Precontractuele informatieverplichtingen in het kredietrecht, een vergelijking tussen het gemeen recht en de Wet Consumentenkrediet



Vergelijkbare documenten
Financial Law Institute

PRECONTRACTUELE INFORMATIEVERPLICHTINGEN IN HET KREDIETRECHT

HOOFDSTUK 2. SCHULDEN EN DE WET OP HET CONSUMENTENKREDIET

21 DECEMBER Wet betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (1)

Toelichtingen bij enkele begrippen uit de wet marktpraktijken. Bescherming van de consument bv: onrechtmatige bedingen, prijsaanduiding

Het consumentenkrediet. De Wet van 12 juni Pierre Lettany KLUWER RECHTSWETENSCHAPPEN BELGIE

Krediet KMO Wet KMO Financiering Informatieverplichting Wederbeleggingsvergoeding Zekerheden Onrechtmatig beding

No.W /III 's-gravenhage, 21 augustus 2015

Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (BS 9 juli 1991) zoals gewijzigd bij wet van 13 juni 2010 (BS 21 juni 2010).

BEMIDDELAARS INZAKE HYPOTHECAIR KREDIET NA RICHTLIJN 2014/17/EU

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Afdeling IV. Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten] Vorige versie(s)

Inhoudstafel. iii. Ten geleide... HOOFDSTUK 1. TOEPASSELIJKE WETGEVING OP VASTGOEDCONTRACTEN

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

B67 Consumentenkrediet

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

N HANDELSPR Fin. diensten A 03 Brussel, MH/SL/LC A D V I E S. betreffende

BOEK VII WER: CAPITA SELECTA INZAKE CONSUMENTEN- EN HYPOTHECAIR KREDIET. Prof. Dr. Reinhard Steennot (Instituut Financieel recht, Ugent)

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Inhoudstafel. De Bibliotheek Handelsrecht Larcier... i Voorwoord bij de Reeks Bank- en insolventierecht...iii. Voorafgaande opmerking...

EUROPEES PARLEMENT. Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid. aan de Commissie juridische zaken en interne markt

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Eindtermen Kredietbemiddeling

Deel I. Belangrijkste basiswetgeving

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

C.O.B.A. 4 COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN

Kredietbemiddeling eindtermen

Een nieuw statuut voor kredietgevers en kredietbemiddelaars

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST

EUROPESE OVEREENKOMST OVER EEN VRIJWILLIGE GEDRAGSCODE BETREFFENDE VOORLICHTING IN DE PRECONTRACTUELE FASE INZAKE WONINGKREDIETEN ("DE OVEREENKOMST")

ALGEMENE VOORWAARDEN. I. Algemeen. Art. 1 Toepassingsgebied. Art. 2 Definities. Art. 3 Website. Art. 4 Sluiten van de overeenkomst

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

Betere bescherming voor de consument Wet consumentenkrediet gevoelig strenger

Rolnummer Arrest nr. 41/2005 van 16 februari 2005 A R R E S T

COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN

De prospectus is ter beschikking, zowel bij de kredietmakelaar als op de maatschappelijke zetel van de N.V. KREFIMA.

Wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, B.S. 21 september 2004

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Hypothecair krediet What s in a name?

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Aansprakelijkheid voor producten met gebreken

PC Advocaten Nieuwsbrief DE NIEUWE RICHTLIJN BETALINGSACHTERSTAND. Contact ZZINLEIDING

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Studiedag De bescherming van consumenten in de (recente) rechtspraktijk: hoe gebruik ik dit in schuldendossiers?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ALGEMENE VOORWAARDEN

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Wet betreffende de rechten van de vrijwilliger

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Wet KMO-financiering en Gedragscode

Wet van 19/12/05 betreffende precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 9 juli 2004 (14.07) (OR. en) 11091/04 Interinstitutioneel dossier: 2004/001 (COD) LIMITE

Akkoord over prijs en zaak voldoende voor verkoop Of toch niet?

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Reclame in de wet consumentenkrediet: een onderzoek van de rechtspraak

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies Omrekening van kapitaal bij grensoverschrijdende fusies

RAAD VOOR HET VERBRUIK

ALGEMENE VOORWAARDEN. De Bedrijfsmakelaar.nl

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

De omzetting van de Richtlijn in Belgisch recht : krachtlijnen en knelpunten

EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET ARTIKEL 1. IDENTITEIT EN CONTACTGEGEVENS VAN DE KREDIETGEVER/KREDIETBEMIDDELAARS

TETRALERT - ONDERNEMING WET FINANCIERING KMO S

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Circulaire over de verzekering brand en andere gevaren, wat eenvoudige risico's betreft, en over de informatieplicht betreffende deze verzekering

De (nieuwe) regelen inzake consumentenkrediet in Boek VII WER

Arbitragecommissie. Advies over de sancties bepaald in artikel 5 van de wet

INTERIMGEZOCHT.NL Algemene bemiddelingsvoorwaarden

EUROPEES PARLEMENT. Commissie interne markt en consumentenbescherming

Datum van inontvangstneming : 03/02/2015

1 PB nr. C 24 van , blz PB nr. C 240 van , blz PB nr. C 159 van , blz. 32.

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:

17217/2/10 REV 2 bar/lep/mv 1 DG I 1A

Betreft: Ontwerp van Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen (CO-A )

J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen

FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN.

DE RECHTEN VAN DE VRIJWILLIGER EN PLICHTEN VAN DE ORGANISATIE. 1. Situering algemene informatie over het aantal vrijwilligers

A D V I E S. over de

RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2008/48/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. van 23 april 2008

CIRCULAIRE PPB CPB van de CBFA over de voorbereiding op de inwerkingtreding van de MiFID- richtlijn

DE WIJZIGINGEN AAN DE WET KMO-FINANCIERING

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Wet KMO-financiering en Gedragscode

de Koning > Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Financiele Markten

Consumentenrecht en handelspraktijken: Informatie aan de consument

Bewerkersovereenkomst

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

TETRALERT - ONDERNEMING VOORSTEL TOT HERZIENING VAN DE RICHTLIJN AANDEELHOUDERSRECHTEN

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Clausules betreffende de verwerking van persoonsgegevens

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2011-2012 Precontractuele informatieverplichtingen in het kredietrecht, een vergelijking tussen het gemeen recht en de Wet Consumentenkrediet Masterproef van de opleiding Master in de Rechten Ingediend door: Hebben Thijs Studentennummer: 00601418 Promotor: Prof. Dr. Reinhard Steennot 1

2

Dankwoord Voor deze masterproef wordt aangevat, wil ik graag iedereen bedanken die me geholpen heeft met dit werkstuk. Vooreerst gaat mijn oprechte dank uit naar professor Reinhard Steennot. Door zijn boeiende en duidelijke lesstijl kreeg ik interesse in de vakgebieden, zoals het consumentenrecht en het financieel recht, die centraal staan in deze masterproef. Ik dank hem tevens voor de verbeteringen, opmerkingen en suggesties die hij me als promotor gedurende de begeleiding van dit werkstuk gaf. Daarnaast wil ik ook Dhr. De Muynck bedanken voor zijn opmerkingen en opbouwende kritiek omtrent het hoofdstuk rond de Wet Consumentenkrediet. Graag had ik ook nog mijn broer en vriendin bedankt voor hun geduld en steun tijdens de maanden die ik besteedde aan dit werkstuk. Afsluiten doe ik in meer familiale sferen door mijn ouders te bedanken om me de mogelijkheid te bieden om verder te studeren aan de faculteit Rechten. Van harte bedankt! Hebben Thijs 3

Dankwoord... 3 Inleiding... 8 A. Inleiding... 10 B. Totstandkoming en omzetting van Richtlijn 2008/48/EG... 11 1) Evolutie... 11 2) Doelstelling... 11 3) Gerichte harmonisatie... 12 4) Omzetting naar Belgische recht... 13 C. Toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet... 14 1) Ratione Personae... 14 1 De consument... 14 2 De kredietgever... 16 3 De kredietbemiddelaar... 18 2) Ratione Materiae... 20 1 Algemeen... 20 2 Specifieke kredietvormen... 21 3 Uitsluitingen... 22 3.1 Volledig uitgesloten kredietovereenkomsten... 22 3.1.1 Verzekeringsovereenkomsten en overeenkomsten voor doorlopende levering of dienstverlening... 22 3.1.2 Huurovereenkomsten zonder aankoopverplichting... 23 3.1.3 Bepaalde kredietkaarten... 23 3.1.4 Hypothecaire leningen... 24 3.1.5 Huwelijksbemiddeling... 25 3.1.6 De kredietovereenkomsten die voorzien in kosteloos uitstel van een bestaande schuld... 25 3.1.7 Bergen van Barmhartigheid... 25 3.2 Gedeeltelijke uitgesloten kredietovereenkomsten... 26 3.2.1 Kredietovereenkomsten die betrekking hebben op bedragen van minder dan 200 euro... 26 3.2.2 Kredietovereenkomsten die bij authentieke akte zijn vastgesteld en een bedrag van 75.000 euro te boven gaan... 26 3.2.3 Geoorloofde debetstanden op een rekening en overschrijdingen.... 27 3.2.3.1 Geoorloofde debetstand op een rekening... 27 3.2.3.2 Overschrijdingen... 27 3.2.3.3 Opgedrongen debetstand... 28 3.2.3.3 Toepasselijke regels... 29 3.2.3.4 Risico s voor de consument... 31 3.2.4 Kredietovereenkomsten met beleggingsondernemingen... 32 3.3 Koninklijke bevoegdheid omtrent uitsluitingen... 33 3) Ratione Loci... 33 4

1 Toepasselijk recht... 33 2 Toepassingsvoorwaarden... 33 3 Rechtskeuze... 35 5 Bevoegdheid inzake grensoverschrijdende geschillen... 36 4) Ratione Temporis... 36 D. Precontractuele informatieverplichtingen:... 38 1) Inleiding... 38 2) Informatie omtrent de terugbetalingsmogelijkheden... 39 1 Toepassingsgebied... 39 2 Rol van de kredietgever/kredietbemiddelaar... 39 2.1. Verplichtingen van de kredietgever/kredietbemiddelaar... 39 2.2 Verwezenlijking van de verplichtingen... 41 2.3 Controle van de gegeven informatie... 41 2.4 Sanctionering bij miskenning verplichting... 42 3 Rol van de consument... 42 3.1 Verplichtingen van de consument... 42 3.2 Sanctionering bij miskenning verplichting... 44 3) Informatieverstrekking via het Europees standaardformulier... 45 1 Principe en Ratio Legis... 45 2 Inhoud van de te verstrekken informatie... 45 3 Wijze waarop de informatie dient te worden verstrekt... 48 4 Tijdstip waarop de informatie moet worden gegeven... 49 5 Uitzonderingen op de precontractuele informatieverplichtingen... 50 5.1 Kredietovereenkomsten gesloten op afstand... 50 5.2 De kredietbemiddelaar in nevenactiviteit... 50 6 Bewijs en Sanctionering... 52 4) Adviesverplichting in hoofde van de kredietgever en kredietbemiddelaar:... 52 1 Algemeen... 52 2 Kredietopeningen op afstand of aangeboden buiten de onderneming van de kredietgever... 53 3 Bewijslast en sancties... 54 5) Zoektocht naar het best aangepaste krediet... 55 1 Algemeen... 55 2 Gepaste soort kredietovereenkomst en gepast bedrag... 55 3 Conformiteit met Richtlijn 2008/48/EG... 56 4 Sancties... 57 6) Kredietweigering indien de consument niet in staat zal zijn om het krediet terug te betalen... 57 1 Beoordeling en weigering... 57 3 Zekerheden... 59 5

4 Weigering van het krediet... 59 5 Overeenstemming met Richtlijn 2008/48/EG... 59 6 Sancties... 60 7) Identiteitscontrole bij het sluiten van een kredietovereenkomst... 60 1 Identiteitscontrole... 60 2 Sancties... 61 E. Conclusie... 62 Hoofdstuk 2. Precontractuele informatieverplichtingen in het gemeen recht... 64 A. Inleiding... 64 B. De afwezigheid van een algemene informatieverplichting in het gemeen recht... 64 C. De gemeenrechtelijke grondslagen... 66 1) Het bestaan van de toestemming... 66 1 Theorie van het aanbod en de aanvaarding... 66 1.1 Essentiële elementen... 67 1.2 Substantiële elementen... 67 1.3 Bijkomende elementen... 68 2 Rechtmatig opgewekt vertrouwen... 68 2) De kwaliteit van de toestemming... 69 1 De wilsgebreken... 69 1.1 Dwaling... 70 1.1.1 Toepassingsvoorwaarden... 70 1.1.1.1 Dwaling betreffende de zelfstandigheid van de zaak... 70 1.1.1.2 Gemeenschappelijkheid van de dwaling... 71 1.1.1.3 Verschoonbaarheid van de dwaling... 72 1.1.2 Onderzoeksplicht van de dwaler bestaan recht op informatie?... 73 1.1.3 Conclusie... 73 1.2 Bedrog... 73 1.2.1 Toepassingsvoorwaarden... 74 1.2.2 Het opzettelijk verstrekken van foutieve informatie... 74 1.2.3 Het opzettelijk zwijgen... 75 1.2.4 Bestaan van de vereiste tot verschoonbaarheid en eigen onderzoeksplicht?... 76 1.2.5 Conclusie... 77 2 De culpa in contrahendo... 77 2.1 Algemeen... 77 2.2 Grondslag... 77 2.3 Toepassingsvoorwaarden... 78 2.3.1 De fout... 78 2.3.1.1 Het verstrekken van onjuiste informatie... 78 2.3.1.2 Het verstrekken van onvolledige informatie... 80 2.3.2 Schade... 80 6

2.3.3 Causaal verband... 81 2.4 Conclusie... 81 D. De bestaansvoorwaarden van de precontractuele mededelingsplicht... 82 1) Het moreel of kenniselement... 82 1 Kennis in hoofde van de schuldenaar van de informatieplicht... 83 2 Gerechtvaardigde onwetendheid in hoofde van de ontvanger van de informatie... 84 2.1 De onmogelijkheid van de informatieschuldeiser om zich op de hoogte te stellen... 84 2.2 De vertrouwensrelatie... 85 2) Het materieel of inhoudelijk element... 86 1 Informatie omtrent het voorwerp en de opportuniteit van de overeenkomst... 86 2 Modaliteiten van de informatieplicht... 87 E. Conclusie... 88 Hoofdstuk 3. De relatie tussen het gemeen recht en de Wet Consumentenkrediet... 89 A. Inleiding... 89 B. De vergelijking van precontractuele informatieverplichtingen... 89 1) Het vragen (kredietgever) en geven (kredietaanvrager) van informatie... 89 1 Verplichting tot het inzamelen van informatie... 89 2 Informatieverstrekking door de consument... 90 3 Grenzen van de informatieplicht... 90 2) Informatieverstrekking door de kredietgever... 91 1 Informatieverstrekking via het Europees standaardformulier... 91 2 Toelichtingsverplichting... 92 3) De zoektocht naar het best passende krediet... 92 4) Weigering van het krediet... 93 C. Het bewijs... 94 D. Sanctionering... 95 E. Conclusie... 96 Algemeen Besluit... 97 Bibliografie:... 101 7

Inleiding 1. Kredieten maken deel uit van ons dagelijks leven. Ze worden gebruikt om een auto mee te financieren, huishoudelijke toestellen aan te schaffen, een nog grotere en dunnere televisie in de woonplaats te zetten,. Kredietgevers staan met verschillende formules klaar (koop of lening op afbetaling, kredietopeningen, ) om aan de noden van de kredietaanvrager te voldoen. Gezien de banalisering van kredieten in onze samenleving en het gemak waarmee een krediet in onze hoogtechnologische maatschappij (via telefoon, internet, ) kan worden aangegaan, is een degelijke bescherming van de kredietnemer dus op zijn plaats. 2. Deze bescherming begint op de eerste plaats met informatie. Hoe kan je een goeie beslissing nemen als je niet voldoende geïnformeerd bent? Daarom stellen we in dit werkstuk de precontractuele informatieplichten centraal. Van belang zijn telkens vragen zoals wie er welke informatie moet inzamelen of verstrekken en hoever deze daarin moet gaan. 3. Toegepast op de verhouding tussen kredietgever en kredietaanvrager kunnen we stellen dat het essentieel is dat de kredietgever de kredietaanvrager voldoende duidelijke informatie en toelichting verstrekt. De goed geïnformeerde kredietaanvrager kan op deze wijze vlot vergelijken tussen kredietgevers en een weloverwogen beslissing over de kredietovereenkomst nemen. De tweede informatieplicht die van belang is, is deze van de kredietaanvrager tegenover de kredietgever. De kredietnemer dient de kredietgever informatie te verstrekken zodat deze op de hoogte is van de mogelijkheden en behoeftes van de kredietnemer en om uit te maken of de kredietaanvrager wel aan de verplichtingen van de voorgestelde kredietovereenkomst zal kunnen voldoen. 4. Op welke manier er telkens in de Wet Consumentenkrediet 1 en het gemeen recht voldaan wordt aan deze plichten vormt de rode draad doorheen dit werkstuk. Deze bespreking omtrent precontractuele informatieverplichtingen is op te delen in drie grote stukken met telkens een eigen korte inleiding en een tussentijdse conclusie. 5. We vatten aan met een bespreking van de specifieke regels omtrent consumentenkredieten, te vinden in de vernieuwde Wet Consumentenkrediet. Gezien deze wet er gekomen is op basis van de Europese Richtlijn 2008/48/EG van 23 april 2008 beginnen we de uiteenzetting met een korte bespreking van de evolutie en doelstellingen van deze Richtlijn. Daarna volgt een uitgebreide bespreking van het toepassingsgebied (ratione personae, materiae, loci en temporis) van de WCK om zo bij de eigenlijke precontractuele informatieverplichtingen in de Wet Consumentenkrediet te komen. Er wordt chronologisch gewerkt met eerst de verplichtingen van de kredietgever om informatie te verzamelen (artikel 10 WCK), gevolgd door de plicht van de consument om juiste en volledige informatie te verstrekken (artikel 10 WCK), daarna volgen de verplichtingen van de kredietgever tot informatieverstrekking (artikel 11 WCK) en toelichting (artikelen 11 4 WCK en 15 lid 1 WCK), om als laatste de beoordeling van de kredietwaardigheid van de aanvrager en eventuele weigering (artikel 15 lid 2 WCK) door de kredietgever te behandelen. Telkens wordt de omvang van de verplichting omschreven, wie er het bewijs van levert en welke sancties er bij miskenning zijn. 6. Als tweede kijken we naar de precontractuele informatieplichten in het gemeen recht. Wat zijn de informatieverplichtingen voor de kredietgever indien de Wet Consumentenkrediet niet van toepassing is? We vertrekken, na een korte uiteenzetting over de afwezigheid van een algemeen geldende informatieplicht in het gemeenrecht, vanuit de grondslagen voor een eventuele informatieplicht. Er wordt uitgegaan van de opdeling tussen informatieplichten die van belang zijn het bestaan van de toestemming en informatieplichten die van belang zijn voor de integriteit van de toestemming. Over het bestaan van de toestemming worden de theorieën rond aanbod en aanvaarding en de vertrouwensleer besproken. Bij de integriteit van de toestemming worden de 1 Hierna vaak afgekort als WCK. 8

leer rond de wilgebreken (dwaling en bedrog) en het culpa in contrahendo leerstuk besproken. Als laatste in dit hoofdstuk bespreken we de bestaansvoorwaarden (zowel het moreel/kenniselement als het materieel/inhoudelijk element) voor de gemeenrechtelijke informatieplicht. 7. We eindigen met een vergelijking tussen de regels in verband met precontractuele informatie in de Wet Consumentenkrediet en het gemeen recht. Zijn deze een herkauwing van het gemeen recht? Voegen de specifieke regels van de Wet Consumenten krediet iets toe aan het gemeen recht? Is er extra bescherming? Speelt het gemeen recht nog een rol binnen/naast de Wet Consumtenkrediet? We vergelijken de verschillende precontractuele plichten tot verstrekken van informatie of advies, maar gaan ook in op algemenere verschillen zoals inzake bewijs en sanctionering. 8. Als laatste volgt er nog een algemeen besluit. 9

Hoofdstuk 1. De Wet op het Consumentenkrediet A. Inleiding 9. Voor de invoering van de wet van 12 juni 1991 was er geen echt wetgevend kader omtrent consumentenkredieten, met uitzondering van een regeling omtrent de verkoop op afbetaling. In een maatschappij waar er zich steeds nieuwe manieren van betaling en kredietverstrekking voordeden, was een beter wetgevend kader dus wel op zijn plaats. Het hoofddoel was de betere bescherming van de consument tegen een overmatige schuldenlast, iets wat door de banalisering van het krediet noodzakelijk werd. Aankopen op krediet braken helemaal door en werden tevens gebruikt voor aankopen van geringe waarde, wat voor sommige consumenten tot een overmatige schuldenlast leidde. De consument moest als het ware tegen zichzelf beschermd worden en dit werd ten dele 2 door betere precontractuele verplichtingen beoogd. Een beter geïnformeerd en gewaarschuwd consument is er als het ware twee waard. 10. Het beoogde wetgevend kader kwam er met de wet op het consumentenkrediet van 1991, die werd uitgevaardigd op basis van een Europese Richtlijn inzake consumentenkrediet 3 van 1987. Deze Richtlijn hanteerde het principe van minimale harmonisatie. Er werd voor de nationale wetgever dus redelijk wat ruimte weggelegd om vrij bijkomende regels op te stellen ter bescherming van de consument 4, iets waar de Belgische wetgever dankbaar gebruikt van maakte. 5 11. De Wet Consumentenkrediet werd opnieuw gewijzigd door de wet van 13 juni 2010 6, die als doelstellingen had om de wet van 12 juni 1991 in overeenstemming te brengen met de Richtlijn consumentenkrediet van 23 april 2008. Het hoofddoel van de Richtlijn was het harmoniseren van de wetgevingen van de verschillende lidstaten om een homogene hoge bescherming voor de consument te bieden en een betere interne markt te creëren. 7 12. Als eerste wordt een bespreking van de totstandkoming, de doelstellingen, de harmonisatie-methode en de omzetting in Belgisch recht van Richtlijn 2008/48/EG van 23 april 2008 vooropgesteld. Daarna wordt het toepassingsgebied ratione materiae, personae, loci, en temporis van de Belgische wet op het consumentenkrediet, aan de hand van definities van de hoofdzakelijke spelers en het hoofdzakelijk onderwerp 8, behandeld. Vervolgens wordt er dieper ingegaan op de precieze informatie- en raadgevingsplichten die voorzien worden in deze wet. 2 Dit werd ook bereikt door de invoering van een reeks consumentvriendelijke maatregelen. 3 Richtlijn 87/102/EEG 4 Artikel 15 Richtlijn 87/102/EEG 5 J. STUYCK en G. STRAETMAN, Financiële diensten en de consument, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen België, 1994, p.144 6 Hierna wordt voor de Wet Consumentenkrediet ook soms de afkorting WCK gebruikt. 7 Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad 8 De kredietovereenkomst 10

B. Totstandkoming en omzetting van Richtlijn 2008/48/EG 1) Evolutie 13. In 1995 werd de eerste aanzet tot hervorming gegeven met een door de Europese Commissie georganiseerde bevraging in verband met een eventuele hervorming van Richtlijn 87/102/EEG. Kort daarvoor had de Commissie reeds een verslag over de werking van de Richtlijn gepubliceerd. Het was hen de mening toegedaan dat Richtlijn 87/102/EEG, ondanks amenderingen in 1990 en 1998, niet meer in overeenstemming was met de gewijzigde realiteit inzake consumentenkredieten. Het feit dat de Richtlijn stoelde op een minimumharmonisatiekader zorgde ervoor dat de Richtlijn allerminst adequaat was om de consumenten in de Europese Unie op een doeltreffende wijze te beschermen. De gelaten vrijheid zorgde voor een veelvuldigheid aan verschillende regelingen in de lidstaten 9 en bemoeilijkte dus de eenmaking van de kredietmarkt. 10 Grensoverschrijdende consumentenkredieten in de E.U. waren een zeldzaamheid. De regels die consumentenbescherming tot doel hebben zijn immers vaak van dwingende aard. Dit hield in dat de kredietgever rekening moest houden met het recht van de gewone woonplaats van de consument, een moeilijke geldigheidsvoorwaarde. 11 14. In 2002 kwam diezelfde instantie met een eerste voorstel tot Richtlijn naar buiten 12. Het voorstel,dat uitging van maximale harmonisatie en een erg hoog beschermingsniveau bood, werd op 15 september 2003 door het Europees Parlement verworpen. Na een eerste gewijzigde poging in 2004, kwam de Commissie in 2005 met een tweede versie op de proppen. Het toepassingsgebied was fel beperkt en het idee van maximale harmonisatie werd verlaten ten voordele van het idee van doelgerichte harmonisatie van enkele kernthema s 13. Op 16 januari 2008 werd het verder hertekende voorstel, nadat het reeds werd aanvaard door de Raad, goedgekeurd door het Europees Parlement. 2) Doelstelling 15. De nieuwe Richtlijn had tot doel bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredieten te harmoniseren. 14 16. Met deze aanpassingen wou ze zorgen voor de opheffing van verscheidene obstakels en obstructies die speelden op de Europese markt inzake consumentenkredieten. Het streefdoel was een eengemaakte kredietmarkt, een doelstelling die tal van voordelen biedt. 17. Vooreerst zorgt een geünificeerde Europese markt inzake consumentenkrediet tot een eerlijkere concurrentie en dat leidt tot lagere prijzen ten voordele van de consument. 18. Daarnaast zorgt een markt met voldoende duidelijkheid en een hoge beschermingsgraad tot een toenemend consumentenvertrouwen. De modale consument schrikt er dan niet voor terug om een kredietovereenkomst aan te gaan met een 9 Overweging 3 van Richtlijn 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2008, afl. 133, p. 66 : Uit deze verslagen en raadplegingen blijkt dat de wetgevingen van de lidstaten inzake kredietverlening aan natuurlijke personen in het algemeen en consumentenkrediet in het bijzonder nog sterk uiteenlopen. Uit een analyse van de nationale wetten tot omzetting van Richtlijn 87/102/EEG blijkt namelijk dat de lidstaten wegens nationaal verschillende juridische en economische omstandigheden naast Richtlijn 87/102/EEG een reeks verschillende instrumenten ter bescherming van de consument toepassen. 10 Overweging 4 van Richtlijn 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2008, afl. 133, p. 66: De feitelijke en juridische situatie die uit deze nationale verschillen resulteert, brengt in sommige gevallen concurrentieverstoringen tussen kredietgevers in de Gemeenschap mee en belemmeringen voor de interne markt schept in het geval dat de lidstaten verschillende dwingende bepalingen hebben vastgesteld die strenger zijn dan die van Richtlijn 87/102/EEG. Hierdoor kan de consument slechts in beperkte mate rechtstreeks van het geleidelijk toenemende aanbod van grensoverschrijdend consumentenkrediet gebruikmaken. Die verstoringen en beperkingen kunnen op hun beurt de vraag naar goederen en diensten beïnvloeden. 11 F. VAN DER HERTEN, De omzetting in het Belgisch recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkrediet in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS, Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, p. 275 12 Voorstel van Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet, COM (2002) 443 def.-2002/0222 ( COD). 13 M. DE MUYNCK, De wet van 13 juni 2010 gewikt en gewogen, Gent, Larcier, 2011, p. 6 14 Art. 1 Richtlijn 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2008, afl. 133,p. 71 11

goedkopere buitenlandse kredietverlener. 15 Hij hoeft geen bijkomende risico s te vrezen en weet op welke beschermingsregels hij kan terugvallen 16. In overweging 6 van de Richtlijn wordt gewag gemaakt van het belang van de ontwikkeling van een doorzichtigere en doelmatigere kredietmarkt op het Europese speelveld. Dit is van wezenlijke betekenis voor de bevordering van de ontwikkeling van grensoverschrijdende activiteiten. Dit toegenomen vertrouwen zorgt er op zijn beurt voor dat er meer kredieten worden gesloten, waardoor de vraag naar goederen en diensten, en hiermee aansluitend de gehele economie, groeit. 19. Als laatste doelstelling wordt het tegengaan van een overmatige schuldenlast en het promoten van verstandig lenen/ontlenen vooropgesteld. 17 3) Gerichte harmonisatie 20. Hierboven werd reeds aangehaald dat de minimale harmonisatietechniek niet tot het gewenste resultaat leidde. Daarom koos de Commissie, nadat het voorstel dat gebruik maakte van maximale harmonisatie werd afgeschoten, voor gerichte harmonisatie. 21. Dit principe omvat totale harmonisatie, zich beperkend tot een aantal kerngebieden. Dit wordt duidelijk gemaakt in artikel 22.1 van de Richtlijn: In zoverre deze Richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, mogen de lidstaten geen bepalingen handhaven of invoeren in hun nationale wetgeving die afwijken van die welke in deze Richtlijn zijn vastgesteld. Hierdoor wordt het onmogelijk voor de nationale wetgever om af te wijken van het beschermingsniveau geboden door de Richtlijn. Zowel een regeling die een strengere bescherming ten voordele van de consument brengt, als een regeling die minder consumentvriendelijk is, is uitgesloten. 18 22. De regeling die werd uitgewerkt over de precontractuele informatieverplichtingen, toch het hoofdonderdeel van dit werkstuk, behoort tot bovenstaande totaal geharmoniseerde kerngebieden. Samen met de regels in verband met reclameboodschappen met kostenvermelding, contractuele informatieverplichtingen, de berekening van het jaarlijks kostenpercentage, de vervroegde terugbetaling en het herroepingsrecht kan er van deze kernthema s niet afgeweken worden door de nationale wetgever. 19 23. Toch is deze gerichte totale harmonisatie geen volledige garantie op identieke wetgeving van de lidstaten. Zelfs binnen het geharmoniseerde gebied zit er nog enige mogelijkheid tot manoeuvreren door doelbewust opengelaten opties of door de gehanteerde vaagheid van sommige begrippen. Er werd dus nog een zekere beleidsruimte gelaten. 24. De situatie waarin kredietovereenkomsten slechts ten dele onder de toepassing van de Richtlijn vallen, wordt besproken in overweging 11 RL 2008/48/EG: De nationale wetgevers kunnen geen alternatieve regelingen treffen voor alle door de Richtlijn geharmoniseerde gebieden. 20 Een bijzonderheid hierbij is de zogenaamde harmonisering door omissie : in dit geval kunnen de lidstaten zelf 15 M. DE MUYNCK, Consumentenkrediet: Richtlijn 2008/48/EG en de Belgische uitdaging, DCCR 2009, nr. 83, p. 8 16 Uittreksel uit overweging 8 van Richtlijn 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2008, afl. 133,p 67 : Het is van belang dat de markt de consument voldoende bescherming biedt teneinde diens vertrouwen niet te schaden. 17 Overweging 26 van de Richtlijn 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2008, afl. 133, p. 68-69: De lidstaten moeten passende maatregelen nemen ter bevordering van verantwoordelijke praktijken in alle stadia van de kredietrelatie, rekening houdend met de specifieke kenmerken van hun kredietmarkt. In de zich uitbreidende kredietmarkt is het met name belangrijk dat kredietgevers zich niet inlaten met onverantwoordelijke leningpraktijken of kredieten toestaan zonder de kredietwaardigheid vooraf te hebben beoordeeld, en de lidstaten moeten het nodige toezicht uitvoeren om dergelijk gedrag te vermijden en de noodzakelijke middelen bepalen om de kredietgever te sanctioneren wanneer dat toch het geval is. 18 M. DE MUYNCK, Consumentenkrediet: Richtlijn 2008/48/EG en de Belgische uitdaging, DCCR 2009, nr. 83, p. 10 19 M. DE MUYNCK, De wet van 13 juni 2010 gewikt en gewogen, Gent, Larcier, 2011, p. 7-8 20 Uittreksel uit overweging 9 zie 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2008, afl. 133,p. 67: Volledige harmonisatie is nodig om te waarborgen dat alle consumenten in de Gemeenschap een hoog en gelijkwaardig niveau van bescherming van hun belangen genieten en om een echte interne markt te creëren. Het mag de lidstaten derhalve niet worden toegestaan andere nationale bepalingen te handhaven of in te voeren dan er in deze richtlijn zijn vastgelegd. Deze beperking moet echter alleen gelden voor door deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen 12

niet wetgevend optreden over bepaalde onderwerpen, ook al is de regelgeving van deze onderwerpen niet van toepassing verklaard op de kredietovereenkomst. Er staat bijvoorbeeld in de Richtlijn een geharmoniseerde regeling omtrent thema X, maar deze is niet van toepassing op de kredietovereenkomsten van het type Y, dan moet dit gezien worden als een bewuste keuze en mag de regeling omtrent onderwerp X niet door de nationale wetgever van toepassing worden verklaard op kredietovereenkomst Y. De aangelegenheden van kredietovereenkomsten die ten dele onder de Richtlijn vallen, maar buiten de geharmoniseerde delen, kunnen door de lidstaten wel zelf nog wetgevend worden geregeld. Indien er dus in de richtlijn geen regeling staat omtrent onderwerp Z van overeenkomst A die ten dele onder de Richtlijn valt, mag België zelf onderwerp Z van overeenkomst A regelen. 25. In bovenstaand geval bestaat de moeilijkheid erin om na te gaan wat er nu exact geharmoniseerd is en welke gebieden er buiten het geharmoniseerd veld vallen. Dit zal in de toekomst duidelijker worden door interpretaties van de Commissie en van het Hof van Justitie. 21 26. De lidstaten blijven natuurlijk vrij om kredietovereenkomsten die niet onder RL 2008/48/EG vallen zelf te reguleren. 22 Niets belet België om bijvoorbeeld de dwingende regelen van de Richtlijn toch toepasselijk te maken op kredietovereenkomsten waarop de Richtlijn helemaal niet van toepassing is. 23 Dit laatste blijkt een mogelijkheid waarvan de Belgische wetgever dankbaar gebruik heeft gemaakt. 4) Omzetting naar Belgische recht 27. Zoals boven reeds vermeld koos de Belgische wetgever ervoor om de bestaande wet consumentenkrediet van 12 juni 1991 aan te passen 24 aan de nieuwe bepalingen die werden ingevoerd door Richtlijn 2008/48/EG. Het wetsontwerp van 10 maart 2010, opgesteld door de FOD financiën werd, na goedkeuring door Kamer en Senaat, op 13 juni 2010 bekrachtigd en afgekondigd. Naast de invoering van de nieuwigheden werden ook een aantal verouderde bepalingen geschrapt en werd de bijschaving 25 van de bestaande regelgeving beoogd. 26 28. Voor de inwerkingtreding was het evenwel nog wachten tot 1 december 2010 27, zodat de Richtlijn met een vertraging van 6 maand ( haar uiterste omzetdatum was 11 juni 2010) toch haar intrede deed in de Belgische regelgeving omtrent consumentenkredieten. 21 M. DE MUYNCK, Consumentenkrediet: Richtlijn 2008/48/EG en de Belgische uitdaging, DCCR 2009, nr. 83, p. 13 22 Uittreksel uit overweging 9 van Richtlijn 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2008, afl. 133, p. 67: Het mag de lidstaten derhalve niet worden toegestaan andere nationale bepalingen te handhaven of in te voeren dan er in deze richtlijn zijn vastgesteld. Deze beperking moet echter alleen gelden voor door deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen. Wanneer zulke geharmoniseerde bepalingen niet bestaan, moeten de lidstaten de vrijheid houden om nationale wetgeving te handhaven of in te voeren 23 Uittreksel uit overweging 10 van Richtlijn 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2009, afl. 133, p. 67: De in deze richtlijn vervatte definities bepalen het toepassingsgebied van de harmonisatie. De verplichting voor de lidstaten om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze richtlijn dient derhalve te worden beperkt tot het toepassingsgebied zoals dat door deze definities is omschreven. Deze richtlijn mag de lidstaten evenwel niet beletten de bepalingen van de richtlijn overeenkomstig het Gemeenschapsrecht toe te passen op gebieden die niet onder het toepassingsgebied ervan vallen. Derhalve kan een lidstaat met betrekking tot kredietovereenkomsten die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen nationale wetgeving handhaven of invoeren die overeenstemt met een aantal of alle bepalingen van de richtlijn, bijvoorbeeld nationale wetgeving inzake kredietovereenkomsten die betrekking hebben op bedragen van minder dan 200 EUR of van meer dan 75 000 EUR 24 In plaats van een volledig nieuwe, aan de Richtlijn aangepaste, wet te maken. 25 Bijvoorbeeld de nieuwe regels omtrent collectieve schuldenregeling. 26 M. DE MUYNCK, De wet van 13 juni 2010 gewikt en gewogen, Gent, Larcier, 2011, p. 9 27 Zie de uitgebreide ratione temporis bespreking van de WCK 13

C. Toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet 1) Ratione Personae 1 De consument 29. De wet is, zoals de titel het al doet vermoeden, van toepassing op de consument. Artikel 1.1 van de WCK omschrijft de consument als volgt: Elk natuurlijk persoon die ten aanzien van de onder deze wet vallende verrichtingen handelt met een oogmerk, dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten. 28 30. Het moet dus gaan om een natuurlijk persoon. Rechtspersonen zoals VZW s, burgerlijke - en handelsvennootschappen vallen dus buiten deze regeling. Voor feitelijke verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid is er wel een mogelijkheid., namelijk het krediet verstrekken aan een aantal leden van de vereniging die zich persoonlijk hiertoe verbinden. Voor deze leden die zich verbinden, kan het doel zowel van beroepsmatige als van private aard zijn 29. 31. Die natuurlijke persoon moet de kredietovereenkomst gebruiken om zaken of diensten te verwerven die zich in de privésfeer situeren. De wetgever gebruikt hierbij het bestemmingscriterium. 30 Er wordt gekeken naar de bestemming die aan het goed of de dienst, waarvoor de kredietovereenkomst werd aangegaan, wordt gegeven. De WCK zal bijvoorbeeld niet van toepassing zijn bij de aankoop van een tractor voor een landbouwer, omdat het duidelijk is dat deze aankoop (en dus ook de kredietovereenkomst ermee verbonden) zich niet in de privésfeer bevindt. 34. De deskundigheid of vertrouwdheid met financiële producten van de consument doet echter niet ter zake. De WCK zal bescherming bieden aan de juridisch geschoolde bankbediende die een kredietovereenkomst sluit die onder de toepassing van de Wet Consumentenkrediet valt, maar niet aan de kleine zelfstandige, die niks afweet van financiële producten, die dezelfde kredietovereenkomst aangaat voor z n beroepsdoeleinden. 31 In het Di Pinto-arrest wees het Hof van Justitie er reeds op dat er geen onderscheid moest worden gevormd tussen handelingen die tot de dagelijkse praktijk behoren (en waarover de natuurlijke persoon dus zelf over een grotere deskundigheid beschikt) en handelingen die daar een uitzondering op vormen (waar de natuurlijke persoon dus veel minder ervaren mee is). 32 Dit bevestigde nogmaals de keuze voor het bestemmingscriterium in plaats van het specialiteitscriterium 33. 35. In de WMPC wordt het begrip consument, en dus het toepassingsgebied, enger omschreven: iedere natuurlijke persoon die, uitsluitend voor niet-beroepsmatige doeleinden, op de markt gebrachte producten verwerft of gebruikt 34. Zodra er dus sprake is van een gemengd gebruik is de Wet Marktpraktijken en Consumentenbescherming niet meer van toepassing. 35 Het valt te betreuren dat 2 consumentbeschermende wetten verschillende definities hanteren. Dit zorgt ervoor dat je altijd het toepassingsgebied goed moet bekijken en komt dus zeker de duidelijkheid en effectiviteit van de consumentenbescherming niet ten goede. Hoewel ik verkies om alle overeenkomsten met een hoofdzakelijk privaat doel onder toepassing van consumentbeschermende wetten zoals 28 Artikel 1.1 WCK, B.S., 1 juli 2010 29 P. LETTANY, Het consumentenkrediet: de wet van 12 juni 1991, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen België, 1993, p. 10 30 Memorie van Toelichting, Parl. St. Senaat 1989-90, 916, p. 1-2 31 M. DE MUYNCK, De wet van 13 juni 2010 gewikt en gewogen, Gent, Larcier, 2011, p. 10 32 Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak 361/89, Jur. 1991, I-1189 (strafzaak tegen Di Pinto), punt 15. 33 Het specialiteitscriterium stelt dat een persoon moet worden beschermd, zodra deze buiten zijn specialiteit handelt. Hierbij is dus vooral de kennis van en de ervaring met het onderwerp van de kredietovereenkomst van belang. Een schrijnwerker die een computer koopt voor beroepsmatig gebruik wordt in deze regeling beschermd, gezien hij geacht wordt niet veel van computers af te weten. Indien dezelfde schrijnwerker hout gaat kopen voor privédoeleinden, dan wordt hij op basis van het specialiteitscriterium niet beschermd. 34 Artikel 2.3 WMPC, B.S., 12 april 2010 35 P. LETTANY, Het consumentenkrediet: de wet van 12 juni 1991, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen België, 1993, p.6-7 14

WCK, WMPC en WHK te brengen 36, is er ook rechtsleer die voor net het omgekeerde pleit en alleen uitsluitend voor private doeleinden aangegane overeenkomsten onder toepassing van deze wetten wil zien. 37 36. De engere omschrijving van het begrip consument was ook de norm in de oorspronkelijke wet op het hypothecaire krediet, maar dit werd door de wet van 24 maart 2003 gewijzigd, zodat ook kredieten die hoofdzakelijk bestemd zijn voor privé aangelegenheden onder het toepassingsgebied van de wet op hypothecaire kredieten vallen. 37. Het verschil zit hem dus in het feit dat de zogenaamde gemengde kredieten onder de toepassing van de WCK kunnen vallen. Onder gemengde kredieten moet een krediet worden verstaan dat door een natuurlijk persoon wordt aangegaan voor gedeeltelijk private doeleinden en ook gedeeltelijk in het kader van de uitoefening van zijn professionele activiteiten. Het typische voorbeeld van een gemengd krediet is het krediet aangegaan tot aanschaf van een computer die zowel door de vader/koper gebruikt wordt om zijn boekhouding te doen als door de kinderen gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden. Een occasioneel gebruik van de kredietopening voor beroepsdoeleinden (bv. Een zeldzame tankbeurt voor het bedrijfsvoertuig met de persoonlijke accreditiefkaart) zal niet verhelpen dat de kredietnemer als consument wordt gezien. 38 38. In de Richtlijn 2008/48/EG werd echter niets vermeld over een overeenkomst die deels voor privédoeleinden en deels beroepsmatig werd aangegaan. De Memorie van Toelichting bepaalde: De nieuwe richtlijn inzake kredietovereenkomsten voor consumenten regelt op geen enkele wijze de kredietovereenkomsten die zelfs maar ten dele een beroepsmatig karakter hebben. Deze materie valt derhalve buiten de harmonisatie en laat aan de lidstaten toe om dat gedeelte vrij te regelen. 39 39. Het Hof kan, indien het met deze materie wordt geconfronteerd, wel teruggrijpen naar zijn eerder uitgesproken arrest Grüber 40 van 2005. Hierin stelde het Hof dat een natuurlijk persoon die een overeenkomst voor gemengd gebruik sluit, zich niet kan beroepen op de regels in verband met consumentenbescherming, tenzij hij kan bewijzen dat het beroepsmatig gebruik onbetekenend is. 41 In casu werd een 60% privé en 40% beroepsmatige verdeling niet aanvaard als voldoende onbetekenend op beroepsmatig vlak om onder de toepassing van de consumentbeschermende regels te vallen. 40. Het doorslaggevende element om te bepalen of het gemengd krediet onder de WCK valt, is dus de vraag of het beroepsmatig gebruik voldoende ondergeschikt is aan het privégebruik. De Memorie van Toelichting spreekt over kredietovereenkomsten die hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend, voor privédoeleinden worden gesloten. 42 Indien dit zo is, valt het hier bedoelde krediet onder de WCK 43. Door kredieten van aankopen die hoofdzakelijk betrekking hebben op het privéleven toch onder de wet te stellen, koos de wetgever hier voor een breder toepassingsgebied dan in de Wet Marktpraktijken en Consumentenbescherming van 6 april 2010. 41. Deze afweging tussen privaat en professioneel is een feitenkwestie, waarvoor er nergens criteria worden gegeven die in aanmerking moeten worden genomen om de 36 Het sporadisch professioneel gebruik zou de consument niet de nodige bescherming mogen ontnemen. 37 F. VAN DER HERTEN, De omzetting in het Belgisch recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkrediet in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS, Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, p. 286-287 38 M. DE MUYNCK en R. STEENNOT, De nieuwe wet consumentenkrediet en kredietopeningen: een afdoende bescherming voor de consument?, TBH 2011, p. 196 39 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer, Doc. 52, 2468/001, p. 11. 40 In deze rechtszaak was het hoofdthema echter niet het consumentenkrediet, maar de toepassing van de bijzondere bevoegdheidsregeling voor consumentenovereenkomsten als vervat in het Europees Executieverdrag. Toch wordt er door de meerderheid van de rechtsleer van uitgegaan dat deze rechtspraak toepasselijk is op het consumentenbegrip. 41 Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, Gruber/Bay Wa AG, Jur 2005, I-00439, punten 45,46 en 47. 42 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer, Doc. 52, 2468/001, p. 10. 43 R. STEENNOT, m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen-Oxford, Intersentia,, 2007, p.327 15

correcte verhouding te bepalen. Bijvoorbeeld bij onroerende goederen stelt Lettany als criteria het volgende: Aangaande de financiering van onroerende goederen kan men zich bijvoorbeeld de vraag stellen of het een zuivere kwestie van aantal vierkante meter betreft, dan wel het economisch belang van het beroepsmatige en niet beroepsmatige gedeelte van het gebouw. 44 42. Wat als een aanvaarbare verhouding tussen privé en professioneel geldt, is onduidelijk en zal geval per geval moeten worden bekeken. De arrondissementsrechtbank van Luik oordeelde bijvoorbeeld dat een voor 70% privédoeleinden aangegaan contract onder de toepassing van de WCK valt. 45 Persoonlijk vind ik een verdeelsleutel van ongeveer 75/25 een faire verhouding. 43. Wat wel vaststaat, is het tijdstip waarop een juiste kwalificatie moet gebeuren. De beoordeling moet worden uitgevoerd op het ogenblik waarop de kredietovereenkomst wordt afgesloten. Latere wijzigingen van de bestemming veranderen de oorspronkelijk gemaakte toewijzing niet. In de praktijk gebeurt deze beoordeling (bij twijfel) door de bankier, die omtrent de bestemming aan de consument een uitdrukkelijk vraag moet stellen (in een aanvraagformulier of elders). De bankier kan bijna niet anders dan de consument te geloven, omdat deze toch met het goed of dienst kan doen wat hij wil. 46 Daarom wordt het aanbevolen om de bestemming van het krediet uitdrukkelijk te vermelden in de kredietovereenkomst. Clausules die de een beroepsmatige bestemming vermelden die in strijd zijn met de werkelijkheid worden op basis van artikel 4 van de WCK 47 teniet gedaan. Indien de kredietnemer echter een foutieve bestemming (de consument stelt dat het voor privaat gebruik is, terwijl het een professioneel doel dient) laat opnemen, kan de kredietgever op basis van het gemeen recht hiertegen optreden. 48 2 De kredietgever 44. De andere hoofdrolspeler in de Wet op het Consumentenkrediet is de kredietgever. Die wordt volgens de WCK als volgt gedefinieerd: Elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon of elke groep van dergelijke personen, die een krediet toestaat binnen het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten, met uitzondering van de persoon of van elke groep van personen, die een kredietovereenkomst aanbiedt of sluit, wanneer deze overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst. 49 45. Het betreft hier een definitie die ruimer is dan diegene die in de Richtlijn gegeven wordt 50, gezien er in artikel 1.2 ook sprake is van elke groep van kredietgevers. Dit is niet in strijd met de Richtlijn, gezien de lidstaten de mogelijkheid hebben om het toepassingsgebied uit te breiden tot overeenkomsten die volledig uitgesloten worden door de Richtlijn. 51 46. Een beroepsmatige uitoefening houdt in dat de kredietgever met een zekere regelmaat kredieten verstrekt en met deze activiteiten in zijn onderhoud voorziet. 52 De ouder die zijn kind een lening heeft voor zijn huis valt daar dus niet onder, ook niet als hij een bepaald percentage meer terug ontvangt als intrest. 44 P. LETTANY, Het consumentenkrediet: de wet van 12 juni 1991, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen België, 1993, p.6 45 Arrondrb. Luik 9 februari 1995, Jaarboek Kredietrecht 1996, p.135 46 P. LETTANY, Het consumentenkrediet: de wet van 12 juni 1991, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen België, 1993, p.8 47 Artikel 4 WCK, B.S., 1 juli 2010: Onverminderd de bepalingen van de artikelen 85 tot en met 100, is elk met de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten strijdig beding nietig voor zover het ertoe strekt de rechten van de consument in te perken of zijn verplichtingen te verzwaren. 48 M. DE MUYNCK, De wet van 13 juni 2010 gewikt en gewogen, Gent, Larcier, 2011, p. 11 49 Artikel 1.2 WCK, B.S., 1 juli 2010 50 Art. 3.b) Richtlijn 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2008, afl. 133,p. 72: kredietgever : een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten krediet verleent of toezegt. 51 K. VAN LANDEGHEM, De vernieuwde Wet op het Consumentenkrediet. Betere bescherming van de consument binnen een eengemaakte Europese markt?, T.Fin.R. 2011, 2 de aflevering, p.18 52 P. LETTANY, Het consumentenkredie : de wet van 12 juni 1991, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen België, 1993, p. 10 16

47. Om als kredietgever werkzaam te kunnen zijn, moet de erkenning van de Minister van Economische zaken (of van zijn gemachtigde) bekomen worden. 53 48. Een lijst van voorbeelden van instellingen die krediet verlenen in het kader van hun beroepsactiviteit kan gevonden worden in de Memorie van Toelichting 54 : De financiële instellingen die vallen onder de controlebevoegdheid van de Commissie voor Bank en Financiewezen. 55 De financieringsmaatschappijen en personen die, zonder dat zij in het openbaar spaargelden aantrekken, kredieten verstrekken aan consumenten. De maatschappijen of personen die kredietkaarten of gelijkaardige kredietmiddelen ter beschikking stellen van consumenten. 56 De verkopers of dienstverleners die overeenkomsten van verkoop op afbetaling aan de consumenten aanbieden voor de aankoop van goederen of de verlening van diensten. 49. In de vorige definitie werd enkel een uitzondering gemaakt voor overeenkomsten met betrekking tot een verkoop op afbetaling of een financieringshuur wanneer deze overeenkomst het voorwerp uitmaakten van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst. 57 50. Deze uitzondering, die in de nieuwe wet wordt veralgemeend naar alle overeenkomsten, geldt dus voor personen die louter als doorgeefluik dienen. Deze dienen gezien te worden als een kredietbemiddelaar zoals in artikel 1.3 WCK. Deze uitzondering in de definitie van kredietgever opnemen is eigenlijk een dubbele vermelding, gezien ze ook in de definitie van kredietbemiddelaar wordt opgenomen. 51. Als men teruggrijpt naar de Richtlijn, dan vindt men niks over deze uitzondering. Op dit vlak wordt het toepassingsgebied dus beperkt. Iets wat de Raad van State opmerkte als moeilijk verenigbaar met het maximaal harmonisatiekader van de Richtlijn. 58 De Belgische wetgever stelde aan de Europese Commissie hieromtrent een vraag inzake verenigbaarheid. De Commissie ging akkoord dat deze schijnkredietgevers onder de regeling van kredietbemiddelaar vallen, maar ze moeten een vergoeding krijgen en de precontractuele informatie waarop de consument recht heeft, mag niet worden genegeerd. De garagist die optreedt bij het sluiten van een kredietovereenkomst op afbetaling, is een kredietbemiddelaar onder artikel 1.3 WCK met bijhorende informatieverplichtingen, maar voldoet ook aan de toepassingsvoorwaarden voor kredietbemiddelaar in nevenactiviteit (waarvoor een regeling van veel lichtere precontractuele informatieverplichtingen geldt: artikelen 11, 11bis en 15 lid 1 WCK vinden geen toepassing). In het geval dat de tussenpersoon die direct overdraagt kan worden gekwalificeerd als kredietbemiddelaar in nevenactiviteit, moet de kredietgever ervoor instaan dat de consument de passende en verplichte precontractuele informatie ontvangt. 59 52. Hier staan we eigenlijk voor een bijzondere afweging. Ofwel wordt de precontractuele informatie verstrekt door een semi-leek, zijnde de garagist, die niet dezelfde opleiding en ervaring als een kredietgever heeft, ofwel wordt de informatie verstrekt door de 53 Artikel 74 WCK, B.S. 1 juli 2010 54 Memorie van Toelichting, Parl. St., Senaat, 1989/1990, 916/1, 3. 55 Hieronder vallen de traditionele banken bv Dexia, KBC, ) 56 Vb BCC 57 Artikel 1.2 WCK, B.S. 9 juli 1991, err., B.S., 6 augustus 1991 58 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer, Doc. 52, 2468/001, p. 13 59 K. VAN LANDEGHEM, De vernieuwde Wet op het Consumentenkrediet. Betere bescherming van de consument binnen een eengemaakte Europese markt?, T.Fin.R. 2011, 2 de aflvering, p.19 17

kredietverstrekker. Maar gezien de kredietgever niet aanwezig is om deze informatie te verstrekken (en rekening te houden met de uitgedrukte voorkeuren), is het twijfelachtig of deze informatieverstrekking duidelijker zal zijn dan die van de kredietbemiddelaar. De Belgische wetgever koos voor de tweede optie, die volgens sommige auteurs in de rechtsleer als minst consumentvriendelijk kan worden beschouwd. 60 53. De wetgever verantwoordde deze veralgemeende uitzondering (en zijn keuze tot informatieverstrekking door de kredietgever) door te verwijzen naar de economische realiteit en de twijfel of de garagist wel capabel is om voldoende en degelijke informatie te verstrekken: Het belangrijkste is dat er in deze tijdig adequate professionele precontractuele informatie wordt verstrekt aan de consument en het is zeer twijfelachtig of dit kan gebeuren op het niveau van de garagist... 61 De kredietgever zou dus beter geplaatst zijn om de precontractuele informatieverplichtingen te verstrekken. 54. De in de definitie bedoelde uitzondering duidt op de hierna besproken kredietbemiddelaar. Het is logisch dat deze niet onder de definitie van de kredietgever valt, aangezien het louter om een tussenpersoon gaat die de voorwaarden van de kredietovereenkomst niet heeft bepaald. 62 3 De kredietbemiddelaar 55. De kredietbemiddelaar wordt in artikel 1.3 WCK omschreven als een natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet optreedt als kredietgever en die in het raam van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten tegen een vergoeding in de vorm van geld of een ander overeengekomen economisch voordeel: a) aan consumenten kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt; b) consumenten anderszins dan onder a) bedoeld, bijstaat bij de voorbereiding van het sluiten van kredietovereenkomsten; c) namens de kredietgever met consumenten kredietovereenkomsten sluit. Wordt hiermee gelijkgesteld de persoon die kredietovereenkomsten aanbiedt of toestaat wanneer deze overeenkomsten het voorwerp uitmaken van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een andere erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst. 56. Naast de kredietgever is de kredietbemiddelaar dus een tweede persoon die kredietovereenkomsten kan aangaan met een consument. Om van een kredietbemiddelaar te kunnen spreken moet er bemiddeling zijn binnen beroepsverband en hij moet deze bemiddeling stellen tegen een vergoeding in geld of enig ander overeengekomen economisch voordeel. Mijns inziens is alles wat kostenbesparend kan werken (dus zeker ook voordelen in natura) een economisch voordeel. Dat kan gaan van het ter beschikking stellen van toestellen tot kosteloze administratie ondersteuning. 63 57. Er bestaan reeds bovenvermelde economische voordelen wanneer de makelaar, door het aanbieden van een krediet, geïnteresseerden kan overtuigen om over te gaan tot aankoop van een product of dienst. De kredietgever die het volgende voorstelt, verstrekt een (vooraf dus overeengekomen) economisch voordeel aan de kredietbemiddelaar : Je kan genieten van de voordelen van onze service, klanten zouden misschien opteren voor 60 R. STEENNOT, Toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet, Financial Law Institute WP 2011-04, Universiteit Gent, p.5: De auteur stelt dat hier niet gekozen werd voor de belangen van de consument, maar voor die van de kredietbemiddelaar in nevenactiviteit. Door deze regeling hoeven deze geen erkenning als kredietgever te bekomen. 61 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer, Doc. 52, 2468/001, p. 15 62 R. STEENNOT, m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2007, p.327 63 M. DE MUYNCK, De wet van 13 juni 2010 gewikt en gewogen, Gent, Larcier, 2011, p. 14 18

een andere meubelzaak waar ze wel op krediet kunnen kopen, doch zonder de lasten ervan te dragen. 64 58. Eensgezindheid over voorgaand voorbeeld is er niet in de Rechtsleer. VAN LANDEGHEM stelt dat dit wel een economisch voordeel omvat, maar noemt het geen overeengekomen voordeel. Hij stelt dat het leuk is voor de garagist dat hij meer verkoopt door het aanbieden van bepaalde financiering, maar als er geen vergoeding of economisch voordeel is overeengekomen met de kredietgever, speelt de Wet Consumentenkrediet niet. 65 Dit zou ervoor zorgen dat deze persoon, die toch wezenlijk heeft bijgedragen tot het sluiten van de kredietovereenkomst, niet als kredietbemiddelaar wordt aangemerkt. 59. Ik denk dat de eerste stelling de juiste is. Het is duidelijk dat de meeropbrengst van de verkoop, die er is doordat de verkoper kredietovereenkomsten kan aanbieden, een economisch voordeel is. Als de verkoper met de kredietgever een overeenkomst aangaat waarin hij akkoord gaat om bepaalde soorten kredietovereenkomsten aan te bieden als mogelijkheid bij de aankoop van bepaalde producten of diensten, dan is dit ook overeengekomen. Het feit dat hij door het aanbieden van kredietovereenkomsten meer zal kunnen verkopen of een voordeeltje heeft tegenover een concurrent, ligt sowieso impliciet inbegrepen in deze overeenkomst en is dus overeengekomen. 60. Met deze economische voorwaarde gaat de Belgische wetgever eigenlijk verder dan de Richtlijndefinitie. In deze 66 is er enkel sprake van geld of een andere overeengekomen financiële beloning. 61. De, bijzonder ruime, definitie van kredietbemiddelaar omvat, zoals we onder andere in artikel 62 WCK zien, verschillende ladingen: In artikel 62.1 WCK wordt de kredietagent gedefinieerd als elke kredietbemiddelaar die de bevoegdheid heeft kredietovereenkomsten te sluiten in naam en voor rekening van een kredietgever, en die uitsluitend in naam van die kredietgever tussenkomt voor de kredietvormen die toegepast worden door die kredietgever. De uitdrukking in naam en voor rekening, die de wetgever in de definitie gebruikt, verwijst naar een verhouding van lastgeving 67. De kredietbemiddelaar verbindt dus de lastgever en niet zichzelf. Het gebruik van het woord uitsluitend wijst op de exclusieve verbintenis tussen de 2 partijen. De agent mag voor de soorten kredietovereenkomsten die zijn lastgever zelf aanbiedt geen andere kredietgever vertegenwoordigen. Enkel wanneer de lastgever een bepaalde categorie van kredietovereenkomsten niet aanbiedt, mag de agent voor deze categorie van overeenkomsten voor een andere kredietgever bemiddelen. 68 Deze exclusieve verbintenis is ook één van de grootste verschillen met de hierna besproken kredietmakelaar. Het principe van de kredietagent wordt gedekt onder c) van artikel 1.3 WCK. 69. De kredietmakelaar wordt in de WCK omschreven als elke kredietbemiddelaar die gewoonlijk, hoofdzakelijk of bijkomenderwijze, bij het sluiten van een kredietovereenkomst bemiddelt in het raam van zijn handels- of beroepsactiviteiten. De kredietmakelaar bemiddelt bij het sluiten van 64 E. TERRYN en J. VANNEROM, De implicaties van de nieuwe Richtlijn consumentenkrediet voor het Belgisch recht in BLANPAIN, R., en TAS, R., Recht in beweging, Antwerpen, Maklu, 2009, p. 29: Je kan genieten van de voordelen van onze service, klanten zouden misschien opteren voor een andere meubelzaak waar ze wel op krediet kunnen kopen, doch zonder de lasten ervan te dragen. 65 K. VAN LANDEGHEM, De vernieuwde Wet op het Consumentenkrediet. Betere bescherming van de consument binnen een eengemaakte Europese markt?, T.Fin.R., 2 de aflevering, 2011, p. 20 66 Art. 3 f) Richtlijn 2008/48/EG, pb.l. 22 mei 2008, afl. 133, p. 73 67 Art. 1984 BW: Lastgeving of volmacht is een handeling, waarbij een persoon aan een ander de macht geeft om iets voor de lastgever en in zijn naam te doen. Het contract komt slechts tot stand door de aanneming van de lasthebber. 68 R. STEENNOT, Toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet, Financial Law Institute WP 2011-04, Universiteit Gent, p.6 69 namens de kredietgever met consumenten kredietovereenkomsten sluit. 19

kredietovereenkomsten aangeboden door één of meerdere kredietgevers. 70 Zoals hierboven werd vermeld, werkt de kredietmakelaar niet exclusief voor één kredietgever. Dit heeft als voordeel dat de makelaar voor zijn cliënt het best bij diens situatie passende krediet kan aanbieden. De makelaar heeft, in tegenstelling tot de kredietagent, geen vertegenwoordigingsbevoegdheid en hij kan geen overeenkomsten sluiten in naam en voor rekening van de kredietgever. Z n hoofdtaak bestaat erin om consument en kredietgever met elkaar in contact te brengen 71. Het principe van de kredietmakelaar wordt gedekt onder a) van artikel 1.3 WCK: aan consumenten kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt. 62. Om als kredietbemiddelaar gekwalificeerd te worden, moet er zelfs geen krediet worden aangeboden. Verkopers en dienstverleners die zelf geen krediet aanbieden, maar wel meewerken aan de totstandkoming van een kredietovereenkomst met een kredietgever, kunnen ook als kredietbemiddelaar worden beschouwd. 72 In dit geval is er sprake van kredietbemiddelaar in nevenactiviteit, een afzonderlijke regeling die op basis van artikel 11ter WCK 73 van heel wat informatieverplichtingen wordt vrijgesteld. 74 63. Een verschil met de oude WCK bestaat erin dat schuldbemiddelaars 75 niet meer onder de noemer van kredietbemiddelaar vallen, mits er in de nieuwe regeling enkel wordt gesproken over het voorstellen/aanbieden en het sluiten van de kredietovereenkomst. Onder het vroegere artikel 1.3 76 was er sprake van bijdrage aan het uitvoeren, waardoor de schuldbemiddelaar toen onder de kwalificatie van kredietbemiddelaar viel. Overeenkomstig artikel 67 van de WCK is er zelfs een verbod voor de kredietbemiddelaar om de functie van schuldbemiddelaar uit te oefenen. 77 2) Ratione Materiae 1 Algemeen 64. Het onderwerp van de WCK is natuurlijk de kredietovereenkomst. Artikel 1.4 definieert de kredietovereenkomst als elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een consument, in de vorm van uitstel van betaling, van een lening, of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling. Deze definitie is gelijklopend met diegene die gebruikt wordt in artikel 3.c van de Richtlijn: een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument krediet verleent of toezegt in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit, met uitzondering van overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening en doorlopende levering van dezelfde goederen, waarbij de consument, zolang de diensten c.q. goederen worden geleverd, de kosten daarvan in termijnen betaalt. De hierboven voornoemde uitzondering werd niet in de WCK definitie opgenomen, maar de bedoelde overeenkomsten worden in artikel 3 1 WCK toch van het toepassingsgebied uitgesloten. 78 70 Artikel 62.2 WCK, B.S., 1 juli 2010 71 R. STEENNOT, Toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet, Financial Law Institute WP 2011-04, Universiteit Gent, p. 6 72 Artikel 1.3 b) WCK, B.S., 1 juli 2010 73 De artikelen 11, 11bis en 15, eerste lid, zijn niet van toepassing op leveranciers van goederen of aanbieders van diensten die bij wijze van nevenactiviteit als kredietbemiddelaar optreden. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de verplichting van de kredietgever ervoor te zorgen dat de consument de in die artikelen bedoelde precontractuele informatie daadwerkelijk ontvangt. Oefent geen nevenactiviteit uit, de kredietbemiddelaar die tegelijkertijd een kredietovereenkomst en een betaalinstrument aanbiedt dat kan aangewend worden buiten zijn onderneming of een kredietovereenkomst aanbiedt die geheel of gedeeltelijk bestemd is voor de aankoop van goederen of diensten die niet door hem worden aangeboden 74 R. STEENNOT, Toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet, Financial Law Institute WP 2011-04, Universiteit Gent, p. 6 75 Artikel 1.13 WCK, B.S., 1 juli 2010: de schuldbemiddeling : de dienstverlening, met uitsluiting van het sluiten van een kredietovereenkomst, met het oog op het totstandbrengen van een regeling omtrent de wijze van betaling van de schuldenlast die geheel of ten dele uit een of meer kredietovereenkomsten voortvloeit. 76 Artikel 1.3 WCK, B.S., 9 juli 1991, err., B.S., 6 augustus 1991 77 M. DE MUYNCK, De wet van 13 juni 2010 gewikt en gewogen, Gent, Larcier, 2011, p.14 78 R. STEENNOT, Toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet, Financial Law Institute WP 2011-04, Universiteit Gent, p. 7 20