R.I.N.-RAPPOFO /r 5 1-] Z)0) Degrauwegansalsbroedvogelin Nederland. L.M.J, vanden Bergh. RIN-rapport 91/1

Vergelijkbare documenten
BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

R.I.N.-RAPPQRT/T~ iul VOORSTEL VOOR DE AFWERKING VAN DE GROEVE BELVEDERE ALSARCHEOLOGISCH-GEOLOGISCH MONUMENT. G.P. Gonggrijp.

De geschiedenis van de Grauwe Gans als Nederlandse broedvogel in de 20 e eeuw

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

thema 1 Nederland en het water topografie

Monitoring van Steenuilen in : een succes!

Bever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Herintroductie bever,

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht

HAK-AL 2009 nr. 5: IJsvogels tussen Lek en Linge in 2008 door Marcel Kok

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Wat bepaalt de groei van ganzenpopulaties?

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg

Rijksmonumenten - nabijheid

Ganzen in de Bommelerwaard. Brandganzen nabij Brakel

Contrastrijke ontwikkelingen bij overwinterende ganzen in Nederland in de afgelopen 10 jaar

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitvoering Wet op het financieel toezicht ( Wft ), De Nederlandsche Bank

Invasie van Witvleugelsterns in mei 2007

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis)

Meer dan 400 paar Zwarte sterns in Zuid- Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2014

NATUUR IN DE IJSSELDELTA

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

ZOMERGANZEN IN UTRECHT

Geringde Grauwe Ganzen in Limburg

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

Ganzen, Gasten Met Lasten! Voor de een schitterend, voor de andere een ware plaag

Bekendheid Overijsselse regio s

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede

Basisscholen in krimpgebieden in schooljaar 2017/2018

Maximale subsidiebedragen

Kwartelkoning beheer 2015 langs de Waal, Rijn en IJssel

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden.

Inleiding. Thuidium tamariscinum in Friesland. meldingen van Thuidium tamariscinum. Van. meldingen. Buxbaumiella 33 (

Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) III (2010) O.H. Brandsma

Kraanvogels in Nederland. Jan Schoppers

Bekendheid Overijsselse regio s

Topjaar soorten overig jarig riet

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Algemene weetjes over de Slechtvalk

Aantal gevonden legsels in 2008

Nederland voor Nieuwkomers

Nijverheidsstatistiek Struve en Bekaar

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Algemeen. Wat zijn we dit jaar van de Grutto. stijgen de aantallen in de Zuid-Spaanse enzuid-portugese rijstvelden.

Regionale arbeidsmarktanalyse primair onderwijs 2013

PO2502 SWV Oost Achterhoek ,74% PO2503 SWV Primair Passend Onderwijs ,55%

OPDRACHT NEDERLAND: EEN LICHT LAND IN DE WERELD

Inventarisatie verkiezingen tot 1 januari Herindelingsverkiezingen

5.2 Wilde eend (Anas platyrhynchos)

D C B F. Welke provincie ligt in het midden van het land? Utrecht of Drenthe? Utrecht

Overijssel FRYSLÂN DRENTHE FLEVO- LAND DUITSLAND. Zwolle GELDERLAND. Steenwijk* Giethoorn* Hardenberg* Kampen* Vecht* Ommen* Nijverdal* Almelo

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09

DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

kijk ook op Hierna volgend artikel is afkomstig uit:

De Steltkluut als broedvogel in Nederland in

2010). In de Zoetermeerse stadsparken. broeden Soepganzen vaak op. van Grauwe Ganzen. We onderzochten. of deze Soepganzen regelmatig contact

Terreingebruik van Dwergganzen en andere ganzensoorten op de pleisterplaats Abtskolk/De Putten

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Waarnemingen. AIC te Castricum

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

overvliegende vogels gezien, wat wijst op aankomst van vogels van elders. Het hoogste aantal bedroeg 5 ex >zw op 30 oktober.

Inhoud. Voedsel. Leefgebieden Visarend. Ruud Kampf. Bijna alleen vis: Broedpaar: 175 kg per gezin /seizoen

Onderzoek Vleermuizen en jaarrond beschermde nesten. Bos en voormalige tennisbaan. Mahlerlaan Amsterdam

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden

Provincie Friesland Postbus HM Leeuwarden

Mahlerlaan Amsterdam. Roofvogelonderzoek. Opdrachtgever: O.G.A. Tussentijdsverslag : 2 september 2015

Toxoplasmose bij de rode eekhoorn, een update

Dirk Symens Herman Jacobs

Bijlage 1 Spreiding en fluctuaties leerplichtige asielzoekers

1 Het gevaar van water

Natuur in de IJsseldelta

Fysische geografie van Nederland Landschappelijk Nederland de fysisch-geografische regio s

Enquête 'De Nieuwe Wildernis' van de Oostvaardersplassen. Inhoudsopgave. 1 Algemeen...1

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

6.1 Houtduif (Columba palumbus)

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Amsterdam, 14 januari 2019 P e r s b e r i c h t

Actuele verspreiding, trends en broedsucces van Steenuilen in Nederland

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) V (2012) O.H. Brandsma

Drenthe. Meldpunt Discriminatie Drenthe. Bezoekadres: Eemland 5b, 9405 KD Assen. Postadres: Postbus 954, 9400 A Assen. Tel.

Landelijke klapekstertelling winter 2010/2011

Bokjes in het Hart van Gelderland

Thema 4 Platteland. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 5

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016

Bijlage 2. Overzicht EG-Vogelrichtlijngebieden

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Bekendheid Overijsselse regio s. Rapportage meting 4 (december 2012)

Transcriptie:

Degrauwegansalsbroedvogelin Nederland L.M.J, vanden Bergh RIN-rapport 91/1 Rijksinstituut voor Natuurbeheer 5 1-] Z)0) RIJKSINSTITUUT.-CO:", :V'.7U, ;\:.:. ; VJFSTißINGT XEL Postbus CD, 1790 AB Den Burg 'Ï'BXRI, bbi'and Arnhem 1991 BIBLIOTHEEK RIJKSINSTITUUT VOOR NATUURBEHEER POSTBUS 3201 6800 HB ARNHEM-NEDERLAND R.I.N.-RAPPOFO /r

INHOUD VOORWOORD 5 1 INLEIDING 6 2 VERSPREIDINGSGEBIED 6 3 BIOTOOP, NESTBOUWENBROEDPROCES 7 4 TREKENOVERWINTERING 8 5 HET VOORKOMENALSBROEDVOGELIN NEDERLAND 8 5.1 Periodevóór1950 8 5.2 Periode1951-1975 10 5.3 Periode1976-1988 13 5.4 Periode1989-1990 18 6 SAMENVATTINGENCONCLUSIES 25 DANKWOORD 27 LITERATUUR 28 SUMMARY 30

- 5 - VOORWOORD Gedurendedelaatstedecenniaheeftdegrauweganszichinonsland ontwikkeldvaneenzeldzameof misschien welvoormaligebroedvogeltot een vrijalgemeneverschijning indelagedelen vanonsland.de huidigebroedvogelbevolking isontstaanalsgevolg vanspontane vestigingenen herintroductie.plaatselijkheeftdetoegenomen broedvogelstand geleidtot problemenindelandbouw.omtegemoette komenaande behoefte bij beleids-en beheersinstanties aaninformatie opdit punt, wordtinditrapportnaderingegaanopde huidige verspreidingenaantallen,alsmedeopdeaantalsontwikkeling in deze eeuw. Dedirectie

INLEIDING Degrauwegans (Anser anser) isdeenigeganzesoortdietotonze oorspronkelijkebroedvogelbevolkingmagwordengerekend.indeloop vandetwintigsteeeuw wasdestatus vandezesoortinonslandechter nogaleensaan veranderingenonderhevig.gedurendebepaaldeperioden kwamener hierzelfswellichtin hetgeheelgeengrauweganzenmeer tot broeden.dat waserdeoorzaak vandatinde jaren vijftigtot zeventigopdiverseplaatsengekortwiekteengeleewiektevogelswerden uitgezet,teneindeopdie wijzeweernieuwebroedpopulaties opte bouwen.helaaswerdhetverloopvandezeherintroductieprojecten niet altijdevennauwkeuriggevolgden vastgelegd,watmede werd veroorzaaktdoordeonoverzichtelijke structuur vandeterreinendie als vestigingsplaatswerden uitgekozen. Sindsde jarenzestig heeftdegrauwegansweervastevoetgekregen als broedvogel in Nederlanden vooralindelaatstetien jareniser sprakevaneensterkinaantaltoenemendepopulatie.omdatergrote behoeftebestaataaninformatieoverdeontwikkelingvande Nederlandsebroedpopulatieende huidigeverspreidingen aantallen, werdenin1990pogingenondernomenomzoveelmogelijkgegevensover broedendegrauweganzente verzamelen.hetresultaat iseenlandelijk overzicht,datzekeropeenaantalpuntenonvolledig is, maardateen aanzetkan vormenvooreenopdesoortgerichte inventarisatie inde komendejaren.tevenskunnendezegegevensals basisdienen bij analysesoverdeontwikkelingeninde populatie vandegrauwegansin detoekomst. 2 VERSPREIDINGSGEBIED Grauweganzen broedenzowelineuropaalsin Azië.Bijonskomtde nominaatvorm A. a. anser voor,terwijlin Midden-enOost-Europaenin Azië A. a. rubrirostris broedt. Hetverspreidingsgebiedvandesoort strektzich uittussendejuli-isotherm van10 CopIJslandendie van 32 Cin Azië (Voous 1960). InEuropawas hetverspreidingspatroon langetijdzeerverbrokkelden beperktezichgrotendeelstot

uitgestrekte en moeilijk toegankelijkemoerasterreinenin Fenno- Scandinavië, Rusland,deBaltischeStaten,Polen, hetoosten van debrd (hetgebied vande voormaligeddr) en plaatselijkin Midden-Europa.Ditverbrokkeldevoorkomenwasvermoedelijkeengevolg vandesterkevervolgingdoorde mens. Vanafde jarenzestigiser sprake vaneen kenteringen heeftdesoortzichin veelgebiedenop eenspectaculairewijzewetente herstellen,aldan nietmetbehulp vande mens.naasteensterkepopulatiegroei infenno- Scandinavië, Polenen hetoosten vandebrdontstondenin vrijwelalleeuropese landengroteof kleinerebroedpopulaties.thansvindenwijgrauwe ganzenals broedvogelin nagenoegalleeuropeselanden,zelfszijn al broedgevallengemelduit hetzuiden vanspanje. Ookin Noord-Afrika (Tunesië) heeftdesoortreedsgebroed (T. Gaultier). 3 BIOTOOP,NESTBOUW ENBROEDPROCES Het broedgebied vandegrauwegansis vooralgesitueerdin laaglandmoerassenmeteen weelderigebegroeiing vanriet (Phragmites communis) indenabijheid vangraslanden.desoortkomtnietalleenin uitgestrekterietmoerassen voor, maarookin kleineremoerasterreinen. Metnamelanggerekte,smallerietzomenlangskreken,stroomgeulenen kleinerivierenkunnendoor veelparen worden bewoond,zekerwanneer dezeterreinengrenzenaancultuurlanddatalsvoedselgebiedkan worden benut. Hetnestwordtgebouwdopeenhooprietstengelsofeen andereverhogingte midden van moerasvegetaties.hoewelereen voorkeuris voornestplaatsenopeilandjesofanderevoorpredatoren moeilijkbereikbarelocaties, vinden wijtegenwoordigooknestelende grauweganzenin drogeengemakkelijkbegaanbarerietstroken, broekbosjes enzelfsin graslanden. Debroedvogelskeren vanaf hetmidden vanfebruari in het broedgebied terug.bijzachtweerkunnenal vanafhetmidden vanmaart legselswordengevonden. Hetlegsel bestaatuit4-9 (somszelfsnog meer) eieren,diegedurende28-29dagendoorhetwijfjeworden bebroed.hetmannetjestaattijdens het broedproces indenabijheid van hetnestop wacht.ingroterietmoerassenontstaandoorgrazen en plattreden vande vegetatierond hetnestals het warekleineopen

'eilandjes', waardoor broedende paren uit de lucht goed te herkennen en te tellen zijn. Jonge grauwe ganzen blijven gedurende de eerste winter bij hun ouders. In hun vierde levensjaar zijn zij geslachtsrijp en kunnen dan aan het broedproces deelnemen. Tot die tijd zijn zij vaak groepsgewijs in het broedgebied aanwezig of vormen zij 'schijnparen'. Dit fenomeen kan het vaststellen van de omvang van de broedpopulatie ernstig bemoeilijken. 4 TREK EN OVERWINTERING De grauwe gans is een trekvogel,die in het algemeen ten zuiden van het broedgebied de winter doorbrengt. Het belangrijkste winterkwartier van de Noord- en Westeuropese grauwe ganzen ligt in Spanje (Coto de Donana). Kleinere aantallen trekken tot aan Marokko, Algerije en Tunesië toe.de laatste jaren overwinteren steeds meer grauwe ganzen in of inde directe nabijheid van bepaalde broedgebieden. Deze ontwikkeling staat mogelijk mede in verband met de herintroductieprojecten waarbij ook geleewiekte, en dus tot Standvogel getransformeerde vogels zijn uitgezet. 5 HET VOORKOMEN ALS BROEDVOGEL IN NEDERLAND Op basis van literatuurgegevens, recente meldingen van waarnemers en organisaties, en van eigen gegevens is het volgende overzicht samengesteld. 5.1 Periode vóór 1950 Hoewel de grauwe gans vroeger inons land ongetwij feld overal broedde waar geschikte terreinen aanwezig waren, zijn uit de negentiende eeuw slechts broedplaatsen in Friesland en Groningen bekend. In laatstgenoemde provincie broedde de soort vóór 1873 bij het Foxholstermeer en het Zuidlaardermeer (Smit 1979). Albarda (1897)

meldt het broeden sedert 1819 in een kleine kolonie inde Kraanlanden en Boornbergumer Petten bij Drachten en inde Oude Venen bij Eernewoude en Oudega. Hij noemt activiteiten als inpoldering en huizenbouw als oorzaak voor de inkrimping van het broedareaal en de verschuiving van de broedplaatsen. Volgens Snouckaert van Schauburg (1908) bestond de broedkolonie bij Eernewoude 'sedert een paar jaar niet meer', waarna hij concludeert dat 'geenenkele ganssoort broedt in Nederland'. Hij baseerde dit naar alle waarschijnlijkheid op de mededeling dat het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie (thans Nationaal Natuurhistorisch Museum) te Leiden in 1904 het laatste ei uit de omgeving van Oudega ontving (Smit 1976). Dat de conclusie van Snouckaert van Schauburg (1908) voorbarig is geweest, wordt door dezelfde auteur in 1918 aangegeven, wanneer hij gewag maakt van de vondst van een nest bij Eernewoude 'enige jaren geleden'. Bovendien werd omstreeks 1919 een nest met twee eieren gevonden op ongeveer een kilometer ten noorden van Eernewoude (Smit 1976). Deze gegevens duiden erop dat de mening van Eykman et al. (1941)dat de grauwe gans voor het laatst in 1907 bij Eernewoude broedde, niet in overeenstemming met de feiten is. Een andere Friese broedplaats waren de polders bij Nijelamer. Buisman & Van Oordt (1939) vermelden hier expliciet de Boelstra's Polder als gebied waar tot en met 1909 het broeden van de grauwe gans is vastgesteld. Onderzoek ten behoeve van het boek 'Vogels in Friesland' bracht aan het licht dat de soort daar wellicht nog tot omstreeks 1914 heeft gebroed (Smit 1976). Het belangrijkste broedgebied werd gevormd door het Brandemeer, waar ongeveer vijf paren nestelden. Enkele paren bewoonden de omgeving van Oldelamer. Ook aan de westzijde van de Tjonger was de grauwe gans in het begin van deze eeuw broedvogel. De vogels werden daar aangetroffen in het petgatengebied van de zuidelijke Groote Sint Johannesgaaster Veenpolder. Deze broedplaats is tussen 1913 en 1919 door de ganzen verlaten. Er was nog een derde broedgebied in Friesland, namelijk het gebied van het Bergumermeer en de Leij en. De soort broedde daar in ieder geval al rond de eeuwwisseling en bijeengesprokkelde informatie maakt aannemelijk dat er tot omstreeks 1920 (vrijwel) jaarlijks indit gebied enkele paren aanwezig waren. Omstreeks 1935 werden daar wederom twee nesten van grauwe ganzen gevonden (Smit 1976). Het is dus niet uitgesloten

10 datdesoortzichinenkeleparenalsbroedvogelnoglangetijdheeft kunnenhandhaven,mogelijkzelfstotindetweedewereldoorlog. In1932 werdhetbroedenopdebeerbijrozenburg gesuggereerd (VogelwerkgroepAvifaunaWest-Nederland 1981).Vervolgens iserenige tijdnietsoverbroedendegrauweganzen vernomen,maar in hetvoorjaar van1948 werdenopdesteilebank voordefriesekustbijsondeltwee jonge vogelsaangetroffen.dezevogelswarenvermoedelijkafkomstig uitdenoordoostpolder,dietoennoggrotendeelseenrietmoeras was. Uitde jaren1948-1950zijn verschillende aanwijzingen verkregenover het broeden vangrauweganzenindenognietincultuurgebrachte delen vandenoordoostpolder.een overzicht vanalle bekende broedplaatsenin Nederlandgedurendedeeerste helft vandezeeeuwis weergegeveninfiguur1. 5.2 Periode1951-1975 Het nieuwontstanebroedgebiedindenoordoostpolderwastengevolge van hetincultuur brengen vandelanderijeneen kortleven beschoren. Na het voorjaar van1950 werdener uitdezepolderdanookgeen broedgevallenmeergemeld.mogelijkzijnenige paren uitde NoordoostpolderuitgewekennaarhetaangrenzendeZwarte Meer,waar het broeden werdvastgesteld in1951en1952. Maarook hierkreegdesoort geen vaste voetaandegrond. In het begin vandejarenzestigwerdbegonnenmeteenprojectdat beoogdeomdegrauwegansweeralsbroedvogel in Nederlandte herintroduceren.hiertoewerdenin1962-1963 intotaal33gekortwiekte ganzengeplaatstin hetstaatsnatuurreservaat derottigemeenthe inde gemeenteweststellingwerf.hetgingdaarbijvoornamelijkom vogelsdie opgekweektwarenuitin1961en1962oplollandindenemarken verzameldeeieren, maarer wasookeen vogelafkomstiguit het Wildbiologisch StationKale (Denemarken);vierjongeganzen warendoor Nederlandseganzenvangersbemachtigd,terwijléénjongevogelwas komenaanvliegen (Smit1976). Aanvankelijkbevondendeganzenzichin eenafgegaasdterrein, maardaarkwamenzijniettot broeden.daarom kregendeovergebleven25 vogelsindezomer van1964,toenzijweer konden vliegen,de vrijheid.zij blevengedurendedewinter1964/1965 in hetgebiedaanwezig.in hetvoorjaarvan1965werdenerinde Rottige Meenthevierparengrauweganzen vastgesteld,waarvaner één metsuccestot broedenkwam.ookgedurendehetgrootstedeel vande

-11 Figuur1.Broedplaatsen vandegrauwegansin1900-1950. Locations of breeding sites of Greylag Geese during 1900-1950.

12 - winter1965/1966blevendeganzenin het broedgebiedaanwezig.na half januaritrokkenzijonderinvloed vandekoude weg, maarkeerdenkorte tijdlatertoch weerinderottigemeentheterug.deeerstewinterna het geslaagdebroedgevalstonddekersversepopulatiegrauweganzenelders onderdruk van jagers. Vijf vogels werdenindeloop vande winter buitgemaakt in BelgiëenSpanje.Dekritiekeperiode, waarinwelverlies aan broedparenkon plaatsvinden,maardepopulatienognietkon worden aangevulddoorter plaatsegeboreneninmiddelsgeslachtsrijpgeworden vogels,zou nogtot1968 duren. Ondanksdeze verliezen warenerin hetvoorjaarvan1966maarliefst vijfsuccesvollebroedparenin de RottigeMeentheengedurendeenigejaren zoudatzoongeveerdepopulatieomvang blijven.pasna1969vondeen verderegroei van hetaantalbroedparenplaats (tabel 1). Vanaf1977 werdgetrachtdepopulatieintetomen,teneindeschadeaan hetgraslandte beperken.in1980 verscheende vosin hetgebieden decimeerdedepopulatie.thans wordtde vosinditgebiedbejaagd (J.J. Smit). De pogingenomdegrauwegansop kunstmatigewijzete herintroduceren bleven niet beperkttotderottigemeenthe. Alin1955 werdengrauwe ganzen behorendtotdeondersoort rubrirostris, die nietin West-Europa thuishoort, uitgezetin HetZwinevenoverde Nederlands-Belgischegrens bij westelijkzeeuws-vlaanderen.vanuitdatgebiedvondnadienkolonisatie plaats vangeschiktebiotopeneldersin Zeeuws-Vlaanderen.Dezeondersoort werdookuitgezetopgoeree,indebrabantsebiesboschenoptexel (Smit 1979),maar hetis nietduidelijkofditinallegevallentot blijvende vestigingenleidde.in1960nesteldeereen paartjeopdeplaat van ScheelhoekbijStellendam.Hetlegseigingechtertengevolge van hoge vloed verloren (Rooth 1961). InFrieslandwerdenookin hetreservaatdeoude Venen bijeernewoude grauweganzen uitgezet.dit waren uitdenemarkenafkomstigejonge vogels, diein1969geleewiektwerdeningegaasd.zijkondendusnimmer meer vliegen.broedgevallen bleven uittot1972, toeneenontsnaptpaartjeeen legsel produceerde,datechter werd verstoord.binnendeafrastering kwamendeganzenniettot broeden.daaromwerdenzijin1973naareen rustiggedeelte van hetgebiedovergebracht,kortetijd wederomingegaasd omdaarnade vrijheidte krijgen. Vandezesaldusuitgezettevogelskwam indatzelfdejaareen paarmetsuccestot broeden.in1974en1975 broeddenertweeparen metsuccesin DeOude Venen.In1970zijnin De

-13 Tabel1. Aantalsuccesvollebroedparen vandegrauwegansinderottige Meentheenin nabijgelegenterreinen (Smit1976en pers. med.). Numbers of successful breeding pairs of Greylag Geese in the Rottige Meenthe and in adjacent areas (Smit 1976 and pers. comm.). Jaar Year 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 Aantal Numbers broedparen ; of breeding pairs 1 5 5 4 5 8 10 10-11 15 Jaar Aantalbroedparen Year Numbers of breeding pairs 1974 18 1975 18 1976 22 1977 41 1978 51 1980 70 1981 7 1982 7 Oude Venendooreenganzenvanger tweegeleewiektejongegrauweganzen losgelatendiedaarin1974-1975tot broedenzijngekomen (Smit1976). Hetisaannemelijkdateralin het begin vande jarenzestiginde uitgestrekterietmoerassenindepolderoostelijkflevolandgrauweganzen tot broeden kwamen. Metzekerheid werdditechterslechtsin1963 vastgesteld (Smit1979).Vanaf1970isdegrauwegansbroedvogel inde polderzuidelijkflevoland,waarindeoostvaardersplassenen Lepelaarsplassenideale mogelijkheden voordezesoortontstonden (Dubbeldam 1978). In hoeverredezegebieden werdengekoloniseerddoor nakomelingen vanganzen uitherintroductieprojecten,dan weldoorechte wilde vogels,is helaasniet meer vasttestellen. Welis bekenddatin dejarenzeventiginfrieslandookeen broedendevogelwerdaangetroffen dietijdensderuiin Noorwegen wasgeringd (J.J.Smit).Vermenging van de uitgezetteganzen met wilde vogels vondduskennelijkalineen vroeg stadiumplaats.figuur 2geefteenoverzicht vanverspreidingen herintroductieplaatsen indeze periode. 5.3 Periode 1976-1988 Overdeontwikkeling vande populatiesindefriesegebieden, waarde soortdoorherintroductieweerbroedvogelwerd,zijnuitdetweedehelft vande jarenzeventigweiniggegevensvoorhanden.in1977teldede populatie inderottige Meentheal 41 broedparenenenkelehonderden niet-broedendevogels (Smit1979).OokinDeOude Venen warentoenzeker

- 14 spontane vestigingsplaats (spontaneous population * uitgezette populatie (re-introduced population) (^ Figuur2. Broedplaatsen van de grauwegansin 1951-1975. Locations of breeding sites of Greylag Geese during 1951-1975.

15 - enkeletientallenbroedparenaanwezig.anderegebiedeninfrieslanddie doorgrauweganzen werdengekoloniseerd,zijnde VeenpolderDeDeelen bij Oldeboorn endeoeverlanden van hetsneekermeer (eigen gegevens). Plaatselijkwassprake vanzoveeloverlast, vooraldoordesoms omvangrijkegroepenniet-broedendevogels,datdoor hetschudden van eieren werdgepoogdomdegroei vandepopulatieafteremmen (Staatsbosbeheer). Wellichtisde vestiging vangrauweganzenin de moerasgebiedenin Noordwest-Overijsselgedurendedejarenzeventigtoete schrijvenaan vogels vandepopulatieuitderottige Meenthe. Indeloop vande jarenzeventigvondentevensspontanevestigingen vandegrauwegansplaatsaandedollard (Boekemaet al. 1983)enin Het Hol bijkortenhoef (Jonkerset al. 1987). Ineerstgenoemdgebied bleef het bijeenincidentelevestigingin1977,maarin het Utrechts-Hollandse veenplassengebied ontstondeen kleinepopulatie,dieomstreeks1986 was gegroeidtotenkeletientallen paren (Jonkerset al. 1987). In1984 werd heteerstebroedgevalgemelduit hetzwanenwater;in1988 broeddentwee parenin het Waterland (Ruitenbeek et al. 1990). Zeer voorspoedigverliep deontwikkeling vandepopulatiegrauweganzenindepolderzuidelijk Flevoland.Nadatin1970daarvoor heteerst het broeden wasvastgesteld, blekenerin1977altientallenen wellichtzelfsomstreeks100 paren aanwezigtezijn (Smit1979). In hetzelfdejaarschattesmit (1979) het totaleaantal broedparenin Nederlandop 'ten minste100doch waarschijnlijkongeveer 150'. Alseropdat momentinderdaadreeds100 parenin ZuidelijkFlevolandhebbengebroed,is hetzeeraannemelijkdat ertoeninonslandten minste200 broedparengrauweganzenaanwezig waren, wellichtzelfsnogenkeletientallen meer. Depopulatie inflevolandheeftzich nadiennogaanzienlijk uitgebreid,ende velesuccesvolleparenzorgden vooreen uitstralingseffect,datleiddetotde vestigingvandesoortin veel geschiktebroedbiotopeninonsland. Maarnietalle vestigingenkwamenopeenspontanewijzetotstand.zo broeddeerin1977een paartjehalftammegrauweganzenindeooypolder bijnijmegen.dejongen werdennietgeleewiekt.ookin1978en1979kwam dit paar metsuccestot broeden.in1980 warenertweeofdrie parenin datgebied,in1981 drie,in1982 vier,in1983tweeenin1984 zeven. Inmiddelsverbleefergedurendehetgehelejaaraleengroep van tientallenniet-broedendegrauweganzenindeooypolder (Brouweret al. 1985).Na1984 namdepopulatieomvang in hetgebiedexplosieftoe, wat

-16 erin resulteerde dat er In 1988 omstreeks 150 territoria gelokaliseerd konden worden. In dat jaar brachten ten minste 41 paren jongen groot (Bekhuis et al. 1990). Ook hier viel een uitstralingseffect van de succesvolle populatie naar de omgeving waar te nemen. In de loop van de jaren tachtig vestigden grauwe ganzen zich in gebieden als Bemmelsche-, Gendtsche- en Ooyrijksche Waarden, de Gendtsche Polder, de Lobberdensche Waard en in het Oude Rijnstrangengebied, terwijl er ook elders langs de Grote Rivieren broedpopulaties ontstonden, zoals inde Kil van Hurwenen, Het Munnikenland bij Brakel en langs de Maas in Midden-Limburg. In Zuidwest-Nederland ontwikkelde zich vooral in het Haringvlietgebied een flinke populatie, waarbij de Scheelhoek bij Stellendam en de rietgorzen van Tiengemeten en de Korendijksche en Beninger Slikken al spoedig enkele tientallen paren grauwe ganzen herbergden. Ook vestigden zij zich op de Bommelsche Gorzen (Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland 1981). Kleinere populaties ontstonden inde minder uitgestrekte moerasterreinen van Zeeuws-Vlaanderen. Van de aanvankelijk hier uitgezette ondersoort rubrirostris werden geleidelijk aan steeds minder vogels gezien, waarschijnlijk ten gevolge van grootscheepse vermenging met vogels van de nominaatvorm ans er. Ook inde andere gebieden waar grauwe ganzen werden uitgezet, ontwikkelden zich in deze periode broedpopulaties van wilde vogels. In de Brabantse Biesbosch waren er omstreeks 1988 tien broedparen, terwijl op Texel een populatie van zeker 20 paren aanwezig was (SOVON). Aldus kende Nederland omstreeks 1987 al een flinke aantal broedplaatsen, vaak met tientallen of zelfs tot meer dan 100 paren per locatie. De schatting van 200-300 paren voor geheel Nederland (SOVON 1987) is dan ook waarschijnlijk aan de lage kant. De grauwe gans is echter een zeer moeilijk te inventariseren soort, wat mede wordt veroorzaakt door het grote aantal niet-broedende vogels dat zich inde broedterreinen pleegt op te houden. Bovendien is slechts een deel van de broedende paren succesvol en kunnen er onder invloed van verstoring al vroeg in het voorjaar verschuivingen van paren optreden. Vooral in dicht bezette gebieden kan dat tot foutieve tellingen leiden. Figuur 3geeft de verspreiding en maximale populatieomvang per broedlocatie gedurende de periode 1976-1988 weer.

- 17 Aantal broedparen (^ (Numbers of breeding pairs 1 2-10 11-20 21-40 41-80 Figuur3.Broedplaatsen vandegrauwegansin1976-1988. Locations of breeding sites of Greylag Geese during 1976-1988.

-18 5.4 Periode1989-1990 Teneindeinzichtte verkrijgeninde huidigeverspreidingende aantallengrauweganzendiein Nederlandals broedvogelaanwezigzijn, werdeninde herfst van1990zoveelmogelijkpersonenenorganisaties benaderdvan wiemocht wordenaangenomendatzijoverrecenteinformatie zouden beschikken.hetvolgendeoverzichtisgebaseerdopdealdus verkregengegevens. Het kanechtergeenaanspraakmakenopvolledigheid. Uitdegegevensblijktdatonslandthansenkeleonmiskenbare concentratiegebiedenkent, waardegrauweganszich heeftontwikkeldtot eentalrijkebroedvogel. Hetsurplusaan jongevogelsdatindeze concentratiegebieden isopgegroeid, waaiertuitovervrijwelalle geschiktebroedterreineninde wijdeomgeving,zodatdesoortinsteeds meermoerasgebiedenalsbroedvogelverschijnt.voor1989mag worden aangenomendatdenederlandsebroedpopulatieuitten minste980-1000 paren bestond (fig. 4). In1990 werden blijkensdeontvangeninformatie 1050-1100 parengelokaliseerd (fig. 5). Daarbijmoetwordenopgemerktdat het beeld voorfrieslandzeeronvolledig is. Volgensopgavezoudenzij daarslechtsinde VeenpolderDeDeelen (100 paren)eninderottige Meenthe (40 paren) aanwezigzijn (A. Smit), maarvermoedelijkkomenook inanderemoerasterreinenindezeprovinciebroedendegrauweganzen voor. Ditgeldtzeker voorgebiedenalsdeoude Venenende Lindevallei. Ookintal vangeschiktebroedhabitats in plassen-en moerasgebiedenin Overijssel, UtrechtenNoord- enzuid-hollandbroeden beslistmeergrauwe ganzendan bekendisgeworden.degrootstebroedpopulatieskomenthans voor indeoostvaardersplassenen Lepelaarsplassen,enin hetgebiedvan degeldersepoort (Ooypolder, Millingerwaard,BemmelscheenGendtsche Uiterwaarden,LobberdenscheWaard,Bijlandsche WaardendeOude Rijnstrangen). DeconcentratiegebiedeninFlevolandenlangsdeGroteRivieren herbergenthansongeveerde helft vanallein Nederlandbroedendegrauwe ganzen.anderebroedplaatsenwaarzichgroteaantallen paren concentreren,zijnde VeenpolderDeDeelen (Fr.) met100 paren, het Haringvlietgebiedmet50-100 parenen het Utrechts-Hollandse veenplassengebied,waarblijkensopgavein1990tientallentotongeveer 100 parenaanwezig waren (SOVON).Indeanderebroedgebiedenvarieertde populatieomvangvaneenofenkeletotenkeletientallen paren. Onderstaandoverzichtgeefteen beeld vande huidigekennisomtrent verspreidingenaantallenper provincie.

19 - Aantal broedparen (^ (Numbers of breeding pairs) 1 2-10 11-20 21-40 41-80 81-120 >120 Figuur4.Broedplaatsenvandegrauwegansin1989. Locations of breeding sites of Greylag Geese in 1989.

20 - Groningen In de provincie Groningen broeden momenteel voor zover bekend geen grauwe ganzen (B. Voslamber). Het enige bekende broedgeval vond plaats in 1977 inde Dollard (Boekema et al. 1983). Ook in het Lauwersmeergebied is de grauwe gans nog niet als broedvogel vastgesteld. Geruchten over broedgevallen van de soort indat gebied hadden betrekking op tamme of verwilderde boerderij ganzen (M. Zijlstra). Naast Lauwersmeer en Dollard, die zich zeker lenen voor een vestiging van de soort als broedvogel op korte termijn, komen indeze provincie ook gebieden als Leekstermeer, Zuidlaardermeer, Foxholstermeer, Hondshalstermeer en Schildmeer als potentiële broedplaatsen in aanmerking. Friesland Er zijn slechts opgaven van 100 broedparen in Veenpolder De Deelen en 40 paren in de Rottige Meenthe (A. Smit). Waarschijnlijk broeden er ook in diverse andere Friese moerasterreinen grauwe ganzen. Extra aandacht voor de verspreiding en aantallen van de soort in Friesland is gewenst. Drenthe Voor zover bekend heeft de grauwe gans tot op heden nog niet in de provincie Drenthe gebroed (S0V0N). Overijssel Vanuit het broedgebied inde Rottige Meenthe heeft de grauwe gans zich gevestigd in de Weerribben, waar de populatie in 1989 en 1990 12-15 paren bedroeg (SOVON, A.A. Dijkstra). Er zijn geen gegevens over het voorkomen als broedvogel in het gebied van De Wieden, maar gezien de geschiktheid van het biotoop mag worden aangenomen dat ook daar thans reeds grauwe ganzen broeden. Aan dit gebied moet inde naaste toekomst speciale aandacht geschonken worden. Voor het Zwarte Meer worden voor 1989 (SOVON) en 1990 (A.A. Dijkstra) zeven broedparen opgegeven, terwijl in het Vossemeer in 1990 één paar tot broeden kwam (A.A. Dijkstra). Broedgevallen uit het Vollenhovermeer en het Kadoeler Meer, waar voor de soort geschikte rietvegetaties aanwezig zijn, werden nog niet gemeld. Wel zagj. Philippona op 3 mei 1989 een paar ten oosten van Blokzijl. Het IJsseldal tussen Zwolle en Deventer is sinds kort een broedgebied van grauwe ganzen. Zij komen hier alleen op de oostelijke oever van de rivier voor in de Duursche Waarden (1989 drie paren, SOVON; 1990 twee paren, A.A. Dijkstra, W.G. Gerritse) en inde Hengforderwaarden (1989 drie paren, SOVON; 1990 twee paren, A.A. Dijkstra, W.G. Gerritse). Vooral het IJsseldal tussen Zwolle en het

21 Aantal broedparen C^ (Numbers of breeding pairs) 1 2-10 11-20 21-40 W 41-80 81-120 >120 Figuur5.Broedplaatsen vandegrauwegansin1990. Locations of breeding sites of Greylag Geese in 1990.

22 - Keteldiepkomtinaanmerkingvooreen verdereuitbreidingvandesoort. In1990 werdeen broedpaargemelduit hethaaksbergerveen intwente (SOVON). Gelderland De belangrijkstebroedpopulatie indeprovinciegelderland komt voorin hetgebied vandegeldersepoorttussen Nijmegenen Spijk-Lobith.VoorhetcomplexOoypolder, Millingerwaard, Bemmelsche-, GendtscheenOoyrijkscheWaarden,GendtschePolder,LobberdenscheWaard enouderijnstrangen werdenin1989ten minste275 broedparenvastgesteld (Bekhuis et al. 1990).In1990 bedroegde populatiein hetgebied vande GeldersePoortnaarschatting265 paren (SOVON,eigengegevens). Ookelderslangsde Waal broedengrauweganzen.indegemeentedruten zijnertwee broedplaatsen:deafferdensche-endeestschewaarden met voor1989en1990respectievelijkvijftotzevenenzesbroedparenende DrutenscheWaarden metrespectievelijkeentottweeendrie broedparen. Een watgroterepopulatieisontstaaninde Kil van Hurwenen, waarvoor beidejarenrespectievelijk tientot15enten minste15parenals broedvogelzijn vastgesteld. In Het Munnikenland bijbrakel werdenin 1989 vijftottienenin1990ten minste12 broedparengeteld. Verder warenerin1990 vermoedelijkeentottwee broedparenindecrobsche Waard bijhaaften.langs Rijnen Lek benedenstroomsvanloo-angerenzijn noggeen broedendegrauweganzengemeld, maarwel bestaathetvermoeden dateropdiverseplaatsenin hetgeldersedeel van hetijsseldalwordt gebroed.mogelijkbroedendegrauweganzen werdenin hetvoorjaarvan1990 gezienindekoppenwaardbijlathum (A.J.M. Smits),aandeLammeIJssel bijellecom (R. van Thiel) en bijde Nijenbeekte Voorst (T.A. Renssen). Aande Maas waserin1990een broedgevalindegoudenhambijappeltern (eigen waarneming).opdieplaatswaseerderalin1984een broedgeval vastgesteld (P. Brouwer). Utrecht In de provincieutrechtlijkt het voorkomenalsbroedvogel beperktte zijntotenkele plaatsenin hetveenplassengebied.bekendzijn tweebroedgevallenin1989eneen broedgeval in1990indetienhovense Plassen (G. vandijk) entwee broedgevallenindeloosdrechtseplassenin 1990 (SOVON).Bijde VinkeveenschePlassenendeBotshol, waarvolgens opgave vansovonin1989tweeparenzijn vastgesteld,komenvermoedelijk ten minstetien paren voor.specialeaandacht voordezegebiedenis wenselijk,omdatervermoedelijkveelmeerparen voorkomendan bekend is.

23 - Flevoland InFlevolandzijntweebelangrijkebroedgebieden.Inde Oostvaardersplassenwerdenin1989-1990respectievelijk 350en280 paren vastgesteldbijtellingenuitdelucht. Voorbeidejarenteldede populatievandelepelaarsplassenrespectievelijk45en40paren (M. Zijlstra). Noord-Holland DegrauwegansbroedtindezeprovinciethansopTexel,in hetzwanenwater,in het Waterland,in het Naardermeereninde Ankeveensche Plassen.DeTexelsebroedpopulatiebedroeg in1989en1990 omstreeks 30 paar (Ruitenbeek et al. 1990,D.Tanger). In1990broedde eenpaaraan hetamstelmeer (SOVON). In hetzwanenwaterendirecte omgevingwarenerin198913enin199020-25paren (SOVON); enkeleparen bewonendepettemerduinenendeputten bijdehondsbosschezeewering.de eerstemeldinguit hetwaterlanddateert van1988,toenertwee broedgevallen werdenvastgesteld.in1989 warenerindatgebiedalzeven paren (Ruitenbeek et al. 1990),in1990ten minste12 paren (SOVON). Sinds1980komtdegrauwegansvooralsbroedvogel in het Naardermeer, waarin1989en199031-40 parenaanwezigwaren (Ruitenbeek et al. 1990, D.Tanger). In hetnabijgelegengebied vande AnkeveenschePlassen waren in1989viertotzesparenaanwezig (Ruitenbeek et al. 1990);in1990 werdentweeparenopgegeven (SOVON).Aan heteemmeerbijdestichtsebrug isenkelejarengeledeneenincidenteelbroedgevalgeconstateerd (D.A. Jonkers). Zuid-Holland Inde moerasgebiedenvandenieuwkoopsche Plassenisde grauwegansbroedvogelinonbekendaantal. Vermoedelijkwarenerin1990 inditgebiedenkeletientallen broedparen (SOVON).Beterzijn wij geïnformeerdoverde verspreidingen populatieomvangin hetnoordelijke deel van hetdeltagebied.hoewel1989slechtsvijfbroedparenvoorhet HollandsenDiep-Haringvlietgebiedopleverde (SOVON),wijzendegegevens uit1990 (C.M.Lok,G.L.Ouweneel,SOVON)opeen populatievan50tot100 paren.hetmeestbetrouwbarebeeldgeven vermoedelijkdeaantalsopgaven vang.l.ouweneel:hollandschdiepzeven paren,haringvlietoever Hoeksche-Waardtweeparen,HaringvlietoeverOverflakkee twee paren, BommelscheGorzentien paren,ezelsgorsdrieparen, Tiengemeten vijf parenenscheelhoek13paren.ook warenerenkelebroedparenopde Beninger SlikkenendeKorendijkscheSlikken.

24 Zeeland BlijkensdeontvangeninformatiekomtdegrauwegansinZeeland alleeninzeeuws-vlaanderenalsbroedvogel voor.de vogelsnestelendaar voorallangs krekenen kreekrestanten.in1989en1990 warener respectievelijk29en49 broedparen (SOVON).Degrootsteaantallen(in 199031 paren) komen voorin hetuiterstewesten vanzeeuws-vlaanderen; 12-13paren bewonen hetgebied vande Braakman. Noord-Brabant In Noord-Brabant isdegrauwegansthansslechtsinenkele terreinenenin bescheidenaantalaanwezig.degrootsteaantallenvinden wijindebrabantsebiesbosch, waarin1989-1990respectievelijk tienen 12 parenzijngeteld (SOVON).BijBudel,in hetuiterstezuidoosten van de provincie, warenin beide jarenrespectievelijkminstensnegenenelf parenaanwezig (SOVON).In hetnoordoosten vandeprovinciewerdenin 1990optweeplaatsenbroedgevallenvastgesteld,namelijktweeparenin DeViltbijOeffeit (Pahlplatz1990,F.J.J. Niewold)eneenpaaraande Oude Maas bijharen (eigen waarneming). Limburg Indeloop vande jarentachtigontstondeen broedpopulatievan degrauwegansin hetmiddenlimburgse grindgatengebied.in1989-1990 schattesovondeomvang vandepopulatiedaaroprespectievelijk15en 20-25paren.In hetmeijnweg-gebied warenin1989-1990respectievelijk tweeenzesparenaanwezig (SOVON,P.Bossenbroek),terwijlin1989twee parenzijn vastgesteldopdebergerheide in Noord-Limburg (SOVON).

25-6 SAMENVATTINGENCONCLUSIES Degrauweganswasin Nederlandalsbroedvogelgedurendedeeerstehelft vandezeeeuwnagenoeguitsluitendbeperkttotenkeleuitgestrekteen dun bevolktemoerasgebiedenin Friesland.Eris geenzekerheiddatdesoort werkelijkals broedvogeluitonsland verdwenenisgeweest, maaruitde periode1936-1947 werdengeen nestvondsten,waarnemingen vanjongeganzen ofandereindicatiesdieop broedenzouden kunnen wijzen, bekend. Aan het einde vande jaren veertigen het begin vandejaren vijftigbroeddede grauwegansinde nognietincultuurgebrachtedelen vande Noordoostpolderendaarnain hetzwarte Meer. Vanaf1962 vondenin diversedelen van hetland herintroductiepogingenplaats,diealle hebben geleidtotde vestiging van meerof minderflorerendepopulaties.een deel vandeuitgezetteganzen bestonduitvogels vandeoostelijkevorm rubrirostris, die vannaturenietin West-Europabroedt.Doorjarenlange vermengingmetvogels vandenominaatvormzijnerthansechtervrijwel geengrauweganzen metzichtbare rubrirostris-kenmerken meerinonze broedpopulatieaanwezig. Na hetdroogvallen vande polderoostelijkflevoland werddeze ingezaaidmetriet, waardoorereen voorgrauweganzenzeeraantrekkelijk broedhabitat vangroteafmetingenontstond.vermoedelijk isdesoort hier rond1960 voorheteerstgaan nestelen, maarpasin1963werdhet broeden aangetoonddoorwaarneming vaneen paarmetdonsjongen. Doorhetoprukken vandecultiveringkrompdeomvang van het broedgebieddaarindeloop vande jarenzestigsnelin, maaralin1970 haddenzichin de nieuwepolderzuidelijkflevolandvoordesoort optimaleomstandighedenontwikkeld.ditleiddetoteenzeersnellegroei vande broedpopulatie indeoostvaardersplassenendelepelaarsplassen. ThanszijnditdeenigeplaatseninFlevolandwaargrauweganzen broeden. Detotalepopulatie telthiertussen300en 400 broedparen. Eenanderkerngebiedontstond indetweedehelft vande jarenzeventig indeooypolderbijnijmegen. Weliswaar warendeeerstegrauweganzen, die hier vanaf1977tot broeden kwamen,losvliegende tamme vogels, maar hetgebiedwaskennelijkzeergeschiktvoordezesoort.gedurendede jarentachtigontwikkeldezichzodoendeeen populatievantussen250en 300 broedparen,dieallegeschikteterreindelenin hetgebied vande GeldersePoortbevolkten.Ookopverschillendeandereplaatsenlangsde

26 - Grote Rivieren vestigde de grauwe gans zich tussen 1980 en 1990 als broedvogel. De jarenlange en steeds toenemende produktie van jonge grauwe ganzen van eigenbodera vindt zijn weerslag inde kolonisatie van geëigende habitats door geheel Nederland. Hierbij legt de grauwe gans een duidelijke voorkeur aan de dag voor moerasterreinen met veel rietvegetaties nabij graslanden, maar er zijn ook al broedparen gesignaleerd in heidevennen in Twente, Noord-Brabant en Limburg. De soort is duidelijk bezig om ons land te heroveren. Uit de verzamelde informatie blijkt dat de Nederlandse broedpopulatie in 1990 ten minste 1050-1100 paren telde. Aangezien van diverse, als broedgebied geschikte terreinen geen gegevens beschikbaar zijn en van veel andere gebieden slechts onvolledige cijfers werden verkregen, is dit cijfer beslist aan de lage kant. In werkelijkheid waren er in 1990 wellicht tussen 1150 en 1200 broedparen in ons land aanwezig. De grens van 1000 broedparen werd overigens al eerder overschreden. Wolfskeel (1989) meende namelijk, zich baserend op gegevens tot voorjaar 1989,dat het aantal broedparen in geheel Nederland zeker tegen de 1000 kon lopen. Uit het thans gepresenteerde materiaal blijkt dat alleen al inde gebieden waarvan informatie werd verkregen, in 1989 ten minste 980-1000 broedparen aanwezig waren. De totale landelijke populatie lag in dat jaar beslist boven de 1000 paren. Helaas valt uit de verkregen informatie niet te berekenen hoe groot de groei van onze broedpopulatie in 1990 ten opzichte van 1989 is geweest. Wel is uit tellingen in Flevoland (M. Zijlstra) en inde Gelderse Poort (J. Bekhuis) gebleken dat 1989 een seizoen was waarin inde concentratiegebieden meer paren tot broeden kwamen dan in 1990.

27 DANKWOORD J.Bekhuis (SOVON),P.Bossenbroek,P.Brouwer,G. vandijk, A.A. Dijkstra, W.G.Gerritse,D.A.Jonkers,C.M.Lok,F.J.J. Niewold,G.L. Ouweneel,G.J. Peteri,J.Philippona,T.A.Renssen, A.Smit, A.J.M. Smits,D.Tanger,R. vanthiel, H.Tummers, B.Voslamberen M.Zij Istra verstrekteninformatieover het voorkomen van broedendegrauweganzenin 1989en1990.J.J. Smitleverdenadereinformatieuitdejarenzestigen zeventigen voorzageeneerdereversie vancommentaar.zonder hun medewerkingzouditoverzichtniettotstandgekomenzijn.een woord van dank mag hierdanooknietontbreken.

28 LITERATUUR Albarda, H. 1897. Aves Neerlandicae. Meijer & Schaafsma, Leeuwarden. 151 p. Bekhuis, J., M. Holland, N. Kwint &R. Vogel 1990. Karakteristieke broedvogels inde Gelderse Poort in 1989. Rapport. Eigen uitgave, Leuth. 155 p. Boekema, E.J., P. Glas &J.B. Hulscher (red.) 1983. Vogels van de provincie Groningen. Wolters-Noordhoff/Bouma's Boekhuis, Groningen. 387 p. Brouwer, P., R. Gorissen, W. Hagemeijer & W. Heimer 1985. Vogels van de Ooypolder. Van Hoorn, Nijmegen. 331 p. Buisman, H.H. &G.J. van Oordt 1939. Verslag van de eenden-, zwanen- en ganzenenquête. Ardea 28: 38-47. Dubbeldam, W. 1978. De grauwe gans Anser anser in Flevoland in 1972-1975. Limosa 51: 6-30. Eykman, C., P.A. Hens, F.C. van Heurn, C.G.B ten Kate,J.G. van Marie, M.J. Tekke & T.G. de Vries 1941. De Nederlandsche Vogels, 2. Wageningsche boek- en handelsdrukkerij, Wageningen; 387-739. Jonkers, D.A., R.A. Kole &J. Taapken 1987. Vogels tussen Vecht en Eem. Vogelwerkgroep Het Gooi en omstreken, Hilversum. 399 p. Pahlplatz, R. 1990. Broedgeval van grauwe gans (Anser anser) in het Land van Cuyk. De Mourik 16: 54. Rooth,J. 1961. De ornithologische betekenis van de natuurreservaten Plaat van Scheelhoek, Kwade Hoek en Hompelvoet. In: Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud, Vegetatie en fauna van Goeree. Stichting Natuurmonument De Beer, 's-gravenhage; 69-78. Ruitenbeek, W., C.J.G. Scharringa & P.J. Zomerdijk (red.) 1990. Broedvogels van Noord-Holland. Stichting Samenwerkende Vogelwerkgroepen Noord-Holland, Assendelft. 438 p. Smit, J.J. 1976. Grauwe gans - Anser anser anser (Linnaeus). In: D.T.E. van der Ploeg, W. de Jong, M.J. Swart,J.A. de Vries,J.H.P. Westhof, A.G. Witteveen & B. van der Veen (red.), Vogels in Friesland, 1. De Tille, Leeuwarden; 274-282. Smit, J.J. 1979. Grauwe gans Anser anser. In:R.M. Teixeira (red.), Atlas van de Nederlandse broedvogels. Vereniging tot Behoud van

29 - Natuurmonumenten in Nederland, 's-graveland; 52-53. Snouckaert vanschauburg,r.c.e.g.j. 1908. AvifaunaNeerlandica.Meijer & Schaafsma, Leeuwarden.161 p. SOVON1987. Atlas vandenederlandsevogels.sovon, Arnhem.595 p. Voous,K.H.1960. Atlas vandeeuropese vogels.elsevier, Amsterdam. 284 p. VogelwerkgroepAvifaunaWest-Nederland 1981. Randstaden broedvogels. Gianotten, Tilburg.524 p. Wolfskeel,D.W. 1989. Veranderingeninde Nederlandseavifauna. Ecoverslag 13. Tringa,Schagen.120 p.

- 30 SUMMARY The Greylag Goose as a breeding bird inthe Netherlands During the first sixty years of this century the Greylag Goose was a very rare breeding bird inthe Netherlands, with only a few odd pairs in the province of Friesland during the period 1900-1935. No breeding was noticed during 1936-1947, but in 1948-1952 a few pairs were found inthe reclaimed Noordoostpolder and in the adjacent Zwarte Meer area (Fig. 1). From 1953 through 1959 again no breeding attempts were recorded, but in 1960 a nest was found on the Plaat van Scheelhoek in the SW. Netherlands. In 1963, at least one pair with chicks was seen in the reclaimed polder Oostelijk Flevoland, and in 1962-1963 a re-introduction project was started in the Rottige Meenthe area in SE. Friesland. In 1964, 25 birds were released in that area and first breeding was reported in 1965. The numerical development of the population in the Rottige Meenthe area is given in Table 1. During the 1960s and early 1970s,several re-introduction projects were carried out in The Netherlands. In some areas birds originating from a tame stock of Anser a. rubrirostris from Het Zwin, Belgium, were used. Since 1970 a very favourable habitat, the Oostvaardersplassen and Lepelaarsplassen arose in the reclaimed polder Zuidelijk Flevoland. The distribution of breeding Greylag Geese in The Netherlands during 1951-1975 is given in Fig.2. From 1975 through 1988 many new areas scattered all over the country were populated by Greylag Geese, most of them spontaneously, and in a few cases after the release of domesticated birds (Fig. 3). In the Ooypolder, east of Nijmegen, first breeding was established in 1977, when a flightless pair with chicks was seen. Since then, numbers have increased dramatically in the area. In 1988,at least 150 pairs were counted. The distribution of breeding Greylag Geese in The Netherlands in 1989 and 1990 is given in Figs. 4 and 5, respectively. The total numbers of the Dutch breeding population were estimated at 980-1000 pairs in 1989 and 1150-1200 pairs in 1990. The strongholds for breeding Greylag Geese are the Oostvaardersplassen and the Lepelaarsplassen, province of Flevoland (320 pairs in 1990), and the Gelderse Poort area east of

31 - Nijmegen, province of Gelderland (265 pairs in 1990). Large numbers are found also in the Veenpolder De Deelen, province of Friesland (100 pairs in 1990), the Haringvliet area, SW. Netherlands (50-100 pairs), and in the lake area on the border of Utrecht and Zuid-Holland (up to 100 pairs).

DevolgendeRIN-rapporten kunnenbesteldwordendooroverschrijvingvan het verschuldigdebedragoppostbanknummer5160648 van hetrinteleersumonder vermeldingvan hetrapportnummer.uwoverschrijvinggeldtals bestelformulier; toezendinggeschiedtfranco.gebruikgeen verzamelgiroomdat hetadres vande bestellernietoponzebijschrijving wordtvermeldzodat hetbesteldeniet kan wordentoegezonden. APRIL1991 87/1 W.O. vanderknaap &H.F.van Dobben, Veranderingen indeepifytenflora vanrijnmondsinds1972.36 p. f6,- 87/2 A. van Windenet al., Ruimtelijkerelaties via vogelsin hetstrijper-aagebiedgedurendebroedtijdenzomer.97 p. f14,50 87/6 G.F.Willemsen,Bijzondereplantesoortenin hetnationaleparkde Hoge Veluwe; voorkomenen veranderingen.92 p. f 14,- 87/9 K.S. Dijkema,Selectionofsalt-marshsitesfortheEuropeannetworkof biogenetic reserves.30 p. f 5,50 87/14 N. Dankers, K.S. Dijkema,G.Londo &P.A. Slim,Deecologischeeffecten vanbodemdalingopameland.90 p. f 14,- 87/16J.Wiertz, Modelvormingbijde projecten vanwafloenswnbl.34 p. f6,- 87/18Effecten vandekokkelvisserij inde Waddenzee.23 p. f5,- 87/19H. vandam,monitoringofchemistry, macrophytes,anddiatomsin acidifyingmoorlandpools.113 p. f 16,50 87/22B. vandessel, Teverwachtenecologischeeffecten vanpekellozing in het Eems-Dollardgebied.71 p. f 10,- 87/23 W.D.Denneman &R.Torenbeek,Nitraatemissie en Nederlandseecosystemen: eenglobalerisico-analyse.164 p. f21,50 87/24 M.Buil,Begrazingvan heidevegetatiesdooredelherten moeflon;een literatuurstudie.31 p. f5,60 87/26H.A.T.M. van Wezel, Heidefaunain hetnationaleparkdehoge Veluwe. 54 p. f8,- 88/30P.F.M. Verdonschot &R.Torenbeek,Lettercodering vandenederlandse aquatischemacrofaunavoormathematischeverwerking.75 p. f 10,- 88/31P.F.M. Verdonschot,G.Schmidt,P.H.J, vanleeuwen &J.A.Schot,Steekmuggen (Culicidae)indeEngbertsdijksvenen. 109 p. f 16,- 88/33H.Eijsackers,C.F. vandebund,p.doelman & Wei-chun Ma,Fluctuerende aantallenenactiviteiten van bodemorganismen.85 p. f13,50 88/35 A.J.deBakker6e H.F. vandobben,effecten vanammoniakemissieopepifytischekorstmossen;eencorrelatiefonderzoekindepeel.48 p. f7,50 88/36B. vandessel,ecologische inventarisatievan hetijsselmeer. 82 p. f 13,- 88/38P.Opdam &H. vandenbij tel, Vogelgemeenschappen van hetlandgoed Noordhout.65 p. f9,- 88/39P.Doelman,H.Loonen &A. Vos, Ecotoxicologischonderzoek in met Endosulfanverontreinigdegrond:toxiciteitensanering.34 p. f6,- 88/40G.P.Gonggrijp, Voorstelvoordeafwerking vandegroevebelvédèreals archeologisch-geologischelement.13 p. f3,- 88/41J.L.Mulder (red.), De vosin hetnoordhollandsduinreservaat.deel1: Organisatieensamenvatting.32 p. 88/42J.L.Mulder,idem.Deel 2 Hetvoedselvande vos.78 p. 88/43J.L.Mulder,idem.Deel 3 De vossenpopulatie.129 p. 88/44 J.L.Mulder,idem.Deel 4 Defazantenpopulatie.59 p. 88/45J.L.Mulder & A.H.Swaan,idem.Deel5:Dewulpenpopulatie.76 p. Derapporten41-45 wordennietlos verkochtmaaralsserie van vijfvoor f 25. 88/46J.E.Winkelman, Methodologischeaspecten vogelonderzoeksep-proefwindcentraleoosterbierum (Fr.).Deel1.145 p. f19,50

88/48J.J. Smit, HetEemlandendepolderArkemheenrondhet beginvande twintigsteeeuw.64 p. f9,- 88/49G.W.Gerritsen, M.denBoer &F.J.J. Niewold,Voedselecologievande vos in Nederland.96 p. f14,50 88/50G.P.Gonggrijp,Permanentegeologischeontsluitingenindetaluds van Rijksweg A 1 bijoldenzaal.18 p. f 4,50 88/52 H.Sierdsema,Broedvogelsenlandschapsstructuurin een houtwallandschap bijsteenwijk.112 p. f 16,- 88/54H.W.deNie & A.E.Jansen,Deachteruitgang vandeoevervegetatievan het Tjeukemeertussen Oosterzee (Buren) enechten.18 p. f4,50 88/56P.A.J.Frigge &C.M.van Kessel, AdderenzandhagedisopdeHoge Veluwe: biotopenen beheer.16 p. f3,50 88/62K.Romeyn,Estuarienenematoden enorganischeverontreiniging inde Dollard.23 p. f5,- 88/63S.E. van Wieren &J.J. Borgesius, Evaluatie van bosbegrazingsobjectenin Nederland.133 p. f18,50 88/66K.S.Dijkemaet al., Effecten vanrijzendammenopopslibbingenomvang vande vegetatiezones in defrieseen Groningerlandaanwinningswerken. RapportinsamenwerkingmetRWSDirectieGroningenen RIJPLelystad.130 p. f 19,- 88/67G.Schmidt &J.C.M, van Haren, Achtergronden vaneensteekmuggenplaag; steekmuggen (Culicidae)indeEngbertsdijksvenen2.162 p. f 21,- 88/68R.Noordhuis, Maatregelenter voorkomingen beperkingvanschadedoor zilvermeeuwen.48 p. f7,50 89/3F. Maaskamp,H.Siepel & W.K.R.E. van Wingerden,Een monitoringexperiment metongewerveldediereningraslandenopzandgrond.44 p. f13,50 89/5R.J.Bijlsma,Remotesensingvoorclassificatie vande vegetatieen schatting vande biomassaopganzenpleisterplaatsen in hetwaddengebied. 62 p. f8,50 89/7R.Ketner-Oostra,Lichenenen mossenindeduinen vanterschelling. 157 p. f 21,- 89/8 A.L.J. Wijnhoven,Effecten vanaanleg, beheerengebruik vangolfbanenen mogelijkheden voornatuurtechnischemilieubouw.19 p. f4,50 89/9 N.Dankers, K.Koelemaij &J.Zegers, Derol vande mosselen de mosselcultuurin hetecosysteemvande Waddenzee.66 p. f9,- 89/10P.G.A.ten Den,PatrijzenopenrondDeHogeVeluwe.40 p. f6,50 89/11C.J.Smit6e G.J.M. Visser, Verstoring van vogelsdoor vliegverkeer, metnamedoorultra-lichtevliegtuigen.12 p. f3,50 89/12R.van Halewijn, Bescherming vanzeevogelsop hetlago-rif, Aruba,in 1988.73 p. f 10,- 89/13K.Lankester,Effecten van habitatversnipperingvoordedas (Mêles meles); een modelbenadering.101 p. f 15,- 89/14 A.J.deBakker, Monitoring vanepifytischekorstmossenin 1988. 53 p. f8,- 89/15J.E.Winkelman, Vogelsen hetwindparknabij Urk (NOP):aanvaringsslachtoffersen verstoring vanpleisterendeeenden,ganzenen zwanen. 169 p. f 22,- 89/16J.J.M.Berdowskiet al., Effecten vanrookgasop wilde planten. 108 p. f 16,- 89/17E.C.Gleichman-Verheijen & W. Ma,Consequentiesvanverontreiniging vande (water)bodemvoornatuurwaarden indebiesbosch.91 p. f 14,- 89/18 A.Farjon &J.Wiertz, Milieu-en vegetatieveranderingen in het schraalland vankoolmansdijk (gemeentelichtenvoorde); 1952-1988.134 p. f18,50 89/19P.G.A.ten Den, Achtergrondenenoorzaken vanderecenteaantalsontwikkelingvandefazantin Nederland. 168 p. f 22,-

90/1R.J.Bijlsma,HetRIN-bosecologischinformatiesysteemSILVI-STAR; documentatievanforeye-programmatuurensubprogramma's.96 p. f14,50 90/2J.E. Winkelman, VogelslachtoffersindeSep-proefwindcentralete Oosterbierum (Fr.)tijdensbouwfaseen half-operationelesituaties (1986-1989). 74 p. f 10,- 90/4J.M. degraaf,destinzenflora vanleidenen noordelijkeomgeving. 95 p. f14,50 90/5G.M.Dirkse &P.A. Slim, Naareen methode voor het monitoren van vegetatieontwikkeling in hetwaddengebied.40 p. f6,50 90/6J.C.M, van Haren6e P.F.M. Verdonschot,Steekmuggen (Culicidae)inde Engbertsdijksvenen3.61 p. f 8,50 90/7H.Eijsackers6e D. vanden Ham,Kieming vanamerikaansevogelkers (Prunus serotina Ehrh.)inrelatietot vegetatietype en bodembewerking. 24 p. f5,- 90/9J.E. Winkelman, Verstoring van vogelsdoordesep-proefwindcentrale teoosterbierum (Fr.)tijdensbouwfaseen half-operationelesituaties (1984-1989).157 p. f 21,- 90/11 M.Eibers &P.Doelman,Studienaarde mogelijkeeffectenopfloraen faunaalsgevolg vandeinrichting vande NoordpuntOost-Abtspolderals definitieveopslagplaatsvoorverontreinigde grond.128 p. f 18,- 90/12K.Kramer6e P.Spaak, meadowsim,eenevaluatie-instrument voorde kwaliteit vangraslandgebiedenvoor weidevogels.51 p. f7,50 90/13P.A. Slim6e L.J.van Os,Effecten vannatuurbeheeropdevegetatiein hetveenweidegebied vandedonkschelaagten (Alblasserwaard). 45 p. f7,- 90/14F.Fennema,Effectsofexposuretoatmospheric SO,., NH.and (NH,).S0, onsurvivalandextinctionof Arnica montana and Viola canina. 60 p. f8,50 90/16J.Wiertz,Ontstaanswijze,grondwateren bijzondereplantesoorten van enkeleduinvalleienopoost-ameland.49 p. f7,50 90/17J.E.Winkelman,Nachtelijkeaanvaringskansenvoorvogels indesepproefwindcentrale teoosterbierum (Fr.).209 p. f26,50 90/18N.J.M.Gremmen6e R.J.B.Zwanikken, De haalbaarheid vaneenkennissysteem voorheidebeheer.49 p. f7,50 90/19N.Dankers, K.S. Dijkema,P.J.H.Reijnders6e C.J. Smit,DeWaddenzeein detoekomst - waaromen hoete bereiken?137 p. f18,50 90/21W.J.Wolff, Verslag vande workshopop 2oktober1990teWageningen gewijdaan hetrapport vandewerkgroep II van hetintergovernmentalpanel onclimatechange.63 p. f9,- 91/1L.M.J, vandenbergh,degrauwegansals broedvogel in Nederland. 31 p. f5,50 91/2 W.A.Teunissen,De uitstralingseffecten vangeluidsproduktievande militaire25 mmschietbaaninde Marnewaardopplaatskeuzeengedrag van watervogels in hetlauwersmeergebied binnendijks.101 p. f 15,- 91/7G.M. Dirkse, H.F. vandobben6e CO. Tamm1991.Effectsoffertilization on herbandmosslayersof ascotspinestandin Lisselbo (Sweden); a multivariate analysis. 40 p. f6,50

Ecologievankleine landschapselementen Kleine landschapselementenvormenvoor veelsoortenplantenendieren van het cultuurlandschapbiotoopenecologische infrastructuur.in1986wijddehetrin eenstudiedagaanditthema.in het verslaghiervan werdeenoverzicht gegeven vandestand van hetonderzoek enerisruimeaandachtbesteedaan praktijkproblemen vandelandinrichting. 88 pagina's,geïllustreerd prijs ƒ 20,- bestelcode: KLE I-.CPMI'L-van kleine landschapselementen!*«l^ ".!.<' ".' ' N'tïi.i'Ir.': ' Ecologischekarakterisering vanoppervlaktewatereninoverijssel Dit boekiseenprodukt vaneen jarenlange samenwerkingtussen hetrijksinstituut voor Natuurbeheerendeprovincie Overijssel. Eenecologische indeling van waterenis nodig voorgoedwaterbeheer.metdit boek kunnenecologischedoelstellingenop korte en middellange termijngerealiseerd worden; hetbevatpraktischeadviezen vooreen gedifferentieerdwaterbeheer.ookkunnende maatregelenop hunecologischeeffecten wordenbeoordeeld. 301 pagina's prijs ƒ 40,- bestelcode:ekoo C : / / ECOLOGISCHE KARAKTERISERING VAN OPPER VLAKTE WATE R E N IN OVERIJSSEL s Piet F-M, Verdonsehol v 2^.-5^5«V V De boeken zijn te bestellen door het verschuldigde bedrag over te schrijven op postbanknummer 516 06 48 van het RIN te Leersum onder vermelding van de bestelcode. Uw overschrijving geldt als bestelformulier. De portokosten zijn voor onze rekening. Prowneic Overijssel Rtiksinstmiu! voor Natuurbeheer