R e c h t e r l i j ke toetsing va n b ra n d ve i l i g h e i d s b e s l u i t e n

Vergelijkbare documenten
To e d racht en afwikke l i n g van de ra m p

Nader onderzoek handhaving bra n d ve i l i g h e i d

Debat Bestuurlijke Handhaving Bra n d ve i l i g h e i d

Tu s s e n ra p p o r t a g e

Ve rgunning, controle en handhaving bra n d ve i l i g h e i d

Ve rslag discussieb i j e e n komst 2 mei 2001

Ac t i e p ro g ra m m a B ra n d ve i l i g h e i d

S l o t b e s c h o u w i n g

Afra en Willem Schilder (2)

Zoon Tom en vader Thom Keizer (3)

Ouders Edward Jonk (1)

Pastoor Berkhout (2) G e d a c h t e n c e n t rum in de Ark

Reconstructie van de b rand in bar t Hemeltje in Vo l e n d a m

L i t e ra t u u rstudie branden in publieks g e b o u wen ve rgelijkbaar met de brand in t Hemeltje op 1 januari 2001

Zoon Tom en vader Thom Keizer (2)

Pastoor Berkhout (1) (Deel 2 zie pagina 195) S t i l t e c e n t rum in Scholengemeenschap Don Bosco College

Ouders Edward Jonk (2)

Emergency programme In her eme rge ncy pro g ra m me the Committee comes to the fo l l o w i ng 18 eme rge ncy point s :

C a f é b rand Nieuwjaars n a c h t P u b l i e ks ve rs i e

Bedrijfsleven in beeld: C a l l c e n t e rs

Eigen invloed erva re n

Sectorscoop Ondernemen in de G roothandel 1999

Bedrijfsleven in beeld: Het ve r t a a l b u re a u

Technologische samenwe r- king in de industrie en de z a ke l i j ke diensten 1998 U i t komsten Monitor TECHSAM2 1998

Sectorscoop Ondernemen in het Ambacht 1999

H O E D U U R I S L I M B U R G?

Uitleg Toerklas s e 1e traject 42e Nacht van Venlo Punt Goe d Fout Oms c hr i j vi ng

Stimuleringsplan Robuuste verbinding Schinveld-Mook

Bepaling toezichtvorm gemeente Stein

Kun je uit de hemel va l l e n?

Bepaling toezichtvorm gemeente Venray

H a n d l e i d i n g d o e l m a t i g h e i d s t o e t s M W W +

Portefeuillehouder Datum collegebesluit : 26 juli 2010 Corr. nr.:

T I P S I N V U L L I N G E N H O O G T E T E G E N P R E S T A T I E S B O M +

ZEER GO ED GELEGEN BEDRIJFSGEBO UW MET MAGAZIJN - AT ELIERRUIMT E - KANT O O R

De Nederlandse burger over maatschappelijke betrokkenheid

Wijziging Bouwverordening Gemeente Terneuzen. De gewijzigde Bouwverordening van de gemeente Terneuzen vast te stellen.

We r kgelegenheid, va c a t u re s en scholing in het MKB 1997 O m vang, samenstelling en ke n m e r ken van arbeid

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALING

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2013

Overzicht wetten en enkele specifieke wetsartikelen

S a m e nw e r k i n g e n s t r u c t u r e l e f o r m a t i e e x t e r n e v e i l i g h e id E i n d r a p p o r t a g e

Sectorscoop Ondernemen in de Industrie 1999

Instructie voor ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht.


L i mb u r g s e L a n d m a r k s

De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de amvb) terughoudend van aard.

Sectorscoop Ondernemen in de Detailhandel 1999

Register bij het Ondermandaatbesluit Wabo-bevoegdheden stadsdeelsecretaris Nieuw-West

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio s en de aanpassing daarop (Stb. 2010, 145 en 146), en het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676),

ZEER GO ED GELEGEN BEDRIJFSGEBO UW MET MAGAZIJN - AT ELIERRUIMT E - KANT O O R

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Brandbeveiligingsverordening Boxtel 2015

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Bepaling toezichtvorm gemeente Simpelveld

De hi e r ui t voor t vl oe i e nde ui t ga ngs punt e n z i j n ui t ge we r kt e n ve r me l d i n hoof ds t uk 2.

Bepaling toezichtvorm gemeente Meerlo-Wanssum

GEMEENTERAAD. Onderwerp: Vaststellen gewijzigde Brandbeveiligingsverordening Registratienummer: De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010

Brandbeveiligingsverordening gemeente Overbetuwe 2012

Artikel 1.1 Begripsomschrijving Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.


Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

RAADSVOORSTEL ter besluitvorming in de raad Vergadering: 28 juni 2010 Voorstel: 485 Zaaknummer:

Jaar: 2012 Nummer: 80 Besluit: Gemeenteraad 6 november 2012 Gemeenteblad BRANDBEVEILIGINGSVERORDENING HELMOND 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Ko p i e e r b l a d e n

Milieueffectrapportage actualiteiten

Brandbeveiligingsverordening Eijsden-Margraten 2012

GEMEENTE HOOGEVEEN. Brandbeveilingsverordening. Gelezen het voorstel van het college van.(datum en eventueel nummer)

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Vro u welijk ondernemerschap

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

AGENDAPUNT voor burgemeester en wethouders

Brandbeveiligingsverordening niet- bouwwerken gemeente Aalten. Verordening

B e l e i d s k a d e r K e r k e n, K l o o s t e r s e n a n d e r e r e l i g i e u z e g e b o u w e n

C U L T U U R E D U C A T I E M E T K W A L I T E I T

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Infomil Wet milieubeheer Wm-procedures

Brandweer. Haaglanden Den Haag. Datum: 8 december 2008 Kenmerk: BRW 2008/26. De commandant van de Brandweer

Beslissing op bezwaar

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

De raad van de gemeente Alblasserdam; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 november 1993, nr. 4955;

Q u i c k -s c a n W M O i n L i m b u r g De e e r s t e e r v a r i n g e n v a n g e m e e n t e n e n c l i ë n t e n

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 mei 2012, nr. 21/7, reg.nr. INTB ;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 mei 2012, nr ;

Goed om te weten. Dienstregeling. Bus 83 Kralingse Zoom - Keizerswaard Geldig vanaf 11 december

Goed om te weten. Dienstregeling. Bus 30 Alexander - Schollevaar Geldig vanaf 11 december

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar D.S.H. Elzinga, (t.a.v. D.S.H. Elzinga)

We werken met Gentle Teaching; met warmte en respect voor elkaar. Ieder mens wil zich veilig voelen en wil verbonden zijn met anderen.

Schoonderbeek en Partners Advies BV Postbus BJ Ede Trefwoorden: Gezondheidszorgfunctie, (sub)brandcompartimentering Datum: 7 oktober 2010

Transcriptie:

R e c h t e r l i j ke toetsing va n b ra n d ve i l i g h e i d s b e s l u i t e n Een onderzoek van re c ht s p raak betre f f e nde besluiten van ge me e nt e b e s t u ren inzake v e rg u n n i ng v e r l e n i ng en hand h a v i ng in he t ka der van bra nd v e i l ig he id van openbare i n r ic ht i nge n I nstituut voor Staats- en bestuursre c ht Universiteit Ut re c ht m r. dr. A.P. W. Duijke r s l o o t p rof. m r. dr s. F.C.M.A. Mic h ie l s m. m. v. prof. m r. R.J.G.M. Widde r s ho v e n

264 R e c ht e r l i j ke toetsing van bra nd v e i l ig he id s b e s l u i t e n

Inleiding, vraagstelling en o n d e r z o e ks o p z e t Het verband tussen handhaving en re c h t s b e s c h e r m i n g S i nds de re c e nte rampen in Ens c he de en Vo l e ndam staat het onderwerp hand h a v i ng hoog op de prioriteitenlijst van het ka b i net, maar ook van ge me e nt e b e s t u ren. Gelukkig was er ook v o o rd ien al gro e ie nde aanda c ht voor de (bestuurlijke) hand h a v i ng. Eind 1996 gaf de minister van Justitie opdra c ht aan de Commissie Bestuursre c ht e l i j ke en Privaatre c ht e l i j ke Ha nd h a v i ng ( C o m m i s s ie Mic h iels) onder meer om na te gaan in ho e v e r re spra ke was van hand h a v i ng s - t e korten en hoe deze zouden kunnen worden terugge b ra c ht. Met haar rapport Ha ndhaven op n i v e a u 1 heeft die Commissie aan deze opdra c ht voldaan. Een van de meer specifie ke o nderwerpen die zij heeft onde r z o c ht, betreft de vraag in ho e v e r re re c ht s b e s c he r m i ng een e f f e c t ieve hand h a v i ng in de weg staat en da a rdoor me de een oorzaak zou kunnen zijn voor he t bestaan van hand h a v i ng s t e ko r t e n. 2 265 Een aanleid i ng voor het bespre ken van dit onderwerp was de ge da c hte van de Commissie He ro v e r w e g i ng Ins t r u me ntarium Recht s h a nd h a v i ng (Commissie Korthals Altes) dat een p re v e nt ieve re c ht e r l i j ke toets voor bestuurlijke sanc t iebesluiten zou moeten worden mo ge l i j k ge ma a k t. 3 Een ande re aanleid i ng betrof het ge da c ht e ngoed van de We r kg roep Van Ke me na de. 4 In het do o r deze werkg roep uitge b ra c hte rapport wordt ge s t e l d, dat er 1) een overdaad aan re c ht s b e s c he r mi ng i s, dat 2) de re c hter te zeer op de stoel van het bestuur gaat zitten, dat 3) de re c hter te fo r malistisch te werk gaat en dat 4) re c ht s b e s c he r m i ng vertra ge nd werkt. Het eerste punt is, wat er ook van zij, te alge meen om te behandelen in het ka der van het door ons verric ht e beperkte onderzoek. Het laatste punt is evenmin onde r z o c ht. Overige ns merkt de Commissie M ic h iels hie rover op dat re c ht s b e s c he r m i ng weliswaar in het alge meen wel voor enige v e r t ra g i ng zorgt, doch dat die vertra g i ng maar in beperkte mate op het conto van de re c ht e r kan worden ge s c h reven. Hoe dit ook zij, de lengte van de re c ht s b e s c he r m i ng s p ro c e du res is, ge z ien de onde r z o e k s o p dra c ht, in het onde r h a v ige onderzoek buiten bescho u w i ng ge b l e v e n. Voor het na v o l ge nde zijn met na me het tweede en de rde punt van belang. De Commissie M ic h iels schrijft over het tweede punt : In elk geval voor de hand h a v i ng lijkt die stelling niet ho ud b a a r. Gevallen waarin de re c hter een correct voorbere ide beslissing afwijst op inho ude l i j ke gro nden zijn ge r i ng in a a ntal. Bovend ien betreffen ze niet altijd het resultaat van de belange na f w e g i ng sec, ma a r s o ms ook handelen in strijd met inho ude l i j ke beginselen van behoorlijk bestuur als he t ge l i j k he id s b e g i nsel en het vertro u w e ns b e g i nsel. Bij sanc t ies wordt voorts tere c ht zwaar I n l e id i ng, vra a g s t e l l i ng en onde r z o e k s o p z e t

getild aan het evenre d ig he id s b e g i nsel. Dat een sanc t iebesluit wordt vernie t igd wege ns een ke n nelijk onre de l i j ke belange na f w e g i ng, moet, gelet althans op de ge p u b l ic e e rde j u r i s p r ude nt ie, tamelijk zeldzaam worden ge a c ht. Ten aanzien van het de rde punt merkt de Commissie op: Dit bezwaar (..) lijkt (..) niet ge heel zonder gro nd. Soms wordt een sanc t ie b e s l u i t v e r n ie t igd puur op fo r mele gro nden, zonder dat de re c hter zich verd iept in de vraag of he t besluit ma t e r ieel zou kunnen stand ho ude n. De Commissie merkt echter tevens op (..) dat voor het ma ken van pro c e du rele fouten door bestuursorg a nen niet de schuld aan de re c hter moet worden ge ge v e n! 5 266 Aanleiding voor nieuw onderzoek Er waren diverse re de nen deze conc l u s ies niet zonder meer over te ne men, maar nie u w, op b ra nd v e i l ig he id toegespitst, onderzoek te verric hten. In het onde r h a v ige onderzoek is een en a nder onde r z o c ht specifiek ten aanzien van besluiten in het ka der van de bra nd v e i l ig he id. Denkbaar is dat dit beleid s t e r rein een van het alge me ne beeld afwijke nd beeld te zien ge e f t. Daarbij gaat het me de, maar niet alleen om hand h a v i ngsbesluiten. Voorts is ook nie t ge p u b l ic e e rde jurisprude nt ie bestude e rd. Bovend ien zijn we inmiddels bijna 4 jaar verder da n het mo me nt waarop de Commissie Mic h iels haar rapport schre e f. De cafébra nd in Vo l e ndam heeft vra gen opge roepen omtre nt de wijze waarop ge me e nten de ( b ra nd ) v e i l ig he idsvoorschriften handhaven. In de ge me e nt e l i j ke praktijk bestaat, aldu s b e r ic hten die de Commissie Onderzoek Cafébra nd (Commissie Alders) hebben bereikt, de indr u k dat de re c ht s p raak belemme r i ngen opwerpt ten aanzien van de hand h a v i ng door ge me e nt e n van voorschriften onder ande re op het ge b ied van (bra nd ) v e i l ig he id. De Commissie Alde r s w e nste inzic ht te krijgen in de mate waarin hiervan inde rdaad spra ke is. In dat verband he e f t de Commissie het Instituut voor Staats- en bestuursre c ht van de Universiteit Ut re c ht opdra c ht ge geven ter zake onderzoek te verric hten. Dit rapport bevat de resultaten van dit j u r i s p r ude nt ie - o nde r z o e k. Vraagstelling en onderzoeks o p z e t De vra gen waarop dit onderzoek een ant w o o rd die nde te geven luiden als volgt. 1) B ie dt de jurisprude nt ie een du idelijk beeld ten aanzien van de wijze waarop ge me e nt e n o mgaan met hun bevoegd he den die er (me de) toe stre k ken het belang van de bra ndv e i l ig he id te besche r me n? 2) Op welke punten worden ge me e nten met enige re ge l maat door de re c hter ge c o r r ige e rd en op welke punten ge ho no re e rd? 3 ) Zijn er aanw i j z i ngen dat de re c hter de toepassing van de onder 1) bedo e l de bevoegd he de n in positieve dan wel ne g a t ieve zin beïnvloedt? Om deze vra gen te kunnen beant w o o rden is re l e v a nte re c ht s p raak onde r z o c ht. Vo l ge ns afspra a k R e c ht e r l i j ke toetsing van bra nd v e i l ig he id s b e s l u i t e n

is de niet ge p u b l ic e e rde re c ht s p raak door de opdra c ht gever aange l e v e rd, waarbij de hulp van het NIBRA en de Raad van State is inge roepen. De onde r z o e kers hebben een quick scan ge da a n van de toeganke l i j ke re l e v a nte da t a b a n ken om de ge p u b l ic e e rde jurisprude nt ie te acht e r h a l e n en te bestude ren. Gescanned zijn uitspra ken in Adm i n i s t ra t ie f re c ht e l i j ke Beslissinge n, J u r i s p r ude nt ie Bestuursre c ht, Jurisprude nt ie Milie u re c ht en Bouwre c ht. Als startpunt van he t j u r i s p r ude nt ie - o nderzoek is ge no men 1992. Reden daarvoor is dat in dat jaar de nie u w e Wo n i ngwet in werking is ge t re den, waardoor onder ande re het wettelijk ka der betre f f e nde de re ge l i ng van bra nd v e i l ig he id van bouwwerken ing r i j p e nd is ge w i j z igd. Het aantal re c ht e r l i j ke uitspra ken dat betre k k i ng heeft op bra nd v e i l ig he id van openbare i n r ic ht i ngen, waaro nder wordt verstaan voor het publiek toeganke l i j ke inric ht i ngen als café s, re s t a u ra nt s, scholen, ke r ken en de rge l i j ke, is beperkt ge b l e ken. Dit heeft de onde r z o e kers ertoe ge b ra c ht ook enkele re c ht e r l i j ke uitspra ken bij het onderzoek te betre k ken die geen betre k k i ng hebben op bra nd v e i l ig he id van openbare inric ht i ngen, maar op bra nd v e i l ig he id van ande re objecten (woningen, partic u l ie re bedrijven e. d.). U i t e i ndelijk zijn op deze wijze in totaal 30 re c ht e r l i j ke uitspra ken onde r z o c ht. De kern van deze uitspra ken wordt weerge geven in ho ofdstuk 3 van dit rapport. In ho ofdstuk 2 wordt eerst het wettelijk ka der ge s c hetst waarbinnen verg u n n i ng v e r l e n i ng en hand h a v i ng door ge me e nt e n in het ka der van bra nd v e i l ig he id met betre k k i ng tot openbare inric ht i ngen en ande re objecten p l a a t s v i ndt en wordt aange geven welke re c ht s b e s c he r m i ng s p ro c e du res tegen besluiten inzake v e rg u n n i ng v e r l e n i ng en hand h a v i ng openstaan. In ho ofdstuk 4 worden enkele belang r i j ke l i j nen ge s c hetst zoals deze uit de onde r z o c hte jurisprude nt ie naar voren ko men. In ho ofdstuk 5 w o rden de ant w o o rden op de onde r z o e k s v ra gen ge geven. Ho ofdstuk 6 bevat enkele ko r t e s l o t o v e r w e g i nge n. 267 1 C o m m i s s ie Bestuursre c ht e l i j ke en Privaatre c ht e l i j ke Ha nd h a v i ng, Ha ndhaven op niveau, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink, 1998. 2 Z ie ho ofdstuk 6 van Ha ndhaven op niveau. 3 Z ie het rapport van bedo e l de commissie, getiteld Het re c ht ten uitvoer ge l e gd, Den Haag: Ministerie van Justitie 1 9 9 5. 4 We r kg roep Van Ke me na de, Bestuur in ge d i ng, Haarlem: Pro v i nc ie No o rd - Ho l l a nd 1997. 5 De citaten zijn te vinden op p. 110-111 van Ha ndhaven op niveau. I n l e id i ng, vra a g s t e l l i ng en onde r z o e k s o p z e t

2 Regeling en handhaving van brandveiligheid van openbare inrichtingen en andere objecten door gemeentebesturen: wettelijk kader De basis voor de re ge l i ng en hand h a v i ng van bra nd v e i l ig he id door ge me e nt e b e s t u ren wordt ge v o r md door de Wo n i ngwet. Daarnaast bevat de Bra ndweerwet ter zake een re ge l i ng. Ve rder is ook de Wet milie u b e heer in bepaalde opzic hten van belang. Naast deze wetten is voor de h a nd h a v i ng s b e v o e gd he den van ge me e nt e b e s t u ren met na me re l e v a nt de re ge l i ng in de A l ge me ne wet bestuursre c ht en de Geme e ntewet. Dit wettelijk ka der wordt in dit ho ofd s t u k na der ge s c he t s t. 268 2.1 Regelingen betreffende de bra n d ve i l i g h e i d 2.1.1 Woningwet, Bouwbesluit en bouwverordening De Wo n i ngwet, zoals deze na een ing r i j p e nde wijzig i ng vanaf 1 oktober 1992 ge l dt (Stb. 1991, 439), vormt een belangrijk ka der voor de re ge l i ng van de bra nd v e i l ig he id van bouwwerke n, w a a ro nder ook vallen ho re c a - i n r ic ht i ngen. Op gro nd van art. 2, eerste lid Wo n i ngwet worde n bij of kra c ht e ns amvb uit het oogpunt van veilig he id, ge z o nd he id, bruikbaarhe id, ene rg ie - z u i n ig he id en milie u t e c h n i s c he voorschriften ge geven omtre nt het bouwen van woninge n, w o o n keten, woonw a ge ns en ande re gebouwen. Inge v o l ge art. 2, tweede lid worden tevens bij of kra c ht e ns de in lid 1 bedo e l de amvb uit het oogpunt van veilig he id, ge z o nd he id en bruikb a a r he id voorschriften ge geven omtre nt de staat van bestaande woningen, woonketen en w o o nw a ge ns en van bestaande ande re gebouwen. Deze amvb is het B o u w b e s l u i t. In dit Bouwbesluit zijn derhalve bouwkund ige eisen opge no me n w a a raan een bouwwerk moet voldoen, onder ande re met het oog op bra nd v e i l ig he id. Aparte ho ofd s t u k ken zijn in het Bouwbesluit gewijd aan het bouwen van woningen en woonge b o u w e n ( ho ofdstuk II), de staat van bestaande woningen en woongebouwen (III), het bouwen van w o o nw a ge ns en standplaatsen (IV), de staat van bestaande woonw a ge ns en standplaatsen (V), het bouwen van niet tot bewoning bestemde gebouwen (VI) en het bouwen van met na me ka nt o o rgebouwen en logiesverblijven (VII). In deze ho ofd s t u k ken is Afde l i ng 1 telke ns ge w i j d aan veilig he idsvoorschriften. In ie der ho ofdstuk komt een para g raaf Bra nd v e i l ig he id voor, me t voorschriften omtre nt voorko m i ng van bra ndge v a a r l i j ke situa t ie s, beperking van de ont w i k ke l i ng van bra nd en van uitbre id i ng van bra nd, beperking van het ontstaan en de verspre id i ng van rook, veilige vluc ht of re dd i ng uit een ge b o u w, voorko m i ng en beperking van ongevallen bij b ra nd en het mo gelijk ma ken van bra nd b e s t r i j d i ng. B en W toetsen bij de verlening van een bouwvergunning op grond van art. 40 juncto art. 44 Woningwet aan de eisen van het Bouwbesluit. R e c ht e r l i j ke toetsing van bra nd v e i l ig he id s b e s l u i t e n

Het Bouwbesluit bevat technische voorschriften betre f f e nde het bouwen en de staat van b e s t a a nde bouwwerken en standplaatsen (bouwkund ige aspecten). Nie t - b o u w k u nd ige aspecten k u n nen door de ge me e nten zelf worden ge re ge l d. De ge me e nt e raad stelt op gro nd van art. 8 Wo n i ngwet een bouwvero rde n i ng vast, die uitsluitend de voorschriften, bedoeld in het tweede tot en met zesde lid, bevat. In casu is met na me van belang art. 8, tweede lid, sub a ad 4, da t bepaalt dat de b o u w v e r o r d e n i n g voorschriften bevat omtre nt het gebruik van woningen en a nde re gebouwen, waaro nder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betre k k i ng tot de b ra nd v e i l ig he id. Deze verplic ht i ng ge l dt sinds de wijzig i ng van de Wo n i ngwet in 1992. Vo o rd ien stelden ge me e nten voor de bra nd v e i l ig he id van bouwwerken aparte bra nd v e i l ig he id s - v e ro rde n i ngen vast. B en W toetsen de verlening van een bouwverg u n n i ng op gro nd van art. 40 juncto art. 44 Wo n i ngwet aan de eisen van de bouwvero rde n i ng. De meeste ge me e nten hebben thans, uitera a rd op basis van vrijwillig he id, de mo de l - b o u w - v e ro rde n i ng van de Ve re n ig i ng van Ne de r l a ndse Geme e nten vrijwel int e g raal overge no men. In ho ofdstuk 2, para g raaf 6 van de (mo del) bouwvero rde n i ng worden eisen gesteld omtre nt de a a nw e z ig he id van bra nd b e v e i l ig i ng s i ns t a l l a t ies in gebouwen. Belangrijk is met na me ho ofd s t u k 6 van de (mo de l ) b o u w v e ro rde n i ng. Dit re gelt het bra nd v e i l ig gebruik van bouwwerken. Op grond van art. 6.1.1 is het verboden zonder of in afwijking van een g e b r u i ks v e r g u n n i n g van B en W een bouwwerk in gebruik te hebben of te ho uden waarin: a meer dan vijftig personen tegelijk aanw e z ig zullen zijn, anders dan in een één- of me e rge z i ns hu i s ; b b e dr i j f s ma t ig de in de Rege l i ng Bouwbesluit bra nd v e i l ig he id (Stcrt. 1992, 104) bedo e l de s t offen zullen worden opge s l a ge n ; c meer dan tien personen bedr i j f s ma t ig of in het ka der van verzorg i ng na c htverblijf zal w o rden verschaft; d aan meer dan tien kinde ren jonger dan twaalf jaar, of aan meer dan tien lic h a melijk en/of geestelijk ge h a nd icapten, dagverblijf zal worden verschaft. 269 B en W kunnen aan deze ge b r u i k s v e rg u n n i ng slechts voorschriften verbinden in het belang van het voorko men, beperken en bestrijden van bra nd, het beperken van bra ndgevaar en he t v o o r ko men en beperken van ongevallen bij bra nd. Daaro nder worden begrepen voorschriften met betre k k i ng tot een groot aantal met na me ge no e mde zaken als stof f e r i ng en versie r i ng, u i t g a ngen en vluc ht w e gen, ins t a l l a t ies etc. Ind ien het belang waarvoor de verg u n n i ng is v e r l e e nd dit vereist op gro nd van een vera nde r i ng van de inzic hten en/of vera nde r i ng van de o ms t a nd ig he den ge l e gen buiten het bouwwerk, opge t re den na het verlenen van de ge b r u i k s - v e rg u n n i ng, kunnen B en W aan de verg u n n i ng nieuwe voorschriften verbinden en ge s t e l de voorschriften wijzigen of int re k ken. N iet voor ie der bouwwerk is de r h a l v e, inge v o l ge de mo de l b o u w v e ro rde n i ng, een ge b r u i k s v e rg u n n i ng vereist: het gaat uitsluitend om bouwwerken waarvoor een verho o gde ka ns bestaat op bra nd of op ne g a t ieve ge v o l gen van een uitge b ro ken bra nd. Het gaat ook nie t alleen om gebouwen: een bouwwerk waarop catego r ie a van toepassing is, kan bijvoorbeeld een voetbaltribune zijn. Het staat ge me e nten daarbij vrij om in hun vero rde n i ng de kritie ke a a ntallen personen lager te stellen dan in de mo de l - b o u w v e ro rde n i ng is ge b e u rd. Voor alle bouwwerken, ook die niet onder de criteria voor een ge b r u i k s v e rg u n n i ng vallen, ge l den zoge na a mde gebruikseisen. Op gro nd van art. 6.2.1 mo de l - b o u w v e ro rde n i ng is he t v e r b o den een bouwwerk te ge b r u i ken in strijd met gebruikseisen zoals per onderwerp verme l d in een tweetal bijlagen bij de vero rde n i ng. De in die bijlagen ge s t e l de eisen zijn alge me e n R e ge l i ng en hand h a v i ng van bra nd v e i l ig he id van openbare inric ht i ngen

ge l de nd. Het gaat om zaken als het vrijho uden van terre i nge deelten, verlic ht i ng en elektrische i ns t a l l a t ie, voorzie n i ngen voor de afvoer van rook etc. In het geval ook een ge b r u i k s v e rg un n i ng v e r p l ic ht is, hoeven de alge me ne gebruikseisen niet als voorschriften in de verg u n n i ng te w o rden opge no me n. 270 2.1.2 Bra n d we e r wet en bra n d b eve i l i g i n g s ve ro rd e n i n g Op gro nd van art. 1, vie rde lid, Bra ndweerwet 1985 hebben B en W de zorg voor a. het voorko men, beperken en bestrijden van bra nd, het beperken van bra ndge v a a r, he t v o o r ko men en het beperken van ongevallen bij bra nd en al he t geen da a r mee verband ho udt ; b. het beperken en bestrijden van gevaar voor me nsen en die ren bij ongevallen anders dan bij b ra nd. De ke r n b e p a l i ng die van belang is voor het onde r h a v ige onderzoek is art. 12 Bra ndweerwet. Op gro nd hiervan stelt de ge me e nt e raad bij vero rde n i ng re gels vast omtre nt het voorko me n, b e p e r ken en bestrijden van bra nd, het beperken van bra ndgevaar en het voorko men en b e p e r ken van ongevallen bij bra nd en al he t geen da a r mee verband ho udt, voor zover da a r i n n iet bij of kra c ht e ns de Wo n i ngwet of enige ande re wet is voorzien. Boven is beschreven da t de Wo n i ngwet sinds 1992 voorziet in re ge l s t e l l i ng met betre k k i ng tot de bra nd v e i l ig he id van b o u w w e r ken. De opdra c ht aan de ge me e nt e raad in art. 12 Bra ndweerwet betreft derhalve me t na me re ge l s t e l l i ng ter zake van bra nd v e i l ig he id in ande re objecten dan bouwwerken. Daarbij kan worden ge da c ht aan ka m p e e r t e r re i nen en feesttenten en op het water dr i j v e nde bouwsels d ie slechts door lijnen met de wal zijn verbonden, zoals hotelboten en dr i j v e nde re s t a u ra nt s. Voor de rge l i j ke gevallen wordt derhalve door de ge me e nt e raad een zoge na a mde b ra nd b e v e i l ig i ng s v e ro rde n i ng vastge s t e l d. 2.1.3 Wet milieubeheer en besluiten op grond van deze we t I n r ic ht i ngen in de zin van de Wet milie u b e heer (Wm) dat wil zeggen elke door de me ns b e dr i j f s ma t ig of in een omvang alsof zij bedr i j f s ma t ig was, onde r no men bedr i j v ig he id die b i n nen een zeke re begre n z i ng pleegt te worden verric ht (art. 1.1. Wm) hebben in begins e l een verg u n n i ng van B en W no d ig om hun activiteiten uit te oefenen. Bij de verlening of w e ige r i ng van een milie u v e rg u n n i ng die nt uitsluitend acht te worden ge s l a gen op het belang van het milieu (vgl. art. 8.10 en 8.11 Wm). Bra nd v e i l ig he id kan (slechts) in dat verband een rol spelen. Lang niet alle inric ht i ngen zijn echter verg u n n i ng p l ic ht ig. Om te beginnen ge l dt de v e rg u n n i ng p l ic ht alleen voor die inric ht i ngen die worden ge no e md in het Inric ht i ngen- en v e rg u n n i ngenbesluit milie u b e heer (IVB). Ve r v o l ge ns zijn niet verg u n n i ng p l ic ht ig die i n r ic ht i ngen die vallen onder een amvb die is vastgesteld op gro nd van art. 8.40 Wm. Deze i n r ic ht i ngen zijn slechts me l d i ng s p l ic ht ig (art. 8.41 Wm). De me l d i ng s p l ic ht ige inric ht i nge n vallen per catego r ie onder een amvb. Ho re c a - i n r ic ht i ngen vallen in dit verband onder he t Besluit ho reca-, sport- en re c re a t ie - i n r ic ht i ngen milie u b e he e r. In dit Besluit in het bijzonde r in de bijlage daarbij - worden ook bepaalde eisen gesteld die verband ho uden met de b ra nd v e i l ig he id. Met na me para g raaf 1.6 van de bijlage bevat diverse eisen ter zake van de ( b ra nd ) v e i l ig he id, zoals bijvoorbeeld een verbod om te ro ken en open vuur te ge b r u i ken in ruimten waar stofo nt p l of f i ng s gevaar bestaat of ont v l a m b a re stoffen worden opge s l a gen of gebruikt. Deze eisen ge l den voor een ie der die de inric ht i ng drijft. Die ge ne draagt er zorg voor dat de voorschriften worden na ge l e e fd (art. 4 Besluit). Het bevoegd gezag kan na de re eisen stellen met betre k k i ng tot o.a. de aanw e z ig he id van bra nd b e s t r i j d i ng s m iddelen, de veilig he id van toestellen en ins t a l l a t ies voor gas of elektriciteit en de veilig he id van de opslag van s t offen (art. 5, eerste lid, sub b Besluit). R e c ht e r l i j ke toetsing van bra nd v e i l ig he id s b e s l u i t e n

2.2 Handhaving van de re g e l g eving inzake bra n d ve i l i g h e i d 2.2.1 Wo n i n g wet, Bouwbesluit en bouwve ro rd e n i n g Op gro nd van art. 100 Wo n i ngwet voorziet het ge me e ntebestuur in het bouw- en woning - t o e z ic ht, dat onder meer tot taak heeft het binnen de ge me e nte uitoefenen van toezic ht op de na l e v i ng van de bij of kra c ht e ns de Wo n i ngwet ge geven voorschriften (art. 100, eerste lid, sub b). Met deze taak zijn belast de bij besluit van B en W aangewezen ambtena ren (lid 2). Wa a r het gaat om bouwwerken in de zin van de Wo n i ngwet zijn B en W op gro nd van art. 13 Wo n i ngwet belast met de specifiek taak om o.a. na te gaan welke gebouwen, geen woninge n, w o o n keten of woonw a ge ns zijnde, voorzie n i ngen in de zin van art. 17, eerste lid, Wo n i ng w e t b e hoeven, dan wel worden gebruikt op een wijze, die niet in overe e ns t e m m i ng is met de de s b e t re f f e nde voorschriften van de bouwvero rde n i ng. De Wo n i ngwet geeft B en W in art. 14 e. v. Wo n i ngwet de bevoegd he id om aans c h r i j v i ngen te doen uitgaan om de vereiste voorzie n i ngen te treffen. Een de rge l i j ke aans c h r i j v i ng kan ingev o l ge deze bepalingen van de Wo n i ngwet in sommige gevallen plaatsvinden bij wege van sanc t ie we ge ns overtre d i ng van wettelijke voorschriften (onder meer voorschriften van het Bouwbes l u i t ). I n a nde re gevallen kan, zonder dat van een overtre d i ng van wettelijke voorschriften en de r h al v e van een sanc t ie spra ke is, een aans c h r i j v i ng worden ge s t u u rd om bepaalde voorzie n i ngen aan b o u w w e r ken te doen verbeteren. Voor ho re c a - i n r ic ht i ngen is met na me art. 17 Wo n i ngwet van belang. Op gro nd van het eerste l id daarvan kunnen B en W, ind ien een ge b o u w, niet zijnde een woning, woonkeet of w o o nw a gen, met na me wege ns strijd met eisen van het Bouwbesluit of uit ande ren ho ofde no o d z a kelijk voorzie n i ngen behoeft, de ge ne die als eige naar of uit ande ren ho ofde tot he t t reffen van voorzie n i ngen bevoegd is, aanschrijven binnen een door hen te bepalen termijn de door hen aan te geven voorzie n i ngen te treffen. Op gro nd van het de rde lid kunnen zij de ho ofdge b r u i ker of elke afzonde r l i j ke ge b r u i ker van een ge b o u w, dat wordt gebruikt op een wijze die niet in overe e ns t e m m i ng is met de de s b e t re f f e nde voorschriften van de bouwvero rde n i ng, a a nschrijven om binnen een bepaalde termijn het gebruik in overe e ns t e m m i ng met die voorschriften te bre nge n. 271 Art. 21, eerste lid, verplic ht de ge ne tot wie een aans c h r i j v i ng is ge r ic ht, of zijn re c ht s o p v o lge r, aan de aans c h r i j v i ng te voldoen. Op gro nd van het tweede lid moet de ge ne tot wie de a a ns c h r i j v i ng is ge r ic ht, of zijn re c ht s o p v o l ge r, ook al is de aans c h r i j v i ng nog niet onhe r ro e p e l i j k, bij voorraad aan de aans c h r i j v i ng voldoen, ind ien B en W in de aans c h r i j v i ng verme l den, da t deze verband ho udt met gevaar of erns t ige hinde r. Inge v o l ge art. 25 is geen he r h a l i ng van de z e l fde aans c h r i j v i ng binnen dr ie jaar mo gelijk, tenzij het gaat om een geval van gevaar of e r ns t ige hinde r. Om na l e v i ng van de (bra nd v e i l ig he ids)eisen van Bouwbesluit en bouwvero rde n i ng af te dw inge n, staat B en W in beginsel ook de alge me ne bestuursdw a ng b e v o e gd he id van 125 Geme e nt e w e t ten die ns t e. Blijke ns art. 26 die nen B en W evenwel bij overtre d i ng van voorschriften uit Bouwbesluit en/of bouwvero rde n i ng in beginsel voor de me t ho de van de aans c h r i j v i ng op g ro nd van art. 14 e. v. Wo n i ngwet te kiezen. Bestuursdw a ng mag alleen worden toegepast in s p o e de i s e nde gevallen. Ve rder staat B en W hier de sanc t ie van de last onder dw a ngsom ter b e s c h i k k i ng op gro nd van art. 5:32 Awb in gevallen waarin ook met bestuursdw a ng ma g w o rden opge t re den. R e ge l i ng en hand h a v i ng van bra nd v e i l ig he id van openbare inric ht i ngen

Om de na l e v i ng van de aans c h r i j v i ngen zelf af te dw i ngen staat het ge me e ntebestuur wel z o nder voorbeho ud de bevoegd he id tot toepassing van bestuursdw a ng ex art. 125 Geme e nt e w e t ten die ns t e. Ook kan hier worden ge kozen voor de bevoegd he id tot oplegging van een last o nder dw a ngsom (art. 5:32 Aw b ). I nt re k k i ng van de bouwverg u n n i ng is mo gelijk in de gevallen ge no e md in art. 59 Wo n i ng w e t : i nd ien blijkt dat B en W de verg u n n i ng hebben verleend ten ge v o l ge van een onjuiste of o n v o l l e d ige opgave; a. i nd ien blijkt dat de ho uder niet heeft voldaan aan een voorwaarde als bedoeld in art. 56 Wo n i ngwet (tijdig alsnog ge ge v e ns verstre k ke n ) ; b. i nd ien binnen de in de bouwvero rde n i ng bepaalde termijn geen begin met de w e r k z a a m he den is ge ma a k t ; c. i nd ien de werkzaamhe den langer dan de in de bouwvero rde n i ng bepaalde termijn he b b e n s t i l ge l e ge n ; d. deels kan de int re k k i ng derhalve ook worden gebruikt als sanc t ie. 2.2.2 Bra n d we e r wet en bra n d b eve i l i g i n g s ve ro rd e n i n g Op gro nd van art. 21, tweede lid, Bra ndweerwet zijn met het toezic ht op de na l e v i ng van de brandbeveiligingsverordening belast de bij besluit van college van B en W aangewezen ambtenaren. Bij overtre d i ng van de voorschriften uit Bra ndweerwet en bra nd b e v e i l ig i ng s v e ro rde n i ng staan B en W de alge me ne sanc t ie - i ns t r u me nten bestuursdw a ng (art. 5:22 Awb juncto art. 125 G e me e ntewet) en last onder dw a ngsom (art. 5:32 Awb) ter beschikking. 272 2.2.3 Wet milieubeheer en besluiten op grond van deze we t Op gro nd van art. 18.4 Wet milie u b e heer (Wm) wijzen alle org a nen die met de uitvoering van de Wm zijn belast o.a dus ook B en W - toezic ht ho ude nde ambtena ren aan. Deze ambtena re n b e s c h i k ken over de toezic ht ho ude nde bevoegd he den van de art. 5:15 t/m 5:19 Awb en art. 18.5 Wm. Als sanc t ie - i ns t r u me nten staan B en W ten eerste bestuursdw a ng (art. 5:22 Awb juncto art. 125 Geme e ntewet) en de last onder dw a ngsom (art. 5:32 Awb) ter beschikking. Daarnaast ka n het gezag dat bevoegd is een verg u n n i ng of ont he f f i ng te verlenen deze inge v o l ge art. 18.12 Wm int re k ken wege ns handelen in strijd met de verg u n n i ng of ont he f f i ng of de da a ra a n v e r b o nden voorschriften of voor de betro k ke ne ge l de nde alge me ne re ge l s. 2.3 Rechtsbeschermingspro c e d u re s Te gen de meeste besluiten inzake verg u n n i ng v e r l e n i ng en besluiten in het ka der van de h a nd h a v i ng waarop het onde r h a v ige onderzoek betre k k i ng heeft (het verlenen of weige ren van een bouw- of ge b r u i k s v e rg u n n i ng, het doen van aans c h r i j v i ngen op gro nd van de Wo n i ng w e t, besluiten tot toepassing van bestuursdw a ng en besluiten tot oplegging van een last onde r dw a ngsom) staat voor een belang he b b e nde bezwaar open (art. 7:1 Awb) tenzij adm i n i s t ra t ie f b e roep als bestuurlijke voorpro c e du re is voorge s c h reven (art. 8:6, tweede lid, Awb) en ka n da a r na beroep bij de re c htbank (sector bestuursre c ht) worden ingesteld (art. 1:3 jo. art. 8:1 Awb). Ho ger beroep kan vervolge ns worden ingesteld bij de Afde l i ng Bestuursre c ht s p raak van de Raad van State (art. 37 Wet op de Raad van State (Wet RvS)). Bij besluiten ge no men op gro nd van de Wet milie u b e heer - zoals de verlening van de R e c ht e r l i j ke toetsing van bra nd v e i l ig he id s b e s l u i t e n

m i l ie u v e rg u n n i ng - alsook bij sanc t iebesluiten ge no men op gro nd van org a n ie ke wetten (bijv. art. 125 Geme e ntewet) in het ka der van de hand h a v i ng van de Wet milie u b e heer is dit ande r s. Daarvoor ge l dt in het alge meen dat beroep in eerste en enige ins t a nt ie bij de Afde l i ng B e s t u u r s re c ht s p raak van de Raad van State kan worden ingesteld (art. 20 lid 1 en lid 3 Wm). Deze fungeert dan derhalve als re c hter in eerste aanleg. De verplic ht i ng om eerst bezwaar te ma ken ge l dt slechts (art. 7:1 lid 1, sub d Awb) als besluiten op gro nd van de Wm niet tot s t a nd zijn ge ko men met de toepassing van een van de in afde l i ng 3.5 van de Awb ge re ge l de p ro c e du res (uitge b re ide openbare voorbere id i ng s p ro c e du res). In het geval tegen een besluit bij de re c htbank beroep is inge s t e l d, dan wel voora fg a a nd aan een mo gelijk beroep bij de re c htbank, bezwaar is ge maakt (of adm i n i s t ra t ief beroep is i ngesteld), kan de pre s ide nt van de re c htbank die bevoegd is of kan worden in de ho ofd z a a k, op verzoek een voorlopige voorzie n i ng treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betro k ke n b e l a ngen, dat vereist (art. 8:81 Awb). Op gro nd van art. 36 Wet RvS jo. art. 8:81 Awb ge l dt deze bevoegd he id tot het geven van een voorlopige voorzie n i ng ook voor de Voorzitter van de A fde l i ng Bestuursre c ht s p raak van de Raad van State, in het geval, zoals bij sommmige besluiten op gro nd van de Wm, in eerste en enige ins t a nt ie bij deze Afde l i ng beroep mo e t w o rden inge s t e l d. Een voorlopige voorzie n i ng s p ro c e du re hange nde ho ger beroep bij de Afde l i ng is tenslotte mo gelijk op gro nd van art. 39 RvS jo art. 8:81. 273 R e ge l i ng en hand h a v i ng van bra nd v e i l ig he id van openbare inric ht i ngen

3 De onderzochte jurisprudentie In het onderzoek zijn 30 uitspra ken betro k ken, waarvan er 11 specifiek betre k k i ng hebben op de pro b l e ma t iek van (bra nd ) v e i l ig he id van ka me r v e r hu u r b e drijven in Den Haag. Aanleid i ng voor deze elf uitspra ken was een aans c h r i j v i ng s a c t ie die de ge me e nte Den Haag begin jare n ne ge nt ig heeft uitge v o e rd. 274 De 30 uitspra ken zijn onde r z o c ht op de in het ka der van het onde r h a v ige onderzoek re l e v a nt e aspecten. In dit ho ofdstuk vindt daarvan een beschrijving plaats. Deze beschrijving bevat t e l ke ns een same n v a t t i ng van de uitspra ken waarin de re l e v a nte ke r n p u nten van de uitspra ke n du idelijk worden ge maakt. Pa ra g raaf 3.1 betreft de uitspra ken die verband ho uden met de a a ns c h r i j v i ng s a c t ie ten opzic hte van ka me r v e r hu u r b e drijven in Den Haag. In para g raaf 3.2 w o rden de uitspra ken over bra nd v e i l ig he id van openbare inrichtingen b e h a nde l d. Daarbij ko me n in para g raaf 3.2.1 de uitspra ken aan bod die betre k k i ng hebben op besluiten inzake v e rg u n n i ng v e r l e n i ng en worden in para g raaf 3.2.2 de uitspra ken behandeld met betre k k i ng tot besluiten inzake hand h a v i ng. Pa ra g raaf 3.3 bevat een beschrijving van de uitspra ke n b e t re f f e nde de bra nd v e i l ig he id van andere objecten ( w o n i ngen e. d.). Hier wordt een zelfde o nde r s c he id aange b ra c ht tussen besluiten inzake verg u n n i ng v e r l e n i ng (para g raaf 3.3.1) en besluiten inzake hand h a v i ng (para g raaf 3.3.2). 3.1 Bra n d veiligheid bij ka m e r ve r h u u r b e d r i j ven in Den Haag 1. VzARRS 11-6-1993 (no. S03.93.1489) Ve r z o e kers zijn nie t - o nt v a n kelijk omdat zij het verschu l d igde griffie geld niet tijdig he b b e n b e t a a l d. 2. VzARRS 15-6-1993 (no. S03.93.1555) Het betreft hier een aans c h r i j v i ng op gro nd van art. 14(1) Wo n i ngwet en art. 13 van de Ve ro rde n i ng op de verblijfsinric ht i ngen (VVI) tot het treffen van voorzie n i ngen ten beho e v e van bra nd v e i l ig he id. Het verzoek tot scho r s i ng wordt inge w i l l igd, omdat onder de ge geven oms t a nd ig he de n o n m idde l l i j ke uitvoering van het bestre den besluit voor verzoeker een one v e n re d ig na deel me t z ich mee zou bre ngen in verho ud i ng tot het met zoda n ige uitvoering te die nen belang. Dit is het geval, omdat B en W ter zitting een voorstel doen dat aan bezwaren van verzoeke r t e ge moet komt en dat een alterna t ief voor eerde rge no e mde aans c h r i j v i ng bie dt. Dit voorstel is R e c ht e r l i j ke toetsing van bra nd v e i l ig he id s b e s l u i t e n

bij het ne men van het bestre den besluit niet aan de orde ge w e e s t. 3. VzARRS 15-7-1993 (no. S03.93.1944) Het betreft hier een aans c h r i j v i ng op gro nd van de Wo n i ngwet in same n h a ng met Bouwbesluit en VVI tot het aanbre ngen van een aantal bra nd v e i l ig he id s v o o r z ie n i ngen. De aans c h r i j v i ng is re c ht ma t ig. Scho r s i ng wordt afgewezen. De enkele me de de l i ng in het verzoekschrift da t b e t ro k ke ne voorne me ns is de ka me rgewijze huur te staken en weer per etage te gaan verhu re n in welk geval ande re bra nd v e i l ig he idseisen zouden ge l den bre ngt niet mee dat B en W nie t in re de l i j k he id tot de aans c h r i j v i ng hebben kunnen besluiten. 4. VzARRS 2-8-1993 (no. S03.93.1702) Het gaat i.c. om een aans c h r i j v i ng op gro nd van art. 14 Wo n i ngwet en art. 13 VVI tot he t t reffen van voorzie n i ngen ten behoeve van de bra nd v e i l ig he id. Het verzoek om scho r s i ng wordt afgewezen, daar B en W naar het oordeel van de Voorzitter in re de l i j k he id tot hun besluit hebben kunnen ko me n. 5. VzARRS 15-10-1993 (no. S03.94.3313), AB 1994/685 Het betreft hier een aans c h r i j v i ng op gro nd van art. 13 VVI tot het aanbre ngen van bra nd - blussers en op gro nd van art. 14 VVI tot aanbre ngen van een ko o i t rap. Daarnaast gaat het om een aans c h r i j v i ng op gro nd van de Wo n i ngwet in same n h a ng met het Bouwbesluit tot het do e n plaatsen van bra ndw e re nde platen. Voor de Ve ro rde n i ng op de verblijfsinric ht i ngen is vanaf 1-10-1993 geen ruimte meer nu op gro nd van art. 126 jo. 8 Wo n i ngwet de bouwvero rde n i ng met bra nd v e i l ig he idseisen op woningen van toepassing is. Die aans c h r i j v i ng(en) worde n ge s c horst. Scho r s i ng van de aans c h r i j v i ng op gro nd van de Wo n i ngwet wordt afge w e z e n. O ndanks het feit dat de aans c h r i j v i ng voor een deel was ge b a s e e rd op art. 15 Bouwbesluit w o rdt zij in stand gelaten. Dit artikel heeft dan wel betre k k i ng heeft op het doen bouwen van w o n i ngen, terwijl het i.c. gaat om bestaande bouw, maar blijke ns de wetsge s c h ie denis mag dit a r t i kel gebruikt worden voor bestaande woningen ind ien de te treffen voorzie n i nge n no o d z a kelijk moeten worden ge a c ht. Deze no o d z a ke l i j k he id acht de Voorzitter aanw e z ig, ge l e t op het door B en W ge v o e rde beleid aang a a nde het bevorde ren van de bra nd v e i l ig he id van v e r b l i j f s i n r ic ht i ngen en de bijzonde re bouwkund ige inric ht i ng van ka me r v e r hu u r b e dr i j v e n. 275 6. VzARRS 15-10-1993 (no. S03.93.3440), AB 1995/205 Het betreft i.c. een aans c h r i j v i ng op gro nd van de VVI tot het aanbre ngen van poede r b l u s s e r s en een ko o i l a dde r. Daarnaast gaat het om een aans c h r i j v i ng op gro nd van de Wo n i ngwet in s a me n h a ng met het Bouwbesluit tot het plaatsen van bra ndw e re nde platen. Met betre k k i ng tot de eerste aans c h r i j v i ng is het oordeel van de Voorzitter gelijk aan dat in de vorige uitspra a k ( n r. 5, VzARRS 15-10-1993). Scho r s i ng van de aans c h r i j v i ng op gro nd van de Wo n i ngwet wordt ook hier afgewezen. Ondanks het feit dat de aans c h r i j v i ng voor een deel was ge b a s e e rd op art. 15 Bouwbesluit wordt zij in stand gelaten. De mo t i v e r i ng daarvoor is de z e l fde als in VzARRS 15-10-1993 (nr. 5 ). 7. VzARRS 21-10-1993 (no. S03.93.2526) Ve r z o e kers zijn nie t - o nt v a n kelijk omdat zij niet tijdig het vereiste griffie geld hebben volda a n. 8. VzARRS 6-1-1994 (no. S03.93.3841), BR 1994/847 Het betreft hier een aans c h r i j v i ng ge b a s e e rd op de VVI en een aans c h r i j v i ng ge b a s e e rd op de Wo n i ngwet. De eerste aans c h r i j v i ng wordt ge s c horst. De mo t i v e r i ng daarvoor is gelijk aan die De onde r z o c hte jurisprude nt ie

in de uitspra ken nrs. 5 en 6. De aans c h r i j v i ng ge b a s e e rd op de Wo n i ngwet wordt in stand gelaten: ondanks de ko me nde sloop van het pand is het aanbre ngen van voorzie n i nge n no o d z a kelijk, omdat het gaat om bra nd v e i l ig he idsaspecten en derhalve om levens b e dre ige nde o ms t a nd ig he den. Waar de aans c h r i j v i ng voor een deel was ge b a s e e rd op art. 15 Bouwbesluit w o rdt zij ook in stand gelaten, ondanks het feit dat dit artikel betre k k i ng heeft op het do e n bouwen van woningen, terwijl het i.c. gaat om bestaande bouw. De mo t i v e r i ng daarvoor is de z e l fde als in de uitspra ken nrs. 5 en 6. 9. VzARRS 11-3-1994 (no. S03.93.4259) Ve r z o e kers zijn nie t - o nt v a n kelijk wege ns het niet op tijd betalen van het griffie ge l d. 276 10. VzARRS 15-3-1994 (no. S03.94.0135) In deze uitspraak gaat de VzARRS om in verge l i j k i ng met eerde re uitspra ken betre f f e nde de v e r ho ud i ng tussen Bouwvero rde n i ng en VVI (m.n. nrs.5, 6 en 8, VzARRS 15-3-1993 en VzARRS 6-1-1994). Omdat de vervallen bepalingen uit de VVI inmiddels zijn ge ï nc o r p o re e rd in de ge w i j z igde Bouwvero rde n i ng en art. 13 VVI ten tijde van de onde r h a v ige aans c h r i j v i ng nog wel v e r b i nde nd was, acht de Voorzitter in de enkele verme l d i ng van dat artikel geen gro nd voor s c ho r s i ng aanw e z ig. Waar de aans c h r i j v i ng me de is ge b a s e e rd op art. 17 Wo n i ngwet mo e t daarvoor art. 14 worden gelezen, omdat de logie s i n r ic ht i ng een woning is. Ve r w e e rders zijn b e v o e gd tot aanschrijven. Voor zover door verzoeker is betwist dat de de u ren niet aan de b ra nd v e i l ig he idsvoorschriften voldoen, wordt dit niet ge ho no re e rd. Er is geen cont ra - ex p e r t i s e u i t ge v o e rd, dus ho udt het de s k u nd ige oordeel van de Bra ndweer stand. Met betre k k i ng tot de v raag of de kosten van voorzie n i ngen niet te hoog zijn, waar het hier gaat om een klein p e ns ion, luidt het ant w o o rd ont ke n ne nd. Noch in het Bouwbesluit, noch in de bouwverorde n i ng w o rdt een onde r s c he id tussen grote en kleine inric ht i ngen ge maakt. Het arg u me nt dat al e e rder op last van het ge me e ntebestuur omvang r i j ke en ko s t b a re voorzie n i ngen zijn aange b ra c ht s n i j dt naar het oordeel van de Voorzitter geen hout. Niet is ge b l e ken dat ook de in he t v e r l e den ge v e rgde voorzie n i ngen ten doel hadden het belang van de bra nd v e i l ig he id te die ne n. 11. VzARRS 15-3-1994 (no. S03.94.0002) Het betreft hier een aans c h r i j v i ng tot het aanbre ngen van een bra ndme l d i ns t a l l a t ie op gro nd van art. 17 Wo n i ngwet. Dit zou echter niet op gro nd van art. 17, maar op gro nd van art. 14 Wo n i ngwet hebben moeten plaatsvinden, omdat een logiesverblijf een woning is. Gezien de zeer verg a a nde onde r l i nge overe e n ko mst tussen beide wetsartikelen, doet deze one f f e n he id naar het oordeel van de Voorzitter aan de bevoegd he id van B en W niet af. Met betre k k i ng tot de vraag of de kosten niet te hoog zijn ge z ien de grootte van de inric ht i ng luidt het ant w o o rd he t z e l fde als in de vorige uitspraak. De Voorzitter voegt hier aan toe dat bij de grote belange n d ie hie r, waar het immers ge l dt de veilig he id van personen, op het spel staan en waarbij he t a a ntal personen nauwelijks verschil maakt, behoeft het ook niet te verbazen dat een de rge l i j k o nde r s c he id niet wordt ge maakt. Een re l a t ief kostenverschil moet worden ge a c ht door de l a nde l i j ke onde r s c he idenlijk de plaatselijke wetgever uitdr u k kelijk voor lief te zijn ge no men. Er is geen spra ke van een onre de l i j ke belange na f w e g i ng. R e c ht e r l i j ke toetsing van bra nd v e i l ig he id s b e s l u i t e n

3.2 Uitspra ken betreffende de bra n d veiligheid van openbare inrichtingen 3.2.1 Besluiten inzake ve rg u n n i n g ve r l e n i n g 12. ARRS 25-2-1993, AB 1993/579 B en W weige ren toestemming op gro nd van art. 54 in same n h a ng met art. 58 Bra nd - b e v e i l ig i ng s v e ro rde n i ng tot het in gebruik (doen) ne men en in gebruik (doen) ho uden van een p a nd als na c ht c l u b. B en W hebben deze weige r i ng doen steunen op de overweging dat he t p a nd niet voldoet aan de no r men voor uitgangen en vluc ht w e gen ne e rge l e gd in de `Alge me ne r ic ht l i j nen ont v l uc ht i ng en re dd i ng van personen bij bra nd in gebouwen (AROR). Deze r ic ht l i j nen die nden inge v o l ge art. 54 jo. 45 Bra nd b e v e i l ig i ng s v e ro rde n i ng bij toepassing van art. 54 in acht te worden ge no men. B en W hebben tere c ht ge o o rdeeld dat de na c htclub nie t v o l doet aan de eisen van de AROR. Zij hebben zich dan ook op ge no e g z a me gro nden op he t s t a nd p u nt gesteld dat er geen plaats was voor het verlenen van de ge b r u i k s t o e s t e m m i ng. Ook overige ns kan niet worden staande ge ho uden dat B en W bij afweging van de betro k ke n b e l a ngen niet in re de l i j k he id tot het bestre den besluit hebben kunnen ko men. Daarbij verd ie nt het volge ns de Afde l i ng opme r k i ng dat, me de gelet op de aard van de belangen die de Bra nd - b e v e i l ig i ng s v e ro rde n i ng beoogt te besche r men, slechts in zeer uitzonde r l i j ke gevallen aanle id i ng zal kunnen bestaan om aan strijdig he id met de AROR voorbij te zien. Het beroep wordt verworpen. 13. VzARRS 9-9-1993, no. S03.93.3088 en S03.93.3089 B en W verlenen een bouwverg u n n i ng (met voorschriften) voor vera nde r i ng van een disco in twee winke l s. De vraag is of aan de verg u n n i ng het voorschrift mag worden verbonden dat een s p r i n k l e r i ns t a l l a t ie wordt aange b ra c ht op gro nd van art. 186 Bouwbesluit. Het ant w o o rd van de Voorzitter is bevestige nd. Met dit voorschrift wordt bereikt dat wordt voorko men dat een bra nd z ich binnen korte tijd uitbre idt naar een ande re binnen het winke l c o m p l ex ge l e gen besloten r u i m t e. Uitbre id i ng van bra nd binnen 60 minuten na het ontstaan van bra nd naar na a s t ge l e ge n en tege no v e r l ig ge nde panden moet door middel van bra nd p re v e nt ieve ma a t re gelen worde n v o o r ko men. Met dit voorschrift wordt dit bereikt. B en W waren in re de l i j k he id ge re c ht igd tot het stellen van dit voorschrift. Er is geen one v e n re d ig na deel. Het verzoek om scho r s i ng wordt a fge w e z e n. 277 14. ABRS 14-4-2000, BR 2000, p. 577 B en W hadden ge o o rdeeld dat voor het ge b r u i ken van een clubgebouw door een tennisclub een ge b r u i k s v e rg u n n i ng op gro nd van de bouwvero rde n i ng was vereist. De tennisclub was he t da a r mee niet eens. Naar het oordeel van de Afde l i ng was door de re c htbank tere c ht ge o o rde e l d dat in het clubgebouw meer dan 50 personen aanw e z ig zullen zijn en dat een ge b r u i k s ve rg u n n i ng op gro nd van art. 6.1.1 Bouwvero rde n i ng vereist is. Het beroep van appellant op het in de t o e l ic ht i ng bij de Mo de l b o u w v e ro rde n i ng ne e rge l e gde uitgang s p u nt dat alleen een ge b r u i k s - v e rg u n n i ng wordt geëist voor die situa t ies die gevaar kunnen opleveren door een verho o gde ka ns op bra nd, dan wel een verho o gde ka ns op ne g a t ieve ge v o l gen van een eenmaal uitge b ro ke n b ra nd, faalt omdat dit uitgang s p u nt immers toepassing heeft ge v o nden in art. 6.1.1 Bouwv e ro rde n i ng. De onbra nd b a a r he id van een gebouw is niet als criterium in art. 6.1.1 opge no me n en is derhalve niet bepalend. Ook enkele ande re aange v o e rde gro nden treffen geen do e l. De onde r z o c hte jurisprude nt ie

3.2.2 Besluiten inzake handhaving 15. ARRS 11-6-1996, no. R03.93.4393 Het gaat hier om een aans c h r i j v i ng door het DB van het stadsdeel Ams t e rda m - No o rd op gro nd van art. 17(1) Wo n i ngwet tot het treffen binnen vijf weken van bepaalde voorzie n i ngen aan een scho o l gebouw dat door bra nd niet meer voldeed aan art. 289 Bouwbesluit. De bezware n w a ren onge g ro nd verklaard. De Afde l i ng oordeelt dat de aans c h r i j v i ng ten onre c hte was ge r ic ht aan appellant. Het scho o l gebouw was verko c ht en blijke ns het ko o p c o nt ract was koper vana f het mo me nt van onde r t e ke n i ng bevoegd tot alle feitelijke re c ht s h a nde l i ngen en moesten de v o o r z ie n i ngen die waren vereist wege ns de aan het scho o l gebouw ont s t a ne schade voor re ke n i ng en risico in opdra c ht van koper worden uitge v o e rd, die verkoper die na a ng a a nde had ge v r i j w a a rd. Het DB was hie r mee beke nd, gelet op het feit dat appellante tijde ns de ho o r z i t t i ng aan het DB een afschrift van het ko o p c o nt ract had overhand igd. Het besluit is derhalve ge no men in strijd met art. 17(1) Wo n i ngwet en wordt door de Afde l i ng vernie t igd. 278 16. ABRS 9-7-1997, no. R03.93.2328 B en W van de ge me e nte Ha a r l e m me r meer hebben in casu onder aanzegging van bestuursdw a ng een motel gelast om de parke e rg a ra ge van het motel met onmidde l l i j ke ing a ng buiten ge b r u i k te stellen. De parke e rg a ra ge voldeed niet aan de aan de bouwverg u n n i ng verbonde n voorschriften met betre k k i ng tot de bra nd v e i l ig he id. Met na me was de vent i l a t ie v o o r z ie n i ng n iet in overe e ns t e m m i ng met de no r men zoals die in de verg u n n i ngsvoorschriften ware n a a nge geven. De Afde l i ng is van oordeel dat er inde rdaad spra ke was van een zoda n ig b ra ndge v a a r l i j ke situa t ie dat B en W op gro nd van de bra nd b e v e i l ig i ng s v e ro rde n i ng bevoegd w a ren op te tre den. Het door appellant aange v o e rde arg u me nt dat de ge s t e l de beguns t ig i ng s - termijn onre delijk kort was (met onmidde l l i j ke ing a ng) wordt door de Afde l i ng verworpen. Zij a c ht het, gelet op de bra ndge v a a r l i j ke situa t ie in de parke e rg a ra ge, niet onre delijk da t v e r w e e rders appellante hebben gelast deze ruimte met onmidde l l i j ke ing a ng buiten gebruik te stellen en te ho uden. 17. ABRS 25-1-2001, BR 2001 (bij afsluiting van het onderzoek nog niet gepubliceerd) B en W hadden een last onder dw a ngsom opge l e gd aan een ke r k p a ro c h ie om zich ten aanzie n van een ke r kgebouw te ont ho uden van de overtre d i ng van het verbod in art. 6.1.1 van de b o u w v e ro rde n i ng om zonder ge b r u i k s v e rg u n n i ng een bouwwerk in gebruik te hebben of te ho uden waarin meer dan 50 personen tegelijk aanw e z ig zullen zijn. De vraag die bij de A fde l i ng aan de orde werd gesteld was of het in art. 6.1.1 ne e rge l e gde verg u n n i ng v e reiste een o nge o o r l o ofde beperking van art. 6(1) Gro ndwet oplevert, nu het niet is uitgesloten dat bij een verg u n n i ng a fgifte een gre ns wordt gesteld aan het aantal personen dat zich in de ke r k mag bevinden. De Afde l i ng oordeelt dat niet valt in te zien dat het enkele feit dat de a a nw e z ig he id van meer dan 50 personen in de kerk wordt onderworpen aan het bezit van een ge b r u i k s v e rg u n n i ng als bedoeld in art. 6.1.1, waaraan uitsluitend eisen kunnen worde n v e r b o nden met het oog op de bra nd v e i l ig he id, de go d s d ie ns t v r i j he id beperkt. Zo uden B en W bij de te verlenen verg u n n i ng eisen stellen die verder gaan dan he t geen de veilig he id van de z ich in de kerk bevinde nde personen eist, dan kan appellant daar alsnog tegen opko me n. R e c ht e r l i j ke toetsing van bra nd v e i l ig he id s b e s l u i t e n

3.3 Uitspra ken betreffende de bra n d veiligheid van andere objecten 3.3.1 Besluiten inzake ve rg u n n i n g ve r l e n i n g 18. ABRS 10-10-1996, BR 1997/132 Het gaat in deze uitspraak om de weige r i ng door B en W om een bouwverg u n n i ng te verlene n voor het opric hten van varke nsstallen wege ns strijdig he id met de bra nd v e i l ig he id s v o o r s c h r i f t e n als bedoeld in art. 186 Bouwbesluit. B en W zijn naar het oordeel van de Afde l i ng bij de z e b e s l i s s i ng tere c ht afgegaan op een advies van re g io naal comma nda nt van de Regio na l e B ra ndweer Ze e l a nd. Een beroep door appellant op het ge l i j k he id s b e g i nsel faalt. B en W he b b e n z ich op go e de gro nden op het stand p u nt gesteld dat zij de onde r h a v ige aanvra gen hadden te b e o o rdelen zoals die er lagen, en dat de bouwplannen stre den met art. 186 Bouwbesluit. Art. 44 Wo n i ngwet noopte hen derhalve tot het weige ren van de ge v ra a gde verg u n n i nge n. 19. ABRS 21-7-1997, JM 1997/62 B en W hebben aan een aanne m i ng s b e drijf een Wm-verg u n n i ng verleend onder voorschriften. De buurman van het bedrijf is het niet eens met (onder ande re) de aan de verg u n n i ng verbonde n voorschriften inzake bra nd v e i l ig he id. Het betreft in het bijzonder het voorschrift dat aan de v e rg u n n i ng is verbonden tene i nde overslag en doorslag van bra nd zoveel mo gelijk te voorkome n. Naar het oordeel van de Afde l i ng is een de rgelijk voorschrift tere c ht ge s t e l d, maar blijkt uit dit voorschrift onvoldo e nde welke conc rete voorzie n i ngen en ma a t re gelen op dit punt van de v e rg u n n i ng ho uder worden verlangd. Zo hangen deze af van allerlei niet na der oms c h re v e n feiten en oms t a nd ig he den. Het voorschrift is op dit punt in strijd met het re c ht s z e ke r he id s - b e g i ns e l. 279 20. VzABRS 27-11-1997, BR 1998, p. 748 B en W verlenen een bouwverg u n n i ng voor een sorteerhal. De vraag die door een de rde - b e l a ng he b b e nde wordt opgeworpen is, of het bouwplan voldoet aan de eisen van art. 186 Bouwbesluit inzake bra ndc o m p a r t i me nt e r i ng. De Voorzitter past art. 8:86 Awb toe (ko r t s l u i t i ng ). De Voorzitter overweegt vervolge ns dat art. 186 Bouwbesluit i.c. van toepassing is. Omdat art. 186 geen maten noemt, bestaat voor wat betreft de ma x i maal aanvaardbaar te acht e n oppervlakte van een bra ndc o m p a r t i me nt voor gebouwen als de onde r h a v ige enige beoorde l i ng s - v r i j he id. B en W hebben me de op basis van het advies van de bra ndweer en enkele public a t ie s van het ministerie van Binne n l a ndse Za ken een norm van 2500 m2 ge h a nt e e rd. I.c. was da a rom een onde r v e rde l i ng van de hal in bra ndc o m p a r t i me nten niet ge b o den. Het bouwplan v o l doet naar het oordeel van B en W aan de meest re c e nte lande l i j ke keuze inzake de bra nd - c o m p a r t i me nt e r i ng van industriële gebouwen. Naar het oordeel van de Voorzitter hebben B en W zich bij ge b re ke van een na de re uitwerking in art. 186 Bouwbesluit in re de l i j k he id kunne n b a s e ren op voorno e mde public a t ies en op de door hen inge w o n nen adviezen. Het (ho ge r ) b e roep wordt onge g ro nd verklaard. 21. VzABRS 6-11-1998, AB 1999/128 Het betreft i.c. de verlening van een Wm-re v i s ie v e rg u n n i ng voor opslag van vuurwerk, waara a n het voorschrift wordt verbonden tot het aanbre ngen van een sprinklerins t a l l a t ie. Op gro nd van r ic htlijn `Opslag van vuurwerk is een de rgelijk voorschrift in het onde r h a v ige geval nie t no o d z a kelijk. Art. 8:86 Awb wordt door de Voorzitter toegepast. Naar zijn oordeel hebben B en W niet aanne melijk kunnen ma ken dat de bouwkund ige situa t ie i.c. betrof het in het bijzonde r een stolpboerderij met een houten dak zoda n ig bijzonder is dat, het voorschrijven van een De onde r z o c hte jurisprude nt ie