Soortenrijkdom van mossen in relatie tot bosbeheer

Vergelijkbare documenten
Workshop bosbeheer. Beheerteamdag 2017

De rol van de beuk in de bosontwikkeling

(FRUIT-)BOMEN SCHRIJVEN GESCHIEDENIS

Wat is een bos? Aandeel van verschillende taxongroepen voor de soortenrijkdom in gematigde loofbossen

Tiny Forest; levert het iets op?

Vegetatie-ontwikkeling in bossen op rijke bodem. Patrick Hommel en Rein de Waal Alterra; Wageningen-UR

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Cursus Bosbeheer en biodiversiteit WELKOM

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien.

Wat gaan we doen? Biodiversiteit dankzij Kwaliteitshout. Oerboslandschap op zandgronden. Uitlogen bruine bosgrond

Wat gaat er gebeuren in het Oosterpark?

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Mossig Nieuws no februari 2019

Maatregelen voor bosherstel

Wandelen Wandelroute Leuvenumse Bos, bij Ermelo

Planten in bossen: beheer en biodiversiteit

Paddenstoelen, waarzeggers van het bos. Informatie over: Functies van paddenstoelen:

Beknopte toelichting op het voorlopig ontwerp nieuwbouw recreatiewoningen op Landal Miggelenberg - mei 2013

Veranderingen in het boombos sinds de houtvestersexcursie van 1920 Naar aanleiding van de houtvestersexcursie. werd aan alle deelnemers gevraagd

Drukbegrazing en Chopperen als Alternatieven voor Plaggen van Natte heide

Informatie reader. Over bomen

Kwaliteit van de natuur. Hoe spoor je aantastingen op?

Trosbosbes Effecten op het ecosysteem en mogelijkheden voor bestrijding

Bosbeheer NHD. achtergronden, visie, beheer. Rienk Slings PWN

Douglas: niet alles goud dat er blinkt

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Wat is essentaksterfte?

CURSUS Rode bosmier in de dagelijkse beheerpraktijk

De Uithof, Den Haag. Moutainbike trail - afstand 4,8 km Inventarisatie natuurwaarde punt 1 t/m 13 maart 2015

verwerking : wat is een bos?

Paddenstoelen, waarzeggers van het bos

Contactinfo, paswoord

Inleiding. Thuidium tamariscinum in Friesland. meldingen van Thuidium tamariscinum. Van. meldingen. Buxbaumiella 33 (

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Wat gaat er gebeuren in de Wevershoek?

Rob van der Burg 6 april 2017 Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan

Natuurpad De Mient. Wandelen. In het Nationaal Park Duinen van Texel

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KAMSALAMANDER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

Heidebeheer in de 21 e eeuw

Jurgen Vansteenkiste : Atlas Atheneum Gistel. Dwarse doorsnede van een boomstam

Bloeiend plantje Spoor van een dier

Dood hout in het beukenbos: een bron van water en nutriënten

Rob van den Burg Rienk Jan Bijlsma Emiel Brouwer Rein de Waal. Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan

5 Kansen en knelpunten voor de houtsector en boseigenaren

Wandelroute Zwarte Berg, vlak bij Drunen

WORD EEN ECHTE bomenkenner!

Groen in Voorlopig Ontwerp Breukelsplein

Flora van naaldbossen,

Mossig Nieuws no oktober 2018

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 29 juni-3 juli 2009

ONDERZOEK. VTA-inspectie bij 78 stuks diverse bomen aan de Doolhoflaan op landgoed Kernhem te Ede

Beuk in perspectief. Ervaringen met beuk in het beheer op. Kroondomein Het Loo

Resultaten. Toelichting abundatiekaart en aantalsschatting Zwarte Specht Veluwe. Henk Sierdsema, Sovon Vogelonderzoek Nederland.

Oevers 2x maaien Oever 2

PROVINCIAAL BLAD. Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 31 oktober 2016 (nr. 819BB41E) tot wijziging van de Subsidieverordening natuur- en

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN

Op Kroondomein Het Loo

Bermenplan Assen. Definitief

Bos in de Rijntakken. Jaap Ex. Projectleider beheerplannen Natura 2000 Rijntakken en Loevestein Provincie Gelderland

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Monumentale houtopstand

Beheerplan landgoed Nieuw Cruysbergen

Vegetatie van loof- en gemengde bossen,

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009

Samenvatting Proefschrift van Jaap Kuper Sustainable development of Scots pine forests

Telen van Kwaliteitshout Wouter Bax, Parenco hout. Parenco hout Wat is kwaliteitshout Welke factoren zijn van belang

Loof-en naaldbomen. Naam :

KINDERKERSTWANDELING

Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries,

LESBRIEF. Vraag 1. Het landschap van de Hoge Veluwe is afwisselend (omcirkel het juiste antwoord):

Herfstwerkboekje van

Bossen ingedeeld in zes bostypen. Centrum Hout. Centrum Hout Postbus 1380, 1300 BJ Almere Westeinde 8, 1334 BK Almere-Buiten

Kinderwandeling. door het Zeisterbos

Nu geen verstuivingen in de Noordwest Natuurkern NPZK!

Bosgezondheid En wat heeft de klimaatverandering nog in petto? Geert Sioen Peter Roskams West-Vlaamse Natuurstudiedag, 2 maart 2019

SLOBKOUSNIEUWS 4 jrg9

De conditie en potenties van de bomen van Sloterpark Oost -second opinion-

Bever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Toekomst natuurbeheer: waar gaat het heen? Edo van Uchelen

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Herintroductie bever,

Bosbeheer voor reptielen en amfibieën. Jeroen van Delft

d rm Neder wa e landopg

Projectteam Groen. Advies. Van Haeringenplantsoen. Inventarisatie bomen t.b.v. de renovatie. IB, Groen, 10 april 2017 Maarten H.

Thema van de maand September 2009

Werkplan bosbeheer AWD : werkblok 1

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Wat is essentaksterfte?

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Beheer van bomen en bos i.r.t. vleermuizen

Wat is biodiversiteit? Hoeveel biodiversiteit is er (wereldwijd en

Praktijkadvies Essentaksterfte Door Annelies Blankena, VBNE

Mossig Nieuws no februari 2018

Starters in het bosonderzoek Gorik Verstraeten Bart Muys, Jakub Hlava, Kris Verheyen. Margot Vanhellemont. Inleiding

01 De hut vol info. POSTENTOCHTantwoordblad. biotoopstudie. 4. ja/neen. 5. ja/neen GROEP

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2013

Praktijkvoorbeelden van bosbeheer in Vlaanderen en Nederland FOTO LEO GOUDZWAARD

Transcriptie:

Soortenrijkdom van mossen in relatie tot bosbeheer In Nederland wordt in het algemeen gestreefd naar meer natuurwaarde in het bos. Maar wat kunnen we hiervan verwachten en waar moeten we bij het beheer vooral op letten? In dit artikel worden aan de hand van de mosflora in het bos de mogelijkheden voor het verhogen van de natuurwaarde besproken. Mossen vormen een van de meest interessante organismengroepen in bos. Ze komen op vrijwel alle aanwezig substraten in het bos voor, zoals schors, hout en kale bodem. Veel soorten zijn gebonden aan een zeer specifiek substraat en microklimaat. Meer ongestoorde bossen in Europa kunnen net zo rijk of zelfs rijker zijn aan mossoorten dan aan hogere planten. Doordat mossen zich via sporen door de lucht verspreiden zijn ze beter in staat zich op een nieuwe geschikte plek te vestigen dan zaadplanten. Maar ze zijn meestal ook sneller verdwenen als de groeiomstandigheden ongunstig worden. Verder zijn ze makkelij- ker waar te nemen dan andere organismengroepen in het bos, zoals insecten, waarvan het voorkomen in het bos ook sterk met vergelijkbare habitatfactoren samenhangt. Dit alles maakt hen tot ideale indicatoren voor de toestand van het bos en de aanwezige biodiversiteit. Hoeveel soorten zijn nu te verwachten en met welke habitatfactoren hangt dit samen? Daarvoor wordt hieronder de situatie in meer ongestoorde bossen en de recente ontwikkelingen in de mosflora van het Nederlandse bos nader onder de loep genomen. Oude meer ongestoorde bossen Omdat het Nederlandse bos bijna altijd jong en gestoord is zijn we voor een goed beeld van de potentiële soortenrijkdom aan mossen in het Nederlandse bos vrijwel geheel aangewezen op referentiebossen elders in het Europese laagland. Alleen daar kan de betekenis van dode bomen en andere kenmerken van ongestoord bos voor de bjodiversiteit goed worden waargenomen. Voor bos op droge zand- grond (Eikenbeukenbos) kijken we naar het bosreservaat La Tillaie in het bos van Fontainebleau bij Parijs. Voor bossen met hoge grondwaterstanden in het winterhalfjaar (Eikenhaagbeukenbos) bezoeken we het bosreservaat bij Bialowieza in Oost- Polen. Voor periodiek door rivierwater overstroomd hardhoutooibos (Essen-lepenbos) kijken we naar Ile de Rhinau langs de Bovenrijn in Frankrijk. Voor dagelijks overstroomd getijdewilgebos kunnen we echter in Nederland blijven. De in het verleden verlaten delen van de Ottergriend in de Dordtse Biesbosch vormen een helaas nog ondergewaardeerde referentie voor dit in Europa uiterst zeldzame bostype. Net als in de andere reservaten komen hier alle bosontwikkelingsstadia naast elkaar voor. In de vier referentiebossen is een hectare zo volledig mogelijk op mossen geïnventariseerd. In Fontainebleau werd bovendien nog een tweede hectare geïnventariseerd. De drie buitenlandse referenties werden bezocht in het kader van het bosreservatenonderzoek van het IBN-DL0 (Koop Tabel 1. Aantal mossoorten naar substraatvoorkeur op 1 hectare bos in verschillende referentiebossen. Fontainebleau Ile de Rhinau Bialowieza Ottergriend I I substraat jonge stammen 3 3 8 8 13 oude +jonge stammen 6 4 5 3 4 oude stammen 15 15 13 11 4 hout + oude stammen 2 3 6 3 3 hout 6 2 3 17 9 bodem + hout 5 5 1 4 8 bodem 7 9 4 8 5 geen voorkeur 2 2 3 4 9 Totaal 46 43 43 59 55 NEDERLANDS BOSBOUW TIJDSCHRIFT 1999 69

. 1989). Van alle soorten is genoteerd op welk substraat zij voorkwamen (zie fig. 1). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen bodem, hout en schors. Bij schors is verder onderscheid gemaakt tussen soorten met een duidelijke voorkeur voor jonge stammen en takken of voor oude stammen (met een diameter van meer dan 40 cm). De mossoorten, die in de buitenlandse referentiegebieden gevonden waren, komen op één soort na ook in Nederland voor. Op vergelijkbare bodem wordt in het Nederlandse bos echter vrijwel altijd minder dan de helft van het aantal soorten gevonden. Dit is niet verbazend omdat door de afwezigheid van oude bomen, dode bomen en ontwortelingrelief in productiebossen het substraat voor meer dan 50% van de soorten afwezig is. In ander onderzoek in het bosreservaat van Bialowieza (Falinski & Mulenko 1995) zijn vergelijkbare aantallen mossoorten op een hectare gevonden. De soortenrijkdom voor ongestoord elzenbroekbos ligt hier zelfs nog hoger. Hieronder wordt nader ingegaan op het belang van verschillende habitat- factoren in bossen voor de soortenrijkdom aan mossen. Variatie in boomsoorten De structuur en chemische samenstelling van de schors en het hout verschilt tussen boomsoorten. De meeste mossoorten op schors en hout vertonen een duidelijke hiermee samenhangende voorkeur. De met Touwtjesmossen (Anomodon spp.) en Kringmossen (Neckera spp.) begroeide stamvoeten van oude bomen met rijke schors zoals de esdoorn verschillen totaal van de met Gaffeltandmossen (Dicranum spp.) en Klauwtjesmossen (Hypnum spp.) begroeide stamvoeten van bomen met zure schors zoals de fijnspar. Deze variatie levert een belangrijke bijdrage aan de soortenrijkdom in de referentiebossen. Het hoge aantal soorten in Bialowieza werd voor een deel veroorzaakt doordat van een zestal boomsoorten zowel oude als dode bomen aanwezig waren. Een paar zeer oude eiken leverde de helft van het aantal voor oude stammen kenmerkende soorten in de verder door beuk gedomineerde hectares van Fontainebleau. NEDERLANDS BOSBOUW TIJDSCHRIFT 1999 De ottergriend in de Biesbosch. Een wirwar van bemoste takken en stammen Variatie in leeftijd van bomen Op jonge bomen groeien andere mossoorten als op oude. Soorten als de Kroesmossen (Ulota spp.) en de meeste Haarmutsmossen (Othotrichum spp.) zijn kenmerkend voor jongere bomen en takken. Het voorkomen van de Kleine haarmuts (Orthotrichum stramineum) en het Staafjes-iepenmos (Zygodon conoideus) in de beukenbossen van Fontainebleau en de Veluwe is afhankelijk van bastwonden door uitbrekende takken in oudere bomen. De bastwonden zorgen tijdelijk voor een verrijking van de eronder gelegen schors. De mosvegetatie op de stamvoet verandert ook met de leeftijd van de boom. Deze successie hangt waarschijnlijk voor een deel samen met veranderingen in de schors en met de ophoping van strooisel zoals knopschubben in de moskussens. Bij hoge luchtvochtigheid raakt een steeds groter gedeelte van de stam begroeit en volgen forse soorten de kleinere op. Dit kan echter meer dan een eeuw duren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat iets pas echt romantisch en oud lijkt als het bemost is. De voor oude bomen kenmerkende soorten verschijnen meestal pas als de boom vele decennia oud is. Opvallend is het grote aantal soorten in de referentiebossen dat aan oude bomen gebonden is. Slechts in het getijdebos is dit minder, maar door de slappe bodem vallen bomen hier ook om voordat ze groot worden. Veel van de soorten van oude stammen zijn in Nederland in hun voorkomen grotendeels beperkt tot bomen en hakhoutstoven die er in 1850 ook al stonden en zijn in Nederland zeer zeldzaam.

Slechts de snelgroeiende populieren en wilgen in de uiterwaarden kunnen na minder dan een halve eeuw al geschikt zijn voor een deel van deze soorten, zoals de Touwjesmossen (Anomodon SPP.). Dood hout Het belang van dood hout voor de mosflora in het bos is al eerder door Barkman (1983) opgemerkt. Er is sprake van een successie die meestal begint met tegen het nog weinig verteerde hout groeiende levermossen zoals het algemene Gedrongen kantmos (Lophocolea heterophylla). Met de verdergaande vertering raakt een dode liggende stam uiteindelijk begroeid met grove mossen die ook op van vallend blad gevrijwaarde plekken op de bosbodem kunnen voorkomen. Op dun dood hout wordt maar een deel van de soorten gevonden, die op dikke dode stammen te vinden zijn. De meeste op hout groeiende levermossen verlangen een hoge luchtvochtigheid. Slechts als er sprake is van een hoge luchtvochtigheid en allerlei stadia van vertering van grotere stammen naast elkaar aanwezig zijn, is er sprake van een hoge soortenrijkdom, zoals op de hectare in Bialowieza. In het hardhoutooibos van Ile de Rhinau komen er maar weinig soorten van dood hout voor, omdat het dode hout hier grotendeels wordt weggespoeld tijdens overstromingen. Op het liggende vochtige dode wilgenhout in de Ottergriend werden zeldzame hiervoor kenmerkende mossoorten gevonden zoals Wilgenvedermos (Fissidens gymnandrus) en Zaagtandmos ( Timmia megapolitana). Deze laatste soort is hier pas recent gevonden (Van der Pluijm 1993) en heeft hier zijn enige groeiplaats in West-Europa. Er is sprake van een toename van aan dood hout gebonden mossoorten in Nederland. Deze volgt op de toename van dood hout in het Nederlandse bos vanaf de vorige eeuw, toen het nog werd gesprokkeld. Toch zijn vele soorten van dood hout in Nederland nog uiterst zeldzaam, met name de soorten die een hoge luchtvochtigheid verlangen. Ontwortelingreliëf Bij ontwortelingen komt er minerale grond boven. Ook blijven ontwortelingkluiten meestal vrij van gevallen blad en zorgen ze voor beschutting. Hierdoor ontstaan er optimale omstandigheden voor kolonisatie van een flink aantal kenmerkende mossen, zoals het algemene Gewoon pluisjesmos (Dicranella heteromalla) en het Groot rimpelmos (Atrichum undulatum). In het verleden vormden steile boswalletjes en greppelkanten in Nederland een alternatief voor dergelijke soorten. Nu dit alternatief door verval steeds minder voorhanden is, worden veel van deze soorten steeds afhankelijker van ontwortelingsreliëf. Ook de vestiging van veel varensoorten is afhankelijk van een soortgelijk reliëf. In arme droge bossen met veel bladval hangt het aantal mossoorten op de bosbodem sterk samen met het aanwezige ontwortelingsreliëf. Zo werden de meeste soorten op de bosbodem in Fontainebleau alleen gevonden op ontwortelingskluiten. In het hardhoutooibos van Ile de Rhinau is de strooiselomzetting snel en zorgt het stromende water ervoor dat eventuele ontwortelingkluiten snel nivelleren. Hier werden geen soorten gevonden, die uitsluitend op ontwortelingsreliëf groeiden. In bossen met een hoge grondwaterstand, zoals broekbossen en getijdewilgenbossen, vallen bomen regelmatig om en lopen ze aan de basis weer uit. Er ontstaat op den duur meestal een patroon van kluiten en kuilen welke sterk bijdraagt aan de soortenrijkdom. Op de kluiten groeien vaak mossen van drogere bosbodems terwijl in de kuilen vaak moerassoorten zoals Boogsterremossen (Plagiomnium spp.) voorkomen. De moerasbossen Beukenstam aan rand van kleine open plek in het bos van Fontainebleau, begroeid met mossen die aan hoge luchtvochtigheid zijn gebonden NEDERLANDS BOSBOUW TIJDSCHRIFT 1999 7 1

Bemoste liggende dode bomen in Bialowieza van Nederland zijn nog jong..* Daarom is van dit reliëf en de bij- : behorende soortenrijkdom meestal nog weinig te zien. Bosstructuur (microklimaat) Mossen zijn voor hun groei sterk afhankelijk van voldoende vocht. Snelle uitdroging is nadelig. Een hoge luchtvochtigheid hangt niet samen met het feit of het kronendak gesloten is of niet. Bossen met een gesloten uniform kronendak, waar de wind makkelijk onderdoor kan blazen, de holle bossen, zijn vaak opvallend arm aan mossen. Belangrijk voor een hoge luchtvochtigheid is een grote afwisseling in bosstructuur. Delen met een dichte begroeiing op het niveau van de struiketage zorgen ervoor dat de wind niet dwars door het bos waait. Daarnaast kan de regen op open plekken doorvallen en is er hier soms ook dauw terwijl de zon er niet instraalt. Hierdoor ontstaat er juist op kleine open plekken een koel luchtvochtig microklimaat. Dit is ideaal voor mossen. Het voorkomen van aan een hoge luchtvochtigheid gebonden op schors groeiende mossoorten als Klein tuitmos (Lejeunea ulicina), Flesjesroestmos (Frullania tamariscl) en Klein kringmos (Neckera pumila) in het beukenbos van Fontainebleau en van de Veluwe is dan ook vooral beperkt tot beuken aan de rand van open plekken in het midden van grotere bossen waar de wind niet dwars door heen waait. In kleine holle aan de rand open bossen zal men ze tevergeefs zoeken. De aanwezigheid van veel vocht in natte bossen is ook bevorderlijk voor aan hoge luchtvochtigheid gebonden mossoorten. In ongestoorde broekbossen worden net als in wilgengetijdebossen meestal veel mossoorten gevonden. De sterke verdroging in Nederland heeft dan ook een negatief effect op de soortenrijkdom aan mossen in onze bossen. Luchtverontreiniging Veel op schors groeiende mossoorten zijn in deze eeuw door met de hoge luchtverontreiniging samenhangende verzuring zeer sterk achteruitgegaan in West- Europa. Hiertoe hoorden onder andere vrijwel alle Haarmuts- en Kroesmos-soorten, Gelukkig is er met de recente afname van de SO, in de lucht een kentering gekomen en de meeste soorten gaan weer vooruit (Aptroot et al. 1997). Zelfs uitgestorven gewaande soorten zijn weer teruggekeerd. Het grootste deel van de soorten kan thans niet Op een oude dode eik in Bialowieza heeft zich na vele jaren een dikke moslaag gevormd waarin vaatplanten als klein heksenkruid zich hebben gevestigd 72 NEDERLANDS BOSBOUW TIJDSCHRIFT 1999

meer als bedreigd worden beschouwd, al zijn vele nog wel zeldzaam. Mogelijkheden in het Nederlandse bos Het huidige niveau van luchtverontreiniging staat een hoge soortenrijkdom aan mossen in het bos niet in de weg. Een sterke toename in de soortenrijkdom aan mossen is mogelijk. Dit hangt vooral van het bosbeheer af. Een eerste belangrijke voorwaarde voor een hogere soortenrijkdom is een deel van de bomen ongestoord oud te laten worden, dood te laten gaan en om te laten vallen. Hiermee zijn de aanwezigheid van oude stamvoeten, zwaar dood hout en ontwortelingsreliëf gegarandeerd. Het is wel een kwestie van geduld. Tevens is duidelijk dat deze soortenrijkdom niet zomaar even ontwikkeld kan worden en dat de bescherming van oude bossen zeer belangrijk is. Het is belangrijk om oude bomen met een rijke mosgroei niet te snel te verwijderen en om oude hakhoutstoven en knotbomen met een rijke en bijzondere mosgroei te behouden door te blijven hakken of knotten. Doet men dit laatste niet dan vallen de stammen uit elkaar en verdwijnen de voor oude stammen kenmerkende soorten voordat zich in hun omgeving nieuwe vestigingsmogelijkheden voordoen. Een tweede belangrijke voorwaarde is om plekken met een voldoende hoge luchtvochtigheid in het bos te waarborgen. Hiervoor vormt de nog steeds toenemende verdroging wel een bedreiging. Een hoge luchtvochtigheid is verder vooral in grote bossen van tientallen hectare te verwachten maar uitbreiding van bestaande bossen komt nauwelijks van de grond. Toch kan met gericht bosbeheer ook het nodige worden bereikt. Er kan gezorgd worden voor veel structuurvariatie in het bos. Bij homogene nog relatief jonge hol wordende bossen kunnen voor het verhogen van de soortenrijkdom aan mossen beter open plekken van een half tot één maal de boomhoogte worden gemaakt dan gedund. Daarnaast kan ook de bosrand gesloten worden gehouden, zodat de wind niet in het bos blaast. Dit kan bijvoorbeeld door de ontwikkeling van mantels met struiken via gericht bosrandbeheer. De toename van op dood hout groeiende soorten en het recente herstel van een groot aantal op schors voorkomende soorten laat in ieder geval zien, dat mossen er snel bij kunnen zijn als voor hen geschikte standplaatsen toenemen. Met een gericht bosbeheer lijkt daarom gemakkelijk een verdubbeling van de soortenrijkdom aan mossen in het Nederlandse bos mogelijk. Literatuur Aptroot A., P. van den Boom, H.F. van Dobben, C.M. van Herk, R. Ketner-Oostra, A.M. Kooijman, M.J.H. Korlselius, H.M.H. van Melick, H. Siebel & B.F. van Tooren. Mossen en Korstmossen. H.3. in Jaarboek Natuur 1997. KNNV, Utrecht. Barkman, J.J. 1983. De betekenis van dood hout voor mossen en korstmossen. Ned. Bosbouwtijdschrift. 55: 57-64. Falinski, J.B. en W. Mulenko (eds.). 1995. Cryptogamous plants in the forest communities of Bialowieza national park. Phytocoenosis Vol. 7. Koop, H. 1989. Forest Dynamics, SILVISTAR: A Cornprehensive Monitoring Systern. Springer, Berlin. Pluijm, A. van der. 1993. Tirnmia rnegapolitana Hedw. In the fresh water tidal area Biesbosch, The Netherlands. Lindbergia 17: 86-90. NEDERLANDS BOSBOUW TIJDSCHRIFT 1999