Vergelijkende buitenluchtmetingen RIVM, GGD Amsterdam en DCMR Resultaten 2014

Vergelijkbare documenten
Vergelijkende buitenluchtmetingen RIVM, GGD Amsterdam en DCMR Resultaten voor het jaar 2013

Vergelijkende buitenluchtmetingen RIVM, GGD Amsterdam en DCMR Resultaten voor het jaar 2012

Vergelijkend onderzoek buitenluchtmetingen tussen RIVM, GGD Amsterdam en DCMR Resultaten voor het jaar RIVM Briefrapport /2011

Vergelijkend onderzoek buitenluchtmetingen tussen RIVM, GGD Amsterdam en DCMR Resultaten voor het jaar 2009

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Vernieuwing meetopstellingen ozon in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit Vergelijking van oude en nieuwe meetopstellingen

Monitoring luchtkwaliteit bij 'Hart op Zuid' in Nulmeting in 2016

Vergelijkend onderzoek van methoden voor bepaling van metalen in buitenlucht

PM 2,5. -performancetest. Vergelijk automatische PM 2,5. -meetapparatuur

Monitoring luchtkwaliteit van de Vaillantlaan. Rapportage 2016/2017

Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam).

Fijnstof Beverwijk-west

In opdracht van: P.A. Burgos Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur Klein Kwartier 33 Willemstad Curaçao

Meetresultaten luchtkwaliteit 2010 Curaçao

Inleiding De gemeenteraad van Alblasserdam heeft op 21 januari 2013 een motie aangenomen die luidt:

Meetresultaten Luchtkwaliteit Curaçao 2014

Onderzoek naar de luchtkwaliteit aan de A2 ter hoogte van de nieuwe wijk In Goede Aarde te Boxtel.

Bepalen van de luchtkwaliteit

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

Resultaten van onderzoek naar fijn stof aan de Tilburgseweg te Breda. F.Th. van Arkel, J.P.L. van Loon 1, R. Hoogerbrugge

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Meetresultaten luchtkwaliteit 2011 Curaçao

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Derde kwartaalverslag 2014

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Datarapport Luchtkwaliteit Haarlemmermeer

Vuurwerk tijdens de jaarwisseling van 2012/2013

Datarapport Luchtkwaliteit Haarlemmermeer

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

Test Dylos fijnstof sensor. Vergelijking Dylos met BAM1020 metingen

Het RIVM gaat binnenkort werken met een in België ontwikkelde interpolatietechniek om metingen

Datarapport Luchtkwaliteit Haarlemmermeer meetresultaten 2016

Vergelijkbaarheid van referentie-meetapparatuur en filtertypes voor fijnstof (PM 10

Datarapport Luchtkwaliteit Haarlemmermeer meetresultaten 2015

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Briefrapport /2008 J. Wesseling B. Beijk. Een vuistregel voor de effecten van schermen in SRM2

Vergelijkend onderzoek van methoden voor bepaling van ionen in buitenlucht

Luchtkwaliteitonderzoek Zuidelijke rondweg Breda. Toetsing aan NIBM-criterium

Luchtkwaliteit monitoring in Alblasserdam. Eerste kwartaal 2014

Sensormetingen luchtkwaliteit in Schiedam (juli -december2017)

Windroosanalyses naar de invloed van het industrieterrein Antwerpen op de lucht kwaliteit in de gemeente Woensdrecht in 2014

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 26 april J. van Rooij

Onderwerp Voortgangsrapportage fijnstofmetingen Horst aan de Maas, november [P ]

Smog in zomer van 5

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003.

Windroosanalyses naar de invloed van het industrieterrein Moerdijk op de luchtkwaliteit in Moerdijk, Zevenbergen en Klundert in 2014

Windroosanalyses naar de invloed van het industrieterrein Antwerpen op de lucht kwaliteit in de gemeente Woensdrecht in 2015

RICHTLIJNEN. (Voor de EER relevante tekst)

Tabel 1. Huidige concentratieschalen voor de berekening van de luchtkwaliteitsindex. NO 2. (uurgemiddelde)

Meetresultaten luchtkwaliteit 2013 Zaanstad

Inter-laboratorium vergelijking van de bepaling van BTEX in buitenlucht. RIVM Briefrapport T. Hafkenscheid et al.

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Memo Meetonzekerheid bij continue metingen - Bepaling meetonzekerheid en correctie van gemiddelden

Meetresultaten Luchtkwaliteit Curaçao 2015

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Luchtkwaliteit aansluiting. 2 rotondes Hamelandweg

Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting. Overzicht gegevens

Datarapport Luchtkwaliteit IJmond meetresultaten 2015

Verbeterde actuele luchtkwaliteitskaarten Validatie interpolatiemodel RIO Nederland. RIVM rapport /2014 D. Mooibroek

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Onderzoek naar de luchtkwaliteit ter hoogte van de parkeerplaats Julianastraat te Moerdijk.

Citizen Science luchtkwaliteit bij RIVM

Luchtkwaliteit- en geluidmetingen. Derde kwartaalverslag 2018

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

Windroosanalyse naar de invloed van het industriegebied Moerdijk op de luchtkwaliteit in Moerdijk in 2012

Briefrapport /2008 M. Mooij H. Dik. Overzichtskaarten luchtkwaliteit NO 2. en PM10

Jaarrapportage 2013 Luchtmeetnet IBP Hilversum

Eerste uitkomsten onderzoek luchtkwaliteit langs Nijenoord Allee Wageningen

Versie 5 Werkinstructie Januari 2010

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

Onderzoek naar de luchtkwaliteit nabij Vliegbasis Eindhoven & Eindhoven Airport

14 juli 2005 RIVM-MNP-TNO

EFFECT VAN DE AUTOLOZE ZONDAG OP DE CONCENTRATIES STIKSTOFOXIDEN 2007, 2008 EN 2009

Nederland wordt overal schoner maar we zijn er. te voldoen. De meetresultaten over 2015 zijn beschikbaar en zijn een eerste test.


Zwarte rook in lucht, jaargemiddelde, 1990 (1964)-2012

Benzeen in lucht,

Datarapport Luchtkwaliteit IJmond meetresultaten 2014

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

Benzeen in lucht,

24 uurgemiddelden, mag max. 35 maal per kalenderjaar overschreden worden

Luchtkwaliteitsonderzoek parkeerplaats Boekhorstlaan Harderwijk

Notitie. Zowel in 2010 als 2015 wordt aan de grenswaarden voldaan. 1

Beoordeling luchtkwaliteit Wilhelminalaan e.o.

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

Roetmemo Roetkaart december 2014

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone

- en NO 2. Voor het eerst hebben de meetnetten van het RIVM, de DCMR en de GGD Amsterdam de trend. - en NO 2

Een gezonde omgeving in Binnenstad

Stikstofoxiden NO x. Periodieke metingen. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste

Meetresultaten MOD brand Moerdijk voor gebied van 10 tot 60 km en verder Benedenwinds met uitzondering van het bedrijventerrein

Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 2013

Luchtkwaliteit meten met goedkope sensoren. Joost Wesseling, Edith van Putten

Jaarrapportage Luchtmeetnet IBP Hilversum. RIVM Briefrapport G.C. Stefess

Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

Datarapport Luchtkwaliteit Haarlemmermeer meetresultaten 2017

Benchmark snelwegenmodellen

Luchtkwaliteit ontwikkeling. spoorzone te Winterswijk

Transcriptie:

Vergelijkende buitenluchtmetingen RIVM, GGD Amsterdam en DCMR Resultaten 2014 RIVM Briefrapport 2015-0120 Th.L. Hafkenscheid D. de Jonge E. v.d. Gaag

Vergelijkende buitenluchtmetingen RIVM, GGD Amsterdam en DCMR Resultaten 2014 RIVM Briefrapport 2015-0120 Th.L. Hafkenscheid D. de Jonge E. v.d. Gaag

Colofon RIVM 2015 Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de titel van de publicatie en het jaar van uitgave. Th.L. Hafkenscheid (auteur), RIVM D. de Jonge (auteur), GGD Amsterdam Leefomgeving Luchtkwaliteit E. v.d. Gaag (auteur), DCMR Milieudienst Rijnmond Expertisecentrum Lucht Contact: Theo Hafkenscheid theo.hafkenscheid@rivm.nl Dit onderzoek werd verricht in opdracht van RIVM Centrum voor Milieumonitoring in het kader van de samenwerking tussen de genoemde meetinstanties. Dit is een uitgave van: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Postbus 1 3720 BA Bilthoven Nederland www.rivm.nl Pagina 2 van 33

Publiekssamenvatting Vergelijkende buitenluchtmetingen RIVM, GGD Amsterdam en DCMR Resultaten 2014 Om de luchtkwaliteit in Nederland te monitoren werken de luchtkwaliteitsmeetnetten van het RIVM, de GGD Amsterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond samen. Het RIVM toetst jaarlijks of de meetgegevens zodanig vergelijkbaar zijn dat ze gezamenlijk kunnen worden gebruikt. Dat blijkt ook in 2014 het geval te zijn. Hierbij wordt vooral gekeken naar de gegevens over stikstofdioxide, fijn stof en ozon. De jaarlijkse toets vloeit voort uit de functie van het RIVM als landelijk referentielaboratorium voor de luchtkwaliteit. Hiervoor voert het RIVM op een meetlocatie van elk van de netwerken doorlopend dezelfde metingen, waarna de gegevens met elkaar worden vergeleken. Deze steekproeven zijn representatief voor de overige meetlocaties van de netwerken. In 2014 zijn voor DCMR de data van stikstofdioxide vergeleken; voor GGD Amsterdam gaat het om de data van stikstofdioxide, ozon en fijn stof (PM 2,5 ). Alle drie de instanties zijn geaccrediteerd (ISO 17025) om de desbetreffende metingen te voeren. Deze toets is ook onderdeel van deze accreditatie. Voor alle stoffen worden Europese referentiemethoden gebruikt. Kernwoorden: luchtkwaliteit, stikstofdioxide, fijnstof, ozon, vergelijkende metingen Pagina 3 van 33

Pagina 4 van 33

Synopsis Comparative measurements air quality RIVM, GGD Amsterdam and DCMR Results for the year 2014 The air-quality monitoring networks of the RIVM, the GGD Amsterdam and the DCMR Environmental Services Rijnmond are collectively used to monitor the air quality in The Netherlands. An evaluation performed by the RIVM on data for the year 2014 shows that the data for nitrogen dioxide, ozone and PM 2.5 obtained by the RIVM and GGD Amsterdam are sufficiently comparable to be exchanged between these networks. A similar conclusion holds for data for nitrogen dioxide of the RIVM and the DCMR Environmental Services Rijnmond. All networks are accredited (ISO 17025) for the above measurements. As a consequence, it may be assumed that the comparability equally holds for the complete monitoring networks. Keywords: air quality, nitrogen dioxide, ozone, particulate matter, comparative measurements Pagina 5 van 33

Pagina 6 van 33

Inhoudsopgave Samenvatting 9 1 Inleiding 11 2 Locaties en apparatuur 13 2.1 Locatie Rotterdam 13 2.2 Locatie Amsterdam 14 3 Organisatie vergelijkingsonderzoeken 17 3.1 Stikstofdioxide 17 3.2 Ozon 17 3.3 PM 2.5 18 4 Resultaten en evaluatie 21 4.1 Stikstofdioxide 21 4.1.1 Locatie Rotterdam 21 4.1.2 Locatie Amsterdam 22 4.2 Ozon locatie Amsterdam 24 4.3 PM 2.5 locatie Amsterdam 26 5 Meetonzekerheden 29 6 Conclusies 31 Referenties 33 Pagina 7 van 33

Pagina 8 van 33

Samenvatting In het kader van de samenwerking tussen de luchtkwaliteits-meetnetten van het RIVM, de GGD Amsterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond vinden sinds enkele jaren tussen RIVM en de beide organisaties vergelijkende metingen plaats op meetlocaties in Amsterdam (RIVM- GGD) en Rotterdam (RIVM-DCMR). In 2014 zijn vergelijkende metingen uitgevoerd voor: stikstofdioxide op locatie Bentinckplein/Statenweg door RIVM en DCMR stikstofdioxide, ozon en PM 2.5 op locatie Overtoom/Vondelpark door RIVM en GGD Amsterdam. De metingen hebben tot doel de vergelijkbaarheid van de resultaten van de verschillende meetinstanties vast te stellen; bij voldoende vergelijkbaarheid kunnen de instanties wederzijds gebruik maken van elkaars resultaten. Alle meetinstanties meten volgens de Europese referentie-methoden voor stikstofdioxide, PM 2.5 en ozon. Voor de vergelijkingen zijn uurgemiddelde meetwaarden (NO 2 ; ozon) en daggemiddelde meetwaarden (PM 2.5 ) vergeleken m.b.v. orthogonale regressie en onderzoek van verschillen als functie van de meetdatum. Evaluatie van de vergelijkbaarheid tussen RIVM en DCMR voor 2014 laat zien dat de meetwaarden voor stikstofdioxide van beide instanties goede correlaties vertonen. Tevens zijn de verschillen tussen de gemiddelde meetwaarden klein: 1,4% bij 45 µg/m 3. Het gevonden verband tussen de meetwaarden weergegeven als lineaire functies - komt goed overeen met het verband gevonden voor 2013. Evaluatie van de vergelijkbaarheid tussen RIVM en GGD voor 2014 laat zien dat de meetwaarden van beide instanties goede correlaties vertonen. Voor stikstofdioxide en PM 2.5 zijn de verschillen tussen gemiddelde meetwaarden klein. Voor ozon wordt een systematisch verschil van ca. 2 µg/m 3 gevonden. Verder zijn de gevonden verbanden tussen de meetwaarden van beide instanties vergelijkbaar met die voor 2013. Meetonzekerheden berekend volgens EN ISO 20988 voldoen in alle gevallen ruimschoots aan de criteria gesteld in EU Richtlijn 2008/50/EC. Aangezien alle instanties een EN ISO 17025 accreditatie voeren voor de betreffende metingen mag ervan worden uitgegaan dat het kwaliteitsniveau en de vergelijkbaarheid zoals bepaald in deze vergelijkingen representatief zijn voor de andere meetlocaties van de netwerken. Dit impliceert dat de instanties in principe gebruik kunnen maken van elkaars meetgegevens voor de componenten waarvoor resultaten zijn Pagina 9 van 33

vergeleken (stikstofdioxide voor RIVM en DCMR; stikstofdioxide, ozon en PM 2.5 voor RIVM en GGD Amsterdam). Pagina 10 van 33

1 Inleiding Sinds een aantal jaren wordt intensief samengewerkt door de luchtkwaliteits-meetnetten van het RIVM, de GGD Amsterdam (kortweg GGD) en de DCMR Milieudienst Rijnmond (kortweg DCMR). In het kader vinden vergelijkende metingen plaats die jaarlijks worden geëvalueerd. In 2014 zijn tussen RIVM en de beide organisaties op een tweetal meetlocaties vergelijkende metingen uitgevoerd: stikstofdioxide op locatie Bentinckplein/Statenweg door RIVM en DCMR; stikstofdioxide, ozon en PM 2.5 op locatie Overtoom/Vondelpark door RIVM en GGD. De vergelijkingen hebben tot doel de vergelijkbaarheid van de resultaten van de verschillende meetinstanties vast te stellen; bij voldoende vergelijkbaarheid kunnen de instanties wederzijds gebruik maken van elkaars resultaten. Voor RIVM betekent dit bijvoorbeeld dat resultaten van GGD en DCMR kunnen worden gebruikt voor rapportage in het kader van wettelijke meetverplichtingen, en voor het opstellen van Grootschalige Concentratiekaarten voor Nederland (GCN). Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor PM 2.5 voor deze toepassingen gebruik wordt gemaakt van meetgegevens die worden verkregen m.b.v. automatische continue monitoren en niet van referentie-meetwaarden. De waarden verkregen met de monitoren en referentiemethode zijn echter via gelijkwaardigheidsverklaringen aan elkaar gekoppeld. Met het organiseren van deze vergelijkingsonderzoeken geeft RIVM bovendien invulling aan één van haar taken als Nederlands referentielaboratorium op het gebied van luchtkwaliteit (zie [1], art. 3b). In dit rapport worden de resultaten en de evaluatie hiervan voor het jaar 2014 beschreven. Pagina 11 van 33

Pagina 12 van 33

2 Locaties en apparatuur 2.1 Locatie Rotterdam Het meetstation Bentinckplein/Statenweg is van het type straatstation. RIVM en DCMR meten hier beiden stikstofdioxide m.b.v. referentieapparatuur zoals beschreven in EN 14211 [2]. Beide instanties hebben een accreditatie onder EN-ISO 17025 voor het verrichten van deze metingen. In figuur 1 is een foto van de locatie opgenomen. De door RIVM en DCMR gebruikte apparatuur en informatie over kwaliteitsbewakings-procedures zijn weergegeven in Tabel 1. Tabel 1. Kenmerken van apparatuur en procedures voor stikstofdioxide RIVM DCMR Apparatuur Teledyne API 200E Teledyne API 200E Kalibratie - standaarden Nullucht + 30 ppm NO in stikstof (gecertificeerd) verdund met nullucht m.b.v. Nullucht + 800 ppb NO in stikstof (gecertificeerd) LNI Sonimix 6000C - frequentie 1x per 24 uur 1x per 3 maanden Converter-efficiency test 1x per 24 uur m.b.v. gasfase titratie 1x per jaar bij onderhoud en kalibratie Span- en nulcontroles Zie kalibratie 1x per 95 uur met nullucht en 800 ppb NO in stikstof Figuur 1. Meetlocatie Bentinckplein/Statenweg Pagina 13 van 33

2.2 Locatie Amsterdam Het meetstation Overtoom/Vondelpark is van het type stadsachtergrond. RIVM en GGD meten hier beiden stikstofdioxide, PM 2.5 en ozon m.b.v. referentie-apparatuur zoals beschreven in: EN 14211 [2] voor stikstofdioxide EN 14907 [3] en NTA 8019 [4] voor PM 2.5 EN 14625 [5] voor ozon. Beide instanties hebben een accreditatie onder EN-ISO 17025 voor het verrichten van deze metingen. In figuur 2 is een foto van de locatie opgenomen. Figuur 2. Meetlocatie Overtoom/Vondelpark De door RIVM en GGD gebruikte apparatuur en informatie over kwaliteitsbewakings-procedures zijn weergegeven in Tabellen 2-4. Tabel 2. Kenmerken van apparatuur en procedures voor stikstofdioxide RIVM GGD Apparatuur Teledyne API 200E Teledyne API 200E Kalibratie - standaarden Nullucht + 30 ppm NO in stikstof (gecertificeerd) verdund met nullucht m.b.v. Nullucht + 800 ppb NO in stikstof (gecertificeerd) LNI Sonimix 6000C - frequentie 1x per 24 uur 1x per 49 uur Converter-efficiency 1x per 24 uur m.b.v. gas-fase 1x per 49 uur test titratie Span- en nulcontroles Zie kalibratie Zie kalibratie Pagina 14 van 33

Tabel 4. Kenmerken van apparatuur en procedures voor ozon RIVM GGD Apparatuur Thermo 49i Thermo 49i Kalibratie - Standaarden Nullucht + 120 ppb ozon gegenereerd m.b.v. een LNI Gekalibreerde referentiemonitor (Thermo 49i PS) Sonimix 6000C calibrator - Frequentie 1x per 24 uur Eenmaal per 6 maanden op locatie, eenmaal per jaar in het laboratorium Span- en nulcontroles Zie kalibratie 1x per 49 uur met 100 en 400 ppb ozon gegenereerd m.b.v. een interne ozonbron Tabel 5. Kenmerken van apparatuur en procedures voor PM 2.5 RIVM GGD Apparatuur LVS Derenda PNS 16T LVS Derenda PNS 16T Kalibratie debiet - Standaarden Mass-flow meters Mass-flow meters - Frequentie 1x per 3 maanden 1x per 3 maanden Overige borgingspunten Volgens NTA 8019 [4] Filters worden op locatie in de sampler bewaard bij een temperatuur 23 C Volgens NTA 8019 [4] Filters worden op locatie in de sampler bewaard bij een temperatuur 23 C Pagina 15 van 33

Pagina 16 van 33

3 Organisatie vergelijkingsonderzoeken 3.1 Stikstofdioxide Door alle meetinstanties zijn voor het jaar 2014 uurgemiddelde concentraties van stikstofdioxide aangeleverd. Deze zijn per locatie samengevoegd tot datasets met paren meetgegevens van de beide betrokken instanties (RIVM en DCMR voor Rotterdam; RIVM en GGD voor Amsterdam). Vervolgens zijn de datasets ontdaan van de volgende gegevensparen: paren waarvan één of beide gegevens ontbreken; paren waarvan één of beide gegevens zijn gevlagd (aangemerkt als niet-valide). De resterende resultaten zijn vervolgens vergeleken m.b.v. orthogonale regressie, uitgaande van de hypothese dat de resultaten van beide methoden een vergelijkbare onzekerheid hebben: y a b. (1) i x i Waarbij: y i = resultaat DCMR of GGD x i = resultaat RIVM a = asafsnede regressie b = helling regressie. Bij deze vergelijking zijn de meetgegevens van het RIVM als referentiewaarden (x i ) gebruikt. Deze keuze impliceert echter niet automatisch dat de gegevens van RIVM de ware waarden zijn. De keuze komt voort uit het feit dat RIVM voor Nederland als referentie-laboratorium voor kwaliteitsborging van luchtkwaliteitsmetingen optreedt. De mate waarin het resultaat van de regressie-analyse afwijkt van het ideale resultaat y i = x i is een maat voor de vergelijkbaarheid van de beide series meetgegevens. De vergelijkbaarheid wordt uitgedrukt in een relatieve onzekerheid opgebouwd uit een willekeurig (random) deel en een systematisch deel bij een concentratie van 200 µg/m 3 (de uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide [1]). Verder is voor elk gegevenspaar het verschil berekend. De verschillen zijn vervolgens grafisch uitgezet tegen de meetdatum; hierdoor kan een indruk worden verkregen van eventuele gebeurtenissen die van invloed zijn geweest op de relatie tussen de series meetgegevens. 3.2 Ozon Door RIVM en GGD zijn uurgemiddelde concentraties van ozon aangeleverd. Deze zijn samengevoegd tot datasets met paren meetgegevens van de beide betrokken instanties. Vervolgens zijn de datasets ontdaan van de volgende gegevensparen: Pagina 17 van 33

paren waarvan één of beide gegevens ontbreken; paren waarvan één of beide gegevens zijn gevlagd (aangemerkt als niet-valide). De resterende resultaten zijn vervolgens vergeleken m.b.v. orthogonale regressie, uitgaande van de hypothese dat de resultaten van beide methoden een vergelijkbare onzekerheid hebben: y a b. (1) i x i Waarbij: y i = resultaat GGD x i = resultaat RIVM a = asafsnede regressie b = helling regressie. Bij deze vergelijking zijn de meetgegevens van het RIVM als referentiewaarden (x i ) gebruikt. Deze keuze impliceert echter niet automatisch dat de gegevens van RIVM de ware waarden zijn. De keuze komt voort uit het feit dat RIVM voor Nederland als referentie-laboratorium voor kwaliteitsborging van luchtkwaliteitsmetingen optreedt. De mate waarin het resultaat van de regressie-analyse afwijkt van het ideale resultaat y i = x i is een maat voor de vergelijkbaarheid van de beide series meetgegevens. De vergelijkbaarheid wordt uitgedrukt in een relatieve onzekerheid opgebouwd uit een willekeurig (random) deel en een systematisch deel bij een concentratie van 180 µg/m 3 (de uurgemiddelde streefwaarde voor ozon [1]). Verder is voor elk gegevenspaar het verschil berekend. De verschillen zijn vervolgens grafisch uitgezet tegen de meetdatum; hierdoor kan een indruk worden verkregen van eventuele gebeurtenissen die van invloed zijn geweest op de relatie tussen de series meetgegevens. 3.3 PM 2.5 Door RIVM en GGD zijn daggemiddelde concentraties van PM 2.5 aangeleverd. Deze zijn samengevoegd tot datasets met paren meetgegevens van de beide betrokken instanties. Vervolgens zijn de datasets ontdaan van de volgende gegevensparen: paren waarvan één of beide gegevens ontbreken; paren waarvan één of beide gegevens zijn gevlagd (aangemerkt als niet-valide). De resterende resultaten zijn vervolgens in eerste instantie vergeleken m.b.v. orthogonale regressie, uitgaande van de hypothese dat de resultaten van beide methoden een vergelijkbare onzekerheid hebben: y a b. (1) i x i Waarbij: y i = resultaat GGD = resultaat RIVM x i Pagina 18 van 33

a b = asafsnede = helling. Bij deze vergelijking zijn de meetgegevens van het RIVM als referentiewaarden (x i ) gebruikt. Deze keuze impliceert echter niet automatisch dat de gegevens van RIVM de ware waarden zijn. De keuze komt voort uit het feit dat RIVM voor Nederland als referentie-laboratorium optreedt. De mate waarin het resultaat van de regressie-analyse afwijkt van het ideale resultaat y i = x i is een maat voor de vergelijkbaarheid van de beide series meetgegevens. De vergelijkbaarheid wordt uitgedrukt in een relatieve onzekerheid opgebouwd uit een willekeurig (random) deel en een systematisch deel bij een concentratie van 30 µg/m 3 (de pseudodaggemiddelde grenswaarde voor PM 2.5 [6]). Verder is voor elk gegevenspaar het verschil berekend. De verschillen zijn grafisch uitgezet tegen de meetdatum; hierdoor kan een indruk worden verkregen van eventuele gebeurtenissen die van invloed zijn geweest op de relatie tussen de series meetgegevens. Pagina 19 van 33

Pagina 20 van 33

4 Resultaten en evaluatie 4.1 Stikstofdioxide 4.1.1 Locatie Rotterdam Voor 2014 resteren voor de locatie Bentinckplein/Statenweg na verwijdering van ontbrekende en gevlagde gegevens 8510 paren. Het resultaat van de vergelijking van de gegevensparen m.b.v. orthogonale regressie is onderstaand weergegeven (Figuur 3). 200 160 DCMR, µg/m3 120 80 40 0 0 40 80 120 160 200 RIVM, µg/m3 REGRESSIE Helling b 0,960 Onzekerheid van b 0,0021 significant Asafsnede a 1,19 Onzekerheid van a 0,104 significant Aantal dataparen 8510 r 2 0,96 EQUIVALENTIE Random term 2,9 µg/m³ Bias bij grenswaarde -6,8 µg/m³ Gecombineerde onzekerheid 7,4 µg/m³ Relatieve onzekerheid 3,7 % Onzekerheid referentie 3,0 µg/m³ Grenswaarde 200 µg/m³ Figuur 3. Resultaten regressie-analyse stikstofdioxide locatie Rotterdam De jaargemiddelde meetwaarden voor RIVM en DCMR bedragen respectievelijk 45,0 en 44,4 µg/m 3. Pagina 21 van 33

Deze resultaten wijzen op een goede vergelijkbaarheid van de resultaten van beide instanties. De resterende relatieve onzekerheid van 3,7 % is lager dan de voor de toegepaste meetmethode gebruikelijke relatieve onzekerheid van ca. 5 tot 6 %. Het verschil tussen de gemiddelde resultaten van DCMR en RIVM bedraagt 1,4%. Dit is lager dan het gevonden verschillen in 2012 en 2013. De relatie tussen de meetresultaten van beide instanties is verder nagenoeg dezelfde als die voor het jaar 2013 [7]. De verschillen tussen gegevensparen van beide instanties uitgezet als functie van de meetdatum (figuur 4) geven aan dat er gedurende het jaar sprake is van een stabiele situatie (geen discontinuïteiten in de verschillen). 40 30 DCMR RIVM, µg/m 3 20 10 0 10 20 30 40 22 11 2013 2 3 2014 10 6 2014 18 9 2014 27 12 2014 6 4 2015 Meetdatum Figuur 4. Verschillen tussen meetwaarden van stikstofdioxide voor locatie Rotterdam als functie van de meetdatum. De lijn in de figuur is de trendlijn van 24-uursgemiddelde verschillen. 4.1.2 Locatie Amsterdam Voor 2014 resteren voor de locatie Overtoom/Vondelpark na verwijdering van ontbrekende en gevlagde gegevens 7398 paren. Het resultaat van de vergelijking hiervan m.b.v. orthogonale regressie is onderstaand weergegeven (Figuur 5). Gegevens van GGD Amsterdam vanaf 28 november zijn niet bij de evaluatie betrokken. Reden hiervoor is het verschil dat is ontstaan na een interventie op 27 november waarna de NOx-monitor van GGD Amsterdam beduidend lagere meetwaarden geeft (zie figuur 6). De oorzaak van dit verschijnsel kan niet worden achterhaald. Pagina 22 van 33

125 100 GGD, µg/m3 75 50 25 0 0 25 50 75 100 125 RIVM, µg/m3 REGRESSIE Helling b 1,000 Onzekerheid van b 0,0014 Asafsnede a -0,85 Onzekerheid van a 0,039 significant Aantal dataparen 7398 r 2 0,99 EQUIVALENTIE Random term 1,17 µg/m³ Bias bij grenswaarde -0,9 µg/m³ Gecombineerde onzekerheid 1,5 µg/m³ Relatieve onzekerheid 0,7 % Onzekerheid referentie 1,1 µg/m³ Grenswaarde 200 µg/m³ Figuur 5. Resultaten regressie-analyse stikstofdioxide locatie Amsterdam De jaargemiddelde meetwaarden voor RIVM en GGD bedragen respectievelijk 24,8 en 23,9 µg/m 3, een verschil van 3,6%. Deze resultaten wijzen op een goede vergelijkbaarheid van de resultaten van beide instanties. De resterende relatieve onzekerheid van 0,7 % is niet significant in vergelijking met de voor de toegepaste meetmethode gebruikelijke relatieve onzekerheid van ca. 5 tot 6 %. De relatie tussen de meetwaarden van beide instanties verschilt enigszins van die voor het jaar 2013 [7]. Het grotere verschil tussen de gemiddelde meetwaarden lijkt geheel te worden veroorzaakt door een systematisch verschil in de nul-instelling. De verschillen tussen gegevensparen van beide instanties uitgezet als functie van de meetdatum (figuur 6) geven aan dat tot eind november sprake is van een stabiele situatie (geen discontinuïteiten in de verschillen). Na een interventie op 27 november ontstaat een gemiddeld systematisch verschil tussen de meetwaarden van ca. 10 µg/m 3. Pagina 23 van 33

40 30 GGD RIVM, µg/m 3 20 10 0 10 20 30 40 22 11 2013 2 3 2014 10 6 2014 18 9 2014 27 12 2014 6 4 2015 Meetdatum Figuur 6. Verschillen tussen meetwaarden van stikstofdioxide voor locatie Amsterdam als functie van de meetdatum. De lijn in de figuur is de trendlijn van 24-uursgemiddelde verschillen. 4.2 Ozon locatie Amsterdam Voor 2014 resteren voor de locatie Overtoom/Vondelpark na verwijdering van ontbrekende en gevlagde gegevens 8353 paren. Het resultaat van de vergelijking hiervan m.b.v. orthogonale regressie is onderstaand weergegeven (Figuur 7). 200 GGD, µg/m3 150 100 50 0 0 50 100 150 200 RIVM, µg/m3 Pagina 24 van 33

REGRESSIE Helling b 1,011 Onzekerheid van b 0,0005 significant Asafsnede a 1,74 Onzekerheid van a 0,023 significant Aantal dataparen 8353 r 2 1,00 EQUIVALENTIE Random term 0,83 µg/m³ Bias bij richtwaarde 3,7 µg/m³ Gecombineerde onzekerheid 3,8 µg/m³ Relatieve onzekerheid 2,1 % Onzekerheid referentie 0,8 µg/m³ Richtwaarde 180 µg/m³ Figuur 7. Resultaten regressie-analyse ozon locatie Amsterdam. De gemiddelde meetwaarden voor RIVM en GGD bedragen respectievelijk 41,2 en 43,4 µg/m 3, een verschil van 5%. Dit verschil is aanzienlijk groter dan dat voor 2013 en is absoluut van aard (ca. 2 µg/m 3 ). De correlatie tussen de resultaten is uitstekend, de resterende relatieve onzekerheid van 2,1 % is niet significant in vergelijking met de voor de toegepaste meetmethode gebruikelijke relatieve onzekerheid van ca. 4 tot 5 %. 20 15 10 GGD RIVM 5 0 5 10 15 20 22 11 2013 2 3 2014 10 6 2014 18 9 2014 27 12 2014 6 4 2015 Meetdatum Figuur 8. Verschillen tussen meetwaarden van ozon voor locatie Amsterdam als functie van de meetdatum. De lijn in de figuur is de trendlijn van 24- uursgemiddelde verschillen. De verschillen tussen gegevensparen van beide instanties uitgezet als functie van de meetdatum (figuur 8) geven aan dat tot 15 januari de meetwaarden van RIVM hoger zijn dan die van GGD. Op 15 januari heeft een interventie plaatsgevonden (monitor-wisseling) door RIVM. Pagina 25 van 33

Vanaf deze datum meet GGD hoger en is het verschil stabiel (geen discontinuïteiten in de verschillen). 4.3 PM 2.5 locatie Amsterdam Voor 2014 resteren voor de locatie Overtoom/Vondelpark na verwijdering van ontbrekende en gevlagde gegevens 194 paren. Het resultaat van de vergelijking hiervan m.b.v. orthogonale regressie is onderstaand weergegeven (Figuur 9). 50,0 40,0 GGD, µg/m3 30,0 20,0 10,0 0,0 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 RIVM, µg/m3 REGRESSIE Helling b 0,963 Onzekerheid van b 0,0086 significant Asafsnede a 0,50 Onzekerheid van a 0,13 significant Aantal dataparen 194 r 2 0,98 EQUIVALENTIE Random term 0,71 µg/m³ Bias bij grenswaarde -0,6 µg/m³ Gecombineerde onzekerheid 0,9 µg/m³ Relatieve onzekerheid 3,1% % Onzekerheid referentie 0,7 µg/m³ Grenswaarde 30 µg/m³ Figuur 9. Resultaten regressie-analyse PM 2.5 locatie Amsterdam. De gemiddelde concentraties bedragen voor beide instanties 12,5 µg/m 3. De resultaten wijzen op een goede vergelijkbaarheid van de resultaten van beide instanties. De resterende relatieve onzekerheid van 3,1 % is niet significant in vergelijking met de voor de toegepaste meetmethode gebruikelijke relatieve onzekerheid van ca. 10%. De relatie tussen de meetwaarden van beide instanties verschilt van die voor het jaar 2013 Pagina 26 van 33

[7]; dit verschil wordt veroorzaakt doordat meer gegevens voor vergelijking beschikbaar zijn. De verschillen tussen gegevensparen van beide instanties uitgezet als functie van de meetdatum (figuur 10) geven aan dat tot eind november sprake is van een situatie met wisselende verschillen. Na een periode tot ca. eind oktober met hogere meetwaarden voor GGD treedt een omslag op naar hogere meetwaarden voor RIVM. In de gemiddelde meetwaarden compenseert deze omslag zichzelf volledig. Een verklaring voor dit verschijnsel is niet gevonden. 4,0 3,0 GGD RIVM, µg/m 3 2,0 1,0 0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 21 4 2014 10 6 2014 30 7 2014 18 9 2014 7 11 2014 27 12 2014 15 2 2015 Datum Figuur 10. Verschillen tussen meetwaarden van PM 2.5 voor locatie Amsterdam als functie van de meetdatum. Pagina 27 van 33

Pagina 28 van 33

5 Meetonzekerheden De in het kader van deze vergelijkingen verzamelde meetgegevens lenen zich uitstekend voor het berekenen van meetonzekerheden volgens EN ISO 20988, methode A6 [8]. Hierbij wordt de meetonzekerheid berekend uit de kwadratensom van de verschillen tussen de meetwaarden verkregen m.b.v. twee identieke meetsystemen. Voor de berekeningen is aangenomen dat alle meetsystemen van de meetinstanties per component identiek zijn. De resultaten van de berekeningen zijn onderstaand weergegeven in Tabel 5. Tabel 5. Meetonzekerheden (95% waarschijnlijkheid) in µg/m 3. Stikstofdioxide PM 2.5 Ozon Locatie Rotterdam 6,2 Locatie Amsterdam 2,6 1,5 1,8 Volgens [1] dienen onzekerheden te worden berekend voor meetwaarden in de nabijheid van de voor de betreffende component geldende grens/streefwaarde. In Europese normen wordt deze regel geïnterpreteerd als berekend voor meetwaarden gelijk aan de geldende grens/streefwaarde. Wanneer deze opvatting wordt gevolgd en de onzekerheden in Tabel 5 worden omgerekend naar relatieve onzekerheden op het niveau van de geldende grens/streefwaarden resulteren de relatieve onzekerheden in Tabel 6. Tabel 6. Meetonzekerheden (95% waarschijnlijkheid) in % op het niveau van de grens/streefwaarden. Stikstofdioxide PM 2.5 Ozon Locatie Rotterdam 3,1 Locatie Amsterdam 1,3 5,0 2,0 Deze waarden vallen ruimschoots binnen de in [1] gestelde criteria waaraan de meetonzekerheden dienen te voldoen: 15% voor stikstofdioxide en ozon, 25% voor PM 2.5. Pagina 29 van 33

Pagina 30 van 33

6 Conclusies Evaluatie van de vergelijkingen voor stikstofdioxide toont aan dat de gevonden verschillen tussen de meetwaarden van RIVM en DCMR, respectievelijk GGD Amsterdam, niet significant zijn. De gevonden relaties tussen de meetwaarden zijn nagenoeg dezelfde als die voor 2013. Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor de meetlocatie Amsterdam een deel van de aangeleverde meetgegevens niet is gebruikt bij de evaluatie. Wanneer resultaten van de vergelijkende metingen worden vertaald naar meetonzekerheden op basis van de aanname dat identieke meetmethoden worden gebruikt blijken de resulterende meetonzekerheden ruimschoots te voldoen aan de eis gesteld in [1]. Evaluatie van de vergelijking voor ozon toont aan dat een uitstekende correlatie bestaat tussen de meetwaarden van RIVM en GGD Amsterdam. Het verschil tussen de gemiddelde meetwaarden bedraagt 5%. Dit wordt veroorzaakt door een constant systematisch verschil van ca. 2 µg/m 3. Bij berekening van de meetonzekerheden van de gebruikte meetmethoden volgens EN ISO 20988 blijkt dat de gevonden relatieve onzekerheid op het niveau van de geldende streefwaarde ruimschoots voldoen aan de in [1] gestelde eis. Evaluatie van de vergelijkingen voor PM 2.5 toont aan dat de gevonden verschillen tussen de meetwaarden van RIVM en GGD Amsterdam, niet significant zijn. Wel is een omslag waarneembaar in de verschillen vanaf eind oktober. Echter, bij berekening van de meetonzekerheden van de gebruikte meetmethoden volgens EN ISO 20988 blijkt dat de gevonden relatieve onzekerheid op het niveau van de pseudo daggemiddelde grenswaarde ruimschoots voldoet aan de in [1] gestelde eis. Aangezien alle instanties een EN ISO 17025 accreditatie hebben voor de betreffende metingen mag ervan worden uitgegaan dat het kwaliteitsniveau en de vergelijkbaarheid zoals vastgesteld in dit rapport representatief zijn voor de andere meetlocaties van de netwerken. Dit impliceert dat de instanties in principe gebruik kunnen maken van elkaars meetgegevens voor de componenten waarvoor resultaten zijn vergeleken. De vergelijkende metingen zullen in 2015 worden voortgezet. Hierbij is het voornemen om ook op de locatie Rotterdam weer vergelijkende metingen voor fijnstof uit te voeren. Pagina 31 van 33

Pagina 32 van 33

Referenties [1] Council Directive 2008/50/EC on ambient air quality and cleaner air for Europe. [2] EN 14211: 2012. Ambient air Standard method for the measurement of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide. CEN, Brussels. [3] EN 12341: 2014. Ambient air Standard gravimetric method for the determination of the PM10 or PM2.5 mass concentration of suspended particulate matter. CEN, Brussels. [4] NTA 8019: 2008. Luchtkwaliteit - Meeteisen voor fijnstofmetingen. NEN, Delft. [5] EN 14625: 2012. Ambient air Standard method for the measurement of ozone. CEN, Brussels. [6] CEN TS 16450: 2012. Ambient air - Automated measuring systems for the measurement of the concentration of particulate matter (PM10; PM2,5). CEN, Brussels. [7] RIVM briefrapport 680708018: 2014. Vergelijkend onderzoek buitenluchtmetingen tussen RIVM, GGD Amsterdam en DCMR. Resultaten voor het jaar 2013. [8] EN ISO 20988: 2007. Air quality - Guidelines for estimating measurement uncertainty. ISO, Geneva. Pagina 33 van 33

RIVM De zorg voor morgen begint vandaag