Facing death together Renkema, L.J. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2009 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Renkema, L. J. (2009). Facing death together: Understanding the consequences of mortality threats [Groningen]: [S.n.] Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 19-03-2017
Samenvatting (Summary in Dutch) Een van de grootste angsten van de mens is de angst voor de dood. Deze angst is, bewust of niet, vaak een drijfveer voor het gedrag en de gedachten van mensen in het dagelijkse leven. Aan het eind van de jaren tachtig zorgden Solomon, Greenberg en Pyszczynski met Terror Management Theorie (1991; TMT) voor een vernieuwende sociaalpsychologische kijk op dit fenomeen. Volgens deze theorie maakt de mens gebruik van een aantal defensieve mechanismen die hen moeten behoeden voor de angst voor de dood. In dit proefschrift is onderzocht welke rol groepen spelen wanneer men herinnerd wordt aan het feit dat het leven eindig is. Geïnspireerd door het werk van Otto Rank (1941) en Ernest Becker (1973) beschrijft de TMT hoe mensen de dagelijkse strijd met de angst voor de dood aangaan en wat hiervan de gevolgen zijn voor gedrag en cognities. Aan de basis van TMT liggen twee veronderstellingen. Ten eerste de veronderstelling dat de mens een instinctmatige drijfveer heeft om in leven te blijven. Hiernaast gaat de theorie er vanuit dat de mens, in tegenstelling tot alle andere levende wezens, het besef heeft dat men leeft maar ook dat dit leven eindig is. Deze ogenschijnlijke paradox zorgt er voor dat mensen dagelijks geconfronteerd zouden kunnen worden met een overweldigende angst voor de dood. Om niet ten onder te gaan aan deze angst heeft de mens een aantal defensieve mechanismen ontwikkeld die helpen om met deze angst op te vangen. Aan de basis van TMT staan twee van deze defensieve mechanismen die de mens moeten behoeden voor de angst voor de dood; het culturele wereldbeeld en eigenwaarde Volgens TMT functioneert het culturele wereldbeeld als een buffer die de angst voor de dood reduceert. Het culturele wereldbeeld geeft een gevoel van zekerheid, veiligheid en een vorm van symbolische onsterfelijkheid. Door te voldoen aan de waarden en normen van een cultuur zorgen mensen er voor dat ze deel uitmaken van een groter geheel wat vele generaties zal overleven. Kortom, het culturele wereldbeeld vermindert de angst voor de dood door zin aan
Samenvatting - 111 het leven te geven en een plaats in iets alles overstijgends. Het tweede defensieve mechanisme dat aan de basis van de TMT staat is eigenwaarde. Volgens de TMT kan men een hoge eigenwaarde verkrijgen door te voldoen aan de eisen die door de cultuur aan hen gesteld worden, en door zich te gedragen volgens de waarden en normen die de cultuur aan hen stelt (Pyszczynski, Greenberg, Solomon, Arndt en Schimel, 2004). Mensen met een hoge eigenwaarde hebben het gevoel dat ze voldoen aan het culturele wereldbeeld en vice versa, op deze manier verzekeren ze zich van letterlijke (reïncarnatie of een plaats in de hemel) dan wel figuurlijke ( ik heb iets bijgedragen aan deze wereld en maak deel uit van iets dat vele generaties zal blijven voortbestaan ) onsterfelijkheid. In dit proefschrift is getracht te onderzoeken welke functie groepen vervullen in TMT. De aandacht is hierbij vooral uit gegaan naar de bijdrage die groepen kunnen leveren in het bufferen van de angst voor de dood. Dit kan ondermeer door het culturele wereldbeeld te bevestigen of door de eigenwaarde te verhogen. Centraal hierbij staan twee motieven die afgeleid kunnen worden van de eerder genoemde defensieve mechanismen: het willen begrijpen van de omgeving (begripsmotief) en zich goed willen voelen (eigenwaardeverhogingsmotief). De verwachting is dat groepen kunnen helpen om deze behoeften te vervullen, en dat groepen daarom een belangrijke defensieve functie vervullen wanneer mortaliteit saillant is. Aan de hand van verschillende experimenten, die worden behandeld in vier empirische hoofdstukken, is de defensieve functie van groepen binnen TMT onderzocht. In hoofdstuk 2 is gekeken of mensen zich eerder conformeren aan de massa, en hun opinies en meningen aanpassen aan die van anderen wanneer ze herinnerd worden aan hun eigen sterfelijkheid. Het merendeel van het TMT onderzoek tot dusver heeft laten zien dat men geneigd is om de eigen ideeën te bevestigen. Echter, wanneer men ergens geen duidelijke mening over heeft gevormd, en de ideeën dus niet duidelijk geïnternaliseerd zijn, zou verwacht kunnen worden dat men zich conformeert aan anderen. Hiervoor zijn twee
112 - Samenvatting verklaringen te geven. Groepen kunnen mensen enerzijds voorzien van accurate en essentiële informatie. Deze informatie kan hen helpen om de situatie of omgeving te begrijpen en dus een stabiel wereldbeeld te vormen (Castelli, Vanzetto, Sherman, & Arcuri, 2001; Quinn & Schlenker, 2002). Hiernaast voelen mensen zich over het algemeen veiliger wanneer ze deel uitmaken van een groep dan wanneer ze alleen zijn. Aan de hand van drie experimenten werd duidelijk dat mensen zich inderdaad conformeren aan de groep wanneer hun eigen sterfelijkheid saillant gemaakt is. In het derde hoofdstuk van het proefschrift zijn te bevindingen uit hoofdstuk 2 vertaald naar het politieke domein. Verwacht werd dat, wanneer de dood saillant is, men eerder geneigd is om voor grotere politieke partijen te stemmen en zich hier meer mee verbonden zou voelen. In tijden van terreur, mensen hebben een grotere behoefte om te voldoen aan de normen en waarden zoals deze voorgeschreven worden door de cultuur (Solomon et al., 1991). Voldoen aan deze normen en waarden biedt mensen met een stabiel en samenhangend wereldbeeld, hetgeen leidt tot een toename van eigenwaarde. Aangezien de opvattingen van grotere partijen over het algemeen gedeeld worden door meer mensen, is de verwachting dat grotere politieke partijen de voorkeur krijgen over kleinere wanneer de dood saillant is. In twee experimenten is inderdaad steun gevonden voor deze hypothese. Bovenal benadrukken de bevindingen uit de experimenten in dit hoofdstuk het belang van de groepsgrootte. De verklaring hiervoor is, dat over het algemeen grotere groepen in dreigende tijden vaak steun bieden in het valideren van het culturele wereldbeeld, wat maakt dat ze ook een positief effect hebben op de eigenwaarde. In het vierde hoofdstuk werd vervolgens aangetoond dat mensen zich niet alleen conformeren aan, of identificeren met de massa, maar dat ze ook een voorkeur hebben voor abstracte figuren die een (grotere) groep representeren. De gedachte hierachter is dat, wanneer men aan de eigen sterfelijk herinnerd wordt, de voorkeur voor groepen zo basaal is dat deze zelfs naar voren komt bij het
Samenvatting - 113 beoordelen van figuren die een groep representeren. Verwacht werd dat de grootte van de groep, en de cohesiviteit beide van belang zijn. Uit twee experimenten werd vervolgens duidelijk dat mensen, wanneer ze herinnerd werden aan hun eigen sterfelijkheid, een abstract figuur, met meer items die dicht bij elkaar staan, als veiliger beoordeelden dan een figuur met minder items die ver uit elkaar staan. Zoals verwacht, bleek uit de resultaten dat de grotere en cohesieve groepen de proefpersonen een veiliger gevoel gaven, zelfs wanneer deze figuren bestonden uit vierkantjes of abstracte avatars. Het doel van hoofdstuk 5 was om te onderzoeken wat het onderliggende motief is van het effect van sterfelijkheid saillantie op stereotypering. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen een begripsmotief en een zelfwaardeverhogingsmotief, welke in eerdere experimenten vaak als verklaring voor de gevonden effecten gezien konden worden. Het unieke van het stereotypering paradigma is dat we hiermee kunnen onderzoeken welke van de twee motieven de voorkeur heeft, iets wat bij de voorgaande experimenten niet mogelijk was. Het uiteindelijke doel van dit hoofdstuk was dan ook om meer te weten te komen over de motieven die ten grondslag liggen aan TMT. In drie verschillende experimenten vonden we dat het begripsmotief dominant is in het gebruikte stereotypering paradigma. Meer specifiek, mensen gebruiken meer positieve en negatieve stereotypen wanneer ze herinnerd worden aan de dood. Dit duidt er op dat mensen stereotypen gebruiken om de situatie, wanneer deze ambigu is, te begrijpen. Als een zelfwaardeverhogingmotief dominant geweest zou zijn zou men uitsluitend negatieve stereotypen gebruikt hebben. In het laatste experiment bleek dat een zelfwaardeverhogingmotief wel degelijk geprefereerd kan worden boven een begripsmotief, als er sprake is van een direct dreiging van buitenaf, zoals een rivaliserende groep bijvoorbeeld. Het onderzoek dat gerapporteerd wordt in dit proefschrift beantwoordt vele vragen, maar roept wellicht ook een veelvoud aan vervolgvragen op. De resultaten laten zien dat mensen anders reageren op groepen wanneer hun eigen
114 - Samenvatting sterfelijkheid saillant gemaakt is. Zo conformeren ze zich in grotere mate aan de mening en opinie van de grote groep, en geven ze aan vaker op grote politieke partijen stemmen. Deze voorkeur voor de groep blijkt zo basaal dat men bovendien een voorkeur heeft voor abstracte figuren die een groep representeren. Uit het onderzoek, en eveneens gestoeld op eerder onderzoek, blijkt dat er twee verschillende motieven ten grondslag liggen aan de gevonden effecten: het willen begrijpen van de omgeving en zich goed (en veilig) willen voelen. In het laatste empirische hoofdstuk wordt duidelijk dat het motief om de omgeving te begrijpen dominant is wanneer het gaat om stereotyperen. De vraag is echter of dit effect beperkt blijft tot dit paradigma, of dat de drijvende kracht achter de vele TMT effecten inderdaad het willen begrijpen en verklaren van de omgeving is. Dit roept dan direct weer een volgende set vragen op over de rol die eigenwaarde speelt in TMT. Deze, en vele andere vragen bieden stof voor toekomstig onderzoek, en iedere daaruit voortvloeiende publicatie is voor mij een stap richting die o zo begeerde onsterfelijkheid figuurlijk gesproken.