Op de grens van levensvatbaarheid: Nederlands verwijsbeleid bij vroeggeboorte te terughoudend

Vergelijkbare documenten
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

24 weken zwanger en dan? Kansen, onmogelijkheden, resultaten en toekomst

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie RICHTLIJN. Verwijzing naar een perinatologich centrum Samenwerking tweede en derde lijn

De medische ontwikkelingen op het grensvlak van levensvatbaarheid. Mirjam van Weissenbruch

Obstetrie. Extreme vroeggeboorte van uw kind

Nota. Verwijzing naar een perinatologisch centrum. Samenwerking tweede en derde lijn.

Afname van de sterfte maar toename van de morbiditeit van zeer preterm geboren kinderen in een periode van tien jaar

Derdelijns verloskundige zorg: doelstellingen van het Planningsbesluit bijzondere perinatologische zorg uit 2001 nog niet gehaald

Ruwe sterftecijfers ziekenhuizen

mw.dr. J. Dijs-Elsinga (PRN), mw. C. de Vries (PRN) mw.dr. E. de Miranda (KNOV), mw.dr. A.C.J. Ravelli (AMC), dhr. P.

Addendum bij de multidisciplinaire richtlijn Dreigende Vroeggeboorte gepubliceerd in Opgesteld door de Otterlo Werkgroep, versie 2014

Voorspellen van sterfte bij zeer premature kinderen*

Vrouwen die zwanger zijn van een meerling hebben een verhoogde kans op vroeggeboorte

Ziekenhuis: positie op ranglijst plus plaatsnaam

Nieuwe richtlijn Perinataal beleid bij extreme vroeggeboorte. Leven met 24 weken

Citation for published version (APA): Wiegerinck, M. M. J. (2018). Evaluating perinatal outcomes in different levels of care

Perinatale Zorg in Nederland

Ruwe Sterftecijfers Ziekenhuizen

Hoge perinatale sterfte in Nederland vergeleken met andere Europese landen: de Peristat-II-studie

Protocol Obesitas. 1.0 Definitie obesitas

Toename van het aantal vroeggeboorten in Nederland: vergelijking van 1983 en 1993

Perinatale sterfte verschillen naar zorgregio s in Nederland

Authors and affiliations*

Te jong om te kiezen

Voorbeeld Perinatale Audit 1

Inleiding. Indicatoren ondervoeding - Screening op ondervoeding bij in de kliniek opgenomen kinderen - Behandeling van ondervoeding

Richtlijn Perinataal beleid bij extreme vroeggeboorte

mw.dr. J. Dijs-Elsinga (PRN), mw. C. de Vries (PRN) mw.dr. E. de Miranda (KNOV), mw.dr. A.C.J. Ravelli (AMC), dhr. P.

Richtlijn JGZ-richtlijn Vroeg en/of small voor gestational age (SGA) geboren kinderen

Afname van foetale en neonatale sterfte in Nederland

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2013

Internationale positie van Nederlandse geboortezorg is verbeterd

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2009

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2010

Staat voor: Registratie, Transparantie en Kwaliteit. Benchmark Rapport. ICD procedures. Toelichting NCDR ICD Deelnemende ziekenhuizen

Follow-up polikliniek Neonatologie

Vaatkeurmerk x x x x x x. x x x

Staat voor: Registratie, Transparantie en Kwaliteit. Benchmark Rapport. ICD procedures. Toelichting NCDR ICD Deelnemende ziekenhuizen

Keuzehulp Bevallen na een eerdere keizersnede: vaginale bevalling of een geplande keizersnede? Poli Gynaecologie

CHAPTER 12. Samenvatting

Bijlage 1 Gewogen gemiddelde

Medische beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen en zuigelingen in Vlaanderen; 1999/ 00*

nazorg-poli neonatale intensive care unit

Perinataal beleid bij extreme vroeggeboorte

Medisch Centrum - Alkmaar Maaltijdencomponenten worden geleverd door een onbekende externe leverancier.

PROTOCOL DREIGENDE PARTUS

Foto: v.l.n.r. dr. Anke Thaens, dr. Tinne Mesens en dr. Caroline Van Holsbeke. 6 Ziekenhuis Oost-Limburg ZOLarium 2018 nr. 68

Plaats Ziekenhuis Status

voldoet niet aan minimale kwaliteitsnormen van CZ

Vroegtijdige weeën en dreigende vroeggeboorte

Resultaten kwaliteitsindicatoren ondervoeding bij kinderen. Jaar 2014 & Jaren September 2015

Erkende opleidingen per opleiding

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2014

Overzicht stand van zaken CZO erkenningen met vermelding van de FZO contactpersoon

Toewijzingsvoorstel Jaar: 2013 Tranche: 1

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2015

Opzet. Methode. Inleiding. Resultaten. Conclusie. Martine Eskes, Adja Waelput, Sicco Scherjon, Klasien Bergman en Anita Ravelli

Modelprotocol. Medisch handelen bij beëindigen van de zwangerschap op maternale indicatie

Perinatale Zorg in Nederland. Perinatal Care in the Netherlands. Perinatale Zorg. in Nederland

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2013

Perinatale Zorg in Nederland

1100DD AMSTERDAM 2300RC LEIDEN. Ministerie van VWS

Vroegtijdige weeën en dreigende vroeggeboorte

VSV Zoetermeer. Ketenprotocol. Diabetes gravidarum. Auteurs: Esther van Uffelen Ingrid Mourits. Versie 1.0

Perinatale Zorg in in Nederland Perinatal Care in in the the Netherlands

Overzicht Wvkl-vergunninghouders, afgegeven vanaf 1 juni 2007 d.d

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Risk factors and prognostic models for preterm birth. Schaaf, J.M. Link to publication

1100DD AMSTERDAM. Ministerie van VWS

Erkende opleidingen per zorginstelling

Het Euro-Peristat-project

Less Stress: Oxidatieve Stress bij Prematuren. Denise Rook Arts-onderzoeker Neonatologie

Meerlingen en IVF. Petra De Sutter Gent/UZGent

Richtlijn. Perinataal Beleid bij Extreme Vroeggeboorte

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Academische kindergeneeskunde: eenheid in verscheidenheid

Angst voor de pijn. Prof. dr. Arie Franx. Pre-eclampsia and cardiovascular disease. Kennispoort Verloskunde, 3 februari 2012

Prematuren Retinopathie

Resultaten Prestatie Indicatoren Ondervoeding voor ziekenhuizen 2015

Erkende opleidingen per zorginstelling

Serotiniteit 42 weken of langer zwanger.

1100DD AMSTERDAM 2300RC LEIDEN. Ministerie van VWS

Dreigende vroeggeboorte

Overzicht Wvkl-vergunninghouders, afgegeven vanaf 1 juni 2007 d.d L/VD: vergunning donortestlaboratorium

Behandelgrens pasgeborenen en grens abortushulpverlening. Overleg behandelgrens pasgeborenen

Inclusief levendgeboren kinderen, doodgeboren kinderen en afgebroken zwangerschappen.

Definitie reanimatie Incidentie en neurologische outcome? Toch niet zo makkelijk..

Retinopathie (ROP) bij te vroeg geboren kinderen. Oogheelkunde

Status per

Overzicht Wvkl-erkenning- en -vergunninghouders, afgegeven vanaf 1 juni 2007 d.d

Overzicht Wvkl-vergunninghouders, afgegeven vanaf 1 juni 2007 d.d L/VD: vergunning donortestlaboratorium 3750 L/VD L/VD

CRL voor datering zwangerschap: wat hebben we veranderd voor zwangeren?

Probably not important

Overzicht Wvkl-erkenning- en -vergunninghouders, afgegeven vanaf 1 juni 2007 d.d

Heijneman Medical BV Referentielijst compleet

Induction of Labor versus Expectant management in women with Preterm Prelabor Rupture of Membranes between 34 and 37 weeks

Stop or Go? TerugvalprevenDe training bij het begeleid aiouwen van anddepressiva in de zwangerschap.

Registratieformulier voor de gegevens rondom de zwangerschap en bevalling

beslissing dient volgens het shared decision making model gemaakt te worden, rekening houdend met de normen en waarden.

Bevallen na eerdere keizersnede

Transcriptie:

oorspronkelijke stukken Op de grens van levensvatbaarheid: Nederlands verwijsbeleid bij vroeggeboorte te terughoudend J.A.Gerrits-Kuiper, R.de Heus, H.A.A.Brouwers, G.H.A.Visser, A.L.den Ouden en L.A.A.Kollée Zie ook het artikel op bl. 359. Doel. Onderzoek naar beleid en behandeling bij bevallingen op de grens van levensvatbaarheid en naar de gevolgen voor de overleving. Opzet. Cohortonderzoek. Methode. In de Europese Models of organising access to intensive care for very preterm births in Europe (MOSAIC)-studie naar vroeggeboorte werden in de regio s Nijmegen en Utrecht gegevens verzameld over zwangerschap, geboorte en neonatale periode van alle 512 bevallingen (zwangerschapsafbrekingen uitgezonderd) na een zwangerschapsduur van 22-31 weken in 2003. Resultaten. Bij een zwangerschapsduur korter dan 25 weken was actieve obstetrische behandeling zeldzaam (5/77; 6%) en overleden alle kinderen. Bij 25 weken werd voor een kwart van de zwangerschappen een actief obstetrisch beleid gevoerd, maar overleefde geen van de pasgeborenen. Ook bij 26 weken was het beleid terughoudend en de sterfte relatief hoog (9/31; 29%). Overlijden na de geboorte volgde in 86 van de 92 gevallen na een beslissing de behandeling niet te beginnen of te staken. Conclusie. Het Nederlandse beleid op de grens van levensvatbaarheid werd gekenmerkt door een grote mate van terughoudendheid. Er is behoefte aan antenatale overplaatsing naar perinatologische centra bij dreigende vroeggeboorte om beslissingen over al dan niet behandelen onderbouwd te kunnen nemen, waarbij nadrukkelijk rekening gehouden wordt met de wensen van de ouders. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:383-8 In de laatste decennia van de 20e eeuw is de overlevingskans voor te vroeg geboren kinderen aanmerkelijk toegenomen. Dit ging echter niet gepaard met een afname van het risico op handicaps: bij een zeer korte zwangerschapsduur is zowel de kans op overlijden als die op een ernstige handicap aanzienlijk. 1-4 Om die reden bestaat er geen consensus over de ondergrens waarbij een intensieve behandeling geïndiceerd is. 5-10 Verschillen in opvatting over behandelen op de grens van levensvatbaarheid en het effect daarvan op de overleving vormen één van de vragen binnen het project Models of organising access to intensive care for very preterm births in Europe (MOSAIC). Dit project wil de verschillen onderzoeken in organisatie, behandeling en uitkomst van geboorten na een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken in verschillende Europese landen, waaronder Nederland. 11 In Nederland zijn afspraken voor ver wijzing naar een perinatologisch centrum bij al dan niet Universitair Medisch Centrum St Radboud, afd. Kindergeneeskunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen. Mw.J.A.Gerrits-Kuiper, kinderarts; hr.prof.dr.l.a.a.kollée, kinderartsneonatoloog. Universitair Medisch Centrum Utrecht, divisie Perinatologie en Gynaecologie, Utrecht. Hr.R.de Heus, arts in opleiding tot gynaecoloog; hr.dr.h.a.a.brouwers, kinderarts-neonatoloog; hr.prof.dr.g.h.a.visser, gynaecoloog. Inspectie voor de Gezondheidszorg, Den Haag. Mw.dr.A.L.den Ouden, kinderarts en epidemioloog. Correspondentieadres: mw.j.a.gerrits-kuiper (j.gerrits@cukz.umcn.nl). dreigende vroeggeboorte van 24-31 weken sinds de jaren negentig van de vorige eeuw vastgelegd in de richtlijn Verwijzing naar een perinatologisch centrum. Samenwerking tweede en derde lijn van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) (www. nvk.pedianet.nl, richtlijn alleen toegankelijk voor leden van de NVK). Hierin is opgenomen dat verwijzing bij 24-26 weken niet automatisch interventie betekent. 12 Wij gebruikten de Nederlandse gegevens van de MOSAICcohort om te onderzoeken wat het daadwerkelijk gevoerde beleid was voor kinderen op de grens van levensvatbaarheid in Nederland. data en methoden Voor Nederland namen de perinatologische centra in Nijmegen en Utrecht en hun verzorgingsgebieden deel aan het MOSAIC-project. In 2003 werden van alle geboorten na 22-31 weken zwangerschapsduur (n = 562) prospectief gegevens verzameld over de zwangerschap en de neonatale periode tot aan het ontslag van het kind naar huis. Vergelijking met gegevens uit de Landelijke Verloskunde Registratie (LVR) en de Landelijke Neonatologie Registratie (LNR) laat zien dat 94% van alle vroeggeboorten in de regio Utrecht en Nijmegen in de cohort is opgenomen (Stichting Perinatale Registratie Nederland, schriftelijke mededeling, 2004). Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 februari;152(7) 383

percentage 100 80 60 40 20 0 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 zwangerschapsduur (in weken) In de MOSAIC-regio overleden in 2003 205 (40%) van alle 512 kinderen die werden geboren na een zwangerschapsduur van 22-31 weken, veelal vóór opname door de kinderarts. (Er stierven 113 (22%) kinderen vóór de geboorte en 50 (10%) op de verloskamer.) De sterfte, maar ook het tijdstip van overlijden (vóór de geboorte, direct na de geboorte op de verloskamer of na opname op een kinderafdeling), hingen nauw samen met de zwangerschapsduur (figuur 1). Van de 512 kinderen overleden er 42 (8%) ná opname, meestal op de NICU. De helft van hen overleed in de 1e levensweek, sommigen echter na een veel langere opname. Eén kind met chronische longziekte overleed na 3,5 maand in een opleidingsziekenhuis. Obstetrisch beleid. Tabel 1 toont het actief obstetrisch beleid per zwangerschapsduur. Dit beleid betrof antenatale verwijzing naar een perinatologisch centrum, het geven van antenatale corticosteroïden of het verrichten van een sectio caesarea. Van alle bevallingen na een zwangerschapsduur < 32 weken vond 62% plaats in een perinatologisch centrum, waarvan tweederde na antenatale verwijzing. Dit verschilde nauwelijks voor eenling- of meerlingzwangerschappen. Voor antenatale verwijzing lag een duidelijke cesuur bij 25 weken zwangerschapsduur: bij 5 van de 177 ante partum verwezen zwangeren was de zwangerschapsduur korter dan 25 weken. Bij een zwangerschap tussen 26 en 32 weken kreeg twee derde van de pasgeborenen vóór de geboorte corticosteroïden, vaker bij een meerling- (75%) dan bij een eenlingzwangerschap (54%). Vóór 26 weken was antenatale toediening van corticosteroïden zeldzaam, maar na deze termijn nam het gebruik snel toe. In totaal werd 34% van alle kinderen (175/512) via een sectio caesarea geboren. Bij een zwangerschapsduur van minder dan 26 weken werd slechts 1 maal een sectio caesarea verricht en dit was op maternale indicatie. Bij een zwangerschapsduur van 26 weken was de kans op een sectio beduidend kleiner (26%) dan bij een zwangerschapsduur van 27 tot 31 weken (45%). Bij twee derde van de vroeggeboorten werd een actief obstetrisch beleid gevoerd, gericht op overleven van het kind. Dit nam, zoals te verwachten, toe met de zwangerschapsduur (tabel 2). Tabel 2 toont ook het tijdstip van overlijden (intra-uterien of op de verloskamer) en laat zien of dit wel of niet werd voorafgegaan door de beslissing de behandeling niet te beginnen of te staken. Bij een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken ondernam de gynaecoloog geen activiteiten om het overlijden van het kind te voorkomen. Bij 16 van de 18 geboorten bij 24 weken (89%) werd geen actief obstetrisch beleid gevoerd en overleden alle levendgeboren kinderen op de verloskamer. Bij een zwanfiguur 1. Uitkomsten van zwangerschappen bij geboorte na 22-31 weken in de verzorgingsgebieden Nijmegen en Utrecht in 2003, weergegeven per zwangerschapsduur: intra-uteriene vruchtdood ( ), sterfte op de verloskamer ( ), neonatale sterfte na opname ( ), ontslag naar huis ( ). Na het uitsluiten van zwangerschapsafbrekingen bleven er 512 geboorten over. Onderzocht werd vanaf welke zwangerschapsduur gynaecologen en kinderartsen een beleid voerden dat actief gericht was op het overleven van het kind. Een actief obstetrisch beleid werd gedefinieerd als antenatale overplaatsing naar een centrum, antenatale toediening van corticosteroïden ter bevordering van de longrijping of een sectio caesarea. Een actief neonatologisch beleid werd gedefinieerd als opname op een neonatale intensivecareafdeling (NICU), kunstmatige beademing of toediening van surfactant. Bij overleden kinderen werd gevraagd of het overlijden plaatsvond ondanks de behandeling of volgde op een beslissing om de behandeling niet te beginnen of te staken. Het optreden van een periventriculaire bloeding graad 3 of 4, periventriculaire leukomalacie of chronische longschade werd vastgelegd als indicator voor de kans op latere ontwikkelingsstoornissen. resultaten 384 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 februari;152(7)

tabel 1. Geregistreerde vroeggeboorten in 2003 en actief obstetrisch beleid* per zwangerschapsduur in de regio s Nijmegen en Utrecht zwanger- aantal geboorten (%) schapsduur totaal antenatale antenatale sectio (in weken) (n = 512) verwijzing toediening caesarea (n = 206; 40%) van cortico- (n = 175; 34%) costeroïden (n = 303; 59%) 22 28 2 (7) 1 (4) 0 (0) 23 31 1 (3) 1 (3) 0 (0) 24 18 2 (11) 1 (6) 0 (0) 25 34 7 (21) 4 (12) 1 (3) 26 31 17 (55) 21 (68) 8 (26) 27 37 20 (54) 24 (65) 15 (41) 28 65 31 (48) 46 (71) 24 (37) 29 58 30 (52) 44 (76) 25 (43) 30 87 52 (60) 65 (75) 45 (52) 31 123 44 (36) 96 (78) 57 (46) *Actief obstetrisch beleid is gedefinieerd als het antenataal geven van corticosteroïden, antenatale verwijzing naar een centrum en/of een sectio caesarea. gerschapsduur van 25 weken werd bij een kwart van de neonaten (8/34) wel een actief obstetrisch beleid gevoerd (met 1 maal een sectio caesarea en 7 maal antenatale overplaatsing met daarbij 4 maal ook antenatale toediening van corticosteroïden). Van de kinderen waren 5 (15%) zo vitaal dat zij door de kinderarts werden opgenomen. Vanaf 26 weken werd in de meerderheid van de gevallen een actief obstetrisch beleid gevoerd, zij het dat het beleid met betrekking tot een sectio caesarea bij 26 weken nog terughoudend was. Neonatologisch beleid. Van de 399 levendgeboren kinderen werd bij 71 geen actief neonatologisch beleid gevoerd. Van deze kinderen overleden er 50 op de verloskamer, meestal na een beslissing om niet te behandelen (tabel 3). De overige 21 kinderen werden niet naar een NICU verwezen en werden elders succesvol behandeld. Bij 86 van de 92 kinderen die overleden na de geboorte volgde het overlijden op een beslissing de behandeling niet te beginnen of te staken. Na een zwangerschapsduur korter dan 25 weken werd in 2003 in de MOSAIC-regio nooit een actief neonatologisch beleid gevoerd. Ook bij een zwangerschapsduur van 25 weken overleden alle kinderen, hoewel bij een derde wel een behandeling werd begonnen. Vanaf 26 weken werd bij 4 kinderen afgezien van actief neonatologisch beleid: 2 maal in verband met aangeboren afwijkingen en 2 maal na ernstige perinatale asfyxie. Van de opgenomen en behandelde kinderen overleed 12% (42/349), meestal na een beslissing de behandeling te tabel 2. Afloop van geregistreerde vroeggeboorten in relatie tot obstetrisch beleid: obstetrische sterfte* en beslissingen de behandeling niet te beginnen of te staken in de regio s Nijmegen en Utrecht, 2003 zwanger- aantal actief obstetrisch beleid geen actief obstetrisch beleid schaps- geboorten (n = 342; 67%) (n = 170; 33%) duur (n = 512) (in weken) obstetrische sterfte* naar totaal obstetrische sterfte* naar totaal kinderafdeling n (%) kinderafdeling n (%) IUVD overleden op (n = 319) IUVD overleden op (n = 30) (n = 15) verloskamer (n = 98 (6)) verloskamer (n = 8 (7)) (n = 42 (40)) 22 28 1 1 (1) 2 (7) 16 (1) 10 (10) 26 (93) 23 31 1 (1) 1 (3) 15 (3) 15 (15) 30 (97) 24 18 1 1 (1) 2 (11) 6 (1) 10 (9) 16 (89) 25 34 3 3 (3) 2 8 (24) 17 6 (6) 3 26 (76) 26 31 2 1 (1) 21 24 (77) 6 1 7 (23) 27 37 3 25 28 (76) 8 1 9 (24) 28 65 3 47 50 (77) 11 (1) 4 15 (23) 29 58 47 47 (81) 7 1 (1) 3 11 (19) 30 87 1 (0) 76 77 (89) 4 6 10 (11) 31 123 2 101 103 (84) 8 12 20 (16) IUVD = intra-uteriene vruchtdood. *Obstetrische sterfte: IUVD plus verloskamersterfte. Actief obstetrisch beleid is gedefinieerd als het antenataal geven van corticosteroïden, antenatale verwijzing naar een centrum en/of een sectio caesarea. Tussen haakjes: het aantal kinderen overleden na een beslissing tot afzien van behandeling. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 februari;152(7) 385

tabel 3. Neonatale sterfte* na geregistreerde vroeggeboorten in relatie tot neonatologisch beleid en beslissingen de behandeling niet te beginnen of te staken in de regio s Nijmegen en Utrecht, 2003 zwangerschaps- aantal levend- actief neonatologisch beleid geen actief neonatologisch beleid duur geborenen (n = 328; 82%) (n = 71; 18%) (in weken) (n = 399) naar huis overleden op totaal naar huis overleden op totaal (n = 286) kinderafdeling n (%) (n = 21) verloskamer n (%) (n = 42 (39)) (n = 50 (47)) 22 11 11 (11) 11 (100) 23 16 16 (16) 16 (100) 24 10 10 (9) 10 (100) 25 14 5 (5) 5 (36) 9 (9) 9 (64) 26 23 15 7 (6) 22 (96) 1 (1) 1 (4) 27 26 19 7 (6) 26 (100) 28 51 40 11 (11) 51 (100) 29 51 45 5 (5) 50 (98) 1 (1) 1 (2) 30 84 78 2 (2) 80 (98) 2 2 (0) 4 (5) 31 113 89 5 (4) 94 (83) 19 19 (17) *Neonatale sterfte: sterfte tijdens opname, inclusief sterfte binnen 28 dagen na geboorte. Actief neonatologisch beleid is gedefinieerd als opname op een neonatale intensivecareafdeling, al dan niet na overplaatsing en/of het gebruik van surfactant en mechanische ventilatie. Tussen haakjes: het aantal kinderen overleden na een beslissing tot afzien van behandeling. staken. Bij 15% van de te vroeg geboren kinderen die in leven bleven traden tijdens opname cerebrale aandoeningen (periventriculaire bloeding of leukomalacie) of chronische longschade op. De kans op dergelijke problemen hing samen met de zwangerschapsduur en nam af van bijna 50% (7/15) bij 26 weken en 25% bij 27 weken tot 5% bij 31 weken. Al met al was de sterfte bij een zwangerschapsduur van 24-26 weken hoog. Bij 24 en 25 weken bleef geen van de kinderen in leven. Bij 26 weken overleed de helft en werd een kwart van de kinderen naar huis ontslagen zonder dat hun ontwikkeling direct bedreigd werd (figuur 2). beschouwing Zoals in de inleiding genoemd, adviseert de richtlijn Verwijzing naar een perinatologisch centrum zwangeren te verwijzen bij dreigende vroeggeboorte na 24-26 weken, het grensgebied van levensvatbaarheid van kinderen, opdat de afweging voor een eventuele interventie optimaal kan plaatsvinden. 12 Uit ons onderzoek bleek echter dat het beleid in de praktijk anders is. Vóór 25 weken was een actief obstetrisch en neonatologisch beleid zeldzaam en kwam antenatale overplaatsing nauwelijks voor en bij 25 weken werd ongeveer een kwart van de kinderen actief behandeld. Maar ook bij 26 weken was het beleid, vooral ten aanzien van een sectio caesarea, terughoudender dan bij een langere zwangerschapsduur. Dit laatste is opvallend, omdat bij 26 weken kinderen wereldwijd als levensvatbaar worden gezien. 7-10 aantal kinderen 40 35 30 25 20 15 10 5 0 24 26 zwangerschapsduur (in weken) figuur 2. Gevolgen van vroeggeboorte bij kinderen geboren na een zwangerschapsduur van 24-26 weken in de verzorgingsgebieden Nijmegen en Utrecht in 2003: intra-uteriene vruchtdood of sterfte op de verloskamer (obstetrische sterfte ( ); neonatale sterfte na opname ( ); intraventriculaire bloeding (IVH), periventriculaire leukomalacie (PVL) of chronische longschade ( ); geen IVH, PVL of chronische longschade ( )). 25 386 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 februari;152(7)

Een tweede opvallende bevinding is dat een actieve beslissing een behandeling niet te beginnen of te staken vooral leek samen te hangen met de status van het kind. Voor minder dan 10% van de zwangerschappen die eindigden in een intra-uteriene vruchtdood werd aangegeven dat het overlijden volgde op een beslissing tot niet behandelen. Als niet actief ingrijpen bij een dreigende vroeggeboorte leidt tot het intra-uterien overlijden van de foetus, wordt dit kennelijk ervaren als een natuurlijk beloop. Als het kind eenmaal geboren is en nog hartactie heeft, wordt de beslissing tot niet beginnen aan een behandeling ervaren als het bewust achterwege laten van een mogelijke interventie. Bij kinderen die op de verloskamer overlijden, werd in bijna alle gevallen aangegeven dat het overlijden volgde op zo n beslissing. Dat in de regio s Nijmegen en Utrecht in 2003 geen enkel kind vóór 26 weken overleefde, is niet representatief voor het hele land en voor andere jaren. De Stichting Perinatale Registratie meldt dat in 2003 55 kinderen na minder dan 26 weken zwangerschapsduur voor behandeling opgenomen werden op een kinderafdeling, van wie 38 na 28 dagen nog in leven waren. 13 Het dilemma waar ouders en behandelaars voor staan bij dreigende extreme vroeggeboorte is groot. Enerzijds blijkt uit de literatuur dat de overlevingskansen nog steeds toenemen, anderzijds is de kans op blijvende en vaak ernstige handicaps groot. 2-4 Dit wordt nog eens onderstreept door de bevinding in ons onderzoek dat de helft van de overlevende kinderen na een zwangerschapsduur van 26 weken ernstige cerebrale problemen of longproblemen kreeg met een hoge kans op restverschijnselen en mogelijke complicaties op lange termijn. Biologisch gezien is een scherpe grens waarboven de overlevingskans plotseling toeneemt onwaarschijnlijk. Er is dan ook geen consensus over wat het beste beleid bij deze termijn is. In het buitenland is er vaak een actievere benadering, 7-9 maar recent werd ook gepleit voor een terughoudender beleid. 6 10 Ook binnen Nederland zijn de boeken hierover niet gesloten. Zo bepleitten in 2004 de nieuw benoemde hoog leraren Neonatologie Walther en Van Goudoever in hun oraties aan elkaar tegengestelde visies met betrekking tot de behandeling van extreem prematuur geboren kinderen. 14-17 In het najaar van 2005 heeft de NVK haar richtlijn aangepast, waarbij zij bij 24 weken een terughoudend beleid adviseert, en bij 25 weken een actief beleid, tenzij een op comfort gericht beleid meer gerechtvaardigd lijkt (richtlijn Grenzen levensvatbaarheid prematuren (24-26 weken) ; www.nvk.pedianet.nl, richtlijn alleen toegankelijk voor leden van de NVK). De gezamenlijke richtlijn van de NVOG en de NVK Verwijzing naar een perinatologisch centrum uit 1999 werd op soortgelijke wijze aangepast. Wij concluderen dat er een discrepantie bestaat tussen de officiële verwijzingsrichtlijnen en de praktijk. Dit wordt veroorzaakt doordat veel obstetrici, in navolging van neonatologen, een terughoudend beleid voeren en doordat consensus over het handelen in het grensgebied van levensvatbaarheid ontbreekt. Voor een zorgvuldige beslissing voor een wel of niet actief beleid, in goede samenspraak met de ouders, is het wenselijk zwangeren met een dreigende extreme vroeggeboorte te begeleiden in een perinatologisch centrum. In dit onderzoek participeerden de gynaecologen en kinderartsen in de volgende algemene ziekenhuizen: Regio Nijmegen: Alysis Zorggroep, locatie Zevenaar, Zevenaar; Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen; Gelre Ziekenhuizen, locatie Het Spittaal, Zutphen; Maasziekenhuis, Boxmeer; Alysis Zorggroep, locatie Rijnstate, Arnhem; Slingeland Ziekenhuis, Doetinchem; Streekziekenhuis Koningin Beatrix, Winterswijk; Ziekenhuis Bernhoven, Oss; Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede; Gelre Ziekenhuizen, locatie Juliana, Apeldoorn. Regio Utrecht: Ziekenhuis St Jansdal, Harderwijk; Ziekenhuis Rivierenland, Tiel; Meander Medisch Centrum, Amersfoort; Deventer Ziekenhuis, Deventer; St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein; Diakonessenhuis, Utrecht; TweeSteden Ziekenhuis en St. Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg; Zuwe Hofpoort Ziekenhuis, Woerden; Tergooiziekenhuizen, locatie Hilversum, Hilversum. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: dit onderzoek werd gefinancierd door de Directie Onderzoek van de Europese Gemeenschap (contractnummer: QLG4-2001-01907). Aanvaard op 29 mei 2007 Literatuur 1 Stoelhorst GM, Rijken M, Martens SE, Brand R, Ouden AL den, Wit JM, et al. Changes in neonatology: comparison of two cohorts of very preterm infants (gestational age < 32 weeks): the Project On Preterm and Small for Gestational Age Infants 1983 and the Leiden Follow-Up Project on Prematurity 1996-1997. Pediatrics. 2005;115:396-405. 2 Wood NS, Marlow N, Costeloe K, Gibson AT, Wilkinson AR. Neurologic and developmental disability after extremely preterm birth. Epicure Study Group. N Engl J Med. 2000;343:378-84. 3 Rijken M, Stoelhorst GM, Martens SE, Zwieten PH van, Brand R, Wit JM, et al. Mortality and neurologic, mental, and psychomotor development at 2 years in infants born less than 27 weeks gestation: the Leiden follow-up project on prematurity. Pediatrics. 2003;112:351-8. 4 Marlow N, Wolke D, Bracewell MA, Samara M. Neurologic and developmental disability at six years of age after extremely preterm birth. Epicure Study Group. N Engl J Med. 2005;352:9-19. 5 Kollée LA, Heide A van der, Leeuw R de, Maas PJ van der, Wal G van der. End-of-life decisions in neonates. Semin Perinatol. 1999;23: 234-41. 6 Levene M. Is intensive care for very immature babies justified? Acta Paediatr. 2004;93:149-52. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 februari;152(7) 387

7 McHaffie HE, Cuttini M, Brölz-Voit G, Randag L, Mousty R, Duguet AM, et al. Withholding/withdrawing treatment from neonates: legislation and official guidelines across Europe. J Med Ethics. 1999;25: 440-6. 8 Rebagliato M, Cuttini M, Broggin L, Berbik I, de Vonderweid U, Hansen G, et al. Neonatal end-of-life decision making: physicians attitudes and relationship with self-reported practices in 10 European countries. JAMA. 2000;284:2451-9. 9 Cuttini M. The European Union Collaborative Project on Ethical Decision Making in Neonatal Intensive Care (EURONIC): findings from 11 countries. EURONIC Study Group. J Clin Ethics. 2001;12: 290-6. 10 Haumont D. Management of the neonate at the limits of viability. BJOG. 2005;112 Suppl 1:64-6. 11 Zeitlin J, Papiernik E, Bréart G, Draper E, Kollée LA. Presentation of the European project models of organising access to intensive care for very preterm births in Europe (MOSAIC) using European diversity to explore models for the care of very preterm babies. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2005;118:272-4. 12 Verwijzing naar een perinatologisch centrum. Samenwerking tweede en derde lijn. NVOG richtlijn nr 23. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; 1999. 13 Perinatale zorg in Nederland, 2003. Bilthoven: Stichting Perinatale Registratie Nederland; 2006. 14 Walther FJ. Op zoek naar de Heilige Graal in de neonatologie [oratie]. Leiden: Universiteit Leiden; 2004. 15 Goudoever JB van. Te jong om te kiezen [oratie]. Rotterdam: Erasmus Universiteit; 2004. 16 Kollée LAA. 25 weken als grens voor levensvatbaarheid van de vrucht: ethisch juist. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:1938. 17 Goudoever JB van. 25 weken als grens voor levensvatbaarheid van de vrucht: te rigide. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:1939. Abstract At the limits of viability: Dutch referral policy for premature birth too reserved Objective. Evaluation of policy and treatment of deliveries at the limits of viability in the Netherlands and resulting survival figures. Design. Cohort study. Method. Within the framework of the European Models of organising access to intensive care for very preterm births in Europe (MOSAIC) study, data was collected on all 512 births in 2003 (terminations excluded) following 22-31 weeks gestation in the catchment areas of the perinatal centres in Nijmegen and Utrecht, the Netherlands. Results. Gynaecologists and neonatologists practised a reserved policy for the active treatment of pregnancies under 25 weeks (5/77; 6%); all infants died. At 25 weeks, an active obstetric policy was used in one quarter of pregnancies, but none of the infants survived. Even at 26 weeks pregnancy, the obstetric policy was reserved and the mortality relatively high (9/31; 29%). From the neonatal deaths, 86 out of 92 (93%) were preceded by a decision either not to start or to discontinue treatment. Conclusion. Dutch obstetricians and neonatologists practised a reserved policy at the limits of neonatal viability. There is more need for active antenatal transfer to perinatal centres for those at the lower limit of neonatal viability to enable well-balanced decisions to take place. The parents wishes should always be taken into account. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:383-8 388 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 februari;152(7)