OPINIENOTA RAAD *15.005421* 15.005421 Opinienota Zaakdossier: D00047025 Auteur: T. Bus Afdeling: Stedelijke Ontwikkeling E-mail: Theo.Bus@uden.nl Port: R. Peerenboom Raadscommissie AZ Raadscommissie PZ Raadscommissie REO Onderwerp Mantelzorgwoningen en indicatiestelling. Voorkeur uit te spreken voor 1. flexibel omgaan met indicatiestelling. 2. gebruikmaking van de bestaande regelingen. Inleiding In de vergadering van de raad van 19 december 2014 is een motie van het CDA aangenomen waarin het college wordt gevraagd om mantelzorg in een ouder-kindrelatie zoveel mogelijk te vereenvoudigen door het stellen van een leeftijdsgrens waarboven een indicatie niet meer nodig is. Hieraan liggen twee zaken ten grondslag: Een ingediend verzoek van de samenwerkende organisaties KBO Uden, Dorpsraad Odiliapeel, Dorpsraad Volkel, ZLTO Uden en het Gebiedsplatform Buitengebied Uden, waarin wordt verzocht geen indicatiestelling te eisen voor personen boven de 65 jaar om voor mantelzorgwonen in aanmerking te komen. De per 1 november 2014 in werking getreden bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), waarin o.a. het vergunningvrij bouwen van mantelzorgwoningen is geregeld. In deze opinienota wordt ingegaan op de mogelijkheden voor mantelzorgwonen in relatie tot indicatiestelling en planologie. 1. Indicatiestelling In de Udense praktijk wordt de behoefte aan mantelzorg getoetst door een Sociaal Makelaar van de afdeling Maatschappelijke Dienstverlening. Als een cliënt bekend is wordt vaak volstaan met een dossieronderzoek. In andere gevallen vindt een keukentafelgesprek plaats. In beide gevallen kan binnen één week uitsluitsel worden gegeven over de indicatie. Alleen in twijfelgevallen wordt nog een medisch adviseur ingeschakeld, waardoor de indicatiestelling iets langer kan duren. Deze wordt wel altijd afgerond binnen de gestelde termijn als sprake is van een achterliggende Wabo-aanvraag (8 weken). Deze werkwijze wordt al geruime tijd zo uitgevoerd. Daarvoor was het een vereiste dat elke indicatiestelling moest worden uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige. In de praktijk was dit
vaak Argonaut. Het college adviseert om de huidige werkwijze van flexibel omgaan met indicatiestelling te continueren. 2. Planologische mogelijkheden Mensen kunnen van twee regelingen gebruik maken om een mantel-zorgwoning te realiseren: a. Het Besluit omgevingsrecht (Bor). b. De regeling in bestemmingsplannen. Voor beide regelingen geldt dat de behoefte aan mantelzorg via indicatiestelling is voorgeschreven. Deze regelingen staan los van de mogelijkheden voor inwoning, waarbij geen indicatiestelling vereist is. Ad a: Gebruik Bor In de nieuwe bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) staan regels staan over het vergunningvrij bouwen. Voor het vergunningvrij bouwen/ gebruiken gelden geen procedures. Volgens de begripsbepalingen wordt onder mantelzorg verstaan: - niet-beroepsmatige zorg - aan hulpbehoevende t.b.v. zelfredzaamheid of participatie - rechtstreeks voortvloeiend uit sociale relatie - die de gebruikelijke hulp van huisgenoten overstijgt; - behoefte aantonen met verklaring huisarts/andere deskundige door gemeente aan te wijzen - max. 2 personen in de mantelzorgwoning. Dit begrip sluit aan bij de bepalingen die staan in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verder is bepaald dat een mantelzorgwoning wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk (en daarmee kan vallen onder de regeling voor vergunningvrij bouwen) en dat de voorwaarde dat bij vergunningvrij bouwen het aantal woningen gelijk moet blijven niet geldt voor een mantelzorgwoning. Dit betekent dat zowel binnen als buiten de bebouwde kom een mantelzorgwoning vergunningvrij mag worden gebouwd, mits er wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden in bijl.ii van het Bor wat betreft oppervlakte, hoogte, situering. Buiten de bebouwde kom geldt dat de oppervlakte-eisen voor het bijbehorende bouwwerk niet van toepassing zijn als het gebouw wordt gebruikt t.b.v. mantelzorg en: a. in geheel of in delen verplaatsbaar is; b. de oppervlakte niet meer dan 100 m2 is; c. bewoning door max. 2 personen, waarvan ten minste één persoon mantelzorg verleent of ontvangt van de bewoner van de woning. Ad b: Op basis van bestemmingsplan In de huidige bestemmingsplannen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen/gebruiken van een gebouw t.b.v. mantelzorg. In de plannen staat dat het verboden is om gebouwen, geen woning zijnde, te gebruiken voor bewoning. Van dat verbod kan worden afgeweken voor het toestaan van gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte als sprake is van mantelzorg. De oppervlakte is gekoppeld aan de oppervlakte aan bijgebouwen. In het buitengebied komt dit neer op 100 m2. In de bestemmingsplannen staat een toetsingskader. Daarin zijn voorwaarden opgenomen m.b.t. afstanden tot een woning en milieunormen. De procedure voor de omgevingsvergunning (activiteit bouwen en/of afwijken van bestemmingsplan) valt onder de zogenaamde reguliere Wabo-procedure met een termijn van maximaal 8 weken. 2
Vanaf de inwerkingtreding van de Wabo per 1 oktober 2010 zijn er 8 vergunningen verleend voor mantelzorgwoningen. Met betrekking tot bovenstaande planologische mogelijkheden worden de voor- en nadelen geschetst van twee alternatieven: (1) verruiming van bestaande regeling en (2) gebruik maken van bestaande regelingen. Alternatief 1: verruimen bestaande regelingen middels afschaffen indicatiestelling boven een te bepalen leeftijdsgrens. Voordelen 1. Het past in de WMO-gedachte om mensen zolang mogelijk thuis in hun eigen leefomgeving te laten wonen. De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) gaat ervan uit dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen huis/omgeving blijven wonen, daar de zorg te bieden en de leefomgeving daarop aan te passen. Om in aanmerking te komen voor hulp vanuit de WMO is normaliter een indicatie nodig. Als de noodzaak van een indicatie voor het kunnen bouwen/gebruiken van een mantelzorgwoning wordt losgelaten wordt het voor mensen mogelijk toe te groeien naar een eventueel (toekomstige) mantelzorgsituatie. 2. Het is een praktische oplossing en relatief snel uitvoerbaar. De gemeente heeft in deze situatie voor wat betreft de beoordeling of sprake is van een zorgbehoefte geen rol. Dit kan de vergunningverlening bespoedigen. Nadelen a. Het verruimen van de regeling voor zowel vergunningvrij bouwen als met vergunning bouwen is in strijd met de wet. Het oprekken van de vergunningsvrije regeling, door het toevoegen van een leeftijdsgrens, is in strijd met de wet. De gemeente heeft geen aanvullende bevoegdheid nu vergunningvrij bouwen wettelijk centraal geregeld is. Ook binnen het bestemmingsplan is geen ruimte om een leeftijdsgrens op te nemen, omdat dan geen sprake is van een goede RO. Leeftijd is immers geen ruimtelijk criterium. Bovendien handel je dan in strijd met de Verordening Ruimte van de Provincie. In deze verordening wordt het bouwen van burgerwoningen in het buitengebied beperkt. b. De kans van het ontstaan van extra woningen. Van het loslaten van een indicatiestelling boven een leeftijdsgrens zal mogelijk een aantrekkende werking uitgaan. Het is denkbaar dat opeenvolgende generaties gebruik maken van een woning, die niet meer verdwijnt. Dit heeft gevolgen voor de woningvoorraad. Vanaf 2012 stelt het CBS immers de woningvoorraad vast op basis van de gegevens uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Van het ministerie van BZK en het ministerie van IenM is bevestigd dat mantelzorgwoningen in het BAG als woning moeten worden geregistreerd. De woningen worden dan door het CBS in de woningvoorraad meegenomen. De CBS-cijfers worden door de provincie gebruikt voor de vaststelling van de woningvoorraad, welke mede als uitgangspunt dient voor de toekenning van het woningbouwcontingent. De mogelijkheid is dus niet uitgesloten dat de toevoeging van mantelzorg-woningen een negatieve invloed heeft op de mogelijkheden voor woningbouw. De regeling voor vergunningvrij bouwen maakt het programmatisch sturen op volkshuisvesting al lastig. Dit wordt nog versterkt als de indicatiestelling wordt losgelaten boven een bepaalde leeftijdsgrens. 3
c. De noodzaak van een strikt, maar moeilijk uitvoerbaar, handhavingsbeleid. Om te voorkomen dat de mantelzorgwoningen niet oneigenlijk gebruikt worden is regelmatige controle nodig. De praktijk wijst uit dat men niet gauw geneigd is een investering teniet te doen en dus na het vrijkomen van een woning deze weer verhuurt. Ook uit de praktijk bij omliggende gemeenten blijkt het zeer tijdrovend te zijn om zover te komen dat situaties weer worden hersteld in de oorspronkelijke toestand. Goede voorbereiding is in dit alternatief noodzakelijk om kosten in de toekomst te voorkomen. Het is noodzakelijk om aanvragers goed voor te lichten en er voor te zorgen dat van een adequate huisvesting sprake is die inspeelt op de te verwachten toekomstige situatie. Daarmee kan mogelijk worden voorkomen dat in de toekomst een beroep op een voorzieningen in het kader van de Wmo wordt gedaan. Alternatief 2: gebruik maken van de bestaande regelingen. Voordelen a. Er hoeven geen nieuwe regels te worden vastgesteld. De bestaande regelingen bieden met name na de verruiming die het Bor biedt veel mogelijkheden om tegemoet te komen aan de behoefte aan een mantelzorgwoning. Niet alleen de verruiming v.w.b. vergunningsvrij bouwen, maar ook het gegeven dat afwijkingen van bestemmingsplannen vallen onder de reguliere Wabo-procedure. b. De beoogde versoepeling is inmiddels in de praktijk voor een groot deel door een snelle indicatiestelling bereikt. Bij de indicatiestelling kunnen de begripsbepalingen van het BOR als uitgangspunt dienen, waardoor meer flexibiliteit mogelijk is dan bijvoorbeeld het geval was bij WVG indicatiestellingen. Nadelen a. Het beperkt meer mensen zolang mogelijk thuis in hun eigen leefomgeving te laten wonen. b. Een indicatiestelling is minder snel uitvoerbaar. Regelingen buurgemeenten en ervaringen. Bij een drietal buurgemeenten zijn de regelingen en de ervaringen geïnventariseerd. In de bestemmingsplannen van deze gemeenten staan afwijkingsbevoegdheden voor het toestaan van een mantelzorgwoning die vergelijkbaar zijn met de regeling in de Udense bestemmingsplannen. Boekel. Er vindt een intakegesprek plaats, waarbij wordt beoordeeld of er een zorgvraag is, zonder dat een complete indicatiestelling plaatsvindt. Als blijkt dat een zorgbehoefte aanwezig is of in de nabije toekomst kan worden verwacht, wordt medewerking verleend. Er wordt daarbij geen leeftijdsgrens (meer) gehanteerd. Er wordt soepel omgegaan met de indicatiestelling, zij het dat wel een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en aanvrager wordt geëist waarin voorwaarden zijn opgenomen Veghel. Deze gemeente kent geen leeftijdsgrens en acht dat ook in strijd met de wet. Wel wordt bij de indicatiestelling flexibel gehandeld. Oss. De gemeente Oss kent een leeftijdsgrens van 65 jaar waarboven geen indicatie nodig is. Men is - nu het nieuwe Bor in werking is getreden en de woningen moeten worden geregistreerd - voornemens de regeling te herzien. De verwachting (ambtelijk) bestaat dat de leeftijdgrens komt te vervallen en men in 4
de praktijk zal werken met een indicatiestelling, waarbij mogelijk de wijze van handelen van Veghel en Boekel wordt gevolgd. Conclusies/aanbeveling Zowel bijlage II van het Besluit omgevingsrecht als de bestemmingsplannen geven planologisch voor het bouwen en gebruiken van een mantelzorgwoning genoeg mogelijkheden. Alle regelingen zijn gekoppeld aan mantelzorg. Daar waar een indicatiestelling nodig is kan binnen de gemeente een snelle toets plaatsvinden, waardoor nauwelijks tijdsverlies ontstaat. De procedure vormt dus geen belemmering. In de praktijk kan bij de indicatiestelling maatwerk worden gegeven. Het verruimen van de regeling waarbij een indicatiestelling niet wordt geëist is in strijd met de wet en heeft een aantal niet gewenste bijwerkingen tot gevolg. Het college adviseert de commissie gebruik te maken van de bestaande regelingen zonder deze uit te breiden. Vervolg/communicatie. Het college geeft verdere uitvoering aan de opinie van de commissie. De samenwerkende organisaties krijgen een reactie op hun brief. Uden, 13 januari 2015. Burgemeester en wethouders van Uden de secretaris de burgemeester mr. J.M. Smarius drs. H.A.G. Hellegers 5