Psychosociaal welzijn in relatie tot veelvuldig en. problematisch gebruik van Facebook

Vergelijkbare documenten
De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

factsheet Verslag over de Nederlandse jongeren binnen een Europees onderzoek naar risicovol en verslavend internetgebruik

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

Causes and Consequences of Pathological Gaming ACADEMISCH PROEFSCHRIFT Jeroen Sjef Lemmens

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Social Network Sites en Welbevinden

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

COMPULSIEF KOOPGEDRAG

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

COMPULSIEF GEBRUIK VAN SOCIALE MEDIA. Masterthesis Jeugdstudies Algemene Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht

Geluk en welbevinden

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

/hpm. Onderzoek werkstress, herstel en cultuur. De rol van vrijetijdsbesteding. 6 februari Technische Universiteit Eindhoven

Facts & Figures: Gamen

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

Sociale Media, Games en Jongeren (UU)

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

Code Cursusnaam block Ects Organization Theory Organization Development Relations and Networks of Organizations 4 6

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Mijn kind, gamen en internet. Indigo Preventie

Met Facebook bouwen aan Zelfvertrouwen?

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

(Online) gepest worden

Hoe autonomie-ondersteunend werkt een docent binnen honoursonderwijs? Tineke Kingma Elanor Kamans Marjolein Heijne-Penninga Marca Wolfensberger

Online communicatie en offline vriendschapskwaliteit: De rol van sociale kwetsbaarheid van adolescenten

Running head: SOCIALE MEDIA, SOCIAAL ZELFVERTROUWEN EN SOCIALE COMPETENTIE ALS MEDIATOR

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Code Course name block Ects International Organizations Advanced Project management * Cross Cultural HRM 3 6

Facts and Figures: Sociale contacten

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Zimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Stroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30)

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Dutch version of the Quebec User Evaluation of Satisfaction with assistive technology (D-QUEST)

Persoonlijkheid en psychosociaal welzijn bij problema6sch internetgebruik

Facts & Figures: Sociale media

Samenvatting (Summary in Dutch)

Mediaopvoeding - risico s en kansen Gezin, opvoeding, media en ongelijke kansen voor de jeugd

LinkedIn Profiles and personality

Verslaafd aan het internet? Inleiding en begrippen

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en

MINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1. Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling?

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Overige (Overig, ongespecificeerd)

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

NEDERLANDSE SAMENVATTING. Oorzaken van Variatie in Welbevinden tijdens de Adolescentie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Eenzaam ben je niet alleen

Nederlandse samenvatting

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Gamen. Charlemagne College Eijkhagen Ouderavond. Verslavingspreventie Mondriaan Gerald Adriana November 2017

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest

De rol van de sociale media in alcoholgebruik bij jongeren

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN?

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG)

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen)

DOELGROEP De test richt zich tot zwangere vrouwen of vrouwen die recent bevallen zijn.

Kenmerken van jongeren met en zonder sportief zelfbeeld

De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten

Spitzer quality of life index

Intrapersonal factors, social context and health-related behavior in adolescence Veselska, Zuzana

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Big Five persoonlijkheidstrekken en Facebookgebruik

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Relatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen. Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

ICHOM en het belang voor de patiënt

Citation for published version (APA): Sarkova, M. (2010). Psychological well-being and self-esteem in Slovak adolescents. Groningen: s.n.

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Onderzoeksrapport MASS. Fase 1

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

De sociale context van geluk: wat is belangrijk voor wie?

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Sportclubs en Sociale Media

Transcriptie:

Psychosociaal welzijn in relatie tot veelvuldig en problematisch gebruik van Facebook Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Communicatiewetenschap Master Thesis Youth & Media Naam N. A. C. Scheerman MSc. Collegekaartnummer 0311944 E-mailadres nicoliens@hotmail.com Begeleider dr. J. S. Lemmens Datum 31 januari 2012 1

Samenvatting Hoewel het gebruik van sociale netwerksites (SNS) doorgaans samenhangt met een hoger psychosociaal welzijn, zijn er aanwijzingen dat veelvuldig en problematisch gebruik van SNS in verband staat met een lager psychosociaal welzijn. In dit onderzoek is daarom gekeken naar de relatie tussen psychosociaal welzijn en veelvuldig en problematisch gebruik van de populaire sociale netwerksite Facebook. Respondenten (N = 467) tussen de 14 en 66 jaar vulden een online vragenlijst in. Uit de resultaten is gebleken dat veelvuldig Facebookgebruik in verband staat met meer eenzaamheid. Als er gekeken werd naar specifieke Facebookactitviteiten, bleek dat posten en privécommunicatie in verband staan een lager psychosociaal welzijn, terwijl het ontvangen van respons samenhangt met meer zelfvertrouwen. Voor problematisch Facebookgebruik zijn er verbanden gevonden met minder levenstevredenheid, minder zelfvertrouwen en meer eenzaamheid. Daarnaast is gebleken dat met name eenzame hoogopgeleide vrouwen een grotere kans hebben op problematisch Facebookgebruik. Ook zijn veelvuldig posten en privécommunicatie voorspellers voor problematisch Facebookgebruik gebleken. 2

Psychosociaal Welzijn in relatie tot Veelvuldig en Problematisch Facebookgebruik Sociale netwerksites (SNS) houden miljoenen jongeren en jongvolwassenen dagelijks bezig. SNS worden voornamelijk gebruikt om contact te onderhouden met vrienden en nieuwe vriendschappen te vormen (Subramanyam, Reich, Waechter & Espinoza, 2008; Raacke & Bonds-Raacke, 2008). De populairste sociale netwerksite is momenteel Facebook. Facebook heeft wereldwijd 800 miljoen gebruikers (Facebook, 2011), waarvan 5.7 miljoen Nederlanders (CheckFacebook.com, 2011). Op Facebook wisselen gebruikers berichten met elkaar uit en delen zij persoonlijke informatie, interesses, statusupdates, websites, foto s en video s (Pempek, Yermolayeva & Calvert, 2009; Junco, 2012). Het bezoeken van Facebook wordt door veel jongvolwassenen als onderdeel van de dagelijkse routine gezien, waaraan zij gemiddeld 30 minuten per dag besteden (Pempek et al., 2009). Omdat contact met anderen doorgaans goed is voor het psychosociaal welzijn (Gray, 2002), lijkt het aannemelijk dat het gebruik van Facebook, dat contacten met anderen faciliteert, een positief effect heeft op het psychosociaal welzijn van zijn gebruikers. Verschillende onderzoeken hebben inderdaad aangetoond dat mensen zich door Facebookgebruik meer verbonden voelen met anderen en dat Facebookgebruik in verband staat met een hoger psychosociaal welzijn (Burke, Marlow, & Lento, 2010; Ellison, Steinfield, & Lampe, 2007; Steinfield, Ellison, & Lampe, 2008). Er zijn echter ook aanwijzingen dat het gebruik van Facebook niet louter positief is, zo zou veelvuldig gebruik van Facebook in verband staan met een lager psychosociaal welzijn van de gebruikers (Burke et al., 2010). Onder veelvuldig gebruik wordt bovengemiddelde tijdsbesteding aan Facebook en een bovengemiddelde bezoekfrequentie aan Facebook verstaan. Hoewel veelvuldig gebruik van Facebook op zichzelf niet zorgwekkend hoeft te zijn, kan het een aanwijzing zijn dat er sprake is van problematisch of verslaafd gebruik. 3

Een definitie van problematisch Facebookgebruik of Facebookverslaving lijkt nog niet te bestaan, maar in eerder onderzoek is wel gekeken naar problematisch internetgebruik. Problematisch internetgebruik werd ook wel compulsief internetgebruik of internetverslaving genoemd (bv. Whang, Lee & Chang, 2004; Van den Eijnden et al., 2008; Meerkerk et al., 2010). Aan de hand van de definitie van internetverslaving (Caplan, 2003; 2007) wordt problematisch Facebookgebruik in het huidige onderzoek gedefinieerd als het ontstaan van problematische gedachten en gedragingen die voortkomen uit het gebruik van Facebook, waarbij gebruikers hun Facebookgebruik niet kunnen controleren ondanks de negatieve gevolgen die het heeft voor hun sociale leven, studie en/of werk (Kuss & Griffiths, 2011; Wilson, Fornasier & White, 2010). Uit een literatuuronderzoek is gebleken dat problematisch gebruik van SNS (o.a. Facebook) samenhangt met relatieproblemen, lagere school- en werkprestaties, minder sociale participatie en algemeen lager psychosociaal welzijn (Kuss & Griffiths, 2011). Er zijn een aantal factoren die de kans op problematisch gebruik of verslaving vergroten. Niet alleen een genetische factor, maar ook de nabijheid van een verslavende stimuli vergroot de kans op gebruik en verslaving. Zo vergroot bijvoorbeeld de nabijheid van een casino de kans op gokverslaving (Sevigny, Ladouceur, Jacques & Cantinotti, 2008). Smartphones hebben vaak een sociale netwerk applicatie, waarmee op een eenvoudige en snelle manier berichten op SNS bekeken en beantwoord kunnen worden. Uit cijfers van een Nederlands onderzoeksbureau is gebleken dat 60% van de jongeren tussen de 15 en 29 jaar in bezit is van een smartphone en dat zij dit apparaat vooral gebruikten voor het checken van SNS (YoungWorks, 2011). Het lijkt aannemelijk dat bezit van een smartphone zou kunnen bijdragen aan veelvuldig gebruik van Facebook en zelfs tot verslaving, dit is echter nooit onderzocht. 4

In studies naar de relatie tussen psychosociaal welzijn en Facebookgebruik werd doorgaans naar de tijdsbesteding of frequentie van het gebruik gekeken (vb. Wilson et al., 2010; Mehdizadeh, 2010). Facebookgebruik is echter een uiteenlopend concept waar verschillende activiteiten onder kunnen vallen. Studies die een onderscheid in specifieke activiteiten maakten, hebben aangetoond dat de bepaalde bezigheden op Facebook verschillende verbanden hebben met het psychosociaal welzijn van gebruikers (Burke et al., 2010; Ryan & Xenos, 2011). Hoewel er meerdere onderzoeken zijn gedaan naar Facebookgebruik en psychosociaal welzijn, is er nauwelijks naar veelvuldig en problematisch gebruik van Facebook gekeken. In het huidige onderzoek zal worden gekeken naar het psychosociaal welzijn van Facebookgebruikers (zelfvertrouwen, eenzaamheid, levenstevredenheid) in relatie tot veelvuldig Facebookgebruik (tijdsbesteding en frequentie) en problematisch gebruik. Bovendien is het onduidelijk hoe de specifieke Facebookactiviteiten hierin een rol spelen. Om Facebookactiviteiten te kunnen onderzoeken is er op basis van eerdere onderzoeken (Burke et al., 2010; Ryan & Xenos, 2011) een onderscheid gemaakt in drie dimensies: posten, respons ontvangen en privécommunicatie. De specifieke rol van Facebookactiviteiten (posten, respons ontvangen en privécommunicatie) in relatie tot psychosociaal welzijn en veelvuldig en problematisch Facebookgebruik zal ook worden onderzocht. Hoewel Facebookgebruik over het algemeen bevorderlijk lijkt voor het psychosociaal welzijn van de gebruikers, is het mogelijk dat veelvuldig en problematisch gebruik in verband staat met een lager psychosociaal welzijn. Mocht uit dit onderzoek naar voren komen dat veelvuldig of problematisch Facebookgebruik in relatie staat met een lager psychosociaal welzijn, dan zullen Facebookgebruikers voorgelicht moeten worden over de eventuele risico's van het gebruik van Facebook. Daarnaast zullen professionele behandelaars op de hoogte moeten worden gesteld van deze problematiek, zodat zij dit adequaat kunnen behandelen. 5

Theoretisch kader Facebookgebruik en Psychosociaal Welzijn Facebook omvat een breed scala aan activiteiten die op basis van eerder onderzoek (Burke et al., 2010) kunnen worden opgedeeld in verschillende groepen, namelijk posten, respons ontvangen en privécommunicatie. Er is zeer weinig onderzoek verricht naar de specifieke activiteiten in relatie tot psychosociaal welzijn. Onderzoek van Ryan & Xenos (2011) toonde aan dat meer posten in verband staat met meer eenzaamheid, maar voor privécommunicatie is geen relatie gevonden met eenzaamheid. Op basis van voorgaand onderzoek wordt verwacht dat meer posten in verband staat met meer eenzaamheid. De relaties tussen de indicatoren van psychosociaal welzijn en ontvangen van respons en privécommuncatie en worden exploratief onderzocht. Niet alleen is Facebookgebruik een breed begrip dat verschillende activiteiten omvat, ook psychosociaal welzijn is een dynamisch concept met een brede variatie aan constructen. Psychosociaal welzijn omvat constructen die gaan over de kwaliteit van intrapersoonlijk en interpersoonlijk functioneren (Lent, 2004). In dit onderzoek is psychosociaal welzijn gemeten door eenzaamheid, levenstevredenheid en zelfvertrouwen. Deze constructen bleken in eerder onderzoek een goede indicatoren voor psychosociaal welzijn (bv. Halpin & Allen, 2004). In het algemeen lijkt het gebruik van Facebook positief samen te hangen met psychosociaal welzijn (Ellison et al., 2007; Steinfield et al., 2008; Kuss & Griffiths, 2011). Er zijn echter aanwijzingen gevonden dat veelvuldig gebruik van Facebook in verband staat met een lager psychosociaal welzijn, zoals een lager zelfvertrouwen (Mehdizadeh, 2010) en meer eenzaamheid (Burke et al., 2010). 6

Problematisch Facebookgebruik Alhoewel het gebruik van SNS doorgaans een onschuldige en ontspannende bezigheid is, zijn er mensen die veelvuldig gebruik maken van SNS en kenmerken vertonen van verslaving (Kuss & Griffiths, 2011). Niet iedere persoon die veelvuldig gebruik maakt van Facebook is verslaafd te noemen. Om het gebruik problematisch te noemen en iemand een klinische diagnose verslaving toe te kennen, moet er aan verschillende criteria worden voldaan. Een verslaving wordt volgens de Diagnostic and Statistical Manual (DSM-IV) gekenmerkt door zeven criteria: obsessie, ontwenning, tolerantie, stemmingswisselingen, terugval, conflict en problemen (APA, 2000). Over het algemeen hangt verslaving samen met lager psychosociaal welzijn van een persoon (Gray, 2002), of dit ook het geval is bij een verslaving aan Facebook is onduidelijk. Verslaving aan SNS is nauwelijks wetenschappelijk onderzocht, daarom wordt in het huidige onderzoek gesproken van problematisch Facebookgebruik. Ondanks het weinige onderzoek naar problematisch gebruik van SNS, is er vaker onderzoek verricht naar problematisch internetgebruik of internetverslaving in relatie tot psychosociaal welzijn. Uit onderzoek is gebleken dat dagelijks gebruik van internet geen direct verband heeft met een lager psychosociaal welzijn, maar dat deze relatie wordt gemedieerd door compulsief of problematisch internetgebruik (Van der Aa et al., 2008). Ook ander onderzoek toonde een verband aan tussen internetverslaving een meer eenzaamheid (Whang, Lee & Chang, 2004). Uit een longitudinale studie is gebleken dat internetgebruik (instant messaging en chatten) voorspeller is van een toename in compulsief internetgebruik zes maanden later (Van den Eijnden et al., 2008). Daarnaast is gebleken dat de problemen die kenmerkend zijn voor een verslaving zoals isolatie, eenzaamheid, lage werk- of schoolprestaties en relatieproblemen, in verband staan met problematisch internetgebruik (Kim, LaRose & Peng, 2009). Of verslavingskenmerken samenhangen met problematisch gebruik van Facebook is onduidelijk. In eerder onderzoek kwam naar voren dat 7

zelfvertrouwen geen voorspeller is voor Facebookgebruik of verslavingskenmerken aan Facebook (Wilson, Fornasier & White, 2010). In het onderzoek van Wilson et al. (2010) werden slecht drie van de zeven verslavingskenmerken onderzocht; obsessie, ontwenning en terugval. Hoe de andere vier verslavingskenmerken zich verhouden tot Facebookgebruik is onbekend. Hoewel er in het enige onderzoek naar problematisch Facebookgebruik geen verband is aangetoond met zelfvertrouwen, is het onbekend hoe eenzaamheid en levenstevredenheid zich tot problematisch Facebookgebruik verhouden. Op basis van vergelijkbare onderzoeken naar problematisch internetgebruik of internetverslaving in relatie tot psychosociaal welzijn, wordt verondersteld dat problematisch Facebookgebruik verband houdt met een lager psychosociaal welzijn. De relaties tussen (specifiek) Facebookgebruik en indicatoren van psychosociaal welzijn zullen verder worden uitgewerkt. Eenzaamheid Eenzaamheid is een emotie die voortkomt uit een gevoel van isolatie, wanneer de behoefte aan een intieme relatie niet wordt vervuld (Smith & Mackie, 2000). SNS faciliteren het contact met anderen, waardoor het logisch lijkt dat normaal gebruik van SNS samenhangt met minder eenzaamheid. Er is echter aangetoond dat veelvuldig gebruik van Facebook in relatie staat tot meer eenzaamheid (Burke et al., 2010). Voor de specifieke Facebookactiviteiten zijn verschillende verbanden gevonden met eenzaamheid. Er is aangetoond dat meer posten in verband staat met meer eenzaamheid (Ryan & Xenos, 2011). Uit ander onderzoek is echter gebleken dat posten op Facebook in verband staat met minder eenzaamheid en meer verbondenheid met anderen. Bij veelvuldig gebruik werd echter meer eenzaamheid en minder verbondenheid met anderen gerapporteerd (Burke et al., 2010). Naar de andere Facebookactiviteiten (privécommunicatie en het ontvangen van respons) in relatie tot 8

eenzaamheid, is nooit onderzoek verricht. Aangezien voorgaand onderzoek verbanden aantoonde tussen veelvuldig Facebookgebruik, posten en eenzaamheid, is het aannemelijk dat meer eenzaamheid zal samenhangen met veelvuldig Facebookgebruik en meer posten. Levenstevredenheid Onder levenstevredenheid werd een subjectieve cognitieve beoordeling van het welzijn van een persoon verstaan (Diener, Emmons, Larsen, & Griffin, 1985). Het lijkt aannemelijk dat gebruikers sociale steun ervaren door het contact met anderen via Facebook meer tevreden zijn met hun eigen leven. Uit onderzoek is echter geen verband gevonden tussen tevredenheid met eigen leven en de intensiteit van Facebookgebruik (Steinfield et al., 2008). Facebookgebruik werd binnen dit onderzoek geoperationaliseerd met de Facebook Intensity Questionnaire (FIQ), waarmee niet het veelvuldige gebruik werd gemeten, maar het gevoel van emotionele verbondenheid met Facebook. Voor de relatie tussen levenstevredenheid en veelvuldig Facebookgebruik zijn geen overtuigende negatieve of positieve verbanden gevonden. Vanwege tegenstrijdige resultaten uit voorgaand onderzoek, zal de relatie tussen levenstevredenheid en Facebookgebruik in het huidige onderzoek exploratief worden onderzocht. Zelfvertrouwen Zelfvertrouwen is een zelfevaluatie van iemands eigenwaarde (Harter, 1999). Uit onderzoek is gebleken dat het zelfvertrouwen van de Facebookgebruiker vergroot na blootstelling aan de eigen profielpagina op Facebook (Gonzales & Hancock, 2011). Dit werd verklaard doordat gebruikers zelf bepalen welke content zij weergeven op hun eigen profielpagina. Ongewenste reacties of berichten kunnen eenvoudig worden verwijderd door de gebruiker. Hierdoor geeft Facebookgebruiker zich op zijn profielpagina overwegend positief weer. Ook in ander 9

onderzoek is een positief verband gevonden tussen positieve selectieve zelfpresentatie op Facebook en het zelfvertrouwen van de gebruiker (Kim & Lee, 2011). In beide onderzoeken (Gonzales & Hancock, 2011; Kim & Lee, 2011) werd de relatie tussen de blootstelling aan andermans profielpagina s en het zelfvertrouwen niet onderzocht, terwijl Facebookgebruikers daar, in tegenstelling tot hun eigen profielpagina, wel vaak mee worden geconfronteerd. Anderzijds toonde onderzoek naar Facebookgebruik en zelfvertrouwen een negatief verband aan. Personen die frequenter Facebook gebruiken, niet alleen qua tijdsbesteding maar ook qua aantal bezoeken per dag aan Facebook, scoorden lager op zelfvertrouwen (Mehdizadeh, 2010). De verklaring die werd gegeven is dat er een kloof bestaat tussen het ideaalbeeld dat wordt neergezet op Facebook en de ervaren werkelijkheid van de gebruiker. Hoewel uit voorgaande onderzoeken niet geheel duidelijk is hoe Facebookgebruik zich tot zelfvertrouwen verhoudt, wordt verondersteld dat door de spiegeling aan de overwegend positieve content van andere gebruikers, veelvuldig Facebookgebruik samenhangt met minder zelfvertrouwen. Methode Respondenten en Procedure Op Facebook werd een oproep geplaatst met de link naar de online vragenlijst. Deze link werd door 25 personen op Facebook gedeeld en via de mail naar anderen verspreid. De vragenlijst heeft een maand (november 2011) online gestaan. In totaal namen 467 personen deel aan het onderzoek, waarvan 184 mannen (40%) en 283 vrouwen (60%). De respondenten varieerden in leeftijd van 14 tot 66 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 26.27 jaar (SD = 6.86). Via de vraag: Wat is je huidige of hoogst afgeronde opleiding?, werd het 10

opleidingsniveau gemeten. Hierop antwoordde 44% VWO of WO, 42% Havo of HBO en 14% basisschool, VMBO, Mavo of MBO. Voorafgaand aan het onderzoek werd vermeld dat het een anoniem onderzoek over Facebook en zijn gebruikers betrof. Het gebruik van Facebook was een voorwaarde voor deelname aan het onderzoek. Het invullen van de vragenlijst duurde ongeveer zes minuten. Het eerste deel van het vragenlijst ging over het Facebookgebruik en het tweede deel bestond uit items over psychosociaal welzijn. Voor het tweede deel van de vragenlijst kregen de respondenten een melding dat de vragen niet over Facebook gingen, maar over het gedrag in het algemeen in de afgelopen maanden. Alle respondenten namen vrijwillig deel aan het onderzoek en kregen geen beloning. Metingen Facebookgebruik. Het gebruik van Facebook werd gemeten aan de hand van twee concepten: frequentie en tijdsbesteding. Onder frequentie werd het aantal keer inloggen of het vernieuwen van de webpagina van Facebook verstaan. Onder tijdsbesteding aan Facebook werd het aantal uren of minuten verstaan dat aan Facebook is besteed. Frequentie. Via twee items werd de frequentie van Facebookgebruik gemeten. Op het eerste item: Hoeveel dagen per week bezoek je Facebook, werd het aantal dagen per week aangevinkt. Wanneer het aantal bezoekdagen per week minder dan één betrof, werd er nul gescoord. Het gemiddelde aantal dagen dat Facebook werd bezocht, lag op 6.03 dagen per week (SD = 1.71). Bij het tweede item: Op een gemiddelde dag dat je Facebook bezoekt, hoe vaak doe je dat?, werd de respondent gevraagd een schatting te geven. Op een gemiddelde dag werd 9.00 keer ingelogd op www.facebook.com of werd de website vernieuwd (SD = 12.15). Om de totale frequentie per week te berekenen werd het aantal bezoekdagen per week vermenigvuldigd met het aantal keer inloggen per dag. De scores van nul op de wekelijkse 11

bezoekfrequentie werden omgescoord tot 0.5. Facebook werd gemiddeld 56.20 keer per week bezocht (SD = 74.16). Tijdsbesteding. De tijdsbesteding aan Facebook werd gemeten met het item: Op een gemiddelde dag dat je Facebook bezoekt, hoeveel tijd besteed je eraan?. Respondenten werd gevraagd om een schatting te geven door te kiezen uit het aantal uren (0 tot 6 uur) en aantal minuten (0 tot 51-59 minuten). Het aantal minuten dat per dag aan Facebook werd besteed varieerde van 0 tot 415 minuten, met een gemiddelde van 54 minuten per dag (SD = 55.99). De tijdsbesteding per week werd berekend door het aantal dagen per weer te vermenigvuldigen met het aantal uur dat per dag aan Facebook werd besteed. Per week werd gemiddeld 5.69 uur aan Facebook besteed (SD = 6.02). Medium. Het medium waarmee Facebook bezocht werd, is gemeten via het item: Via welk medium gebruik je Facebook?. Het was mogelijk meerdere antwoorden aan te vinken. De respondenten gaven aan Facebook te bezoeken via de computer thuis (84%), computer op school (19%), computer op het werk (34%), op een smartphone (66%) of op een ipad of andere tablet (11%). Wanneer de respondent de optie smartphone aanvinkte, werd de respondent gevraagd een schatting te geven van het aantal bezoeken per dag aan Facebook via de smartphone (M = 5.42, SD = 7.39). Problematisch Facebookgebruik. De vragenlijst voor problematisch Facebookgebruik is gebaseerd de GASA, een vragenlijst voor gameverslaving (Lemmens, Valkenburg & Peter, 2009). Het woord gaming werd vervangen door Facebook. Oorspronkelijk is de GASA ontwikkeld voor jongeren. Om te zorgen dat oudere Facebookgebruikers zich ook identificeren met de vragen, zijn er een aantal woorden aangepast. Dit is gedaan door bijvoorbeeld het woord huiswerk te vervangen door studie of werk. De GASA bestaat uit zeven dimensies: obsessie, ontwenning, tolerantie, stemmingswisselingen, terugval, conflict en problemen. De schalen zijn gebaseerd zijn op de 12

verslavingskenmerken van pathologisch gokken uit de DSM-IV (APA, 2000). Per dimensie werden de twee items gekozen met de hoogste inter-intercorrelatie (Lemmens et al., 2009), waardoor de schaal voor Problematisch Facebookgebruik uit veertien items bestond. Voorbeelditems per dimensie zijn (1) obsessie: Hoe vaak moest je de hele dag aan Facebook denken? ; (2) ontwenning: Hoe vaak raakte je gestrest als je niet op Facebook kon of mocht? ; (3) terugval: Hoe vaak heb je niet geluisterd als mensen zeiden dat je minder moest Facebooken? ; (4) conflict: Hoe vaak heb je anderen verwaarloosd omdat je veel op Facebook zat? (bijv. familie, vrienden of relatie) ; (5) stemmingswisselingen: Hoe vaak ben je op Facebook gegaan om niet aan andere dingen te hoeven denken? ; (6) problemen: Hoe vaak is Facebook ten koste gegaan van je nachtrust? en (7) tolerantie: Hoe vaak ben je steeds meer tijd gaan besteden aan Facebook?. De respondenten gaven op een 5-puntsschaal aan hoe vaak zij het afgelopen half jaar de gedachten, gedragingen of gevoelens hebben ervaren, waarbij de antwoordrange liep van nooit (1) tot heel vaak (5). De gemiddelde score over alle items bepaalde de schaalscore voor problematisch Facebookgebruik. Cronbach s alpha voor de schaal was.90 (M = 1.54, SD =.56). Facebookactiviteiten. Facebook omvat een breed scala aan verschillende activiteiten. Op basis van eerder onderzoek (Burke, Marlow, & Lento, 2010) naar Facebookactiviteiten zijn dertien items opgesteld. Uit een exploratieve factoranalyse met Varimax rotatie is gebleken dat deze items op te delen waren in drie dimensies; posten (zeven items), respons ontvangen (vier items) en privécommunicatie (twee items). In totaal werd 61% van de variantie van de Facebookactiviteiten verklaard door dertien items. Posten. Onder posten werd het verspreiden van verschillende soorten content op Facebook verstaan, zoals statusupdates, prikbordberichten, video s of foto s maar ook reacties die de gebruiker op anderen geeft (likes en comments). Deze dimensie werd met zeven items 13

gemeten. De antwoorden werden gegeven op een 5-puntsschaal, waarbij de antwoordrange liep van nooit (1) tot heel vaak (5). Een voorbeelditem is: Hoe vaak heb je de afgelopen maand een status-update gepost?. Cronbach s alpha voor de schaal was.81 (M = 2.86, SD =.69). Respons ontvangen. Hieronder werden reacties van anderen verstaan (likes en comments) die een gebruiker ontving op zijn of haar content. Daarbij werd vermeld dat het over de de frequentie van ontvangen likes en comments in de afgelopen maand ging. De antwoorden op de vier items werden gegeven op een 5-puntsschaal, waarbij de antwoordrange liep van heel weinig (1) tot heel veel (5). Een voorbeelditem is: Als je comments ontvangt, hoeveel zijn dat er gemiddeld per geplaatste content? (in vergelijking met je Facebookvrienden). Cronbach s alpha voor de schaal was.83 (M = 3.45, SD =.77). Privécommunicatie. Hieronder werd de één op één communicatie tussen Facebookvrienden verstaan die niet zichtbaar is voor andere Facebookgebruikers (de chatfunctie en het versturen van privéberichten). De antwoorden op de twee items werden gegeven op een 5-puntsschaal, waarbij de antwoordrange liep van nooit (1) tot heel vaak (5). Een voorbeelditem: Hoe vaak heb jij de afgelopen maand iemand een privébericht (inbox) gestuurd?. Cronbach s alpha voor deze twee-item schaal was.53 (M = 2.60, SD =.97). De correlatie tussen de twee items was voldoende (r =.37, p <.001). Psychosociaal Welzijn Eenzaamheid. Eenzaamheid werd gemeten met vijf vertaalde items van de UCLA eenzaamheidschaal (Russell, 1996). Hierbij werden vijf van de 20 items met de hoogste interitemcorrelatie op de eenzaamheidschaal gekozen. Een voorbeelditem is: Ik voel mij buitengesloten. De vijf stellingen werden door de respondenten beantwoord op een 5- puntsschaal; waarbij de antwoordrange liep van helemaal mee oneens (1) tot helemaal mee 14

eens (5). De gemiddelde score op de items bepaalde de schaalscore voor eenzaamheid. Cronbach s alpha voor de schaal was.89 (M = 1.68, SD =.70). Levenstevredenheid. De mate van levenstevredenheid van de respondenten werd gemeten met vijf items van de Satisfaction With Life Scale (SWLS) (Diener, Emmons, Larsen & Griffin, 1985). Een voorbeelditem is: Mijn leven is zoals ik dat wil. De respondenten werd gevraagd om de vijf stellingen te scoren op een 5-puntsschaal; waarbij de antwoordragen liep van helemaal mee oneens (1) tot helemaal mee eens (5). De gemiddelde score op de items bepaalde schaalscore voor levenstevredenheid. Cronbach s alpha voor de schaal was.82 (M = 3.67, SD =.69). Zelfvertrouwen. Het zelfvertrouwen, bestaande uit de onderdelen zelfrespect en algemene positieve zelfevaluatie, werd gemeten met vijf items van de zelfvertrouwenschaal (Rosenberg, Schooler, & Schoenbach, 1989). Een voorbeelditem is: Ik sta positief ten opzichte van mezelf. De respondenten werd gevraagd om de vijf stellingen te scoren op een 5-puntsschaal; waarbij de antwoordrange liep van helemaal mee oneens (1) tot helemaal mee eens (5). De gemiddelde score op de items bepaalde schaalscore voor zelfvertrouwen. Cronbach s alpha voor de schaal was.80 (M = 4.21, SD =.57). De constructen waarmee psychosociaal welzijn werd gemeten, correleerden onderling hoog met elkaar; namelijk eenzaamheid en zelfvertrouwen (r = -.49, p <.001), eenzaamheid en levenstevredenheid (r =.51, p <.001) en zelfvertrouwen en levenstevredenheid (r = -.55, p <.001). Hieruit kan afgeleid worden dat deze constructen samen een adequate weerspiegeling geven van het psychosociaal welzijn. 15

Resultaten Beschrijvende Resultaten Leeftijd. Personen tot 26 jaar vallen volgens de definitie van emerging adults onder jongvolwassenen (Arnett, 2004), daarom is gekozen om de leeftijdgrens tussen jong en oud te trekken bij 26 jaar. Daarnaast was de mediaan 26 jaar, waardoor evenredige groepen konden worden gecreëerd van jongere (n = 228; M = 21.78, SD = 2.97) en oudere (n =235; M = 31.79, SD = 7.10) Facebookgebruikers. Uit de independent t-test is gebleken dat de jongere gebruikers hoger scoorden op problematisch Facebookgebruik (M = 1.62, SD =.60) dan de oudere gebruikers (M = 1.46, SD =.60), t (444) = -2.98, p <.01. Ook bleek dat de jongere gebruikers gemiddeld meer tijd besteedden aan Facebook (M = 6.55, SD = 6.15) dan de oudere gebruikers (M = 4.85, SD =.5.76), t (426) = -2.96, p <.01. Jongere gebruikers gebruikten Facebook ook meer voor privécommunicatie (M = 2.75, SD =.96) dan oudere gebruikers (M = 2.43, SD =.96), t (460) = -3.62, p <.001. Daarnaast ontvingen jongere gebruikers meer respons (M = 3.65, SD =.72) dan de oudere gebruikers (M = 3.37, SD =.80), (t (460) = -2.53, p <.05. Opleiding. Via Pearson s correlatie coëfficiënt werd er naar de verschillen in opleidingsniveau gekeken. Er is een verband gevonden tussen opleidingsniveau en psychosociaal welzijn. Facebookgebruikers met een hoger opleidingsniveau scoorden hoger op zelfvertrouwen (r =.10, p <.05) en hoger op levenstevredenheid (r =.12, p <.01). Daarnaast is er een verschil gevonden in problematisch Facebookgebruik en opleidingsniveau. Facebookgebruikers met een hoger opleidingsniveau scoorden hoger op problematisch Facebookgebruik (r =.10, p <.05). Ook is er een verschil gevonden voor Facebookactiveiten en opleidingsniveau. Facebookgebruikers met een lager opleidingsniveau posten meer (r = -.13, p <.01). 16

Geslacht. Uit de independent t-test is gebleken dat vrouwen hoger scoorden op problematisch Facebookgebruik (M = 1.65, SD =.61) dan mannen (M = 1.37, SD =.42), t (463) = -5.64, p <.001. Ook is gebleken dat vrouwen in het algemeen actiever zijn op Facebook dan mannen. Vrouwen besteedden gemiddeld meer tijd aan Facebook (M = 6.18, SD = 5.94) dan mannen (M = 4.98, SD = 6.06), t (428) = -2.04, p <.05. Vrouwen ontvingen meer respons (M = 3.54, SD =.67) dan mannen (M = 3.32, SD =.90), t (462) = -2.96, p <.01. Vrouwen posten meer op Facebook (M = 2.94, SD =.66) dan mannen (M = 2.74, SD =.71), t (463) = -3.08, p <.01. Met betrekking tot psychosociaal welzijn zijn eveneens geslachtsverschillen gevonden. Vrouwen scoorden hoger op eenzaamheid (M = 1.74, SD =.70) dan mannen (M = 1.58, SD =.69), t (460) = -2.46, p <.05. Mannen scoorden hoger op zelfvertrouwen (M = 4.35, SD =.53) dan vrouwen (M = 4.11, SD =.58), t (462) = 4.46, p <.001. Ook scoorden mannen hoger op levenstevredenheid (M = 3.75, SD =.70) dan vrouwen (M = 3.62, SD =.68), t (463) = 1.97, p <.05. Smartphones. Uit de independent t-test is gebleken dat de respondenten die via de smartphone Facebook gebruikten frequenter Facebook gebruikten (M = 64.23, SD = 77.50) dan respondenten die niet via de smartphone Facebook gebruiken (M = 44.55, SD = 67.01), t (411) = 2.53, p <.05. Respondenten die via smartphone Facebook gebruikten posten meer op Facebook (M = 2.94, SD =.66) dan respondenten die dat niet deden (M = 2.77, SD =.67), t (451) = 2.51, p <.05. Daarnaast ontvingen respondenten die via de smartphone Facebook gebruikten meer respons (M = 3.75, SD =.61) dan respondenten die niet via de smartphone Facebook gebruikten (M = 3.34, SD =.85), t (450) = 3.31, p <.001. Er werd echter geen significant verschil gevonden in problematisch Facebookgebruik tussen personen die via de smartphone Facebook gebruikten (M = 1.55, SD =.53) en personen die niet via de smartphone gebruikten (M = 1.56, SD =.62), t (451) = -.07, p = ns. 17

Veelvuldig en Problematisch Facebookgebruik en Psychosociaal Welzijn. De correlaties voor Facebookgebruik en psychosociaal welzijn zijn berekend via Pearson s correlatie coëfficiënt (Tabel 1). Voor veelvuldig Facebookgebruik (frequentie en tijdsbesteding) werd alleen een significant verband gevonden met eenzaamheid. Veelvuldig Facebookgebruik (zowel in frequentie als tijdsbesteding) hing samen met een hogere score op problematisch Facebookgebruik. Daarnaast zijn er verbanden gevonden tussen problematisch gebruik van Facebook en alle constructen van psychosociaal welzijn (Tabel 1). Respondenten die hoger scoorden op problematisch Facebookgebruik, scoorden hoger op eenzaamheid, lager op levenstevredenheid en lager op zelfvertrouwen. Tabel 1 Correlaties tussen Psychosociaal welzijn en Veelvuldig en Problematisch Facebookgebruik (N = 467). FB Frequentie FB Tijdsbesteding Problematisch FB Gebruik FB Tijdsbesteding.57 c - - Problematisch FB gebruik.34 c.46 c - Eenzaamheid.12 b.13 b.30 c Levenstevredenheid -.05 -.06 -.20 c Zelfvertrouwen.08 -.01 -.16 c Noot: b p.01, c p.001. 18

Een multiple regressie analyse is uitgevoerd om te kijken welke indicatoren van psychosociaal welzijn goede voorspellers waren van problematisch Facebookgebruik, waarbij er werd gecontroleerd voor leeftijd, opleidingsniveau en geslacht. De onafhankelijke variabelen eenzaamheid (β =.28, B =.26, SE =.04, p <.001), opleidingsniveau (β =.12, B =.10, SE =.04, p <.01) en geslacht (β =.22, B =.25, SE =.05, p <.001) voorspelden 15% van de variantie van de Facebookverslaving. De andere indicatoren van psychosociaal welzijn (zelfvertrouwen en levenstevredenheid) en leeftijd bleken geen significante voorspellers van problematisch Facebookgebruik. Tabel 2 Correlaties tussen Facebookactiviteiten, Psychosociaal Welzijn en Facebookgebruik (N = 467). Posten Ontvangen van Respons Privé Communicatie Ontvangen van Respons.42 c - - Privé Communicatie.47 c.35 c - Eenzaamheid.14 c.00.10 b Levenstevredenheid -.13 c -.04 -.04 Zelfvertrouwen -.05.10 b.01 Problematisch FB gebruik.44 c.28 c.39 c FB Frequentie.41 c.24 c.30 c FB Tijdsbesteding.44 c.26 c.38 c Noot: b p.01, c p.001. 19

Facebookactiviteiten. De correlaties tussen Facebookactiviteiten en psychosociaal welzijn en veelvuldig en problematisch Facebookgebruik zijn berekend via Pearson s correlatie coëfficiënt (Tabel 2). Hieruit is gebleken dat een hogere mate van posten samenhangt met meer eenzaamheid en minder levenstevredenheid. Ook is gebleken dat veelvuldig gebruik van privécommunicatie in verband staat met een hogere score op eenzaamheid. Echter, het ontvangen van respons staat in verband met een hoger zelfvertrouwen. Voor de alle Facebookactiviteiten werden verbanden gevonden met problematisch Facebookgebruik. Een hogere de score op problematisch Facebookgebruik hield verband met meer posten, meer ontvangen van respons en meer privécommunicatie (Tabel 2). Een multiple regressie analyse is uitgevoerd om te achterhalen welke Facebookactiviteiten de beste voorspellers zijn van problematisch Facebookgebruik, waarbij er werd gecontroleerd voor leeftijd, opleidingsniveau en geslacht. De onafhankelijke variabelen privécommunicatie (β =.21, B =.12, SE =.03, p <.001), posten (β =.21, B =.28, SE =.03, p <.001), opleidingsniveau (β =.14, B =.11, SE =.03, p <.001) en geslacht (β =.18, B =.21, SE =.05, p <.001) voorspelden 29% van de variantie van de problematisch Facebookgebruik. Het ontvangen van respons en leeftijd bleken geen significante voorspellers voor problematisch Facebookgebruik. Discussie In het huidige onderzoek is gekeken naar psychosociaal welzijn in relatie tot veelvuldig en problematisch Facebookgebruik. Ook is dit één van de eerste onderzoeken waarin uitgebreid is gekeken is naar de rol van Facebookactiviteiten (posten, respons ontvangen en privécommunicatie) binnen deze relaties. Om deze verbanden te onderzoeken werd een online 20

vragenlijst ingevuld door 467 Facebookgebruikers tussen de 14 en 66 jaar. Eerst zullen de drie belangrijkste bevindingen nader toegelicht worden. Ten eerste is de veronderstelde relatie tussen veelvuldig Facebookgebruik en eenzaamheid bevestigd. Een hogere mate van Facebookgebruik (zowel tijdsbesteding als frequentie) staat in verband met meer eenzaamheid. Voor levenstevredenheid en zelfvertrouwen is echter geen verband gevonden met veelvuldig Facebookgebruik. Een tweede belangrijke bevinding is dat specifieke Facebookactiviteiten bepalend zijn voor de verbanden met het psychosociaal welzijn van gebruikers. Een hogere mate van zowel posten als privécommunicatie hangt samen met meer eenzaamheid. Meer posten blijkt ook samen te hangen met minder levenstevredenheid. Specifiek Facebookgebruik staat echter ook in verband met een hoger psychosociaal welzijn. Een hogere mate van het ontvangen van respons samenhangt samen met een hoger zelfvertrouwen. Ten derde is gebleken dat problematisch gebruik van Facebook samenhangt met een lager psychosociaal welzijn; problematisch gebruik staat in verband met minder zelfvertrouwen, meer eenzaamheid en een minder levenstevredenheid. Ook is er een verband gevonden tussen problematisch Facebookgebruik en veelvuldig gebruik van alle Facebookactiviteiten (posten, privécommunicatie en respons ontvangen). Wanneer gekeken werd naar de voorspellers voor problematisch Facebookgebruik, kwam naar voren dat met name eenzame hoogopgeleide vrouwen een verhoogde kans hebben op problematisch Facebookgebruik. Daarnaast is gebleken dat meer posten en vaker gebruik maken van privécommunicatie bijdragen aan de ontwikkeling van problematisch Facebookgebruik. In lijn met voorgaand onderzoek (Burke et al., 2010) is in het huidige onderzoek een relatie tussen eenzaamheid en veelvuldig Facebookgebruik gevonden. Er is echter geen verband aangetoond tussen veelvuldig Facebookgebruik en levenstevredenheid of zelfvertrouwen. Dit in tegenstelling tot ander onderzoek waar wel een negatief verband is 21

gevonden tussen zelfvertrouwen en Facebookgebruik (Mehdizadeh, 2010). Echter, als het Facebookgebruik werd onderverdeeld in specifieke activiteiten, blijken er complexere verbanden met psychosociaal welzijn te bestaan. De activiteiten op Facebook hebben enerzijds positief en anderzijds negatief verband met constructen van psychosociaal welzijn. Overeenkomstig met voorgaand onderzoek staat posten in verband met meer eenzaamheid (Ryan & Xenos, 2011) en minder levenstevredenheid, terwijl en een hogere mate van ontvangen respons in verband staat met een hoger zelfvertrouwen (Valkenburg, Peter & Schouten, 2006). Het positieve verband tussen zelfvertrouwen en het ontvangen van respons (likes en comments) kan worden verklaard door de positieve toon van de reacties op Facebook. Op Facebook kan via het drukken op de like - knop worden aangegeven dat de gebruiker de content waardeert. Omdat er geen dislike - knop bestaat, waarmee anderen zich negatief zouden kunnen uitlaten over geplaatste content, is het zeer aannemelijk dat de toon van de reacties op Facebook overwegend positief is. Uit onderzoek is gebleken dat positieve reacties samenhangen met een hoger psychosociaal welzijn (Valkenburg et al., 2006). In het onderzoek van Valkenburg et al. (2006) is aangetoond dat positieve reacties op content in verband staan met meer levenstevredenheid en meer zelfvertrouwen. Omdat de toon van respons op Facebook van grote invloed lijkt op het zelfvertrouwen, zal in de toekomst de rol van zowel positieve als negatieve reacties op Facebook in relatie tot zelfvertrouwen en andere indicatoren van psychosociaal welzijn verder onderzocht moeten worden. Hoewel in een literatuurstudie (Kuss & Griffiths et al., 2011) werd verondersteld dat er een relatie was tussen het problematisch Facebookgebruik en een lager psychosociaal welzijn, is dit tot op heden nooit onderzocht. In het huidige onderzoek is het verband tussen een lager psychosociaal welzijn en problematisch Facebookgebruik aangetoond. Een hoge mate van verslavingskenmerken staat in verband met meer eenzaamheid, minder 22

zelfvertrouwen en minder levenstevredenheid. In eerder onderzoek werd het verband tussen eenzaamheid en problematisch Facebookgebruik niet aangetoond (Wilson et al., 2009), maar er kunnen kanttekeningen geplaatst worden bij dat de operationalisatie van verslaving in dat onderzoek, omdat er slechts gebruik is gemaakt van drie criteria voor verslaving. In het huidige studie is onderzoek gedaan naar alle zeven criteria van verslaving volgens de DSM- IV (APA, 2000), waarmee wel een verband is aangetoond tussen problematisch Facebookgebruik en lager psychosociaal welzijn. Veelvuldig gebruik is niet automatisch reden om aan te nemen dat iemand verslaafd is aan Facebook. Problematisch Facebookgebruik werd gemeten met een vragenlijst die gebaseerd is op de klinische kenmerken van verslaving van de DSM-IV (APA, 2000). In eerder onderzoek naar gameverslaving werd iemand verslaafd genoemd, wanneer er op deze vragenlijst een gemiddelde itemsscore van drie (= soms) werd behaald op een 5-puntschaal (Lemmens et al., 2009). Wanneer deze cut-off score in het huidige onderzoek werd gehanteerd op de veertien items, kan 2.78% van de Facebookgebruikers verslaafd worden genoemd. De prevalentie van Facebookverslaving komt overeen met de prevalentie van andere gedragsverslavingen, zoals gokverslaving (Verhulst, 2003), of gameverslaving (Lemmens et al., 2009). Hoewel enige voorzichtigheid geboden is, omdat dit het enige onderzoek is dat een relatie tussen verslavingskenmerken aan Facebook een lager psychosociaal welzijn aantoont, lijkt het huidige onderzoek legitimiteit te bieden voor de term Facebookverslaving. Het lijkt verstandig om hulpverleners attent te maken op deze nieuwe vorm van verslaving, zodat zij dit kunnen herkennen en behandelen. Ook lijkt het noodzakelijk dat Facebook zijn gebruikers attendeert op de verslavingskenmerken, zodat gebruikers hulp kunnen inschakelen wanneer zij problemen door het gebruik ervaren. Facebook voegt constant nieuwe elementen toe, zoals de tijdlijn, de ticker en pushberichten via de smartphone, die wellicht de frequentie van het 23

bezoek zullen vergroten. Ook al lijkt de prevalentie van Facebookverslaving laag, het is belangrijk om het veelvuldig en problematisch gebruik van Facebook te blijven monitoren. De nabijheid van een stimuli vergroot de kans op gebruik en kan verslaving stimuleren (Sevigny et al., 2008). Verondersteld werd dat smartphones, die vaak voorzien zijn van een Facebook-applicatie, de kans op veelvuldig en problematisch Facebookgebruik zouden vergroten. Uit dit onderzoek is gebleken dat personen die Facebook via de smartphone gebruiken inderdaad actiever zijn op Facebook (qua frequentie en hoeveelheid posten) dan Facebookgebruikers die niet via de smartphone Facebook bezoeken. Er is echter geen verschil gevonden in problematisch Facebookgebruik tussen personen die via de smartphone Facebook gebruiken en personen die dat niet doen. Dit kan worden verklaard doordat personen die niet via de smartphone Facebook gebruiken, ook op een andere manier Facebook kunnen bezoeken (bijvoorbeeld via een tablet, een computer thuis of een computer op het werk). Zo kan het zijn dat een hoge score op problematisch Facebookgebruik wordt waargenomen, maar er geen hoge score op Facebookgebruik via de smarthpone is. Dit onderzoek kent een aantal limitaties. Hoewel er in het huidige onderzoek een causale relatie verondersteld, blijft de vraag of een lager psychosociaal welzijn een oorzaak of gevolg van problematisch Facebookgebruik is. In eerdere onderzoeken is aangetoond dat de mate van eenzaamheid een voorspeller is voor Facebookgebruik (Ryan & Xenos, 2011) en problematisch internetgebruik (Kim et al., 2009). Toch is enige voorzichtigheid geboden bij het trekken van de oorzaak-gevolg relaties. Er is geen longitudinaal onderzoek naar problematisch gebruik van Facebook verricht, waardoor alternatieve verklaringen niet kunnen worden uitgesloten. Een laatste kanttekening is dat personen die meer affiniteit met Facebook hebben en vaker Facebook gebruiken, wellicht eerder geneigd zijn om de vragenlijst in te vullen. Hierdoor zou een selectiebias in de data kunnen zijn ontstaan. Door het grote aantal 24

respondenten en het verspreiden van de link naar de vragenlijst via e-mails, is geprobeerd dit probleem te ondervangen. Een sterk punt in het huidige onderzoek is de generaliseerbaarheid door de spreiding in leeftijd. In andere onderzoeken is vaak gekeken naar jongeren en jongvolwassenen. Doordat in dit onderzoek de leeftijd varieerde van 14 tot 66 jaar, geeft dit onderzoek een goede weerspiegeling van de Facebookgebruikers. Conclusie Hoewel uit voorgaand onderzoek is gebleken dat het gebruik van SNS een positief verband heeft met het psychosociaal welzijn van de gebruikers, blijkt uit het huidige onderzoek dat er met betrekking tot veelvuldig Facebookgebruik geen positieve verbanden zijn. Zowel een hoge frequentie van bezoek als meer tijdsbesteding aan Facebook hangen samen met een hoge mate van eenzaamheid van de gebruikers. Wanneer er meer specifiek naar het Facebookgebruik is gekeken, door onderscheid te maken in Facebookactiviteiten, is er echter wel een positief verband met Facebookgebruik gevonden; de mate van ontvangen respons hangt samen met meer zelfvertrouwen van de gebruiker. De andere activiteiten posten en privécommunicatie hangen echter samen met een lager psychosociaal welzijn; meer posten staat in verband met minder levenstevredenheid en meer posten en privécommunicatie staan in verband met hogere mate van eenzaamheid. Gebruikers die veel tekenen van verslaving aan Facebook vertonen ervaren in alle opzichten een lager psychosociaal welzijn; zij hebben een hogere mate van eenzaamheid, minder zelfvertrouwen en minder levenstevredenheid. Daarnaast is gekeken naar de voorspellers van problematisch Facebookgebruik. Met name eenzame hoogopgeleide vrouwen lijken een verhoogde kans te hebben om problematisch Facebookgebruik te ontwikkelen. Facebookgebruikers die meer posten en vaker gebruik maken van 25

privécommunicatie hebben ook een grotere kans op problematisch Facebookgebruik. Hoewel Facebook het contact met anderen faciliteert, blijkt dat een lager psychosociaal welzijn in verband staat met problematisch of verslaafd gebruik van deze sociale netwerksite. 26

Literatuurlijst American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4 th ed., text revision). Washington DC: APA. Arnett, J. (2004). A longer road to adulthood. In: Emerging adulthood: the winding road from late teens through the twenties (chapter 1). Oxford: Oxford University Press. Burke, M., Marlow, C., & Lento, T. (2010, april). Social network activity and social wellbeing. Paper presented at the conference on human factors in computing systems (CHI) 2010. Atlanta, Georgia, USA. Caplan, S. E. (2003). Preference for online social interaction: A theory of problematic Internet use and psychosocial well-being. Communication Research, 30, 625 648. Caplan, S. E. (2007). Relations among loneliness, social anxiety, and problematic internet use. Cyberpsychology & Behavior, 10, 234-242. CheckFacebook (2011). Total global Facebook users. Opgehaald op 9 januari, 2012, van http://www.checkfacebook.com. Diener, E., Emmons, R. A., Larsen, R. J., & Griffin, S. (1985). The satisfaction with life scale. Journal of Personality Assessment, 49, 71 75. Ellison, N. B., Steinfeld, C. & Lampe, C. (2007). The benefits of Facebook friends. Social capital and college students use of online social network sites. Journal of Computer Mediated Communication, 12, 1143-1168. Facebook (2011). Facebook Statistics. Opgehaald op 12 december, 2011, van https://www.facebook.com/press/info.php?statistics. Gonzales, A. L., & Hancock, J. T. (2011). Mirror, mirror on my Facebookwall: Effects of exposure to Facebook on self-esteem. Cyberpsychology, Behaviour, and Social Networking, 14, 79-83. 27

Gray, P. (2002). Psychology (4 th ed.). New York: Worth Publicers. Harter, S. (1999). The construction of the self. A developmental perspective. New York: Guilford Publications. Jordan, A. H., Monin, B., Dweck, C. S., Lovett, B. J., John, O. P., & Gross, J. J. (2011). Misery has more company than people think: Underestimating the prevalence of others negative emotions. Personality and Social Psychology Bulletin, 37, 120-135. Junco, R. (2012). The relationship between frequency of Facebook use, participation in Facebook activities, and student engagement. Journal of Computers and Education, 58, 162-171. Kim, J., & Jong-Eun R. L. (2011). The Facebook paths to happiness: Effects of number of Facebook friends and self-presentation on subjective well-being. Cyberpsychology, Behaviour, and Social Networking, 14, 359-364. Kim, J., & LaRose, R., & Peng, W. (2009). Loneliness as the cause and the effect of problematic internet use: The relationship between internet use and psychological well-being. Cyberpsychology & Behavior, 12, 451-455. Kuss, D. J., & Griffiths, M. D. (2011). Online social networking and addiction a review the psychological literature. International Journal of Environmental Research and Public Health, 8, 3528-3552. Lemmens, J. S., Valkenburg, P. M., & Peter, J. (2009). Development and validation of a game addiction scale for adolescents. Media Psychology, 12, 77-95. Meerkerk, G., van den Eijnden, R. J. J. M., Franken, I. H. A., & Garettsen, H. F. L. (2010). Is compulsive internet use related to sensitivity to reward and punishment, and impulsivity? Computers in Human Behaviour, 26, 729-735. Mehdizadeh, S. (2010). Self-presentation 2.0: Narcissism and self-esteem on Facebook. CyberPsychology, Behavior, and Social Networking, 13, 357 364. 28

Pempek, T. A., Yermolayeva, Y. A., & Calvert, S. L. (2009). College students social networking experiences on Facebook. Journal of Applied Developmental Psychology, 30, 227-238. Pierce, T. (2009). Social anxiety and technology: Face-to-face communication versus technological communication among teens. Computers in Human Behavior, 25, 1367 1372. Raacke, J., & Bonds-Raacke, J. (2008). MySpace and Facebook: Applying the uses and gratifications theory to exploring friend-networking sites. CyberPsychology and Behaviour, 11, 169 174. Rosenberg, M., Schooler, C., & Schoenbach, C. (1989). Self-esteem and adolescent problems: Modeling reciprocal effects. American Sociological Review, 54, 1004-1018. Russell, D. W. (1996). UCLA Loneliness Scale (version 3): Reliability, validity, and factor structure. Journal of Personality Assessment, 66, 20 40. Sevigny, S., Ladouceur, R., Jacques, C., & Cantinotti, M. (2008). Links between casino proximity and gambling participation, expenditure and pathology. Psychology of Addictive Behaviors, 22, 295-301. Smith, E. R., & Mackie, D. M. (2000). Social Psychology (2nd ed.). Philadelphia: Psychology Press. Taylor & Francis group. Steinfield, C., Ellison, N, B., & Lampe, C. (2008). Social capital, self-esteem, and use of online social network sties: A longitudinal analysis. Journal of Applied Developmental Psychology, 29, 434-445. 29

Subrahmanyam, K., Reich, S. M., Waechter, N. & Espinoza, G. (2008). Online and offline social networks: use of social networking sites by emerging adults. Journal of Applied Developmental Psychology, 29, 420-433. Van den Eijnden, R. J. J., Meerkerk, G., Vermulst, A. A., Spijkerman, R., & Engels, R. C. M. E. (2008). Online communication, compulsive internet use, and psychosocial wellbeing among adolescents: a longitudinal study. Developmental Psychology, 44, 655 665. Van der Aa, N., Overbeek, G., Engels. R. C. M. E., Scholte, R. H. J., Meerkerk, G., & Van den Eijnden, R. J. J. M. (2009). Daily and compulsive internet use and well-being in adolescence: A diathesis-stress model based on big five personality traits. Journal of Youth and Adolescence, 38, 765 776. Valkenburg, P. M., Peter, J., & Schouten, A. P. (2006). Friend networking sites and their relationship to adolescents well-being and social self-ssteem. Cyberpsychology & Behavior, 9, 584-590. Verhulst, F. C. (2003). Kinder- en jeugdpsychiatrie: psychopathologie. Assen: Uitgeverij Van Gorcum. Wilson, K., Fornasier, S., & White, K. M. (2010). Psychological predictors of young adults use of social networking sites. Cyberpsychology, Behaviour and Social Networking, 13, 173-177. Whang. S., Lee, S., & Chang, G. (2004) Internet over-users psychological profiles: a behavior sampling analysis on Internet addiction. CyberPsychology & Behavior, 6, 143 150. Young Works (2011). Jongeren en smartphones. Opgehaald op 9 januari, 2012, van http://blog.youngworks.nl/facts/jongeren-en-smartphones-2. 30