabel B2.3) De sterk afhankelijke hebben een wat extensievere opzet. De economische resultaten van deze blijven enigszins achter bij die van de andere (figuur 2c en tabel B2.4). De weinig afhankelijke melkvee (75-1%) scoren vooral goed op het inkomen uit bedrijf. Volledige s De melkvee met 1 (12% van het totaal) wijken het meeste af van het gemiddelde van de melkvee: veel kleiner in oppervlakte en economische omvang (SVC), met meer oude bedrijfshoofden en minder opvolgers (figuur 2b en tabel B2.3). Ook de economische indicatoren - met uitzondering van de solvabiliteit - blijven achter (figuur 2c). De volledige s in de melkveehouderij zijn dus over het algemeen wat kleinere, met een groter aandeel krimpende en stoppende. Waarschijnlijk zijn op deze ook meer inkomsten van buiten het bedrijf. 4 Notitie Wageningen Economic Research

6. 5. 4. 3. 2. 1. <25 25-5 5-75 75-1 1 27 215 Figuur 2a Aantal melkvee (y-as) naar percentage landbouwgrond (x-as), 27 en 215 12 1 8 6 4 2 <25 25-5 5-75 75-1 1 Ha/bedrijf Svc/bedrijf a) Svc Opvolger b) Figuur 2b Structuurkenmerken melkvee naar percentage landbouwgrond (x-as) ten opzichte van gemiddelde alle melkvee (=1), 215 a) Standaardverdiencapaciteit (maat voor economische omvang); b) Op met bedrijfshoofd 55 jaar en ouder, 212. 14 12 1 8 6 4 2 <25 25-5 5-75 75-1 1 Inkomen/ha Rentabiliteit Solvabiliteit Schuld/ha a) Figuur 2c Economische kenmerken melkvee naar percentage landbouwgrond (x-as) ten opzichte van gemiddelde van alle melkvee (=1), gemiddelde 211-215 a) schulden. Bron: Informatienet, Wageningen Economic Research. 5 Notitie Wageningen Economic Research

Bijlage 1 Akkerbouw Tabel B1.1 Verdeling akkerbouw naar, 27 en 215 Aantal 27 215 % Aantal % <25 2.3 32 2.6 28 25-5 1.11 16 1.3 14 5-75 1.18 17 1.23 17 75-1 1.28 18 1.53 21 1 1.28 18 1.54 21 Totaal 7.15 1 7.4 1 Tabel B1.2 Aandeel gebruikstitels akkerbouw naar, 27 en 215 Eigendom 27 215 Kortlopende Eigendom Kortlopende <25 6 55 38 7 5 43 25-5 38 32 3 38 29 33 5-75 62 16 22 62 16 21 75-1 87 4 9 88 4 8 1 1 1 Totaal 52 26 23 56 21 22 Tabel B1.3 Structuurkenmerken akkerbouw naar, 215 Ha per bedrijf Svc a) per bedrijf Svc Leeftijd b) (jaar) % ouder dan 65 jr. % met opvolger c) <25 53 71.7 1.36 53 15 49 25-5 66 91.9 1.4 54 17 55 5-75 67 91.9 1.38 55 2 56 75-1 68 82.3 1.22 56 22 56 1 42 45.1 1.9 59 32 41 Totaal 58 74.6 1.29 55 21 51 a) Standaardverdiencapaciteit (maat voor economische omvang); b) Bedrijfshoofd; c) Op met bedrijfshoofd 55 jaar en ouder, 212. Tabel B1.4 Economische kengetallen akkerbouw naar, gemiddeld 211-215 % grond in Ha per bedrijf Inkomen uit bedrijf (euro) Rentabiliteit Waarde eindbalans (1. euro) Solvabiliteit schulden (euro) Moderniteit gebouwen Inkomen <25 48 18. 83 1.52 72 8.43 43 37 25-5 7 72.1 99 2.78 76 9.38 38 1.3 5-75 76 77.3 96 3.9 74 13.56 41 1.2 75-1 8 97. 12 5.39 82 12.14 35 1.22 1 67 68.9 1 4.83 84 9.32 38 1.2 Totaal 69 69.8 97 3.79 78 1.84 38 1.1 Bron: Informatienet, Wageningen Economic Research. 6 Notitie Wageningen Economic Research

Bijlage 2 Melkvee Tabel B2.1 Verdeling melkvee naar, 27 en 215 Aantal 27 215 % Aantal % <25 2.37 13 1.89 11 25-5 2.45 14 2.46 15 5-75 5.16 29 4.76 29 75-1 5.55 31 5.6 34 1 2.57 14 1.85 12 Totaal 18.11 1 16.56 1 Tabel B2.2 Aandeel gebruikstitels melkvee naar, 27 en 215 Eigendom 27 215 Kortlopende Eigendom Kortlopende <25 8 67 24 1 58 32 25-5 39 28 33 39 25 36 5-75 63 12 25 63 11 26 75-1 87 4 1 87 3 1 1 1 1 Totaal 63 18 19 64 16 21 Tabel B2.3 Structuurkenmerken melkvee naar, 215 % grond in Ha per bedrijf Svc a) per bedrijf Melkkoeien per bedrijf Melkkoeien Leeftijd b) (jaar) % ouder dan 65 jr. % met opvolger c) <25 53 83.5 83 1,57 52 1 61 25-5 58 97.8 98 1,68 52 1 72 5-75 53 97.7 1 1,88 52 9 71 75-1 5 94.1 97 1,93 52 1 64 1 37 68.9 71 1,92 55 17 46 Totaal 51 91.7 93 1,83 52 1 64 a) Standaardverdiencapaciteit (maat voor economische omvang); b) Bedrijfshoofd; c) Op met bedrijfshoofd 55 jaar en ouder, 212. Tabel B2.4 Economische kengetallen melkvee naar, gemiddeld 211-215 % grond in Ha per bedrijf Inkomen uit bedrijf (euro) Rentabiliteit Waarde eindbalans (1. euro) Solvabiliteit schulden (euro) Moderniteit gebouwen Inkomen <25 5 37.9 88 1.32 67 8.62 31 758 25-5 53 45. 89 2.36 66 15.11 36 847 5-75 58 56.3 92 3.57 68 19.29 4 972 75-1 49 62.2 9 3.58 75 19.64 35 1.259 1 34 23.3 77 2.91 77 22.54 35 679 Totaal 51 51.5 89 3.5 71 17.62 36 1. Bron: Wageningen Economic Research. 7 Notitie Wageningen Economic Research

Bijlage 3 Verantwoording Aanleiding, doel en aanpak In het kader van het beleidsondersteunend onderzoek door Wageningen UR heeft het ministerie van Economische Zaken inzicht gevraagd in zowel de structuurkenmerken als de economische positie en resultaten van afhankelijke. De resultaten zijn gebaseerd op de Landbouwtelling en het Bedrijveninformatienet van Wageningen Economic Research. De notitie beschrijft de economische betekenis van, langdurige en kortlopende voor groepen akkerbouw- en melkvee. Samen hebben deze 71% van het areaal cultuurgrond in gebruik. Op basis van een quick scan laat de notitie verschillen zien in kenmerken, economische positie en resultaten van de afhankelijke. Voor een verklaring van achterliggende oorzaken is een grondiger onderzoek nodig. Populatie en steekproef De algemene gegevens over het aantal, de gebruikstitels en de structuurkenmerken zijn gebaseerd op de Landbouwtelling. De resultaten daarvan staan in de figuren 1a, 1b, 2a en 2b en in de tabellen B1.1 tot en met B1.3 en B2.1 tot en met B2.3). De Landbouwtelling vormt de populatie van land- en tuinbouw waaruit de steekproef van het Informatienet van Wageningen Economic Research is getrokken. De economische kenmerken die zijn vermeld in de figuren 1c en 2c en de tabellen B1.4 en B2.4 zijn gebaseerd op het Informatienet. Voor het trekken van de steekproef (Informatienet) wordt de populatie land- en tuinbouw (Landbouwtelling) afgebakend tot de met een omvang van minimaal 25. euro Standaardopbrengst (SO), de zogenaamde steekproefpopulatie. Deze ondergrens is ook toegepast voor het afleiden van de kenmerken uit de Landbouwtelling. In 215 bleef 41% van de akkerbouw onder deze grens. Dat zijn zeer kleine (gemiddeld 8 ha), met een extensief grondgebruik en met veel oudere bedrijfshoofden (41% is ouder dan 65 jaar). De melkvee zitten daarentegen bijna allemaal (99%) boven de ondergrens van 25. euro SO. De zijn ingedeeld naar het aandeel in het areaal cultuurgrond. Daarbij zijn vijf groepen gevormd, van zeer sterk afhankelijke (minder dan 25% ) tot volledige s. De bedrijfseconomische kengetallen worden als een meerjaarsgemiddelde over 211-215 weergegeven, zodat de grote veranderingen die van jaar op jaar kunnen optreden worden afgevlakt. Representativiteit en betrouwbaarheid Omdat het Informatienet een steekproef is en niet de gegevens van alle populatie beschikbaar zijn, is de kans aanwezig dat de steekproefresultaten afwijken van de werkelijkheid. Hoe groot de kans op afwijkingen is, hangt af van de spreiding in de resultaten tussen de en van het aantal waarnemingen in de steekproef. Inzicht in de betrouwbaarheid (precisie) geeft de standaardfout. De representativiteit heeft betrekking op de mate waarin de steekproef een goede afspiegeling is van de onderzoekspopulatie. Dit kan getoetst worden door na te gaan in hoeverre significante verschillen bestaan tussen de steekproef en de onderzoekspopulatie. Zo kan bijvoorbeeld worden gekeken of het gemiddelde aantal hectares in de steekproef gelijk is aan die in de populatie. Een voorbeeld van een minder goede afspiegeling vormt de groep volledig s in de akkerbouw. De gemiddelde bedrijfsgrootte in de onderzoekspopulatie bedraagt 42 ha, terwijl die in de steekproef op 67 ha ligt (zie tabel B1.3 en B1.4). Dat heeft mede te maken met het beperkte aantal waarnemingen voor deze groep. Over het algemeen geldt dat schattingen gebaseerd op weinig waarnemingen een kleine betrouwbaarheid hebben. Er zijn verschillende methoden ontwikkeld die gebruik maken van aanvullende informatie om zodoende de betrouwbaarheden van de schattingen te verhogen. Dat ligt echter buiten het bereik van deze quick scan. De 8 Notitie Wageningen Economic Research

verschillen in economische kengetallen (op basis van de steekproef) tussen de groepen moeten dan ook als indicaties worden gezien. Standaardverdiencapaciteit (SVC) - een maat voor de economische omvang Om de verschillende soorten agrarische te kunnen vergelijken, kon tot 21 de Nederlandse grootte-eenheid (nge) worden gebruikt. In 21 is deze maat voor de economische omvang - saldo van opbrengsten en specifieke kosten van agrarische activiteiten - vervangen door de Standaardopbrengst (SO). Dit is een maatstaf voor de omzet, maar geeft geen inzicht in de beloning voor de agrarische activiteiten. Die beloning kan sterk verschillen tussen de sectoren: een akkerbouwer houdt bijvoorbeeld veel meer over van 1 euro opbrengsten dan een varkenshouder. Die akkerbouwer kan bijvoorbeeld met een opbrengst van 3. euro een inkomen halen waar een varkenshouder meer dan een miljoen euro aan opbrengsten voor nodig heeft. Daarom is naast de SO een nieuw Nederlands kengetal ontwikkeld, de Standaardverdiencapaciteit (SVC), die een maatstaf is voor de toegevoegde waarde. De SVC van een bedrijf geeft de vergoeding van arbeid en kapitaal weer op basis van standaarden, ongeacht wie arbeid of kapitaal levert. Contact Wageningen Economic Research Postbus 2973 252 LS Den Haag www.wur.nl/economic-research Dr.ir. H.J. Silvis Senior onderzoeker T +31 ()7 3358 168 E huib.silvis@wur.nl 217-28 9 Notitie Wageningen Economic Research