Taaltalent deel 1 Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Woordenlijst Nederlands Duits Hoofdstuk 4 De boodschappen Henny Taks Katja Verbruggen u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2014
Deze woordenlijst Nederlands Duits van hoofdstuk 4 hoort bij Taaltalent deel 1 van Henny Taks en Katja Verbruggen. 2014 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16h Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www. stichting-pro.nl). Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN 978 90 469 0389 6 NUR 624 2 van 5
Woordenlijst Nederlands Duits In deze lijst vind je de woorden die bij de teksten en bij de luisterteksten uit hoofdstuk 4 horen, op alfabetische volgorde met daarachter de Duitse vertaling. aanbieding, de achter allebei alleen ananas, de anders nog iets? aubergine, de bakker, de banaan, de betalen beurt, de(aan de beurt zijn) bijna bijvoorbeeld bonuskaart, de boodschappen doen brood, het café, het chocolade, de club, de curry, de daarom ding, het duur eerste ei, het /eieren, de extra fruit, het gang, de gelatine, de geld, het gewicht, het gezond goedkoop gram, de das Angebot hinter beide allein, Single die Ananas sonst noch etwas? die Aubergine der Bäcker, die Bäckerei die Banane bezahlen die Reihe (an der Reihe sein) beinahe, fast zum Beispiel, beispielsweise die Bonuskarte, die Kundenkarte einkaufen (gehen) das Brot das Lokal, die Kneipe die Schokolade, der Kakao der Klub das/der Curry darum das Ding teuer erste das Ei/die Eier extra das Obst der Gang die Gelatine das Geld das Gewicht gesund billig. preiswert das Gramm 3 van 5
gratis groente, de groenteboer, de groep, de halen haring, de heel hoek, de honger, de iets jam, de kaas, de kassa, de kilo, de klant, de klantenkaart, de kleinkinderen, de kok, de kosten kunnen kwark, de kwarktaartmix, de links loempia, de maar makkelijk mango, de markt, de melk, de mens, de mogen naast natuurlijk nodig hebben ongeveer ons, het op pakje, het parkeerplaats, de pinnen gratis, umsonst das Gemüse der Gemüseladen, der Gemüsehändler die Gruppe holen der Hering heil, vollständig die Ecke der Hunger etwas, ein wenig die Marmelade, [met vruchten] die Konfitüre der Käse die Kasse das Kilo der Kunde, die Kundin die Kundenkarte die Enkel der Koch, die Köchin kosten können der Quark, der Frischkäse die Käsekuchenmischung links, linke die Frühlingsrolle [bijwoord] nur, mal, dann leicht die Mango der Markt die Milch der Mensch mögen, [hulpwerkwoord] dürfen, sollen neben natürlich brauchen, nötig haben ungefähr hundert Gramm [bijvoeglijk] alle das Päckchen der Parkplatz mit Bankkarte bezahlen, [opnemen] Geld abheben 4 van 5
pinpas, de pizza, de pond, het product, het pudding, de rechts rijst, de slager, de slagroom, de slim stroopwafel, de suiker, de supermarkt, de tegenovergestelde, het tomaat,de trainen tussen tweede ui, de uitjes, de verkopen vers vinden vis, de visboer, de vlees, het voetbalclub, de voetballer, de voetbalstadion, het vragen wegen werk, het winkelcentrum, het zak, de zegel, de zelf zin hebben in zitten die Bankkarte die Pizza das Pfund das Produkt der Pudding rechts, rechte der Reis der Fleischer, der Metzger, die Fleischerei, die Metzgerei die Schlagsahne schlau die Honigwaffel der Zucker der Supermarkt das Gegenteil die Tomate trainieren zwischen zweite die Zwiebel die Zwiebeln, die Silberzwiebeln verkaufen frisch finden der Fisch das Fischgeschäft, der Fischhändler das Fleisch der Fußballklub, die Fußballmannschaft der Fußball(spiel)er, die Fußball(spiel)erin das Fußballstadion (er)fragen, [verzoeken] bitten wiegen die Arbeit das Einkaufszentrum der Sack, [kleding] die Tasche die Marke selbst Lust haben auf sitzen 5 van 5