Omgaan met baggerspecie in watergangen bij dempingen

Vergelijkbare documenten
Bijlage 2: Grensafbakening bevoegdheden waterschap / gemeente

De waterbodems in de Waterwet

RfC W Definitie van waterbodem up-to-date maken

Legger Wateren. tekstuele deel

Legger van de waterkeringen

Waterhuishouding bouwkavel Merwededijk, sectie F 4137, Gorinchem

Toelichting. beleid dempen sloten. (landelijk gebied)

Legger van de waterkeringen

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems

Watervergunning. Datum 27 september Zaaknummer 16570

WATERVERGUNNING. Voor het (ver)planten en verwijderen van bomen langs watergangen aan de Amerongerwetering in Wijk bij Duurstede

Waterbodems in de Waterwet

ALGEMENE REGELS WATERKWANTITEIT KEUR WATERSCHAP HUNZE EN AA S 2014 Onderdeel 1 STEIGER pagina 1 van 5

Vollenhoverkanaaldijk. Vollenhovermeerdijk Kadoelermeerdijk

Toelichting op de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra. Aanvullende eisen aan de inhoud van de legger

Beleidsregel 2. Beschermingszone

LEGGER WATERKERINGEN WATERSCHAP AA EN MAAS Partiële herziening 2018

WATERVERGUNNING. Zaaknummer Datum

WATERVERGUNNING. Datum 3 november Zaaknummer 19142

Watervergunning. Datum 14 september Zaaknummer 16280

WATERVERGUNNING. Datum 22 juni Zaaknummer 26981

BELEIDSNOTITIE SCHOUW KERINGEN

Watervergunning. Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht. Datum 16 juni 2017.

voor het plaatsen van beschoeiing buiten de initiële oeverlijn en het daarmee dempen van maximaal 3,5 m2 oppervlaktewater

BELEIDSREGEL LEGGER WATERSCHAP LIMBURG 2019

Inleiding Het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland valt vrijwel geheel binnen de grens van de provincie Flevoland. In het beheersgebied bevinden

Watervergunning. Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan

WATERVERGUNNING. Voor het aanleggen van een glasvezelnetwerk bij watergangen in het buitengebied van de Kromme Rijnstreek. Datum 22 augustus 2018

Legger van het oppervlaktewatersysteem in de Krimpenerwaard

WATERVERGUNNING. Voor het leggen van een lagedrukgasleiding bij een waterkering op de locatie Zandweg 213a in De Meern. Datum 28 maart 2018

WATERVERGUNNING. Voor het aanleggen van een dam met duiker en het graven van oppervlaktewater op de locatie Gelderlantlaan in Utrecht

Legger waterkeringen. Dijkring 78 dijkvak Sleydal

Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud

WATERVERGUNNING. Zaaknummer Datum

Watervergunning. Datum 29 augustus Zaaknummer 11584

22. Het inrichten van particuliere tuinen op de in de bijlage aangegeven waterkeringen

Toelichting. 1. Inleiding

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra

Legger van de waterkeringen

Officiële uitgave van het dagelijks bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta

WATERVERGUNNING. Voor het dempen en graven van een watergang en het verleggen van duikers op de locatie nabij Provincialeweg Oost 39 in Haastrecht

Watervergunning voor Provincie Utrecht, locatie Arnhemseweg 97-Leusbroekerweg Leusden

Stadsdeel Nieuw-West. Watervergunning. Het aanleggen van een tijdelijke dam met duiker gelegen aan de Aletta Jacobslaan 7 in Amsterdam.

Addendum bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik versie 4 januari 2011

AGENDAPUNT 6 ONTWERP. Onderwerp: Visie op de legger Nummer: Voorstel

WATERVERGUNNING. Voor het aanpassen van de waterhuishouding op de locatie Ruige Weide in Oudewater. Datum 27 maart 2018.

WATERVERGUNNING. Voor het plaatsen van een tijdelijke pontonbrug op de locatie in de Vaartsche Rijn ten zuiden van de Oranjebrug in Nieuwegein

GEMEENTE OLDEBROEK. Gebruik bodemkwaliteitskaart bij grondverzet. 1 Generiek beleid Besluit bodemkwaliteit

vergunninghouder Wijziging Watervergunning Stammerdijk 41 in Diemen realiseren van een uitbouw 31 augustus 2015 W

Inleiding. Deze keringen liggen in de gemeenten Dronten, Lelystad Almere en Zeewolde.

Legger van het oppervlaktewatersysteem in de Polder De Wilde Veenen

Projectplan Verplaatsen stuw Arendsduinbrug (Waalblok)

Algemene regel: steigers, vlonders of afmeerpalen

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

Tijdelijke opslag en tijdelijke uitname Besluit bodemkwaliteit

KEUR WATERSCHAP HUNZE EN AA S 2010

WATERVERGUNNING. Voor het aanpassen van de waterhuishouding ten behoeve van de aanleg van de toekomstige woonwijk Rijnvliet in Utrecht

WATERVERGUNNING (RAAM)

De vergunning betreft het funderingsherstel door middel van vervanging bestaande kelder door betonnen kelderbak

Overeenkomst overdracht stedelijk water van de gemeente Lingewaal aan Waterschap Rivierenland

WATERVERGUNNING. Datum 6 november Zaaknummer 18585

Legger van de waterkeringen

J.C. van Kooten en Zn. BV. Watervergunning. Machineweg 32 B, Nederhorst den Berg. De vergunning betreft het dempen en graven van oppervlaktewater

BELEIDSNOTA BUITENGEWOON ONDERHOUD WATEREN

HUM Bbk Handhaving Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit

Joris van de Berghweg nabij de Haarlemmerweg (N200) in Amsterdam

Ontwerpbesluit Watervergunning

BESLUIT WIJZIGEN LEGGER

Besluit legger oppervlaktewaterlichamen 2018

3. Beleidsregel insteekhavens langs waterkeringen langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel

Invuldocument lokale regels, parameters en vragen waterschap

PROJECT TIJDELIJKE OPSLAG OUD ALBLAS TOEPASSEN BAGGERSPECIE

omschrijving wijziging:

WATERVERGUNNING (RAAM)

bouwen van een kademuur aan de Polygoongracht ter hoogte van Ad Windighof 4 in Amsterdam IJburg

Besluit legger oppervlaktewaterlichamen Hoogachtend, het dagelijks bestuur,

De vergunning betreft het vervangen van een damwand in een oprit

voor het plaatsen van een beschoeiing buiten de initiële oeverlijn

voor het bouwen van een hotel op kavel 14 van het deelplan Vivaldi aan de Zuid-As in Amsterdam

Beleidsregel Toelichting Bestaand of nieuw beleid

Toelichting op leggers en beheerregisters primaire waterkering

Provincie Utrecht. Watervergunning. Westbroekse Binnenweg in Tienhoven. het aanleggen van een natuurvriendelijke oever langs primair oppervlaktewater

Watervergunning. Datum 17 oktober Zaaknummer 16866

LEGGER Waterschap Groot Salland, regionale waterkering 103

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen

ONTWERP LEGGERBESLUIT

LEGGER Waterschap Groot Salland, verbindende waterkering 25

Projectplan Kadeverbetering Trekkade (111_1b) gemeente Vlaardingen

WATERVERGUNNING. Voor het aanleggen van een tuin en terras bij een waterkering op de locatie Hof van Voorvliet 37 in Linschoten. Datum 20 juli 2018

5 Graven van oppervlaktewater 5.1 Inleiding

Projectplan Aanleggen stuwconstructie Foppenpolder Korte Buurt 15 Maasland

vergunninghouder Padmosweg 19 in Wilnis

De watervergunning en de daarop betrekking hebbende stukken liggen ter inzage vanaf 9 juni 2014 tot en met 21 juli 2014.

Liander Infra West NV. Wijzigingsvergunning. Overdiemerweg 37 in Diemen

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 20 november 2018, ingekomen op 22 november 2018, geregistreerd onder zaaknummer 16.ZK06833.

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

Watervergunning. Voor het leggen van een laagspanningskabel bij de Soestdijkseweg Zuid en De Holle Bilt in De Bilt. Datum 19 juni 2017

Bouwfonds Ontwikkeling. Watervergunning

In opdracht van de gemeente Hattem heeft Tauw een bodemfunctiekaart opgesteld. Deze notitie vormt de toelichting bij de gemaakte keuzes.

Transcriptie:

Bijlage 1: Omgaan met baggerspecie in watergangen bij dempingen

Bij demping van oppervlaktewater zijn verschillende situaties aan de orde: dempen van een geïsoleerd oppervlaktewater, bijvoorbeeld een kleine plas; er is geen sprake van verbinding met ander oppervlaktewater; dempen van een gedeelte van een oppervlaktewater met open verbinding met ander oppervlaktewater (bijvoorbeeld binnen een plas of een haven); dempen van een lijnvormig oppervlaktewater (sloot) over grote lengte; er is oorspronkelijk wel sprake van verbinding met ander oppervlaktewater; dempen binnen een lijnvormig oppervlaktewater over een kleine lengte, bijvoorbeeld een kops eind van een sloot; versmalling van een brede watergang waarbij het oppervlaktewater in stand blijft, of het aanleggen van een (brede) dam;. Dempingen zijn handelingen in het kader van de Wet bodembescherming, de Waterwet en het Besluit bodemkwaliteit, de Wet ruimtelijke Ordening en de Keur van het waterschap. Voor het toezicht op het Besluit bodemkwaliteit zijn afspraken nodig wie als Bevoegd Gezag optreedt bij die demping en wie Bevoegd Gezag wordt van het gedempte oppervlaktewater. Het Ministerie van VROM heeft een standpunt geformuleerd. In het HUM (Handhaving Uitvoeringsmethode Besluit Bodemkwaliteit) is hierover de volgende passage opgenomen: bij slootdempingen en opvullingen van oppervlaktewater is de waterkwaliteitsbeheerder het bevoegde gezag. Op het moment dat een watergang definitief haar functie heeft verloren en niet langer valt aan te merken als een oppervlaktewater, gaan de bevoegdheden van rechtswege over naar de gemeente. Deze overdracht vindt in de praktijk vaak plaats na het afdammen en het baggeren, maar soms na het afvullen tot op maaiveldniveau. De hoofdlijn in deze is dat zolang een oppervlaktewater niet in verbinding staat met ander oppervlaktewater en door de demping bedoeld is te verdwijnen, de gemeente bevoegd gezag is. In alle andere situaties is de waterbeheerder bevoegd gezag tijdens de demping tot het moment dat de demping is voltooid. Alle toepassingen die niet leiden tot verdwijnen van het oppervlaktewater (versmallen, bodemophoging, gedeeltelijke demping) blijven onder bevoegd gezag van de waterbeheerder. In de tabel zijn de verschillende varianten beschreven die zich kunnen voordoen bij af dempen van een watergang. Tabel: varianten Variant Toelichting Bevoegd gezag Dempen van sloot zonder fysieke afscheiding (dam) In de sloot is voorafgaand aan het inbrengen van grond een gronddam of een damwand aangebracht, maar deze staat nog vol water Aanbrengen van een dam in oppervlaktewater (met toestemming van Op grond van jurisprudentie geldt dat X toepast in oppervlaktewater, c.q. op de bodem van een zulk water Door het inbrengen van grond moet het water wijken. Het is hoogst waarschijnlijk dat dit wijkende water in contact is geweest met de ingebrachte grond. De waterbeheerder zal dit inbrengen van grond aanmerken als een activiteit die hem aangaat. Waterbeheerder Voor de lozing van water: de waterbeheerder; Voor het toepassen van de grond: de gemeente Waterbeheerder

het waterschap (keurontheffing)) In de sloot is voorafgaand aan het inbrengen van grond met toestemming van het waterschap (Keurontheffing) een vloeistofdichte dam aangelegd. De sloot is vervolgens leeg gepompt, waarna X de grond inbrengt. Aanleg dam: waterbeheerder; Toepassen grond: Gemeente Het Besluit geeft geen bevoegdheden aan de provincie. De provincie heeft echter op grond van de Wet bodembescherming en de Provinciale Milieuverordening de volgende bevoegdheden ten aanzien van bouwstoffen, grond en baggerspecie: het toepassen van grond en baggerspecie binnen categorieën van inrichtingen waarvoor de provincie als bevoegd gezag is aangewezen; grond en baggerspecie met gehalten boven de Interventiewaarden (uitgezonderd in gemeenten die zelf bevoegd gezag zijn in het kader van de Wet bodembescherming); gebieden die op grond van de Provinciale Milieuverordening een bijzonder beschermingniveau kennen. Bodemkundige randvoorwaarden aan dempingen Als een oppervlaktewater moet worden gedempt spelen een aantal aspecten een rol: aanwezigheid van baggerspecie in het oppervlaktewater en de kwaliteit daarvan; de chemische toestand van de oorspronkelijke waterbodem; civieltechnische aspecten; de nieuwe functie van het gedempte oppervlaktewater; de morfologische toestand van de omliggende bodem; de functie van de aangrenzende percelen; de milieukundige toestand van de omliggende landbodem. Generiek- en gebiedspecifiek beleid bij dempen Bij het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater wordt getoetst aan de actuele kwaliteit van de ontvangende waterbodem. In het generieke kader kan een partij grond of baggerspecie in oppervlaktewater worden toegepast wanneer de kwaliteitsklasse van de toe te passen grond of baggerspecie gelijk is aan of schoner dan de kwaliteitsklasse van de ontvangende waterbodem. Voor zover de waterschappen bevoegd gezag zijn bij dempingen houden zij rekening met de omliggende bodemfunctie en bodemkwaliteit zoals de gemeente die heeft vastgesteld: immers na demping komt de nieuwe bodem onder bevoegd gezag van de gemeente. Daarnaast houden de waterschappen ook rekening met de kwaliteit van de ontvangende waterbodem. Waar dit leidt tot verschillende uitkomsten bespreken waterschappen en gemeente een passende oplossing. Onderstaand zijn een aantal situaties uitgewerkt met als resultaat een antwoord op de vraag of in die situatie de baggerspecie wel of niet verwijderd moet worden om milieukundige redenen. IW-overschrijding of klasse B Indien de te dempen sloot baggerspecie met IW-overschrijding bevat dan moet alle baggerspecie uit het te dempen profiel worden verwijderd en afgevoerd worden naar een tussendepot of naar een erkende eindverwerker. In die situaties moeten de waterschappen ook de onderliggende

waterbodem te onderzoeken. Ervaringen in de praktijk leren echter dat de ondergrond van oppervlaktewateren in het buitengebied vrijwel altijd schoon is. Aangezien de waterschappen in het beheersgebied streven naar een maximale waterbodem klasse A, moet ook klasse B baggerspecie uit het te dempen profiel worden verwijderd. Klasse A of achtergrondwaarde (AW2000) Indien de te dempen sloot Klasse A baggerspecie bevat of baggerspecie die voldoet aan de achtergrondwaarde (AW2000), dan hoeft de baggerspecie niet uit het te dempen profiel te worden verwijderd. Civieltechnische eisen In veel gevallen is het om civieltechnische eisen noodzakelijk de slappe baggerspecie te verwijderen. Afhankelijk van de kwaliteit van de specie en de aanwezige ruimte langs de watergang kan die specie worden verspreid of moet worden afgevoerd naar een (tussen)depot voor rijping en toepassing elders.

Bijlage 2: Grensafbakening bevoegdheden waterschap / gemeente

Inleiding Binnen het beheersgebied van de waterschappen worden regelmatig werken uitgevoerd waarbij de grens tussen waterbodem en landbodem aan verandering onderhevig is. In het kader van het melden van toepassingen van grond en baggerspecie is het van belang de grens vast te stellen waar welke overheid (waterschap of gemeente) bevoegdheden vanuit de Wet bodembescherming (Wbb) en de Waterwet kan uitoefenen. In de praktijk is vaak onduidelijk wie het bevoegd gezag (gemeente of waterschap) is. Deze notitie behandelt criteria waarmee de waterschappen en gemeente(n) in verschillende situaties een geografische grens kunnen afleiden tussen landbodem en waterbodem. Met de opname van deze notitie in gemeentelijke bodembeleidsplannen (Nota bodembeheer in kader van Bbk) en in Baggerbeleidsplannen van de waterschappen kan de afspraak tussen gemeente en waterschappen worden vastgelegd. In specifieke situaties kan de grensafspraak uit een topografische kaart op perceelsniveau bestaan. De thema s die bij deze beleidslijn aan de orde komen zijn: afbakening landbodem en waterbodem; vaststellen beheersgrens; relatie met de keur; overige wettelijke bepalingen. Afbakening landbodem en waterbodem Door de overheveling van waterbodemwetgeving naar de Waterwet is een duidelijke afbakening van landbodem en waterbodem van belang. Deze afbakening is opgenomen in artikel 1.5 van de Waterwet en sluit aan bij het begrip oppervlaktewaterlichaam: een oppervlaktelichaam is een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens deze wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna. Aanvullend in artikel 3.1 onder lid 2: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt voor de onder de aanwijzing vallende oppervlaktewaterlichamen tevens de begrenzing vastgesteld. Daarbij worden de oppervlaktewaterlichamen van de rivieren begrensd door de buiten kruinlijn van de primaire waterkering, voor zover die primaire waterkering is aangegeven op de kaart die als bijlage bij deze wet behoort, dan wel waar deze ontbreekt, de daarbij vast te stellen lijn van de hoogwaterkerende gronden. De Waterwet is van toepassing op het beheer van de bodem en oevers van oppervlaktewaterlichamen (de waterbodem). De Wbb is van toepassing op de overige bodem. Er zijn geen wettelijke criteria voor het vastleggen van de grens van landbodem en waterbodem. Bij bepaalde rijkswateren, zoals de onbedijkte delen van rivieren, is niet meteen duidelijk waar de grens ligt. Deze grens zal daarom op kaarten bij de Waterregeling worden aangegeven. Het is ook mogelijk op deze kaarten in een oppervlaktewaterlichaam drogere (oever)gebieden aan te wijzen waar de Wbb van toepassing is voor het voorkomen en aanpakken van verontreinigingen. Voor alle andere aspecten, met uitzondering van de toepassing van het lozingsverbod (artikel 6.2), blijft in deze gebieden de Waterwet van toepassing.

De toevoeging van drogere oevergebieden is vooral bedoeld voor gebieden die in de praktijk een zo geringe overstromingsfrequentie hebben dat zij niet relevant zijn voor de chemische waterkwaliteit. De meest omvangrijke drogere oevergebieden bevinden zich in het rivierbed van de rijksrivieren, maar ook in andere rijkswateren als het IJsselmeer en regionale wateren. Figuur: op de drogere oevergebieden kan de Wbb van toepassing worden verklaard. Vaststellen beheersgrens De belangrijkste uitgangspunten voor het afleiden van een grens bevoegd gezag zijn: A. de grens ligt bij een scherpe overgang van oppervlaktewater naar landbodem, of B. als er geen sprake is van een duidelijke overgang van talud naar vlakke bodem moet de grens af te leiden zijn uit criteria en/of duidelijk zijn aan te wijzen in het veld, of C. als er geen sprake is van een talud (vrij afstromende gronden) ligt de grens bij een hoogtelijn die het oppervlaktewater ter plaatse 1x per jaar bereikt of overschrijdt. In twijfelgevallen blijft overleg tussen het waterschap en de gemeente nodig: bijvoorbeeld in natte natuurgebieden. Verder is het altijd raadzaam bij twijfelgevallen overleg met elkaar te hebben. Voor het vaststellen van een beheersgrens zijn er verschillende bijzondere situaties te onderscheiden: 1. lijnvormige watergangen; 2. stedelijke watergangen; 3. niet-lijnvormige watergangen in het buitengebied; 4. overige situaties, zoals retentiebekkens en inundatie- of overloopgebieden. 1. Lijnvormige watergangen Bij een groot aantal profielvormen in lijnvormige watergangen is een grens relatief eenvoudig aan te geven: ingegraven watergangen met een duidelijk gedefinieerd talud en een insteek, met of zonder onderhoudsstroken; watergangen met een kade aan een of twee zijden, met of zonder onderhoudsstroken; opgeleide watergangen met kade; watergangen met een natuurtechnisch ingerichte natte zone; watergangen met keermuur.

In deze situaties ligt de grens bij het snijpunt van het hellende vlak van het talud van de watergang en het horizontale vlak van de landbodem. Bij aanwezigheid van waterkeringen is de grens het snijpunt van het buitentalud van de waterkering met de kruin van de waterkering. Bij watergangen met keermuur is de grens de bovenkant van de keermuur. Bij diep ingesneden (half)natuurlijke beken op de stuwwallen is een duidelijke grens moeilijk te stellen. Belangrijkste criterium hiervoor is de inschatting of een toepassing van bouwstoffen of grond overwegend het oppervlaktewater of de landbodem beïnvloedt ( de voor dat oppervlaktewater bestemde ruimte ). In situaties zonder duidelijke overgang tussen oppervlaktewater en landbodem is het noodzakelijk om een voor deze vraagstelling maatgevend waterpeil van het oppervlaktewater vast te stellen. Deze notitie gaat voor die situaties uit van een peil dat het oppervlakte water 1x per jaar bereikt. 2. Stedelijke watergangen In stedelijk gebied liggen singels of andere waterpartijen met een afwaterende functie en/of een bergingsfunctie. Grensafbakening: met beschoeiing bovenkant beschoeiing; (zeer) flauwe taluds langs de watergang 1 meter vanaf de normaal waterlijn; met een duidelijk slootprofiel insteek talud. 3. Niet-lijnvormige watergangen in het buitengebied Niet-lijnvormige watergangen zijn waterpartijen als zandwinplassen en ontgrondingsputten, natuurlijke vennen, plassen en meren, grachten op landgoederen, natte natuurgebieden etc. Ook hier geldt dat de grens vooral moet worden afgeleid van de inschatting of een toepassing van bouwstoffen of grond in meerdere mate het oppervlaktewater of de landbodem beïnvloedt. Veel van deze situaties zijn gebaat met maatwerk. Waar duidelijke terreinknikken te herkennen zijn bij de overgang oppervlaktewater - landbodem kan die terreinknik als bevoegdheidsgrens gelden. 4. Overige situaties Retentievoorzieningen maken in zijn geheel functioneel deel uit van een watersysteem en daarmee is de Waterwet van toepassing. Grens hierbij is de overgang naar de landbodem, af te leiden als hierboven als er sprake is van een duidelijk talud of een waterkering. Noodoverloopgebieden en inundatiegebieden maken geen deel uit van het reguliere watersysteem. De (hoofd)bodemfuncties in een inundatiegebied zijn altijd gericht op landbodemgebruik. Grensoverschrijdende verontreinigingen Van grensoverschrijdende verontreiniging is sprake als verontreinigingen vanuit het watersysteem in de landbodem terecht zijn gekomen en andersom. Hierop is dan zowel de Waterwet (voor het deel in de waterbodem) als de Wbb (voor het deel in de landbodem) van toepassing. In dergelijke gevallen is het belangrijk dat er afstemming plaatsvindt tussen de beheerder van het watersysteem en het bevoegd gezag voor de landbodem.

Voor nieuwe verontreinigingen (ontstaan na 1 januari 1987) is de zorgplicht van toepassing. Als iemand een handeling heeft verricht waardoor zowel de landbodem als de waterbodem zijn verontreinigd of aangetast, en daarbij niet of niet voldoende gevolg heeft gegeven aan de zorgplichten die op hem rusten dan kunnen zowel het bevoegde gezag ingevolge de Wbb als de waterbeheerder hem op die zorgplicht aanspreken. Bij een diffuse historische verontreiniging (ontstaan voor 1 januari 1987) wordt de verontreiniging gesplitst in een geval van verontreiniging van de landbodem en een geval van verontreiniging van de waterbodem. Op de landbodemverontreiniging is de saneringsparagraaf van de Wbb (droog) van toepassing. De Wbb valt onder de zorg van de waterbeheerder en daarmee onder de Waterwet. Voor een historische puntbron verontreiniging met de noodzaak om deze (onmiddellijk) op te ruimen geldt het volgende: aanpak volgens de Wbb indien de bron op de landbodem is gelegen en sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvoor spoedige sanering noodzakelijk is, inclusief dat deel van het geval van verontreiniging dat in het watersysteem is gelegen; aanpak volgens de Waterwet indien de bron in het watersysteem is gelegen en de beheerder maatregelen treft omdat de verontreiniging een belemmering vormt voor het bereiken van de gebiedskwaliteit, inclusief dat deel van de verontreiniging dat naar de landbodem is verspreid en tot ernstige risico s leidt. Relatie met de Keur van waterschap Rijn en IJssel In het gebied van waterschap Rijn en IJssel is met ingang van 22 december 2009 de nieuwe Keur 2009 van kracht. Op grond van de Waterwet Als onderdeel van de nieuwe keur zijn de leggers volgens artikel 5.1 van de Waterwet en artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet vastgesteld. De Waterwet vereist dat waterschappen leggers hebben waarin de waterstaatswerken (watergangen, waterkeringen en bergingsgebieden) en daaraan grenzende beschermingszones zijn aangegeven. De legger volgens artikel 78 van de Waterschapswet bevat een register van onderhoudsplichtigen en een aanduiding voor de onderhoudsverplichtingen. Het overgangsrecht bij de keur voorziet in de mogelijkheid - zolang niet tot vaststelling van de legger volgens de Waterwet kan worden overgegaan - bij wijze van overgangsmaatregel keurkaarten vast te stellen, waarin de beschermingszones worden aangegeven. Artikel 5.3 van de nieuwe keur bevat overgangsrecht voor onderhoudsplichtigen zolang de legger volgens artikel 78 van de Waterschapswet niet is vastgesteld. In de nieuwe keur zijn de volgende onderdelen opgenomen: de legger (volgens de Waterwet) van de primaire waterkeringen. In de legger zijn de beschermingszones bepaald en vastgelegd. Tevens is in de legger (volgens artikel 78 Waterschapswet) vastgelegd wie verantwoordelijk is het onderhoud van de kunstwerken, waterkerende constructies en harde taludbescherming; keurkaarten voor regionale waterkeringen, zomerkaden en gedeelten van primaire waterkeringen waarvoor nog geen legger is vastgesteld. Op deze kaarten zijn de beschermingszones aangegeven; keurkaarten voor watergangen met bijbehorende kaart met dwarsprofielen, op basis waarvan voor elke watergang de kern- en beschermingszone kan worden afgeleid.

De beschermingszones worden onderscheiden in: de kernzone (bij waterkeringen globaal genomen de waterkering zelf en bij watergangen de zone die wordt ingenomen door de watergang en de strook waar vanaf het onderhoud plaatsvindt met eventuele kades); hier gelden de meeste en meer strikte verbodsbepalingen; de beschermingszone (sluit aan op de kernzone); hier gelden minder verboden. Bij watergangen is er met name een beschermingszone langs kades. Bij waterkeringen is er altijd sprake van een beschermingszone, qua breedte afhankelijk van de locatie maar minimaal 5 meter, aansluitend aan de kernzone. Daarbuiten loopt de beschermingszone schuin weg in de ondergrond. de buitenbeschermingszone (alleen bij waterkeringen, aansluitend aan de beschermingszone); dit is een zone van 100 meter bij primaire waterkeringen en 50 meter bij de overige waterkeringen; hier gelden enkele verbodsbepalingen, onder andere omtrent explosiegevaarlijke zaken en werken met overdruk; het profiel van de vrije ruimte (alleen bij waterkeringen). Dit is de ruimte langs waterkeringen die nodig is voor toekomstige verbetering. Uitgegaan is hierbij van een dijkverzwaring die nodig is bij een verhoging van de dijk met één meter.