Antwoorden oefenvraagstukken 2, 3, 6, 0 en 2 pgave (2) Dit is geen chemische reactie, want er ontstaan geen nieuwe stoffen. Bij een kraakproces ontstaan uit dodecaan, 2 26 (l), twee verschillende stoffen. Een van deze stoffen is octaan. 2 2 26 8 8 + 4 8 3 -buteen 4 Als een binding tussen twee -atomen breekt kom je twee -atomen tekort om een verzadigde koolwaterstof te laten ontstaan. mdat koolstof covalentie 4 heeft, moet er een dubbele binding ontstaan pgave 2 (6) 5 IJzer, omdat het een metaal is. Ammoniak is polair, het vormt -bruggen. Natriumsulfide, het is een zout; er is een ionbinding aanwezig. et is daardoor uiterst polair. pgave 3 (6) 6 B. Tetra en broom zijn beide apolaire stoffen. oom lost zodoende op in tetra ( soort zoekt soort ). De dichtheid van tetra is groter dan die van water, dus vormt tetra de onderste laag 7 Men moet onderzoeken of de oplossing de elektrische stroom geleid. pgave 4(2) 8 Zwaveldioxidedifluoride.. 9 F S F. pgave 5 (3) 0 3 6 + 2 3 6 2 3 2 2 Additiereactie. Er verdwijnt een dubbele binding door toevoeging van een broommolecuul. pgave 6 (3) 3 5 0 + 5 4 et atoom kan zowel aan het tweede als het derde atoom adderen: 3 2 3 3 2 + 2-3 3 2 3
5 Nee, want de additie van een atoom aan het tweede of derde atoom levert hetzelfde molecuul op, namelijk 2-broombutaan. 6 pgave 7 (3) 3 3 3 2 3 2 2 3 -buteen 2-buteen methylpropeen 2 2 2 2 3 2 2 cyclobutaan methylcyclopropaan 7 et kookpunt van butaan is hoger dan dat van methaan omdat butaan een groter molecuul is. De Vanderwaalskrachten zijn dus groter; het kost meer energie om deze bij butaan te verbreken dan bij methaan. 8 et kookpunt van butaan is hoger dan dat van methylpropaan ondanks dezelfde molecuulformule, omdat methylpropaan vertakt is. Methylpropaanmoleculen zijn minder goed te stapelen in het molecuulrooster, waardoor ze verder van elkaar af zitten. ierdoor zijn de vanderwaalskrachten kleiner dan bij butaan. 9 pgave 8 (3) 3 2 2 3 2 2 3 l l 20 3 3 3 2 2 3 2 3 2 2 2 l 2 3 3 22 3 3 2 3 2
23 3 2 3 pgave 9 (6) 24 Zouten die kristalwater bevatten heten hydraten. 25 Door aluin in een reageerbuis te verwarmen komt het kristalwater vrij. Via een overleidbuis wordt dit in een andere reageerbuis opgevangen waarin wat wit kopersulfaat aanwezig. Dit kleurt blauw met water. Aluin is een hydraat met de formule KAl(S 4 ) 2 n 2 (s). Aluin lost op in water. Bij het oplossen daalt de temperatuur. Voor de bepaling van het aantal mol kristalwater in aluin is hiervan 2,50 g afgewogen. Na verhitten, waarbij alle kristalwater is ontweken, bedroeg de massa nog,36 g 26 massa % 2 = (4,34 g 2,36 g) : 4,34 g x 00% = % 27 2.36 g KAL(S 4 ) = 2,36 g : 258,20 g/mol = 9,4 x 0-3 mol 4,34 g 2,36 g =,98 g 2 =,98 g : 8,02 g/mol = 09,9 x 0-3 mol n = 09,9 x 0-3 : 9,4 x 0-3 = 2,02 dus n = 2 pgave 0 (6) 28 Ba() 2 (s) Ba 2+ (aq) + 2 - (aq) 29 et is een exotherm proces, omdat het oplossen spontaan verloopt. ierbij komt energie vrij 30 Ba 2+ pgave (3 en 6) 3 3-2 - 2-3 3-2 - 2-2 - 3-2 2 3 2 2 3 l 3
32 butaan, pentaan, -chloorpropaan, -propanol. Butaan heeft het laagste kookpunt en is, evenals pentaan, apolair, maar pentaan is groter. De moleculen worden bij elkaar gehouden door de zwakke vanderwaalskrachten. die groter zijn naarmate de moleculen groter zijn. De overig stoffen hebben hogere kookpunten, omdat, naast de vanderwaalskrachten het dipoolmoleculen zijn. De dipool-dipoolkrachten zijn sterker dan de vanderwaalskrachten. Bovendien vormen de moleculen in -propanol onderling -bruggen. et kookpunt van - chloorpropaan is daarom lager dan dat van -propanol, omdat -bruggen veel sterker zijn de krachten tussen dipololmoleculen zonder -bruggen. pgave 2 (6) 33 Nil 2 (s) Ni 2+ (aq) + 2 l - (aq) 34 ydratatie is het verschijnsel waarbij ionen in een waterige oplossing met water-moleculen omringd zijn.. 35 2+ - Ni l pgave 3 (6) 36 De a 2+ ionen reageren met het stearaation (zeep) waardoor een neerslag ontstaat. ierdoor wordt de hoeveelheid stearaationen, die voor de waswerking nodig, zijn minder. 37 a 2+ (aq) + 2 7 35 - (aq) a( 7 35 ) 2 (s) pgave 4 (6) 38 Door het afwasmiddel vermindert de oppervlaktespanning van het water waardoor de wespen door het oppervlak heen zakken en verdrinken. 39 Een goede waswerking berust op het opnemen van apolair vuil door de lange apolaire keten van het zeepion. ier is die keten veel te kort om het vuil te kunnen binden. 40 De stearaationen vormen micellen. Dit zijn naar elkaar toegekeerde apolaire staarten van de stearaationen. De polaire koppen steken naar buiten en zijn door watermoleculen gehydrateerd. Apolaire (hydrofobe) vuildeeltjes worden in het hydrofobe gebiedje van de micellen opgenomen ( soort zoekt soort ). pgave 8 (3) 4 a. 2,2,3-trichloorpentaan b. 2-hydroxypropaanzuur c. 2,3-butaandiol d. 5-broom-6-ethyl-,3-cyclohexadieen e.,3-dibroom-2-penteen f. 3-chloorpentyn g. 3-ethyl- 5-(-methylethyl)octaan h. 3-ethylpentyn i. 5-broom-6-methyl-,3-cyclohexadieen j. 2-amino-3-methylbutaanzuur k. 2-propanol l. 2,4-hexadieen--amine m. 3-broom-4-(-methylethyl)-,5-hexadiyn n. 2,5-dimethyl-3-ethylhexaan Additiepolymerisatie 3 2 3 4
2 De vanderwaalsbinding / molecuulbinding. Polymeren bestaan uit grote moleculen / macromoleculen en grote moleculen hebben een sterke vanderwaalsbinding / molecuulbinding (dus smelten bij een hoge temperatuur). 3 4 Molaire massa stof X = 4 x 2,0 + 8 x,0 = 56,2 g/mol molaire massa = 28,0 g/mol Fractie stof X in het polymeer = 56,2 g/mol : (56,2 + 28,0) g/mol = 0,667 Aantal ton stof X = 2,0 0 4 x 0,667 =,3 0 4 ton X PVAL 2 3 2 3 3 ANANAS 3 3 3 2 3 2 2 3 -buteen 2-buteen methylpropeen 2 2 2 2 3 2 2 2 cyclobutaan methylcyclopropaan 2 2 3 2 3 Ja het is een additiereactie. er wordt iets aan het etheenmolecuul aangezet (geaddeerd) en de dubbele binding verdwijnt. 4 3 2 2 + 2 3 3 2 2 2 3 5
NTZWAVELING VAN BENZINE Kraken. 2 De dubbele binding verdwijnt en er ontstaat één molecuul. et is een additiereactie. 3 4 4 S 4 4 4 S + 6 2 4 2 + 2 2 + S 2 5 2,3-dimethyl--buteen 6 Vanderwaals- of molecuulbinding (de aantrekkingskracht tussen moleculen onderling) 7 Destilleren (gebruik maken van verschil in kookpunt). 8.ρ benzine = 0,72 x 0 3 kg m -3 = 0,72 kg L - massa benzine = 5, x 0 9 L x 0,72 kg L - = 3,67 x 0 9 kg 250 ppm zwavel = 250 mg zwavel per kg benzine = 250 mg/kg massa zwavel = 25 mg/kg x 3,67 x 0 9 kg= 9,75 x0 mg = 9,2 x 0 5 kg 9 Vermindering S = 4/5 x 9,2 x 0 5 kg = (4/5 x 9,2 x 0 5 kg) : 32, kg/kmol = 2,3000 x 0 4 kmol S mol S mol S 2, dus 2,3000 x 0 4 kmol S 2,3000 x 0 4 kmol S 2 = 2,3000 x 0 4 kmol x 64, kg/kmol =,5 x 0 6 kg S 2 MZA 2 4 0 + 2 4 + 4 2 + 0 2 2 Bij een additie verdwijnt een dubbele binding. Dat is hier niet het geval, het is geen additie. 3 In ruimte 3 is de temperatuur hoger dan in ruimte 3. De moleculen hebben een hogere snelheid en botsen dus vaker en harder tegen elkaar. Daadoor is het aantal effectieve botsingen en dus de reactiesnelheid in ruimte 3 hoger dan in ruimte 2. 4 et MZA verlaat ruimte 4 als vloeistof en is dus het residu. et water verlaat ruimte 4 als gas en is het destillaat. 5 mol 4 0 mol 4 2 3 2,0 x 0 3 kg : (4 x 2,0 + 0 x,0) kg/mol = 34,4 kmol butaan 34,4 kmol = 34,4 kmol x (4 x 2,0 + 3 x 6,00 + 2 x 2,0) kg/mol = 3,4 x 0 3 kg MZA BIERBRUWEN De stof die met zetmeel reageert: water. De functie van de enzymen: (optreden als) (bio)katalysator / versnellen van de reactie / mogelijk maken van de omzetting 2 Aminozuren 3 (nummers) 2 en 5 4 Extraheren / extractie 5 Myrceen is een koolwaterstof en apolair (hydrofoob). et heeft geen groep(en) en kan geen waterstofbruggen vormen. 6 Twee voorbeelden: Teken zelf nog een derde mogelijkheid. 6
7 6 2 6 2 2 6 + 2 2 8 Verbranding van koolhydraten en vetten 2 7 33 2 7 33 7 33 2 De reactievergelijking voor de volledige verbranding van glyceryltrioleaat is: 57 04 6 + 80 2 57 2 + 52 2 R Q = 57 : 80 = 0,7 3 % koolhydraten : % vetten = 76 : 24 4 Eiwitten. hitine 2 N 3 2 8 5 6 N 3 naam groep stoffen: aminozuren algemene structuurformule: 4 N 2 R 7