Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

Vergelijkbare documenten
Naar een Basisregistratie Ondergrond

Verantwoordingsrapportage

DIGITAAL, DAT WORDT NORMAAL

Verantwoordingsrapportage

Basisregistratie Ondergrond

Basis Registratie Ondergrond (BRO) Stand van zaken Giesbeek 29 september 2011 Hans van der Meij

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Van Peilbuis Tot Portal (VPTP) Hans van der Meij. Geologische Dienst Nederland, TNO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Advies concept wetsvoorstel Basisregistratie Ondergrond. Geachte,

Verantwoordingsrapportage Basisregistratie Ondergrond 2018

Reactie in kader van consultatie StUF. Geachte lezer, Hierbij onze reactie op de consultatieprocedure StUF

Ministerie van Infrastructuur en Milieu Kenmerk Bijlage(n)

Nieuwegein. Datum 2 oktober 2014 Portefeuillehouder J.A.N. Gadella

Onderdeel programmabegroting: Ja Begrotingsprogramma: Burger en bestuur Productnaam: Verordening naamgeving en nummering gemeente Noordenveld 2008

Olde Bijvank Advies Organisatieontwikkeling & Managementcontrol. Datum: dd-mm-jj

Beheer Grootschalige Topografie voor nietbronhouders

Geadresseerde. Datum 19 februari 2010 Betreft Advies uitwisselen en ontsluiten bodeminformatie. Geachte bodemcollega,

Bijlage 1. Overzicht van de basisvoorziening in het NUP: afspraken en gevolgen voor de gemeente

Maatschappelijke kostenbatenanalyse. WelstandTransparant. Opdrachtgever: Federatie Welstand. ECORYS Nederland BV Ad van Delft Ahmed Hamdi

Professionalisering van de vastgoedinformatievoorziening. Startnotitie. Versie: 19 juni Albert van Tuil Reinout Schaatsbergen

CIOT-bevragingen Proces en rechtmatigheid

Praktijkvoorbeeld VAF Argonautenstraat Amsterdam

Feiten over de BGT op zakformaat. Basisregistratie Grootschalige Topografie

Inspectierapportage Wet BAG

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Kosten

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Verantwoordingsrapportage

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties T.a.v. De minister, mevrouw drs. K.J. Ollongren Postbus AE Den Haag

Laboratorium voor geo-informatiekunde en remote sensing

MKBA Beeldmateriaal. Opdrachtgever: Het Waterschapshuis. Rotterdam, 17 januari 2013

De BRO, hoe komen we daar?

Projectenoverzicht Informatievoorziening en ICT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kosten-batenanalyse INSPIRE

CHRONOLOGISCH OVERZICHT VAN DE VOORTGANG VAN HET PROGRAMMA MODERNISERING GBA

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Update Basisregistratie Ondergrond BRO

Verantwoordingsrapportage

De terugmeldingsverplichting. Datum 22 mei 2014

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Kosten-batenanalyse eherkenning

5 Opstellen businesscase

Inspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

MEMO. Geachte heren Snels en Van Weyenberg,

: : 22 september. : dhr. C.L. Jonkers :

Raadsvoorstel agendapunt

Inspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Verantwoordingsrapportage

Business case Digikoppeling

Implementatieplan. Registratie Instellingen en Opleidingen (RIO) vo. Versie mei Implementatieplan RIO vo 1

Inspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Update Quick Scan economische effecten gebiedsontwikkeling Kollum Buitenpost

Raadsvoorstel 2013 Rockanje, 1 oktober 2013 Nr /74225

Her-inspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

BABVI/U Lbr. 11/056

Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden

N IVO. Inspectierapportage BAG-beheer Gemeente Borne

Uit de beleidsvisie maakt de AFM op dat vier modellen voor de inrichting van de corporatie te onderscheiden zijn. Dit zijn:

Basisregistratie Ondergrond, BRO

Herinspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Van ondergronddata via informatie naar kennis

Projectplan. Kernregistratie Medewerkers en inowit

Offerte / Gemeente Breda / Versie 2.0

Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) voor afnemers

Maximale inwonerstevredenheid. Overheid 360º. Daniël Prins (VeloA) Maarten van der Hoek (Exxellence)

Op weg met de basisregistratie voertuigen

MONITOR CAPACITEIT KINDEROPVANG Capaciteitsgegevens in het jaar 2008

Reactie op SEO-studie naar welvaartseffecten van splitsing energiebedrijven

Verantwoordingsrapportage

N IVO. Inspectierapportage BAG-beheer Gemeente GeldropMierlo

FORUM STANDAARDISATIE Aanmelding SIKB0101

BRO Basisregistratie Ondergrond

Feiten over de BGT op zakformaat. Basisregistratie Grootschalige Topografie

Kengetallen voor kosten overheidstransacties

Inschrijving RBB-AWARD 2018

Accountantsprotocol voor de aanvraag van het predicaat Koninklijk en Hofleverancier

Zaakgewijs werken Advies omtrent architectuur en implementatie

Processen en juridische aspecten LV WOZ

Infrastructuur. GEO-ONDERZOEK Relevante grond(water)parameters en bodemopbouw

Berenschot. Evaluatie wet VTH. Op weg naar een volwassen stelsel BIJLAGE 3 ANALYSE FINANCIËLE RATIO S OMGEVINGSDIENSTEN

Toelichting op vraagstuk businessmodel Idensys en SEO rapport voor consultatiebijeenkomst 22 en 23 september 2015

Doorontwikkeling in samenhang van de geo-basisregistraties. Eerste stappen naar een nationale geo-informatie-infrastructuur.

Basisregistratie Ondergrond, BRO

Kwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC)

Paul Janssen (RAVI), Wilko Quak (TU Delft), Paul van Asperen (RWS-AGI)

Eerste voorstel businessmodel eid Stelsel

Bronnenlijst Literatuur: Boeken: Internetsites:

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Herinspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Een OVER-gemeentelijke samenwerking tussen Oostzaan en Wormerland

Draaiboek Invoering Basisregistratie Personen l Afnemers

BRO & Coördinaten Referentiestelsels Rico Tönis

Basisregistratie Ondergrond BRO

De complete oplossing voor uw kadastrale informatievoorziening.

BIDON. Informatie- en netwerkmiddag BIDON. Ruben van der Laan, dagvoorzitter Ruud Boot, programmamanager BIDON. Plenaire sessie 12 oktober 2016

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Implementatiescenario voor lidorganisaties

Rechtbank Maastricht NOTITIE. 1. Inleiding. Gemeente Maastricht

Transcriptie:

Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond Eindrapport Opdrachtgever: Ministerie van VROM ECORYS Nederland BV i.s.m. Grontmij Nederland BV Walter Hulsker Arjan Koopman Frank van Zutphen Rob Heijer Rotterdam, oktober 2007 II16168

ECORYS Nederland BV Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E netherlands@ecorys.com W www.ecorys.nl K.v.K. nr. 24316726 ECORYS Regio, Strategie & Ondernemerschap T 010 453 87 99 F 010 453 86 50 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 3

4 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

Inhoudsopgave Samenvatting 7 1 Inleiding 11 1.1 Achtergrond 11 1.2 Vraagstelling 11 1.3 Conceptueel kader: de OEI-methodolgie 12 1.4 Gehanteerde werkwijze 13 1.5 Leeswijzer 14 2 Basisregistratie Ondergrond 15 2.1 Inleiding 15 2.2 Projectalternatief 15 2.2.1 Inleiding 15 2.2.2 Klantgroepen 17 2.2.3 Gegevensset 18 2.2.4 Tijdpad 19 2.3 Nulalternatief 19 2.4 Schematisch 21 2.5 Mogelijke effecten BRON 22 2.5.1 Bouwprojecten 22 2.5.2 Beheerprojecten 26 2.5.3 Beleidsstudies en planstudies 26 2.5.4 Overig gebruik gegevens ondergrond 27 2.5.5 Mogelijke effecten 27 3 Kosten en baten BRON 31 3.1 Inleiding 31 3.2 Algemene uitgangspunten 31 3.3 Overzicht maatschappelijke kosten en baten 32 3.4 Kosten en baten per object 34 3.5 Gevoeligheidsanalyse 35 3.6 Kosten en baten in perspectief 37 4 Toelichting op de kosten 39 4.1 Inleiding 39 4.2 Totale kosten 39 4.3 Investeringskosten 40 4.3.1 Verplicht gebruik 40 4.3.2 Juridische en coördinatiekosten 40 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 5

4.4 Beheerkosten 41 4.4.1 Kosten beheerorganisatie 41 4.5 Verplichte terugmelding 43 5 Toelichting op de baten 45 5.1 Inleiding 45 5.2 Totale baten 45 5.3 Verbetering efficiency oriëntatiefase 46 5.4 Verbetering kwaliteit oriëntatiefase 46 5.5 Vermindering eigen verkenningen oriëntatiefase en voorontwerpfase 47 5.6 Vermindering verkenning voor regionale karteringen 49 5.7 Vermindering beheerkosten als gevolg van uitvoering van de wet verbrede watertaken gemeenten 50 5.8 Indirecte/externe effecten 51 5.9 Ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten 53 5.9.1 Ondergrondse infrastructuur 53 5.9.2 Gebruiksrechten 54 5.10 Thematische kaarten (type 1 en 2) 55 Bijlage 1 Overzicht geïnterviewde personen 57 6 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

Samenvatting Achtergrond en doelstelling Het ministerie van VROM onderzoekt of het wenselijk is om een basisregistratie ondergrond (BRON) aan te wijzen. In deze basisregistratie wordt zowel de geologische als de bodemkundige ordening van de ondergrond opgenomen. Op dit moment wordt al veel informatie over de ondergrond bijgehouden in de registraties DINO (door TNO) en BIS (door Alterra). Het is de vraag in hoeverre het voor de maatschappij van belang is om deze registraties samen uit te laten groeien tot een basisregistratie ondergrond van Nederland. Ten behoeve van de besluitvorming is er de wens om meer inzicht te krijgen in hoeverre de BRON voldoende maatschappelijke voordelen oplevert. Met deze rapportage wordt voldaan aan deze wens. Het doel van het onderzoek is dan ook: Het opstellen van een maatschappelijke kosten-batenanalyse van de basisregistratie ondergrond, waarbij voor alle partijen in de maatschappij de kosten en de baten in kaart worden gebracht. Resultaten op hoofdlijnen In de onderstaande figuur zijn de resultaten weergegeven van de maatschappelijke kosten-batenanalyse. Wij hebben hier een periode van 15 jaar beschouwd. De invoering van de BRON leidt tot een voordeel voor de maatschappij van ongeveer 7,7 miljoen euro (netto contante waarde of NCW). Een gevoeligheidsanalyse laat zien dat de resultaten voldoende robuust zijn. Het is daarmee interessant voor Nederland om te investeren in de BRON. De investering in de BRON zijn na iets meer dan 6 jaar terugverdiend. Figuur 1 Resultaten maatschappelijke kosten-batenanalyse (NCW, in mln. euro) 25 20 15 10 Kosten Baten Saldo 5 0 Maatschappelijke kosten-batenanalyse Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 7

Kosten van de BRON De BRON kost de maatschappij in totaal circa 12,9 miljoen euro (netto contante waarde). Hiervan bedragen de eenmalige investeringskosten 0,5 miljoen euro (netto contante waarde) en de beheerkosten 12,4 miljoen euro (netto contante waarde). Voor invoering van de BRON hoeven nauwelijks investeringskosten gemaakt te worden aangezien voortgebouwd kan worden op het systeem van DINO-BIS (één loket). De kosten tijdens de beheerfase (exploitatiefase) bestaan uit kosten die gemaakt moeten worden voor de centrale beheerorganisatie en de kosten voor verplichte terugmelding bij zowel de beheerorganisatie als de gebruikers. De jaarlijkse beheerkosten zijn circa 1,2 miljoen euro per jaar. Baten van de BRON De baten van de BRON bedragen tenminste 20,6 miljoen euro (netto contante waarde). De jaarlijkse baten van de BRON liggen tussen 2,3 miljoen euro en 2,9 miljoen euro 2022. De belangrijkste gekwantificeerde voordelen van de BRON hebben betrekking op de vermindering van efficiency en kwaliteit in de oriëntatiefase, vermindering eigen verkenningen in oriëntatiefase en voorontwerpfase, verbetering verkenningen voor regionale karteringen en vermindering beheerkosten als gevolg van uitvoering van de wet verbrede watertaken gemeenten. In de oriëntatiefase wordt voor elk project een uitgebreide inschatting gemaakt van de opbouw of eigenschappen van de ondergrond. In de BRON komen steeds meer ondergrondgegevens waardoor steeds meer gegevens beschikbaar komen en minder secundaire datasets geraadpleegd hoeven te worden. Zonder BRON (het nulalternatief) wordt informatie ingewonnen via DINO en BIS, uit het eigen projectarchief, bij de opdrachtgever, etc.. Met de invoering van de BRON is het niet meer nodig om gebruik te maken van meerdere secundaire datasets en kan uit de BRON de informatie over de ondergrond gehaald worden. Gebruikers die voorheen gebruik maakten van DINO en BIS zullen met de invoering van de BRON minder tijd kwijt zijn aan het verzamelen van ondergrondgegevens. Het inwinnen van ondergrondinformatie kan zodoende efficiënter uitgevoerd worden. Gebruikers van ondergrondinformatie die voor de invoering van de BRON geen gebruik maakten van DINO en BIS gegevens hebben een kwaliteitsvoordeel. Een belangrijk uitgangspunt dat we hierbij hanteren is dat eventuele fouten in de oriëntatiefase worden rechtgetrokken in de fase van het voorontwerp dan wel definitief ontwerp. Het kwalitatieve voordeel wordt gerealiseerd doordat de kosten die gemaakt worden voor het rechtzetten van fouten hoger is dan de kosten die gemoeid gaan met het eerst opzoeken van de gegevens. De kwaliteit van de besluiten op basis van de ondergrondgegevens worden verhoogd, resulterend in meer draagvlak. Door hergebruik van bestaande informatie zijn minder aanvullende eigen verkenningen nodig in de oriëntatiefase en voorontwerpfase. Het hergebruik van informatie neemt toe naarmate de hoeveelheid beschikbare informatie toeneemt. 8 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

Bij bepaling van deze baat maken we onderscheid naar boringen, sonderingen en laboratoriumanalyses. Voor boringen en sonderingen zijn de dekking en de ontwikkeling van de dekking na invoering van de BRON van belang voor de baat. Een grotere dekking betekent namelijk dat meer gegevens beschikbaar zijn en minder aanvullende eigen verkenningen hoeven worden gedaan. Bij laboratoriumanalyses wordt het voordeel gerealiseerd als gevolg van de vermindering van het aantal boringen. Voor het maken van regionale karteringen wordt gebruik gemaakt van de alle beschikbare (zowel diep als ondiep) ondergrondinformatie. Met de invoering van de BRON komt meer informatie beschikbaar die gebruikt kan worden voor het maken van deze karteringen. Hiervoor zijn ondiepe boringen nodig. Doordat de marktdekking van het aantal boringen toeneemt door de BRON zijn ook minder aanvullende verkenningen nodig om een regionale kartering te maken. Vanuit de wet verbrede watertaken gemeenten die momenteel in de Eerste Kamer ligt, moeten alle gemeenten een loket vormen waar burgers en bedrijven terecht kunnen met hun vragen en klachten over grondwater. Gemeenten zullen hierin gaan samenwerken met de regionale milieudiensten om deze informatie te beheren. De invoering van de BRON kan voor deze partijen een voordeel opleveren doordat minder beheerkosten gemaakt hoeven te worden. Het voordeel komt doordat gegevens beheerd gaan worden in de BRON en niet via eigen systemen. Naast de door ons gekwantificeerde baten treden ook baten op die wij niet in geld hebben uitgedrukt. Voorbeelden hiervan zijn: nieuwe toepassingen/interpretaties; uitoefening en vereenvoudiging handhavingstaken; verhoging van de veiligheid; beter inzicht in oorzaak en mogelijkheden van preventie van ondergrondgerelateerde calamiteiten; verbetering beleid. Conclusies Op grond van de voor de BRON opgestelde kosten-batenanalyse kunnen de volgende conclusies worden getrokken: De invoering van de BRON levert voor de maatschappij baten op die in omvang opwegen tegen de te maken kosten. De gevoeligheidsanalyse laat zien dat de resultaten van de kosten-batenanalyse voldoende robuust zijn. Dit betekent dat het interessant is om te investeren in de basisregistratie ondergrond. Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 9

10 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

1 Inleiding 1.1 Achtergrond Het in 2000 gestarte en inmiddels afgeronde programma Stroomlijning Basisgegevens (SBG) heeft een impuls gegeven aan de (door)ontwikkeling van een stelsel van zes basisadministraties. Op dit moment wordt in aanvulling op het stelsel van de zes basisregistraties naar andere mogelijke basisregistraties gekeken. Op dit moment wordt door het ministerie van VROM onderzocht of het wenselijk is een basisregistratie ondergrond (BRON) aan te wijzen. In deze basisregistratie wordt zowel de geologische als de bodemkundige ordening van de ondergrond opgenomen. In de ondergrond worden vijf verschillende objecten onderkend (verkenningen, ruimtelijke eenheden (+ thematische kaarten type 1), thematische kaarten type 2, infrastructuur ten behoeve van het gebruik van de ondergrond (dus niet de kabels en leidingen) en gebruiksrechten). 1.2 Vraagstelling Op dit moment wordt al veel informatie over de ondergrond bijgehouden in de registraties DINO (door TNO) en BIS (door Alterra). Het is de vraag in hoeverre het wenselijk is voor de maatschappij om deze registraties samen uit te laten groeien tot een basisregistratie ondergrond van Nederland. Voor de basisregistratie ondergrond is een schetsontwerp gemaakt 1. Het schetsontwerp bevat vijf objecten, te weten: verkenning, ruimtelijke eenheden (+thematische kaarten type 1), thematische kaarten type 2, ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten. Binnen de basisregistratie ondergrond worden vier domeinen onderkend: 1. Het domein met informatie over de geologische en bodemkundige opbouw 2. Het domein met gegevens die verzameld zijn om informatie over de milieukwaliteit van de ondergrond te vergaren 3. Het domein met gegevens die verzameld zijn om kennis van de archeologische (verwachtings-)waarde van de ondergrond te verkrijgen 4. Ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten als objectinformatie. 1 Ministerie van VROM (2006), Schetsontwerp basisregistratie ondergrond Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 11

Het is de bedoeling dat de besluitvorming over de invoering van de basisregistratie ondergrond in 2007 wordt genomen. Om bestuur en politiek in staat te stellen positief te besluiten over de basisregistratie ondergrond, zal het ministerie van VROM het Kabinet moeten overtuigen dat invoering van deze basisregistraties voldoende maatschappelijke voordelen oplevert. Hiervoor is het noodzakelijk een solide analyse van kosten en baten uit te voeren, welke een belangrijk element gaat vormen in de besluitvorming. Het doel van het onderzoek is dan ook: Het opstellen van een maatschappelijke kosten-batenanalyse van de basisregistratie ondergrond, waarbij voor alle partijen in de maatschappij de kosten en de baten in kaart worden gebracht. 1.3 Conceptueel kader: de OEI-methodolgie De OEI-methodologie vormt in Nederland de leidraad voor de uitvoering van kostenbatenanalyses 2. De OEI-methodologie is in beginsel bedoeld voor infrastructurele projecten. In het verleden heeft ECORYS aan de hand van deze methodiek ook diverse kosten-batenanalyses uitgevoerd voor ICT-projecten met een nationale impact, waarbij is gebleken dat deze methodiek uitstekend geschikt is voor dergelijke kostenbatenanalyses 3. Alle in het verleden uitgevoerde kosten-batenanalyses van projecten binnen het stelsel van basisregistraties zijn uitgevoerd met behulp van de OEI-methodologie door ECORYS. Recente voorbeelden zijn de Actualisatie baten Basisbedrijvenregister, Kosten-batenanalyse BGR en BRA en Actualisatie en verbetering business case startpakket. Daar deze methodologie robuust, in de praktijk bruikbaar en algemeen geaccepteerd is (onder andere door het CPB), willen wij deze eveneens voor de kostenbatenanalyse van de basisregistratie ondergrond hanteren. Conform de OEI-leidraad worden voor het in kaart brengen van de kosten en de baten van de BRON de volgende stappen ondernomen: 1. Definiëring projectalternatief: hierbij wordt aangegeven hoe de voorgenomen ontwikkelingen er uit zullen zien als het project BRON wordt uitgevoerd. 2. Definiëring nulalternatief: dit is de vaststelling van de ontwikkelingen wanneer het project BRON niet wordt uitgevoerd. 3. Bepaling van de kosten 4 en de baten: een maatschappelijke kosten-batenanalyse (KBA) geeft zicht op alle relevante effecten van een project op de maatschappelijke welvaart. 2 3 4 Volgens een recent kabinetsbesluit dient voor projecten van nationaal belang een maatschappelijke kosten baten analyse (KBA) gemaakt te worden. Deze dient uitgevoerd te worden conform de in het kader van OEEI geschreven Evaluatie van Infrastructuurprojecten. Leidraad voor Kosten-Batenanalyse (CPB/NEI, 2000). OEI staat voor Overzicht Effecten Infrastructuur. Zie bijvoorbeeld ECORYS & Dialogic (2002), Verkenning kosten en baten RYX of ECORYS (2002), Kosten-batenanalyse van een stelsel van basisregistraties. Met kosten wordt in dit geval bedoeld: de meerkosten van het realiseren van de basisregistratie ondergrond. Dit is overigens voorgeschreven vanuit de OEI-leidraad. Hiermee wordt onderzoeksvraag 1 uit de oorspronkelijke offerte beantwoord. 12 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

4. Uitzetten van de kosten en de baten in de tijd. Door de kosten en baten in de tijd uit te zetten, is het mogelijk om financiële indicatoren vast te stellen aan de hand waarvan de aantrekkelijkheid van de investering kan worden bepaald. In een kosten-batenanalyse conform de OEI-richtlijnen worden primair drie soorten effecten beschouwd: Directe effecten: de voor- en nadelen van het projectalternatief ten opzichte van het nulalternatief voor de beheerders en de gebruikers (alle overheidsinstellingen die de gegevens uit de basisregistratie ondergrond gaan afnemen) van de data in het basisregistratie ondergrond. Indirecte effecten: de effecten die voortvloeien uit de directe effecten van het project, preciezer gesteld: de doorwerking van directe effecten via transacties en anderszins naar andere actoren in de economie. Dit zijn de leveranciers van de data (burgers, bedrijven en instellingen) en de eindgebruikers van de data (burgers, bedrijven en instellingen). Externe effecten: dit betreft de effecten die moeilijk in geld uit te drukken zijn omdat markten en dus prijzen ontbreken. Bij veel projecten gaat het hier om gevolgen van een project voor het milieu, natuur en veiligheid. Voor de basisregistratie ondergrond betreft het de niet in prijzen en geld uit te drukken effecten, zoals de gevolgen van de basisregistratie ondergrond voor de kwaliteit van de dienstverlening van de overheid. De externe effecten komen terecht bij zowel de leveranciers van de data, de beheerders van de data, de gebruikers van de data en de eindgebruikers van de data (burgers, bedrijven en instellingen). 1.4 Gehanteerde werkwijze Om de kosten en baten van de basisregistratie ondergrond in kaart te kunnen brengen, hebben we een aantal stappen doorlopen. Allereerst hebben we alle relevante informatie verzameld en bestudeert. Hierbij hebben we onder andere gekeken naar programmaplannen, beleidsnotities, haalbaarheidsstudie en het schetsontwerp. Op basis van de hieruit verkregen informatie en de gevoerde gesprekken met TNO en Alterra is vervolgens het project- en nulalternatief opgesteld. De notitie waarin deze alternatieven beschreven staan, is vervolgens besproken en aangescherpt en heeft de basis gevormd voor de gesprekken met gebruikers. Om een goede inschatting te kunnen maken van de effecten van de invoering van de BRON zijn vervolgens interviews gevoerd met gebruikers (als diverse ministeries, enkele provincies, waterschappen, gemeenten en het bedrijfsleven). Bijlage 1 vormt een overzicht van alle partijen waarmee gesproken is. De resultaten van de interviews hebben we gebruikt en inhoudelijk getoetst in een interne (ECORYS-Grontmij) workshop. De bovengenoemde stappen hebben geresulteerd in een opstelling van de kosten- en batenposten. Een eerste aanzet van deze posten hebben we gepresenteerd aan de begeleidingscommissie. Naar aanleiding van de reacties tijdens deze bijeenkomst hebben we de posten nader onder de loep genomen en nogmaals getoetst bij diverse partijen. De kosten en baten zoals opgenomen in deze rapportage zijn het resultaat van bovengenoemde stappen. Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 13

Tot slot hebben we gekeken hoe robuust de resultaten zijn door het uitvoeren van een gevoeligheidsanalyse. Op deze manier is meer inzicht verkregen in de betrouwbaarheid van de resultaten en in de zogenaamde minimale variant (wanneer is het project nog net interessant). 1.5 Leeswijzer Na dit inleidende hoofdstuk 1 met de vraagsteling en het conceptuele kader van het onderzoek, volgen in hoofdstuk 2 de uitgangspunten van de BRON welke wij hebben gebruikt om de kosten en opbrengsten te bepalen. In hoofdstuk 3 worden vervolgens de kosten en de baten weergegeven en conclusies getrokken over de rentabiliteit van de BRON. De volgende twee hoofdstukken 4 en 5 gaan vervolgens dieper in op respectievelijk de kosten en de baten. De belangrijkste bevindingen en conclusies zijn in de managementsamenvatting (PM) voor in dit rapport te vinden. In bijlage 1 is een lijst van de geïnterviewde personen opgenomen. De opbouw van de rapportage is daarmee als volgt. Voor de lezer met weinig tijd voldoet het lezen van de managementsamenvatting van deze rapportage. Voor de lezer die een goed beeld op hoofdlijnen wenst te krijgen voldoet het om hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 door te nemen. De lezer die inzicht wenst in gedetailleerde informatie wordt aangeraden om ook de hoofdstukken 4 en 5 te bekijken. 14 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

2 Basisregistratie Ondergrond 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de Basisregistratie Ondergrond (BRON). In de tweede paragraaf worden de ontwikkelingen beschreven wanneer de BRON wordt ingevoerd (het projectalternatief). In paragraaf drie gaan we in op de relevante ontwikkelingen wanneer er geen BRON komt (het nulalternatief). In paragraaf vier worden het project- en nulalternatief naast elkaar gezet. De laatste paragraaf geeft een eerste inzicht in de effecten. In latere hoofdstukken wordt daar dieper op ingegaan. 2.2 Projectalternatief 2.2.1 Inleiding Het projectalternatief beschrijft de ontwikkelingen die optreden als gevolg van de invoering van de BRON. De BRON is bedoeld als basisregistratie voor de ondergrond. Voor de basisregistratie is een schetsontwerp gemaakt vanuit het perspectief van het gebruik van informatie over de ondergrond door de Nederlandse overheid. Het schetsontwerp bevat vijf objecten, te weten: verkenningen, ruimtelijke eenheden (+ thematische kaarten type 1), thematische kaarten type 2, ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten. Het is de bedoeling dat informatie met betrekking tot de ondergrond in de BRON opgenomen wordt. De informatie over de opbouw van de ondergrond wordt verkregen door het uitvoeren van verkenningen. Dat zijn locaties in Nederland of het Nederlandse deel van het continentale plat, waar de opbouw van de ondergrond verkend is door middel van een waarneming op een punt, langs een lijn of in een vlak. De resultaten van deze verkenningen worden vertaald naar driedimensionale modellen, opgebouwd uit ruimtelijke eenheden. Deze driedimensionale modellen worden ook wel platgeslagen weergegeven op kaarten en profielen. In het kader van dit onderzoek worden dit thematische kaarten type 1 genoemd. Bij het 2 de type thematische kaarten, is naast de verkenningen en de ruimtelijke eenheden, een extra gegeven toegevoegd (mogelijk uit een andere registratie) of een aanvullende analyse uitgevoerd. De type 2 thematische kaarten die zijn meegenomen, zijn kaarten waarvoor voor het gebruik een wettelijke basis bestaat. Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 15

Binnen de basisregistratie ondergrond worden 4 domeinen onderkend (zie figuur 2.1), Domeinen 1 tot en met 3 hebben betrekking op de opbouw van de ondergrond. Het eerste domein bevat informatie over de geologische en bodemkundige opbouw van de ondergrond, het tweede domein betreft informatie over de milieukwaliteit van de ondergrond en in het derde domein zitten gegevens met betrekking tot de archeologische (verwachtingswaarde) van de ondergrond. In het vierde domein worden ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten als objectinformatie opgenomen. Figuur 2.1 Afbakening basisregistratie ondergrond Deze kosten-batenanalyse is gericht op domeinen 1 en 4, ofwel de informatie over de geologische en bodemkundige opbouw van de ondergrond en de ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten. Uitgangspunt van de basisregistraties is dat overheidsinstellingen verplicht gebruik moeten maken van de gegevens uit de basisregistratie. Het achterliggende idee (eenmalige registratie, meervoudig gebruik) vormt ook de basis voor alle basisregistraties. Voor de BRON geldt hetzelfde. Private partijen kennen deze verplichting niet, tenzij het werk in opdracht van een overheidsinstantie wordt uitgevoerd. Overheidsinstellingen hebben ook de verplichting om nieuwe informatie en geconstateerde onjuistheden in gegevens terug te melden aan de beheerder van de BRON (terugmeldplicht). De beheerder (registerhouder) is verantwoordelijk voor verstrekking en terugmelding van gegevens en de controle of de aangeleverde gegevens aan de NENnormen voldoen. Nadrukkelijk betekent dit niet per definitie dat de beheerder zelf de juistheid van gegevens onderzoekt. Ook hier geldt dat deze verplichting niet geldt voor private partijen zolang zij niet in opdracht van een overheidsinstantie werken. 16 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

In vergelijking met andere basisregistraties zal in de BRON niet zo zeer een terugmelding van fouten plaatsvinden, maar zal het veelal gaan om vernieuwing en completering van gegevens. De gegevens zoals die zijn opgenomen zijn namelijk veelal niet fout, maar aan verandering onderhevig. Zodra nieuwere informatie beschikbaar komt, zal dit leiden tot het aanpassen en opnemen van aanvullende gegevens. Gegevens in de BRON zullen verschillen in kwaliteit, maar de kwaliteit van de gegevens is bekend. Bij aanlevering van de gegevens vindt standaard een controle plaats op de aangeleverde gegevens. Wij gaan er vanuit dat er een standaard komt waaraan alle aangeleverde gegevens moeten voldoen om opgenomen te worden in de BRON. Voor gegevens die niet aan dit standaard voldoen wordt extra informatie opgevraagd of het gegeven wordt niet opgenomen. Voor het BRON-systeem wordt gebruik gemaakt van de al bestaande infrastructuur van DINO. Het is niet nodig om een compleet nieuwe infrastructuur (systeem) te ontwikkelen voor het ontsluiten van de gegevens. Met enkele relatief beperkte aanpassingen (extra server, e.d.) kunnen alle gegevens ingevoerd en ontsloten worden met behulp van de DINO infrastructuur. De kwaliteit van de aangeleverde gegevens wordt gewaarborgd door een controle op de administratieve juistheid en plausibiliteit van de meetgegevens. In de BRON worden ook de ondergrondse infrastructuur en gebruikrechten opgenomen. De gegevens die nu al in DINO zijn opgenomen, komen in de BRON. Maar ook gegevens omtrent ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten die nu nog verspreid zitten bij diverse overheidsinstanties of waar nog geen registratie voor bestaat, komen in de BRON. In het nulalternatief (zie paragraaf 2.3) gaan we uit van ontsluiting van de DINO en BIS ondergrondgegevens via één loket. Voor het projectalternatief geldt dit als een uitgangspunt waarop voortgebouwd gaat worden. Ondergrondgegevens van zowel DINO als BIS gaan gebruikt worden voor allerlei toepassing met betrekking tot de ondergrond. Net als in het nulalternatief laten we de actualisatie van een deel van de BIS-gegevens buiten beschouwing. 2.2.2 Klantgroepen Uiteindelijk worden alle overheidsinstellingen verplicht gebruik te gaan maken van de BRON. Hiermee wordt verondersteld dat alle nieuwe verkenningen in de BRON opgenomen gaan worden. Veelal voeren overheidsinstellingen niet zelf de verkenningen uit, maar vinden ze wel plaats in opdracht van een overheidsinstantie. Een weg wordt bijvoorbeeld in opdacht van een overheidsinstantie (Rijkswaterstaat, gemeente, e.d.) aangelegd. De boringen en sonderingen die de aannemer doet, worden zodoende namens deze overheidsinstantie uitgevoerd. De aannemer krijgt vanuit de overheidsinstantie de plicht mee om de ondergrondgegevens (eventueel via de overheidsinstantie) aan de basisregistratie te leveren. Verkenningen in opdracht van private partijen (bijvoorbeeld voor woningbouw) vallen niet onder het verplicht gebruik en de terugmeldplicht. In de tabel hieronder staan de verschillende klantgroepen van de BRON weergegeven. Met betrekking tot de verzelfstandigde overheidsinstellingen (ZBO s) is aangenomen dat slechts een zeer beperkt aantal instellingen vanuit hun taakstelling ook daadwerkelijk als klant van de BRON kan worden aangemerkt. Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 17

Gewesten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn in deze analyse niet meegenomen als een aparte klantgroep aangezien deze al een aansluiting hebben via de afzonderlijke gemeenten. Hierbij wordt uitgegaan van de overheidsinstanties die BRON verplicht zijn te gebruiken. Tabel 2.1 Overzicht klantgroepen BRON Klantgroepen Overheid Privaat Totaal Ministeries 4 4 Zelfstandige overheidsinstellingen 10 10 Bedrijfs- en productschappen 30 30 Provincies 12 12 Waterschappen 26 26 Gemeenten 443 443 Niet overheidsorganisaties > 1.200 > 1.200 Totaal 525 > 1.200 > 1.725 Bron: www.overheid.nl en TNO-DINO Om gebruik te kunnen maken van DINO als basis voor de BRON, hoeven gebruikers nauwelijks aanpassingen te doen aan hun ICT-infrastructuur aangezien communicatie veelal via internet plaatsvindt. Deze investeringen zullen relatief beperkt zijn en vooral betrekking hebben op (automatische) communicatie van raadplegen en aanleveren (terugmelden) van gegevens en integreren in de werkprocessen. Voor de organisaties die reeds gebruik maken van DINO zijn deze aanpassingen niet benodigd. 2.2.3 Gegevensset In de BRON komen zowel gegevens over verkenningen als van ruimtelijke eenheden (thematische kaarten type 1), thematische kaarten type 2, ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten. In onderstaand tabel staan per objecttype de in de basisregistratie opgenomen aantallen. Deze gegevens zijn gebaseerd op de gegevens uit het schetsontwerp. Tabel 2.2 Overzicht objecttypen en gegevens in BRON Objecttype Verkenningen Ruimtelijke eenheden (Thematische kaarten type 1) Thematische kaarten type 2 Gegeven Boringen Bodemprofiel Sondering Grondwaterpeiling Monsteranalyses Seismische opname Bodemtypen Geologisch laagpakket Breuken Grondwaterlichamen Voorkomen Goede slechte bodemkaart Gevoeligheid nitraat 18 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

Objecttype Ondergrondse infrastructuur Gebruiksrechten Gegeven Opbrengst delfstoffen Infrastructuur voor winning Infrastructuur voor opslag Recht op het winnen van ondergrondse natuurlijke hulpbronnen Recht op het bergen/opslaan van (rest)stoffen Voor verkenningen geldt dat het hier gaat om punt- of lijngegevens. De gegevens die feitelijk geregistreerd worden bij boringen, sonderingen, et cetera. Voor de ruimtelijke eenheden en thematische kaarten type 2 betreffen het interpretaties. Infrastructuur en gebruiksrechten betreffen feitelijke data die eveneens in de basisregistratie opgenomen worden. Een deel van de gegevens over ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten zijn slechts in beperkte mate openbaar worden vanwege de vertrouwelijkheid van deze gegevens. Het gebruik van BRON door overheidsinstanties zal gratis zijn. Private partijen kunnen een abonnement nemen voor het gebruik van de BRON. Een optie ter stimulering van het gebruik is om de BRON ook voor private partijen gratis te maken. 2.2.4 Tijdpad Medio 2007 vindt de besluitvorming over de invoering van de BRON plaats. Dit houdt in dat vanaf eind 2007 de eerste investeringen worden gedaan voor een beheersysteem voor de gegevens van de BRON. Vanaf 2010 zijn alle partijen aangesloten en is het systeem volledig operationeel. Tabel 2.3 Indicatie ontwikkeling BRON Medio 2007 Eind 2007 Begin 2010 Stap Besluitvorming Bouwen beheersysteem BRON volledig operationeel 2.3 Nulalternatief Het nulalternatief beschrijft de te verwachten ontwikkelingen wanneer de BRON niet wordt opgezet. Dit is niet hetzelfde als de huidige situatie. Om de effecten zuiver aan de BRON toe te kunnen rekenen is het van belang om de effecten van ontwikkelingen die ook zonder de invoering van de BRON plaatsvinden mee te nemen in de analyse. Alle gegevensbestanden bij de toekomstige gebruikers van BRON verschillen in kwaliteit en detailniveau, uniformiteit van opname en beschrijving van de gegevens in de bestanden ontbreekt. Een groot deel van de gegevens blijft bij de instanties die onderzoek doen naar de ondergrond hangen en worden niet in de bestaande registraties DINO (Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond) of BIS (Bodemkundig Informatie Systeem) opgenomen. Hierdoor zijn deze bestaande registraties incompleet. In het nulalternatief zal dit zich blijven voordoen. Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 19

DINO zal gefinancierd blijven vanuit het GEO-informatieprogramma. Het budget voor het GEO-informatieprogramma komt vanuit de ministeries van EZ, V&W, VROM, LNV en OCW, waarbij het ministerie van OCW als eindverantwoordelijke zorg draagt voor de financiering. Hierdoor blijft DINO gegevens laagdrempelig beschikbaar stellen van een uniforme kwaliteit. Het BIS daarentegen zal geen financiering ontvangen waardoor beheer en systematische actualisatie van gegevens niet mogelijk is. Als gevolg hiervan neemt de actualiteit van de inhoud van de database en daarmee samenhangende kwaliteit van de database in zijn geheel af. Ondiepe bodemverkenningen hebben namelijk een relatief korte houdbaarheidsdatum en zijn door menselijk ingrijpen aan verandering onderhevig. In het project IMBOD (Informatiemodel voor Bodem en Ondergrond) wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn om DINO (DINO-loket) en BIS (bodemdata.nl) ineen te schuiven om zodoende tot één loket te komen. Zowel TNO als Alterra blijven hun eigen registraties voeren, maar de gegevens worden op één centraal punt ontsloten. In het nulaternatief wordt er vanuit gegaan dat dit proces zich verder doorzet en dat dit loket er komt. De beschikbaarheid van BIS-gegevens zal hiermee ook verbeteren aangezien deze dan gedownload kunnen worden en niet meer speciaal aangevraagd hoeven worden bij Alterra. Voor een deel van de BIS-gegevens is actualisatie nodig, maar de overige gegevens worden gewoon gebruikt in de werkprocessen. In een later stadium wordt een kosten-batenanalyse gedaan voor actualisatie van (een deel van het) BIS. Dit loket krijgt ook de beschikking over de ondergrondgegevens van GeoDelft voor zover deze gegevens verkregen zijn uit overheidsopdrachten. Het proces van afstemming van de ondergrondgegevens van GeoDelft voor DINO is in volle gang en zal resulteren in integratie van de openbare ondergrondgegevens van bovengenoemde partijen. Naar verwachting zal dit eveneens voor 2010 doorgevoerd zijn. Tussen DINO en Fugro zijn momenteel gesprekken gaande over levering van hun ondergrondgegevens aan DINO. Hiermee neemt de database met ondergrondgegevens verder toe. Verondersteld wordt dat de database van DINO met toevoeging van de gegevens van GeoDelft en Fugro een kleine 40 procent van de totale vergaarde gegevens in Nederland bevat. In het nulalternatief is er geen terugmeldplicht, wat inhoudt dat gegevens op vrijwillige basis aangeleverd worden. Een structurele aanlevering van gegevens vindt niet plaats. Gebruikers geven de voorkeur aan hun eigen gegevensbestanden boven het DINO-BIS gegevensbestand aangezien dit bestand niet structureel is opgezet. Gebruikers maken van dit bestand in veel gevallen gebruik naast hun eigen bestand. Het werkproces is zodoende niet efficiënt en op deze manier wordt geen gebruik gemaakt van alle beschikbare informatie. De eigen data wordt veelal standaard gebruikt en het gebruik van de DINO/BIS-gegevensbestand neemt slechts beperkt toe ten opzichte van het huidige gebruik (mede als gevolg van de beperkte interactie met de eigen gegevens). Ook hebben er buiten de geldende standaarden geen andere kwalitatieve verbeteringen voor de gegevens plaats. 20 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

Vanuit de Europese Commissie is een project (INSPIRE) opgezet om de versnippering van geografische datasets en informatiebronnen, gebrek aan beschikbaarheid en afstemming tussen deze datasets en dubbele inwin van informatie tegen te gaan. Dit INSPIRE project zorgt ervoor dat en kwalitatief hoogwaardige geo-informatie beschikbaar komt om de formulering, implementatie, monitoring en evaluatie van Europees beleid met een ruimtelijke dimensie of ruimtelijke gevolgen mogelijk te maken. Om de verkenningen en interpretaties te kunnen raadplegen is een abonnement vereist. Verder wordt per geleverde informatie een kleine vergoeding betaald. Op het gebied van ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten verandert weinig voor wat betreft de beschikbare gegevens en openbaarheid van deze gegevens. In het nulalternatief blijft de huidige situatie dus voortbestaan. 2.4 Schematisch De onderstaande twee figuren geven goed inzicht in de essentiële verschillen tussen het nulalternatief en het projectalternatief (BRON). In het nulalternatief worden gegevens voor elk proces uitgevraagd door de betreffende overheidsinstelling. Gegevens worden in projectalternatief eenmalig uitgevraagd en meervoudig gebruikt voor de verschillende processen. Figuur 2.2 Nulalternatief registratie ondergrond 5 5 Bron: Stroomlijning Basisgegevens (2003), Stroomopwaarts! Kroniek van het Programma Stroomlijning Basisgegevens. Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 21

Figuur 2.3 Projectalternatief Basisregistratie Ondergrond 6 2.5 Mogelijke effecten BRON Door te kijken naar de verschillen tussen het projectalternatief en het nulalternatief ontstaat er een beeld van de mogelijke effecten van de BRON die op kunnen treden. Deze paragraaf geeft inzicht in de definities van de verschillende effecten. Eerst wordt kort beschreven hoe de procesgang zal veranderen met behulp van (verplicht) gebruik van BRON. Daarna wordt dit omgezet in effecten, welke in de KBA worden gebruikt. Procesgang Ondergrondgegevens worden in diverse projecten gebruikt, denk onder andere aan: werken in de weg- en waterbouw, woningbouw, dijkbescherming, grond- en oppervlaktewater beheer en ondergronds infrastructuur gegevens. Voor bovengenoemd type projecten is een tweedeling te maken naar soorten projecten en mate van gebruik van ondergrondgegevens: bouwprojecten, hieronder scharen we projecten voor weg- en waterbouw, woningbouw, kantorenbouw, aanleg bedrijventerreinen, etc.; beheerprojecten, hieronder vallen de meer continue projecten als het beheer van grond- en oppervlaktewater, monitoring van waterlopen, analyse van waterkeringen, en dergelijke. Beleidsstudies en planstudies. 2.5.1 Bouwprojecten Een bouwproject bestaat uit verschillende fases die doorlopen moeten worden om tot realisatie te komen. In elke fase wordt verschillend gebruik gemaakt van de bodeminformatie en het effect van de invoering van BRON is niet hetzelfde voor alle fases. Een bouwproces is opgebouwd uit vijf fases: oriëntatiefase, voorontwerpfase, definitief ontwerp, realisatiefase en beheerfase/monitoring. Allereerst zetten we uiteen hoe het proces verloopt zonder de invoering van de BRON en vervolgens maken we inzichtelijk wat de invloed van de BRON is op het proces. De beschrijving geldt voor alle projecten waar bodeminformatie nodig is. Dat houdt in dat deze beschrijven van toepassing is op bijvoorbeeld grote infrastructurele werken en kleine bemalingsadviezen. Om die reden is de beschrijving van het verloop van het proces op hoofdlijnen en kunnen individuele projecten afwijken van het proces laten zien. 6 Bron: Stroomlijning Basisgegevens (2003), Stroomopwaarts! Kroniek van het Programma Stroomlijning Basisgegevens. 22 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

Proces zonder BRON Een bouwproject begint met de oriëntatiefase waarin alle beschikbare informatie verzameld wordt en een eerste beeld wordt gevormd over het project. In deze fase wordt veel gebruik gemaakt van de bodeminformatie ofwel uit DINO en BIS of informatie uit eigen onderzoeken (of een combinatie van beiden). Veelal worden in beperkte mate nieuwe verkenningen uitgevoerd. Het doel van deze fase is het verkrijgen van een globaal beeld van de projectlocatie(s) om op basis hiervan een eerste inschatting te kunnen maken waar rekening mee gehouden dient te worden in relatie tot de ondergrond. In de voorontwerpfase worden de eerste grove ontwerpen voor het project gemaakt. Het kan hierbij gaan om meerdere varianten voor één locatie dan wel onderzoek naar meerdere locaties om de meest geschikte locatie te vinden. In deze fase zijn ten opzichte van de vorige fase meer gegevens benodigd voor een of meerdere specifieke locaties. De gegevens in DINO en BIS worden nog wel gebruikt, maar aangezien hier al naar locaties gekeken wordt is meer informatie nodig. Het aantal eigen verkenningen neemt in deze fase fors toe. De ondergrondinformatie verkregen in deze fase wordt meegenomen in de keuze voor een locatie. Het definitieve ontwerp start als een keuze is gemaakt voor een projectvariant en -locatie. Om invulling aan het definitieve ontwerp te kunnen geven is specifieke locatiegerichte informatie nodig. In de vorige fasen werd gebruik gemaakt van globalere informatie. De dichtheid van de puntgegevens met bodeminformatie zal verhoogd moeten worden om tot een goed ontwerp te komen. Deze specifieke informatie is veelal niet meer te halen uit algemeen beschikbare datasets en daarom zijn extra aanvullende verkenningen nodig om te komen tot een goede gebiedsdekking. De praktijk leert dat in deze fase van een project specifieke eisen worden gesteld aan informatie van de ondergrond (actueel, bepaalde kwaliteitseisen, preciés de juiste positie/diepte) en dat deze informatie eigenlijk nooit van tevoren beschikbaar is. Bijkomend is dat bij technische ontwerpen veelal hogere veiligheidseisen worden gesteld aan het ontwerp (en dus de onderliggende informatie) en dus op geen enkele wijze concessies aan de kwaliteit kunnen woorden gedaan ( safety first ). Ontwerpers zullen daarom niet snel genegen zijn om in dergelijke situaties van al beschikbare informatie gebruik te maken. Om bovendien aansprakelijkheid voor ontwerp- en gevolgschade tot een minimum te beperken zal niet snel naar beschikbaren informatie worden teruggegrepen. In deze fase vinden de meeste aanvullende verkenningen plaats om inzicht te verkrijgen in de ondergrond. Als het definitieve ontwerp vaststaat, wordt gestart met de realisatie van het project. In de volgende gevallen is nog bodeminformatie benodigd zijn: werken waarbij op basis van metingen eventuele bijstelling van het ontwerp plaatsvindt, calamiteiten of metingen die tot deze fase zijn uitgesteld. Het gebruik van bodeminformatie zal in deze fase ten opzichte van de voorgaande fasen daarom afnemen. Ook hiervoor geldt dat eigen verkenningen benodigd zijn aangezien specifieke locatiegebonden informatie nodig is. De laatste fase is tenslotte de beheerfase. Nadat het project gerealiseerd is, wordt nog in beperkte mate gebruik gemaakt worden van bodeminformatie voor beheer en monitoring. Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 23

In onderstaand figuur is inzichtelijk gemaakt hoe het proces eruit ziet en in welke mate gebruik gemaakt wordt van beschikbare informatie uit DINO en BIS en in welke fase vooral aanvullende eigen verkenningen gedaan worden. Figuur 2.4 Schematische weergave gebruik bodeminformatie Gebruik bodeminformatie Oriëntatiefase Voorontwerpfase Definitief ontwerp Realisatiefase Beheerfase/ Monitoring Fase Gebruik gegevens DINO/BIS Aanvullende eigen verkenningen Voor bepaling van de baten is niet alleen de fase van belang, maar ook de omvang van de fase. In onderstaande tabel geven we de omvang van de markt per fase weer. Figuur 2.5 Omvang van de markt naar fase 10% 10% 10% 35% Oriëntatiefase Voorontwerpfase Definitief ontwerpfase Realisatiefase Beheerfase/monitoring 35% Invloed BRON De invoering van BRON heeft invloed op het gebruik van bodeminformatie. Als gevolg van de verplichting om gebruik te maken van BRON gaat meer gebruik gemaakt worden van de gegevens die in het register zijn opgenomen. Daarnaast neemt de omvang van het register jaarlijks toe door de verplichte terugmelding van bodemgegevens. Naast een stimulans voor het gebruik van bodemgegevens komen er ook meer gegevens beschikbaar (= verplichte terugmelding). Doordat meer bodemgegevens beschikbaar zijn, kunnen deze gegevens gebruikt worden voor het project. Vooral in de oriëntatiefase zal het gebruik van de gegevens uit de BRON langer gedurende het proces plaatsvinden. 24 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

Hierdoor zijn in deze fase minder aanvullende nieuwe verkenningen nodig, omdat deze informatie vanuit BRON verkregen wordt. Het langdurige en veelvuldige gebruik van BRON-gegevens in het proces zorgt ervoor dat deze curve naar rechts verschuift. Gegevens uit BRON gaan een steeds grotere rol spelen in het vergaren van informatie in de oriëntatiefase. De toename aan bodeminformatie zorgt ervoor dat pas later in het proces aanvullende eigen verkenningen benodigd zijn. Dit effect wordt zichtbaar gemaakt door de verschuiving van de curve van aanvullende eigen verkenningen naar beneden (zie figuur, verschuiving van rood naar groen). In de voorontwerpfase wordt ten opzichte van de vorige fase gerichter naar informatie gezocht. De in deze fase gebruikte ondergrondinformatie behoeft nog geen grote dichtheid. Het gaat vooral om het maken van een eerste inschatting van de mogelijkheden van het gebied/de locatie. De toename van de ondergrondgegevens in BRON zorgt ervoor dat in deze fase het gebruik van gegevens uit de BRON toeneemt. Het is eenvoudig om een aanzienlijke hoeveelheid informatie uit BRON te halen en te gebruiken voor het voorontwerp. In de figuur is dit te zien aan de verschuiving van de gebruikscurve naar rechts. De beschikbaarheid van steeds meer bruikbare informatie uit de BRON, maakt de noodzaak om aanvullende eigen verkenningen uit te voeren minder. Als gevolg hiervan daalt het aantal uitgevoerde eigen verkenningen in deze fase, wat zichtbaar wordt door de dalende lijn van de aanvullende eigen verkenningen in de figuur. In de fasen na de voorontwerpfase is meer specifiekere informatie over gebieden/locaties nodig. Echt locatiespecifiek onderzoek blijft ook met de invoering van de BRON nodig. De invoering van de BRON heeft in deze fases weinig invloed op het gebruik van ondergrondinformatie en het uitvoeren van aanvullende eigen verkenningen. In het figuur is dit zichtbaar doordat de lijnen van het project- en nulalternatief zo goed als gelijk lopen. Concluderend stellen we dat het voordeel van de invoering van de BRON vooral in de oriëntatiefase en het voorontwerpfase gerealiseerd wordt. Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 25

De baat als gevolg van de invoering van de BRON wordt in onderstaand figuur weergegeven door de ruimte tussen de rode (nulalternatief) en groene lijnen (projectalternatief). Figuur 2.6 Effect BRON op gebruik bodeminformatie Gebruik bodeminformatie Invloed BRON Geen invloed BRON Oriëntatiefase Voorontwerpfase Definitief ontwerp Realisatiefase Beheerfase/ Monitoring Fase Gebruik gegevens DINO/BIS (nulalternatief) Gebruik gegevens BRON (projectalternatief) Aanvullende eigen verkenningen (nulalternatief) Aanvullende eigen verkenningen (projectalternatief) 2.5.2 Beheerprojecten Naast bouwgerelateerde projecten zijn er nog andere typen projecten die gebruik maken van ondergrondgegevens. Hierbij denken wij aan de meer continue projecten als het beheer van grond- en oppervlaktewater, monitoring van waterlopen, analyse van waterkeringen, en dergelijke. Voor deze activiteiten zijn eveneens ondergrondgegevens nodig. Het karakter van dit type projecten verschilt echter met die van de in de vorige subparagraaf behandelde projecten. Voor deze projecten is van begin af aan al duidelijk wat het probleem is of waar het onderzoek zich op focust. Hierdoor is het mogelijk om veel meer gericht met het project en de bodeminformatie om te gaan. Dit type projecten heeft nagenoeg eenzelfde procesgang als bouwprojecten al zullen de eerste fases snel(ler) doorlopen worden. Monitoring van bijvoorbeeld waterlopen of beheer van grond- en oppervlaktewater zitten vooral in de laatste fase van het proces en analyse van een waterkering zit meer in het midden van het proces. De invloed van BRON op dit type projecten is zodoende beperkt van omvang. 2.5.3 Beleidsstudies en planstudies Naast bouwprojecten en beheertaken wordt bij beleidsstudies en planstudies gebruik gemaakt van gegevens van de ondergrond. Denk hierbij aan studies als streekplannen, beleidsstudies, MER-studies waarbij gebruik gemaakt wordt van ondergrondgegevens. Mede op basis van eigenschappen van de bodem en ondergrond wordt hiermee de basis gelegd voor de inrichting van Nederland. Dergelijke studies vallen in deze kostenbatenanalyse onder de noemer oriëntatiefase. 26 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond

Veelal wordt bij dergelijke studies naast aanvullende bodemonderzoeken gebruik gemaakt van al beschikbare ondergrondinformatie. Naast thematische kaarten wordt veel gebruik gemaakt van puntinformatie. De invoering van de BRON zorgt ervoor dat de ondergrondinformatie laagdrempelig beschikbaar komt (minder studiekosten) en dat de kwaliteit van de studies (met BRON is meer informatie beschikbaar) verbeterd. 2.5.4 Overig gebruik gegevens ondergrond De gegevens van de ondergrond worden steeds vaker gebruikt voor bijvoorbeeld handhavingstaken van het bevoegde gezag en bij de analyse van de oorzaak van calamiteiten. 2.5.5 Mogelijke effecten Zowel het vermijden van extra kosten en vertragingen bij bouwwerkzaamheden, het vermijden van claims zelf als het vermijden van de (juridische) kosten om deze claims af te wikkelen kunnen als baten van de BRON worden aangemerkt. Deze baten komen terecht bij diverse organisaties. In de onderstaande figuur staan de verschillende organisaties aangegeven gesorteerd naar de informatiestroom van gegevens door de overheid. In de onderstaande figuur kunnen de stappen in het leveren, beheren en gebruiken van bedrijfsgegevens gevolgd worden en zijn de betrokken actoren geïdentificeerd. Deze zijn: 1. Toeleveranciers data. Burgers, bedrijven en instellingen leveren hun gegevens aan overheidsinstellingen; 2. Beheerders data. Opname van de ondergrondgegevens van in de verschillende taakregisters van overheidsinstellingen. Hiermee gaan activiteiten zoals verzameling van de gegevens, koppeling van de gegevens, controle van gegevens gepaard. Na deze stap staan de ondergrondgegevens in de taakregisters klaar voor gebruik; 3. Gebruikers data. Gebruik van de ondergrondgegevens uit de eigen taakregisters van een overheidsinstelling voor de uitvoering van de wettelijke taken van die overheidsinstelling; 4. Eindgebruikers data. Doorwerking van de effecten van het gebruik binnen de overheid van ondergrondgegevens die bij derden (burgers, bedrijven en instellingen) terechtkomen. Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond 27

Figuur 2.7 Effecten als gevolg van de Basisregistratie Ondergrond In het navolgende worden de definities van de effecten nader toegelicht. Administratieve lastenverlichting In 1996 is tussen de ministeries overeenstemming bereikt over de definitie van administratieve lasten 7 : Administratieve lasten voor bedrijven zijn gedefinieerd als de kosten, die het bedrijfsleven ondervindt, om te voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie. De invoering van de BRON brengt geen vermindering aan informatieverplichtingen met zich mee waardoor de baat administratieve lastenverlichting niet optreedt. Vermindering verkenning voor regionale karteringen Voor het maken van regionale karteringen (thematische kaarten type 1) wordt gebruik gemaakt van de alle beschikbare (zowel diep als ondiep) ondergrondinformatie. Met de invoering van de BRON komt meer informatie beschikbaar die gebruikt kan worden voor het maken van deze karteringen. Hiervoor zijn ondiepe boringen nodig. Doordat de marktdekking van het aantal boringen toeneemt door de BRON zijn ook minder aanvullende verkenningen nodig om een regionale kartering te maken. 7 Kamerstukken II, 24 036, vergaderjaar 1995-1996, nr. 29. 28 Kosten-batenanalyse Basisregistratie Ondergrond