Oorspronkelijke stukken. l.m.j.pelsser en j.k.buitelaar



Vergelijkbare documenten
Voeding en ADHD. Kleurstof-onderzoek dieet-onderzoek. Acht RED-RCTs. Resultaten Kleurstofonderzoeken. Beperkingen van huidige behandeling

Stijgende kosten van geneesmiddelen in ziekenhuizen in en in de komende jaren

ADHD, a Food-Induced Hypersensitivity Syndrome: in Quest of a Cause

Verschil kleurstof- en dieetonderzoek. ADHD niet door suiker, E-nrs. ADHD, a Food- Induced Hypersensitivity Syndrome. Kleurstofonderzoek

Informatiebrochure INCA-studie

Is ADHD een voedselallergie?

Is ADHD een voedselallergie?

Bijlage 4a: Screeningsinstrumenten voor volwassenen met ADHD

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking

Voeding en ADHD: beoordeling van de INCA-studie. RIVM Briefrapport /2011 S.W. van den Berg et al.

Adult ADHD Self-Report Scale-V1.1 (ASRS-V1.1) Symptoms Checklist from WHO Composite International Diagnostic Interview

Kinderen met ADHD. Inhoudsopgave. Wat is de oorzaak van ADHD? Wat zijn de verschijnselen van ADHD?

Een medicatietrial, zonde van de tijd of de moeite waard?

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

GIDS VOOR VOLWASSE N E N M E T A D H D HET T RA JECT VAN UW B E H A N D E L I N G

November Update evidentie medicatieprotocol ODD/CD bij kinderen en jeugdigen. 1

Autisme, wat weten we?

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014

Registratieformulier medicatie bij ADHD

1) Sekseverschillen in concentratie-problemen, hyperactiviteit en attention deficit hyperactivity disorder (ADHD)

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis

Biomarker Research in ADHD: the Impact of Nutrition (BRAIN)

Richtlijn Diagnostiek van Koemelkallergie bij Kinderen in Nederland

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Farmacotherapie bij ontwikkelingsstoornissen ADHD medicatie: te snel en te lang?

Kinderen met ADHD, wat kosten ze?

WERKZAAMHEID VAN CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Biowalking voor ouderen

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen

Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Kinderneurologie.eu ADHD.

AD(H)D. een meetbare hersenfunctiestoornis. A.Haagen, kinderartskinderneuroloog 1

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

AANPAK VAN AANDACHTSTEKORT-HYPERACTIVITEITSTOORNIS (ADHD) BIJ HET KIND

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Tornado. Mijnke Janssen, kinder en jeugdpsychiater

hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

TRACE. Treatment of ADHD with Care as usual versus an Elimination diet

Wanneer in deze folder wordt gesproken over ouders en kinderen worden daar uiteraard ook respectievelijk verzorgers en jongeren mee bedoeld.

Methylfenidaat bij kinderen: gebruik en ervaringen in Nederland 1

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

ADHD. Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Hoe wordt de diagnose bij kinderen gesteld? ADHD poli

Nederlandse samenvatting

Adherence aan HWO en meer bewegen

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Farmacotherapie bij kinderen met autisme spectrum stoornissen

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Is ADHD een (niet-)allergische overgevoeligheid? Een hypothese

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys

Hypnotherapie als behandeling van het Prikkelbaredarmsyndroom

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

6,5. Werkstuk door een scholier 1684 woorden 26 april keer beoordeeld

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

The influence of parental and offspring ASD and ADHD symptoms on family functioning. Daphne J. Vinke- van Steijn

CHAPTER 8. Samenvatting. (Summary in Dutch)

Vragenlijsten kwaliteit van leven

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Kenniscentrum en ADHD. Achtergrond

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

25 jaar whiplash in Nederland

Polikliniek ADHD voor volwassenen GGNet

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Klinisch onderzoek bij kinderen en jongeren met kanker. wat is het en hoe werkt het?

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

PSYCHOPATHIE EN EMOTIEVERWERKING PSYCHOPATHY AND EMOTIONAL PROCESSING

from Clinical Experience to an Evidence Based Guideline Frieda Matthys, MD PhD 20 november 2014

Het Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij. Kinderen: Affect als Moderator

Psychische stoornissen en de beperkte houdbaarheid van diagnostische etiketten

Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial

Samenvatting. (Dutch Summary)

Nederlandse samenvatting

Zimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Spitzer quality of life index

Samenvatting Samenvatting

Voeding en ADHD Eindrapportage en aanbevelingen voor vervolgonderzoek. RIVM briefrapport /2013 S.W. van den Berg J.M.A. Boer H.

Uw brief van Uw kenmerk Datum 2 september 2005 Farmatec/P maart 2006

Definitie Onder polyfarmacie wordt in dit document verstaan: het gelijktijdig gebruik van 5 of meer verschillende geneesmiddelen.

CBYL719A2201, NEO-Belle (Borstkanker) / borstkanker

Het Effect van Assertive Community Treatment (ACT) op het. Sociaal Functioneren van Langdurig Psychiatrische Patiënten met. een Psychotische Stoornis.

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

Transcriptie:

Oorspronkelijke stukken Gunstige invloed van een standaardeliminatiedieet op het gedrag van jonge kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD), een verkennend onderzoek l.m.j.pelsser en j.k.buitelaar De aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) is een veelvoorkomende (kinder)psychiatrische stoornis, die wordt gekenmerkt door hyperactief gedrag, impulsiviteit en concentratieproblemen. 1 Erfelijke factoren spelen een belangrijke rol in het ontstaan van ADHD. Daarnaast kunnen pre- en postnatale risicofactoren uit de omgeving hierop invloed hebben. 2 In de jaren zeventig van de vorige eeuw is onderzoek gedaan naar de relatie tussen kleurstoffen in de voeding en gedrag, met als voornaamste conclusie dat er geen verband aantoonbaar was tussen voedseladditiva en hyperactiviteit. 3-5 De hypothese dat in principe elk bestanddeel van de voeding gedragsproblemen zou kunnen veroorzaken, leidde vervolgens tot onderzoek naar het effect van een dieet dat slechts enkele, hypoallergene, bestanddelen bevatte, zoals rijst, kalkoen, sla en peer. In dubbelblind en placebogecontroleerd onderzoek reageerde ongeveer 70% van de deelnemers met statistisch significante gedragsverbeteringen op dit dieet. 6-9 De deelnemers in deze onderzoeken waren echter geselecteerd op atopische constitutie of affiniteit met dieetinterventies. Het doel van de in dit artikel beschreven studie was na te gaan in hoeverre een standaardeliminatiedieet de ADHD-symptomen bij een heterogene en niet-geselecteerde groep jonge kinderen met ADHD kon beïnvloeden. Hierbij werd de hypothese getoetst dat een eliminatiedieet bij jonge kinderen met ADHD leidt tot een symptoomvermindering van minstens 50% op de verkorte Conners-lijst 10 en op de ADHD rating scale (ARS). 11 patiënten en methode Patiënten. Ouders meldden hun kind aan na oproepen hiertoe in diverse tijdschriften of werden verwezen door kinderpsychiaters. De inclusiecriteria waren: voldoen aan de criteria voor ADHD volgens de DSM-IV, 12 leeftijd 3-7 jaar en geen gebruik van psychofarmaca. Exclusiecriteria waren: biologische omgevingsfactoren Onderzoekscentrum voor Hyperactiviteit en ADHD, Vlokhovenseweg 11, 5625 WT Eindhoven. Mw.drs.L.M.J.Pelsser, wetenschappelijk onderzoeker. St Radboud Universitair Medisch Centrum, afd. Kinderpsychiatrie, Nijmegen. Prof.dr.J.K.Buitelaar, kinderpsychiater. Correspondentieadres: mw.drs.l.m.j.pelsser (lmjpelsser@worldmail.nl). samenvatting Doel. Nagaan of een standaardeliminatiedieet de ADHDsymptomen vermindert bij een heterogene groep jonge kinderen met ADHD. Opzet. Niet-vergelijkend, open onderzoek. Methode. 40 kinderen (36 jongens en 4 meisjes in de leeftijd van 3-7 jaar, gemiddeld 4,8 jaar) die voldeden aan de DSM-IVcriteria voor ADHD, gebruikten gedurende 2 weken hun gebruikelijke voeding en vervolgens 2 weken een eliminatiedieet. Dit bestond uit een uitgebreide variant van het few foods - dieet (rijst, kalkoen, peer en sla). Het gedrag van het kind werd geëvalueerd bij aanvang van het onderzoek, na de uitgangsperiode en na de dieetperiode. De ouders vulden telkens de verkorte Conners-lijst, de ADHD rating scale (ARS) en een lichamelijke klachtenlijst in. De leerkracht vulde voor en na het dieet de verkorte Conners-lijst en de ARS in. Resultaten. Volgens de oudermetingen reageerden 25 kinderen (62%) op het dieet met een gedragsverbetering van minstens 50% op zowel de verkorte Conners-lijst als op de ARS. Er stopten 9 kinderen (23%) voortijdig met het onderzoek omdat de ouders niet in staat waren het dieet consequent te volgen of omdat het kind ziek werd. Van 15 kinderen waren er leerkrachtgegevens: 10 van hen behoorden zowel thuis als op school tot de responders. Conclusie. Bij jonge kinderen met ADHD kan toepassing van een eliminatiedieet tot statistisch significante symptoomvermindering leiden. die kunnen bijdragen tot het ontstaan van ADHD, zoals prematuriteit van het kind of alcoholgebruik door de moeder gedurende de zwangerschap. 13 Er startten 40 kinderen met het onderzoek, 36 jongens en 4 meisjes, in de leeftijd van 3-7 jaar (gemiddeld: 4,8). Bij 11 van de 40 kinderen was voor aanvang van het onderzoek de klinische diagnose ADHD gesteld. Bij alle 40 kinderen werd deze diagnose bevestigd met een gestructureerd kinderpsychiatrisch interview met de ouders ( Diagnostic interview schedule for children- Parents version ; DISC-P). 14 Er voldeden 36 kinderen aan de criteria voor ADHD gecombineerd subtype en 4 kinderen aan de criteria voor ADHD hyperactiefimpulsief subtype en 31 voldeden ook aan de criteria voor oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD). Er hadden 24 kinderen een atopische constitutie, waarbij als graadmeter de aanwezigheid van een klinisch manifeste allergie bij minstens één eerstegraadsfamilielid (een ouder, broer of zus) gehanteerd werd. Alle ouders gaven informed consent. Ned Tijdschr Geneeskd 2002 28 december;146(52) 2543

Uitkomstmaten. De belangrijkste uitkomstmaat was de score op de verkorte Conners-lijst (VCL). 10 Deze gedragsvragenlijst is veelvuldig gebruikt in farmacologisch onderzoek bij ADHD en bestaat uit 10 vragen, elk op een 4-puntsschaal, over de kernsymptomen rusteloosheid, impulsiviteit en afleidbaarheid. De totaalscore ligt tussen 0 en 30. De VCL werd drie keer door de ouders ingevuld: bij aanvang van het onderzoek, na het uitgangsdieet en na het eliminatiedieet (figuur). De tweede uitkomstmaat was de score op de ARS. 11 Deze vragenlijst bestaat uit de 9 items over afleidbaarheid en de 9 items over impulsiviteit en hyperactiviteit uit de omschrijving van ADHD in de DSM-IV, elk uitgezet op een 4-puntsschaal. De ouders vulden deze lijst in op dezelfde momenten als de VCL en de leerkrachten van de kinderen vulden beide lijsten in na de 2 dieetperioden. De derde vragenlijst betrof mogelijke andere klachten van het kind. Gevraagd werd naar de aanwezigheid gedurende het afgelopen jaar van lichamelijke klachten zoals maag-darmproblemen, hoofdpijn, buikpijn, eczeem, astma en overmatig zweten, en naar slaapproblemen. 15 Op elke vraag werd geantwoord met niet, soms of vaak. Er waren twee meetmomenten: vóór het uitgangsdieet en na het eliminatiedieet. Deze vragenlijst werd alleen door de ouders ingevuld. Tenslotte werd het DISC-P-interview herhaald na afloop van het eliminatiedieet om na te gaan in hoeverre er een verschuiving was opgetreden in de mate waarin de kinderen voldeden aan de diagnostische criteria voor ADHD en ODD. Procedure en interventie. Tijdens het intakegesprek werden met de DISC-P de diagnose ADHD geverifieerd en comorbide stoornissen, zoals ODD, in kaart gebracht (zie de figuur). Vervolgens vulden de ouders de drie vragenlijsten in. Daarna startte het kind met het uitgangsdieet, waarbij geen voedingsmiddelen vermeden vragenlijsten overige klachtenlijst ADHD rating scale ouders leerkrachten VCL ouders leerkrachten DISC-P 0 1 2 3 4 5 6 week uitgangsdieet eliminatiedieet Tijdsschema van het onderzoek naar effect van een standaardeliminatiedieet op het gedrag van jonge kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD); VCL = verkorte Conners-lijst; 10 DISC-P = Diagnostic interview schedule for children-parents version. 14 mochten worden. De ouders hielden een voedsel- en gedragsdagboek bij, zodat een goed overzicht verkregen werd van het voedings- en gedragspatroon van het kind. Na deze 2 weken werden voor de tweede maal vragenlijsten ingevuld. Vervolgens startten de kinderen met een eliminatiedieet, ook gedurende 2 weken. Het eliminatiedieet werd afgeleid van het few foods -dieet, dat bestaat uit rijst, kalkoen, peer, sla en water. 816 Omdat dit moeilijk vol te houden was, 8 werd een aantal voedingsmiddelen, zoals maïs, appel, tarwe en honing, beperkt en volgens een strikt wisselschema, toegestaan. Het dagboek werd ook tijdens het eliminatiedieet bijgehouden. Alle kinderen volgden dezelfde test. Statistische analyse. De vragenlijsten bij meetmoment 2 en 3, ingevuld door de ouders, en de ADHD-uitkomsten op de beide DISC-P-lijsten werden vergeleken met de t-toets voor gepaarde waarnemingen, de vragenlijsten ingevuld door de leerkracht en de ODD-scores verkregen met de DISC-P vanwege de geringere aantallen met de toets van Wilcoxon, en binaire uitkomstmaten (zoals het aantal kinderen met een atopische constitutie onder de responders en de non-responders) met de exacte toets van Fisher. Een kind gold als responder op het dieet indien de verbetering op meetmoment 3 ten opzichte van meetmoment 2 tenminste 50% bedroeg op zowel de VCL als de ARS. De statistische analysen werden verricht met SPSS (versie 9.0 voor Windows). resultaten Van de 40 deelnemende kinderen stopten 9 (23%) voortijdig met het onderzoek: 3 in de beginfase omdat de ouders toch niet gemotiveerd bleken het dieet te volgen, 3 halverwege wegens ziekte van het kind of door gebrek aan motivatie bij het kind en 3 aan het eind van het eliminatiedieet (verschenen niet op de afspraak). De 31 overige kinderen volgden het onderzoek volledig. Bij 15 van hen waren leerkrachtgegevens beschikbaar op meetmoment 2 en 3. Bij de overige kinderen was geen contact met school mogelijk in verband met vakantie of omdat het kind nog niet schoolgaand was. ADHD-symptomen. Op de gedragsvragenlijsten die ingevuld werden door de ouders (n = 31; tabel 1) en door de leerkrachten (n = 15; tabel 2) waren de probleemscores statistisch significant lager bij meetmoment 3 in vergelijking met meetmoment 2. De verbeteringen betreffen zowel inattente als hyperactief-impulsieve symptomen. Op basis van de DISC-P voldeden aan het eind van het onderzoek nog 4 van de 31 kinderen aan de criteria voor ADHD (p < 0,000). Volgens de oudermetingen waren 25 kinderen responder; op de totale groep van 40 is dat 62% en op de groep van 31 kinderen die het onderzoek tot het eind volgden 81%. Van de overige 15 kinderen (38%) waren er 9 uitgevallen en 6 non-responder. Van de 15 kinderen met leerkrachtgegevens waren er 10 zowel thuis als op school responder; 1 kind respondeerde wel thuis, maar niet op school; de overige 4 kinderen waren zowel thuis als op school non-responder. ODD-symptomen. Op de DISC-P was een statistisch significante afname van het aantal ODD-symptomen 2544 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 28 december;146(52)

TABEL 1. Symptoomscores voor en na een eliminatiedieet bij 31 kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD), zoals bepaald door hun ouders aan de hand van de verkorte Conners-lijst (VCL) 10 en de ADHD rating scale, 11 en het aantal criteria voor ADHD of oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD) op basis van de Diagnostic interview schedule for children-parents version (DISC-P) 14 begin van het onderzoek na uitgangsdieet na eliminatiedieet 95%-BI van het verschil VCL, gemiddelde score 24,13 (3,29) 25,35 (2,42) 8,84 (5,98) 14,28-18,75* ADHD rating scale inattentie 19,10 (4,25) 20,58 (4,21) 7,81 (5,53) 10,36-15,19* hyperactiviteit/impulsiviteit 22,42 (3,65) 23,35 (2,39) 8,42 (5,95) 12,86-17,01* totaalscore 41,52 (6,60) 43,61 (5,12) 16,23 (11,04) 23,18-31,59* DISC-P, aantal criteria ADHD 15,03 (2,27) 3,49 (4,75) 9,74-13,42 ODD 6 (1,4) 1,3 (1,8) 3,86-5,60 *p = 0,000 voor de verschillen tussen de scores na het uitgangsdieet en die na het eliminatiedieet; t-toets voor gepaarde waarnemingen. p = 0,000 voor de verschillen tussen het aantal criteria aan het begin van het onderzoek en die na het eliminatiedieet; toets van Wilcoxon. TABEL 2. Symptoomscores voor en na een eliminatiedieet bij 15 kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD), zoals bepaald door hun leerkrachten aan de hand van de verkorte Conners-lijst 10 en de ADHD rating scale 11 na uitgangsdieet na eliminatiedieet 95%-BI van het verschil p* verkorte Conners-lijst 18,13 (3,60) 10,27 (4,57) 5,94-9,79 0,001 ADHD rating scale inattentie 13,27 (5,26) 8,40 (5,53) 2,39-7,34 0,007 hyperactiviteit/impulsiviteit 16,73 (4,79) 9,80 (5,45) 4,18-9,68 0,001 totaalscore 30,00 (7,16) 18,20 (9,56) 7,40-16,20 0,001 *p-waarde voor het verschil tussen de scores voor en na een eliminatiedieet; toets van Wilcoxon. waarneembaar aan het eind van het eliminatiedieet (zie tabel 1). Voor het eliminatiedieet voldeden van de 31 kinderen 26 aan de criteria voor ODD, van wie 21 responders, en na de test 2 (p < 0,000). Lichamelijke klachten. Vóór het eliminatiedieet hadden 20 van de 31 kinderen 3 of meer lichamelijke klachten, zoals buikpijn, hoofdpijn, veel dorst en/of overmatig zweten, diarree, eczeem of astma. Al deze 20 kinderen behoorden tot de responders (tabel 3). Na het eliminatiedieet was het aantal lichamelijke klachten afgenomen. Bij 13 kinderen, 9 responders en 4 non-responders, waren de lichamelijke klachten verdwenen. Het aantal kinderen met een atopische constitutie verschilde niet tussen de responders (13/25) en non-responders (4/6) (p = 0,43). beschouwing In deze open studie beïnvloedde de dieetinterventie de gedragsproblemen van een aantal jonge kinderen met ADHD in gunstige zin. Het percentage responders was vergelijkbaar met eerder onderzoek. 6-9 Dit hoge percentage kan het gevolg zijn van de gehanteerde selectiecriteria. Kinderen bij wie pre- en postnatale risicofactoren voor het ontstaan van ADHD aanwezig waren, werden uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Ook de samenstelling van het gehanteerde dieet kan van invloed zijn op het responspercentage: in onderzoek waarbij voedingsmiddelen die van invloed kunnen zijn op het gedrag, zoals appel en aardappel, 17 onbeperkt werden toegestaan, werd een responspercentage van 24 gevonden. 10 84% van de kinderen voldeed ook aan de criteria voor ODD. De combinatie van ADHD met opstandig of agressief gedrag is prognostisch ongunstig. 18 19 Het dieet had in dit onderzoek een gunstig effect op zowel ADHD- als ODD-symptomen. Kinderen werden niet geselecteerd op affiniteit met dieetinterventie, atopische achtergrond of aanwezigheid van allergieën. Volgens eerder onderzoek zouden atopische kinderen met ADHD wel 9 en niet 20 een grotere kans hebben om te reageren op dieetinterventies. In dit onderzoek werd geen verband gevonden tussen een atopische constitutie en de respons op het dieet. Hoewel de deelnemers niet werden geselecteerd op lichamelijke klachten, kwamen deze vaak voor. Aangezien kinderen met veel lichamelijke symptomen vaak minder goed op medicatie reageren, 21 zou een dieetinterventie vooral voor deze kinderen uitkomst kunnen bieden. TABEL 3. Aantal (%) kinderen met lichamelijke klachten* van aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) voor en na een eliminatiedieet, verdeeld naar responders en non-responders aantal lichamelijke responders non-responders klachten (n = 25) (n = 6) voor na voor na 3 20 (80) 0 (0) 0 (0) 0 (0) l-2 5 (20) 16 (64) 5 (83) 2 (34) 0 0 (0) 9 (36) 1 (17) 4 (66) *Bijvoorbeeld maag-darmproblemen, hoofdpijn, buikpijn, eczeem, astma en overmatig zweten. Een kind gold als responder indien de scores op de verkorte Connerslijst en de ADHD rating scale na het eliminatiedieet tenminste 50% beter waren dan die na het uitgangsdieet. Ned Tijdschr Geneeskd 2002 28 december;146(52) 2545

Een belangrijke beperking van het onderzoek is dat het niet dubbelblind en placebogecontroleerd werd uitgevoerd. Ter verifiëring van de door de ouders gerapporteerde veranderingen kon voor veel deelnemers contact worden opgenomen met de leerkracht. Daarbij bleek dat de observaties van de leerkracht die van de ouders ondersteunden. Eerder dieetonderzoek toonde al aan dat de observaties van ouders bevestigd konden worden in onderzoek met een dubbelblinde placebogecontroleerde opzet en objectieve tests. 22 Van hypoallergene diëten is het effect wat betreft de behandeling van ADHD inmiddels overtuigend bewezen in dubbelblind gecontroleerd onderzoek met een goed geselecteerde onderzoeksgroep. 23 Het is niet duidelijk op welke wijze de voeding invloed uitoefent op het gedrag. Allergische, farmacologische of toxische mechanismen kunnen hierbij een rol spelen. De toename van het aantal atopische aandoeningen die onder andere door het hedendaagse voedingspatroon veroorzaakt zou kunnen worden, kan een indicatie zijn voor een meer algemene overgevoeligheid van de mens voor voedingsmiddelen. 24 Wellicht is er geen immunologisch mechanisme, 16 maar kunnen voedselbestanddelen, of metabolieten hiervan, rechtstreeks inwerken op het neurotransmittersysteem in de hersenen. 25 Laboratoriumonderzoek geeft aan dat bepaalde kleurstoffen, zoals erytrosine, de afgifte van neurotransmitters in de hersenen kunnen beïnvloeden. 26 Op basis van dit onderzoek verdient het aanbeveling om verder vergelijkend onderzoek te doen naar de invloed van voeding op gedrag van kinderen. Daarbij dient het langetermijneffect van voeding op het gedrag van kinderen onderzocht te worden. Ook moet worden nagegaan of het dieet niet op termijn tot deficiënties bij het kind leidt. Hoewel kinderen met statistisch significante gedragsverbeteringen op een dieet kunnen reageren, moet benadrukt worden dat dit de gevoeligheid voor het ontstaan van ADHD niet wegneemt. Net als bij medicamenteuze behandeling is er geen echte genezing. 13 Wel zijn mogelijke voordelen van voedingsinterventie dat de werking 24 uur per dag is en dat ook de lichamelijke klachten verminderen. Wanneer de kinderen zich echter niet consequent aan hun dieetbeperkingen houden, keren de symptomen terug. Het vraagt veel motivatie en doorzettingsvermogen van ouders en kinderen om een dieetinterventie langdurig vol te houden. Bij voorkeur richt nieuw dieetonderzoek zich opnieuw op jonge kinderen. 19 Mede uit preventieve overwegingen is het van belang om bij jonge kinderen te interveniëren in hun ADHD-symptomen. Het volgen van het eliminatiedieet is ook beter te controleren bij jonge kinderen en de beperkingen ervan hebben minder invloed op het sociale leven van het kind. Het is nog onduidelijk welke invloed voeding op gedrag uitoefent, bovendien vraagt het dieet veel van ouders en kinderen. Daarom is vooralsnog terughoudendheid geboden bij het toepassen van het eliminatiedieet in de praktijk. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: Stichting Kinderpostzegels Nederland. abstract Favourable effect of a standard elimination diet on the behaviour of young children with ADHD: a pilot study Objective. To determine whether a standard elimination diet can decrease the ADHD-symptoms in a heterogeneous group of young children with ADHD. Design. Open, descriptive. Method. 40 children, 36 boys and 4 girls, aged 3-7 (average 4.8 years), who met the DSM-IV-criteria for ADHD, followed their usual diet for two weeks and thereafter for two weeks an elimination diet, based on the few foods diet (rice, turkey, pear and lettuce). The behaviour of the child was evaluated at study entry, after the baseline period and at the end of the diet. Parents completed the 10-item Conners list, the ADHD Rating Scale and a physical complaints list. The teachers completed the 10-item Conners list and the ADHD Rating Scale twice, at the beginning and at the end of the diet. Results. According to the parent-ratings, 25 children (62%) showed an improvement in behaviour of at least 50% on both the Conners list and the ADHD Rating Scale at the end of the elimination diet. Nine children (23%) withdrew from the study because the parents were unable to stick to the diet or because the child fell ill. Among the 15 children with both parent and teacher ratings, 10 responded both at home and in school. Conclusion. In young children with ADHD an elimination diet can lead to a statistically significant decrease in symptoms. literatuur 1 Kooij JJS, Aeckerlin LP, Buitelaar, JK. Functioneren, comorbiditeit en behandeling van 141 volwassenen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) op een algemene polikliniek Psychiatrie. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145:1498-501. 2 Buitelaar JK, Kooij JJS. Aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD); achtergronden, diagnostiek en behandeling. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:1716-23. 3 Conners CK, Goyette CH, Southwick DA, Lees JM, Andrulonis PA. Foodadditives and hyperkinesis: a controlled double-blind experiment. Pediatrics 1976;58:154-66. 4 Harley JP, Matthews CG, Eichman P. Synthetic food colors and hyperactivity in children: a double-blind challenge experiment. Pediatrics 1978;62:975-83. 5 Weiss B, Williams JH, Margen S, Abrams B, Caan B, Citron LJ, et al. Behavioral responses to artificial food colors. Science 1980; 207:1487-9. 6 Egger J, Carter CM, Graham PJ, Gumley D, Soothill JF. Controlled trial of oligo-antigenic treatment in the hyperkinetic syndrome. Lancet 1985;1:540-5. 7 Kaplan BJ, McNicol J, Conte RA, Moghadam HK. Dietary replacement in preschool-aged hyperactive children. Pediatrics 1989;83:7-17. 8 Carter CM, Urbanowicz M, Hemsley R, Mantilla L, Strobel S, Graham PJ, et al. Effects of a few food diet in attention deficit disorder. Arch Dis Child 1993;69:564-8. 9 Boris M, Mandel FS. Foods and additives are common causes of the attention deficit hyperactive disorder in children. Am Allergy 1994; 72:462-8. 10 Schmidt MH, Mocks P, Lay B, Eisert HG, Fojkar R, Fritz-Sigmund D, et al. Does oligoantigenic diet influence hyperactive/conductdisordered children a controlled trial. Eur Child Adolesc Psychiatry 1997;6:88-95. 11 Dupaul GR. Parent and teacher ratings of ADHD symptoms. J Clin Child Psychol 1991;20:242-53. 12 American Psychiatric Association. Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. 4th ed. Washington D.C.: American Psychiatric Association; 1994. 13 Buitelaar JK, Bergsma A. Sociocultural factors and the treatment of ADHD. In: Council of Europe. Attention deficit/hyperkinetic disorders: their diagnosis and treatment with stimulants. Straatsburg: Council of Europe; 2000. p. 19-54. 2546 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 28 december;146(52)

14 Shaffer D, Fisher P, Lucas CP, Dulcan MK, Schwab-Stone ME. NIMH Diagnostic Interview Schedule for Children Version IV (NIMH-DISC-IV): description, differences from previous versions, and reliability of some common diagnoses. J Am Acad Child Adolesc Psychiatry 2000;39:28-38. 15 Dykman KD, Dykman RA. Effect on nutritional supplements on attention-deficit hyperactivity disorder. Integrative Physiological and Behavioral Science 1998;33:49-60. 16 Egger J, Stolla A, McEwen LM. Controlled trial of hyposensitisation in children with food-induced hyperkinetic syndrome. Lancet 1992;339:1150-3. 17 Fitzsimon M, Holborow P, Berry P, Latham S. Salicylate sensitivity in children reported to respond to salicylate exclusion. Med J Aust 1978;2:570-2. 18 Barkley RA. Attention deficit hyperactivity disorder: a handbook of diagnosis and treatment. New York: Guilford Press; 1998. 19 Gezondheidsraad. Diagnostiek en behandeling van ADHD. Publicatienr 2000/24. Den Haag: Gezondheidsraad; 2000. 20 McGee R, Stanton WR, Sears NIR. Allergic disorders and attention deficit disorder in children. J Abnorm Child Psychol 1993;21:79-88. 21 Barkley RA. Taking charge of ADHD. New York: Guilford Press; 1995. 22 Breakey J. The role of diet and behaviour in childhood. Journal of Paediatrics and Child Health 1997;33:190-4. 23 Arnold LE. Treatment alternatives for ADHD. Journal of Attention Disorders 1999;3:30-48. 24 The UCB Institute of Allergy. European allergy white paper. Brussel: AVISO; 1997. 25 Lieberman HR, Wurtman RJ. Foods and food constituents that affect the brain and human behavior. Food Technology 1986;40: 139-41. 26 Augustine GJ. Neurotransmitter release from a vertebrate neuromuscular synapse affected by a food dye. Science 1980;207:1289-90. Aanvaard op 2 juli 2002 Oorspronkelijke stukken Stijgende kosten van geneesmiddelen in ziekenhuizen in 1996-2000 en in de komende jaren n.s.breekveldt-postma, j.e.f.zwart-van rijkom, a.c.g.egberts, h.g.m.leufkens en r.m.c.herings PHARMO Instituut, Postbus 85222, 3508 AE Utrecht. Mw.dr.N.S.Breekveldt-Postma, wetenschappelijk onderzoeker; dr. R.M.C.Herings, apotheker-epidemioloog (tevens: Universiteit Utrecht, Disciplinegroep Farmaco-epidemiologie en Farmacotherapie, Institute for Pharmaceutical Sciences, Utrecht). Universiteit Utrecht, Disciplinegroep Farmaco-epidemiologie en Farmacotherapie, Institute for Pharmaceutical Sciences, Utrecht. Mw.dr.J.E.F.Zwart-van Rijkom, apotheker; prof.dr.a.c.g.egberts, ziekenhuisapotheker (tevens: Tweestedenziekenhuis, Ziekenhuisapotheek, Tilburg, en St. Elisabeth Ziekenhuis, Ziekenhuisapotheek, Tilburg); prof.dr.h.g.m.leufkens, farmaco-epidemioloog. Correspondentieadres: mw.dr.n.s.breekveldt-postma (nancy.breekveldt@pharmo.nl). samenvatting Doel. Inzicht krijgen in de geneesmiddelenkosten in de ziekenhuizen, in het bijzonder in het aandeel van nieuwe, dure geneesmiddelen in het verleden en in de toekomst. Opzet. Descriptief. Methode. Over intramuraal verstrekte geneesmiddelen werden gegevens verzameld van 6 van de 95 algemene, 5 van de 14 topklinische, 4 van de 8 academische en 1 van de 13 categorale ziekenhuizen over de periode 1 januari 1996-31 december 2000. De gegevens werden per ziekenhuiscategorie en per jaar naar geheel Nederland geëxtrapoleerd op basis van adherentiecijfers. De geneesmiddelenkosten werden berekend op basis van de inkoopprijzen. Voor de belangrijkste potentieel nieuwe geneesmiddelen werd nagegaan of ze daadwerkelijk op de markt zouden komen en substantieel zouden bijdragen aan de geneesmiddelenkosten. Resultaten. De totale geneesmiddelenkosten in 2000 in de Nederlandse ziekenhuizen werden geraamd op 2 402 miljoen. Hiervan kon 19% worden herleid tot het gebruik van oncolytica en 14% tot dat van systemische antibacteriële middelen. In 2000 werd 12% van de kosten veroorzaakt door het gebruik van nieuwe, dure geneesmiddelen. Over de periode 1996-2000 stegen de totale geneesmiddelenkosten met gemiddeld 8% per jaar. De bijdrage van nieuwe en dure geneesmiddelen verdubbelde nagenoeg, waarvan de middelen tegen kanker de belangrijkste groep vormden. Een groot deel van de potentieel nieuwe geneesmiddelen bestond uit innovatieve middelen tegen kanker en immuunziekten, die waarschijnlijk ook duur zullen zijn. De verwachting was dat de kosten voor intramurale geneesmiddelenverstrekking hierdoor de komende jaren zullen stijgen met tenminste 20% per jaar. De kosten van de extramurale farmaceutische hulp zijn in de afgelopen jaren gestegen met gemiddeld 8% per jaar. 1 Het is daarom niet verwonderlijk dat de laatste jaren de zorg over deze ontwikkeling groeit. 2-4 Deze kostenstijging van geneesmiddelen heeft complexe oorzaken. Voortschrijdende therapeutische inzichten met meer nadruk op intensievere behandeling en nieuwe behandelingsmogelijkheden spelen een belangrijke rol. 5-8 Een andere belangrijke factor is de introductie van nieuwe, meestal relatief kostbare geneesmiddelen. De verwachting is dat de extramurale geneesmiddelenkosten de komende jaren verder zullen toenemen met gemiddeld 12% per jaar (H.Piepenbrink. Kostenstijging geneesmiddelen 12 procent per jaar. www.cvz.nl; 18 mei 2001). 1 Op de kostenontwikkeling van de intramurale geneesmiddelvoorziening bestaat veel minder zicht. Het is aannemelijk dat deze afwijkt van die in de extramurale setting, niet in de laatste plaats vanwege de specialistische behandeling van ernstige en complexe aandoeningen. Bovendien zijn nieuwe, innovatieve vormen van farmacotherapie in het begin vaak beperkt tot de intramurale setting. De grenzen van het ziekenhuisbudget voor de financiering van geneesmiddelen beginnen in zicht te komen, zoals duidelijk werd bij de introductie van middelen als paclitaxel voor de behandeling van Ned Tijdschr Geneeskd 2002 28 december;146(52) 2547