ArsAequi KwartaalSignaal 142 MEDEDINGINGSRECHT NATIONAAL MEDEDINGINGSRECHT Rechtspraak Rechtbank Rotterdam vernietigt zes boetes in de Rotterdamse taxivervoerzaak Op 13 oktober 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam ( Rechtbank ) de boetes vernietigd die de Autoriteit Consument en Markt ( ACM ) had opgelegd aan twee taxi ondernemingen in de regio Rotterdam en vier van hun feitelijk leidinggevenden. De twee taxi ondernemingen hadden samenwerkingsovereenkomsten gesloten waarin afspraken waren opgenomen over de verdeling van aanbestedingen voor taxivervoer in de regio Rotterdam. Het betrof aanbestedingen van contracten voor het (groeps)vervoer van scholieren, z ieken, ouderen en gehandicapten. Met de ACM is de Rechtbank van mening dat de afspraken tussen de taxi ondernemingen de vrijheid tot het inschrijven op aanbestedingen van contractueel taxivervoer hebben beperkt en dat deze gericht waren op het behouden en versterken van bestaande contracten en posities op de markt. De Rechtbank bevestigt dat dergelijke afspraken de strekking kunnen hebben om de concurrentie te beperken. Het kan echter zijn dat dergelijke afspraken de concurrentie niet merkbaar beïnvloeden, zodat uiteindelijk geen sprake blijkt van een overtreding van het kartelverbod. Dit kan het geval zijn als de twee taxi ondernemingen een zodanig zwakke positie op de relevante markt zouden hebben dat de afspraken de mededinging slechts in (zeer) geringe mate zouden kunnen beïnvloeden. Voor de vraag of hiervan sprake is, is relevant of de ACM de relevante productmarkt en geografische markt juist heeft afgebakend. De Rechtbank is met de ACM van oordeel dat de relevante productmarkt wordt gevormd door de markt voor aanbestedingen van contractueel taxivervoer. Wat betreft de geografische markt had de ACM zich op het standpunt gesteld dat de marktverdelingsafspraken tussen de twee taxi ondernemingen alleen betrekking hadden op de regio Rotterdam. De Rechtbank is hierin niet meegegaan. Volgens de Rechtbank heeft de ACM geen gedegen onderzoek verricht naar de afbakening van de geografische markt. Daarnaast heeft de ACM volgens de Rechtbank onvoldoende gemotiveerd op basis van welke specifieke omstandigheden in dit geval sprake zou zijn van een regionale in plaats van een nationale markt. Hierbij is van belang dat de bepalingen in de samenwerkingsovereenkomsten geen beperkingen kennen tot een bepaalde regio, de taxi ondernemingen ook actief zijn buiten Rotterdam en de ACM zich in de Veolia-Transdev zaak nog op het standpunt had gesteld dat de markt voor contractueel taxivervoer een landelijke markt is. Volgens de Rechtbank kan daarom niet worden uitgesloten dat ook in dit geval moet worden uitgegaan van een landelijke markt. Omdat de ACM volgens de Rechtbank in deze zaak heeft nagelaten om de betrokken relevante (product en geografische) markt deugdelijk af te bakenen kan niet worden vastgesteld of de positie van de twee
taxi ondernemingen op die markt zo zwak is dat hun onderlinge afspraken de mededinging slechts in (zeer) geringe mate zouden kunnen beperken. De Rechtbank heeft om die reden het boetebesluit van de ACM vernietigd en haar uitspraken in de plaats gesteld van het boetebesluit van de ACM. (Rechtbank Rotterdam 13 oktober 2016 ECLI:NL:RBROT:2016:7659-ECLI:NL:RBROT:2016:7664) Weigering tot het verlenen van een octrooi levert geen misbruik van machtspositie op Op 19 december 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland ( Voorzieningenrechter ) geoordeeld dat het niet verlenen van een licentie door een octrooihouder aan een onderneming die een licentie wenst geen misbruik van machtspositie oplevert in de zin van artikel 24 Mw en artikel 102 VWEU. De octrooihouder was in dit geval uitvinder van een randinkeping waarmee beschuit makkelijk uit een strakke rolverpakking kan worden gehaald. In 2003 en 2014 had de octrooihouder licentieovereenkomsten gesloten met twee producenten van beschuit in Nederland, respectievelijk Bolletje en Van der Meulen Hallum. Vanwege het succes van Bolletje en Van der Meulen met het beschuit met randinkeping, wilde Continental Bakeries een andere producent van beschuit in Nederland ook beschuit met randinkeping op de markt brengen, maar de octrooihouder weigerde om een licentie aan Continental Bakeries te verstrekken. Continental Bakeries heeft vervolgens een kort geding aanhangig gemaakt om de octrooihouder te dwingen om in onderhandeling te treden voor het verlenen van een octrooi. Daarbij heeft Continental Bakeries ook verzocht om tijdens de onderhandelingen gebruik te mogen maken van het octrooi en om de octrooihouder te dwingen om geen uitvoering te geven aan de licentieovereenkomsten met Bolletje en Van der Meulen Hallum. Continental Bakeries legt aan deze verzoeken ten grondslag dat de octrooihouder misbruik maakt van zijn machtpositie, omdat hij met zijn licentieweigering discrimineert tussen Continental Bakeries enerzijds en Bolletje en Van der Meulen anderzijds en Continental Bakeries als gevolg daarvan schade lijdt. De Voorzieningenrechter heeft voor de vraag of de octrooihouder beschikt over een machtspositie allereerst de relevante (geografische en product) m arkt afgebakend. Continental Bakeries stelde dat sprake is van een Nederlandse markt voor de productie en verkoop van rolbeschuit met inkeping. Volgens de Voorzieningenrechter heeft Continental Bakeries dit echter onvoldoende aannemelijk gemaakt en moet voorshands uit worden gegaan van een Nederlandse markt van beschuit verpakt in een rolverpakking met inkeping en zonder inkeping. De Voorzieningenrechter overweegt dat slechts in uitzonderlijke gevallen de houder van een intellectueel eigendomsrecht, zoals een octrooirecht, misbruik kan maken van zijn machtspositie. Van een uitzonderlijke situatie was in dit geval volgens de Voorzieningenrechter geen sprake omdat (i) niet aannemelijk is geworden dat de inkeping onontbeerlijk of essentieel is om op de beschuitmarkt actief te zijn; (ii) Continental Bakeries geen nieuw product op de markt wil brengen dat de licentiehouders Bolletje en Van der Meulen nog niet aanbieden; en (iii) er andere manieren zijn om beschuit uit een strakke rolverpakking te halen. De Voorzieningenrechter concludeerde zodoende dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om aan te kunnen nemen dat de octrooihouder op de relevante Nederlandse markt voor beschuit een machtspositie 2
heeft én dat hij daarvan misbruik maakt door wel aan Bolletje en Van der Meulen en niet aan Continental Bakeries een licentie te verlenen. (Vzr. Rechtbank Gelderland 19 december 2016 ECLI:NL:RBGEL:2016:6856) Literatuur - T. van Dijk, Het CBb komt er uit voor Bolletje-beschuit: ACM bakt het al te bruin, M&M, afl. 5, p. 209-208. - B. van Bockel, De lange arm van ACM bij het bepalen van de boetegrondslag, M&M 2006, afl. 5, p. 205-208. - A. Outhuijse, Schikken met ACM: gewenste koers of rechtsomkeert maken?, SEW 2006, afl., 12, p. 510-522. - B. Nijhof, Vervaging tussen de toets bij strekkingsbedingen en gevolgbedingen: zoek de verschillen, MP 2016, afl. 7, nr. 282. 3
EUROPEES MEDEDINGINGSRECHT Handhaving Europese Commissie legt boete op van in totaal EUR 166 miljoen aan producenten van oplaadbare batterijen Op 12 december 2016 heeft de Europese Commissie ( Commissie ) Sony, Panasonic en Sanyo producenten van onder meer oplaadbare batterijen een boete opgelegd van in totaal EUR 166 miljoen voor deelname aan een kartel in de periode 2004-2007. Samsung SDI een andere producent van onder meer oplaadbare batterijen heeft boete-immuniteit gekregen, omdat zij het bestaan van het kartel aan de Commissie had onthuld. Volgens de Commissie hebben Sony, Panasonic, Sanyo en Samsung SDI deelgenomen aan bilaterale en multilaterale bijeenkomsten. Meer in het bijzonder hebben de vier producenten van oplaadbare batterijen volgens de Commissie in 2004 en 2007 hun prijzen gezamenlijk kunstmatig verhoogd en concurrentie gevoelige informatie met elkaar uitgewisseld, waaronder prognoses over vraag en aanbod, prijsverwachtingen en offertes die de vier ondernemingen voornemens waren om in te dienen bij bepaalde fabrikanten van telefoons, laptops en elektrisch gereedschap. Deze gedragingen waren volgens de Commissie gericht op het verhinderen van agressieve concurrentie in de markt van oplaadbare batterijen. Omdat Sony, Panasonic, Sanyo en Samsung SDI gebruik hebben gemaakt van de schikkingsprocedure van de Commissie hebben de vier ondernemingen 10% boetekorting gekregen in ruil voor erkenning dat zij hebben deelgenomen aan het kartel en in dat verband aansprakelijk zijn. Sony, Panasonic en Sanyo hebben naast de 10% boetekorting voor het volgen van de schikkingsprocedure nog aanvullende kortingen gekregen (tussen de 20-50%) voor het verlenen van medewerking aan het onderzoek van de Commissie. De Commissie heeft na aftrek van de verschillende kortingen een boete opgelegd van EUR 29.802.000 aan Sony, EUR 38.890.000 aan Panasonic en een boete van EUR 97.149.000 aan Sanyo opgelegd. Samsung SDI heeft vanwege het feit dat zij het kartel aan de Commissie had onthuld een boete van EUR 57.748.000 ontlopen. (Persbericht Europese Commissie 12 december 2016, IP/16/4356) Europese Commissie keurt de overname van LinkedIn door Microsoft onder voorwaarden goed De Commissie heeft de voorgenomen overname van LinkedIn door Microsoft onder voorwaarden goedgekeurd. Voor het antwoord op de vraag of de overname van LinkedIn door Microsoft de concurrentie zou kunnen beperken, heeft de Commissie onderzoek verricht naar drie gebieden (i) professionele sociale netwerken; (ii) klantenrelatiebeheer en (iii) online reclame. Ten aanzien van de professionele sociale netwerken is uit het onderzoek van de Commissie naar voren gekomen dat Microsoft LinkedIn zou kunnen meeleveren met alle Windows-computers en LinkedIn zou kunnen integreren in Microsoft Office. Microsoft zou daardoor in de situatie komen waarbij zij LinkedIn s concurrenten de toegang tot bepaalde Microsoft programma s zou kunnen ontzeggen. Het zou voor 4
nieuwe professionele sociale netwerken bovendien lastiger worden om hun diensten succesvol in Europa aan te kunnen bieden. De Commissie heeft daarnaast onderzocht of Microsoft na de overname van LinkedIn de concurrentie zou kunnen uitschakelen door klanten van LinkedIn te verplichten om ook bepaalde producten van Microsoft te kopen en concurrenten de toegang tot de LinkedIn database te ontzeggen. Volgens de Commissie is LinkedIn s product er echter één van velen en is de toegang tot de LinkedIn database voor Microsoft s concurrenten niet essentieel om op de markt te kunnen concurreren. Uit het onderzoek van de Commissie is verder naar voren gekomen dat de activiteiten van Microsoft en LinkedIn overlappen op het gebied van online reclame diensten, maar dat het gezamenlijke marktaandeel van Microsoft en LinkedIn in Europa laag is zodat dit geen mededingingsbezwaren met zich meebrengt. Om de mededingingsbezwaren die de Commissie wel ten aanzien van de professionele sociale netwerken had geconstateerd weg te nemen, heeft Microsoft een aantal remedies aangeboden. Zo zal Microsoft pc-fabrikanten niet verplichten om LinkedIn te installeren op hun systemen en hebben gebruikers in het geval LinkedIn wel zou zijn geïnstalleerd op een pc altijd de mogelijkheid om LinkedIn te verwijderen. Ook zullen concurrerende sociale netwerken die zich richten op de professionele markt op een gelijk niveau als nu het geval is toegang krijgen tot bepaalde Microsoft programma s. Tenslotte zal Microsoft concurrerende diensten toegang geven tot Microsoft Graph, een tool voor softwareontwikkelaars die het mogelijk maakt om in applicaties alleen de data te presenteren die mogelijk relevant is voor de eindgebruiker. Met deze maatregelen levert de voorgenomen overname van LinkedIn door Microsoft volgens de Commissie niet langer mededingingsbezwaren op. (Persbericht Europese Commissie 6 december 2016, IP/16/4284) Rechtspraak Gerecht vernietigt boete in enveloppenkartel Op 13 december 2016 heeft het Gerecht de boete die de Commissie had opgelegd aan enveloppen producent Printeos voor haar deelname aan het enveloppenkartel vernietigd. De Commissie had in december 2014 aan vijf enveloppen producenten een boete van in totaal EUR 19,5 miljoen opgelegd, waarvan EUR 4,73 miljoen aan Printeos, voor overtreding van het kartelverbod. Printeos heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het boetebesluit van de Commissie bij het Gerecht en daarbij onder meer aangevoerd dat de Commissie onvoldoende heeft gemotiveerd op welke wijze zij de aan haar opgelegde boete van EUR 4,73 miljoen heeft berekend. Ter achtergrond, de Commissie is in het boetebesluit afgeweken van de gebruikelijke boeteberekeningsmethode omdat op basis van deze methode de basisboete van de karteldeelnemers die wordt vastgesteld door een percentage te nemen van de waarde van de jaarlijkse door de onderneming verkochte producten waarop de mededingingsinbreuk betrekking heeft het boetemaximum zou overschrijden. Het boetemaximum wordt overschreden als de basisboete hoger is dan 10% van de totale omzet die de onderneming in het boekjaar voorafgaand aan het boetebesluit van de Commissie heeft gegenereerd. De overschrijding van de basisboete van het boetemaximum had volgens de Commissie in dit geval te 5
maken met het feit dat de meeste karteldeelnemers mono-product ondernemingen zijn, dat wil zeggen: ondernemingen die al hun omzet genereren op één markt (in deze zaak de enveloppenmarkt). Volgens de Commissie zou door de toepassing van het boetemaximum de ernst van de inbreuk of mogelijke verzachtende omstandigheden geen weerslag meer kunnen hebben op de hoogte van de boetes van de karteldeelnemers. De Commissie heeft om die reden het basisbedrag van de boete van elke karteldeelnemer verlaagd tot onder het boetemaximum van 10% van de totale omzet. De exacte hoogte van de toegepaste kortingen en de wijze waarop de Commissie deze kortingen heeft vastgesteld, had de Commissie in het boetebesluit echter niet gespecificeerd. Volgens het Gerecht had de Commissie dit wel behoren te doen. De Commissie had volgens het Gerecht bij de vaststelling van de verschillende boetebedragen uiteen moeten zetten hoe zij de in aanmerking genomen factoren heeft gewogen en beoordeeld, temeer omdat de Commissie in dit geval is afgeweken van de gebruikelijke boeteberekeningsmethode. Vanwege de gebrekkige motivering in het boetebesluit is Printeos naar het oordeel van het Gerecht niet in staat geweest om te beoordelen of zij zich in een met andere betrokken ondernemingen vergelijkbare situatie bevond of niet, en of zij in deze situaties gelijk of ongelijk is behandeld en of een eventuele gelijke of ongelijke behandeling van deze situaties gerechtvaardigd was. Het Gerecht concludeerde dat de Commissie het boetebesluit onvoldoende heeft gemotiveerd en de aan Printeos opgelegde boete dientengevolge vernietigd. (Gerecht 13 december 2016, ECLI:EU:T:2016:722) Literatuur - A. Gerbrandy en T. Binder, Afstemming in de eenentwintigste eeuw: de rol van bewijsvermoedens voor onderling afgestemde feitelijke gedraging door deelname aan online platforms, NtER 2016, afl. 8, p. 277-283. - R. van der Hulle, De voorrang van het Unierecht anno 2016: van een absolute regel naar een zwaarwegend principe?, NtER 2006, afl. 8, p. 284-290. 6