Rekenen aan reacties (de mol)



Vergelijkbare documenten
Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Uitwerkingen Uitwerkingen 3.7.4

Uitwerkingen Uitwerkingen 4.3.4

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie.

5 Formules en reactievergelijkingen

Oplossingen oefeningenreeks 1

Oefenopgaven BEREKENINGEN

Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4

Rekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Rekenen aan reacties. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

S S. Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo 140,71. Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle. Hoofdstuk 1 Atoombouw

Chemisch rekenen versie

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

Chemisch rekenen, zo doe je dat!

Rekenen aan reacties 4. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Hulp: kennisclips. Zelfstudieopdrachten voor volgende week

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

Cursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN Relatieve Atoommassa (A r)

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

2 Concentratie in oplossingen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Oefenopgaven REDOX vwo

Basis chemie Chemie 6 (2u)

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Atomen en elementen. Edelgasconfiguratie zouten en verbindingen. Inhaallessen Basis chemie 15/01/2012

Het smelten van tin is géén reactie.

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

LUMC SPECIALISTISCHE OPLEIDINGEN Tentamen Scheikunde voor operatieassistenten i.o. 2007

Chemisch rekenen versie

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. ijzeroxide 1 III 1

Aardolie is een zwart, stroperig mengsel van heel veel stoffen, wat door middel van een bepaalde scheidingsmethode in zeven fracties gescheiden wordt.

1) Stoffen, moleculen en atomen

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

woensdag 14 december :06:43 Midden-Europese standaardtijd

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

Wet van Behoud van Massa

Eén mol vrachtauto s wegen ook meer dan één mol zandkorrels en nemen ook veel meer ruimte in. Maar het aantal vrachtauto s in een mol is exact evengro

Chemisch rekenen versie

Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden

Hoofdstuk 5. Zouten HAVO

Hoofdstuk 4. Chemische reacties. J.A.W. Faes (2019)

Oefenopgaven BEREKENINGEN Inleiding Maak eerst de opgaven over dit onderwerp die bij havo staan. In dit document vind je alleen aanvullende opgaven.

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

Opgave 1. Opgave 2. b En bij een verbruik van 10 ml? Dan wordt de procentuele onnauwkeurigheid 2 x zo groot: 0,03 / 20 x 100% = 0,3% Opgave 3

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

2 e Internationale Chemieolympiade, Katowice 1969, Polen

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Oefenopgaven ZUREN en BASEN havo

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

In een reactieschema staan de beginstoffen en de reactieproducten van een chemische reactie.

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 3 Acidimetrie bladzijde 1

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 18 Oxidimetrie bladzijde 1

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Oefenvragen Hoofdstuk 5 Reacties en energie antwoorden. Vraag 1 Geef bij iedere blusmethode aan, welk onderdeel van de branddriehoek wordt weggenomen.

Oefenopgaven TITRATIES

Samenvatting Scheikunde H3 Reacties

Chemie 4: Atoommodellen

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

5-1 Moleculen en atomen

4 Verbranding. Bij gele vlammen ontstaat roet (4.1)

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

5 a de gele vlam wappert, is minder heet en geeft roet af b vlak boven de kern c met de gasregelknop d de brander is dan moeilijk aan te steken

ßCalciumChloride oplossing

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

3.1 Energie. 3.2 Kenmerken chemische reactie

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties

SCHEIKUNDE 4 HAVO UITWERKINGEN

Transcriptie:

Rekenen aan reacties (de mol) 1. Reactievergelijkingen oefenen: Scheikunde Deze opgaven zijn bedoeld voor diegenen die moeite hebben met rekenen aan reacties

1. Reactievergelijkingen http://www.nassau-sg.nl/scheikunde/tutorials/deeltjes/deeltjes.html http://users.telenet.be/wiskundehoekje/chemoef/reactievgl.htm http://users.telenet.be/wiskundehoekje/chemoef/reactievgl2.htm Geef de kloppende reactievergelijkingen met toestandsaanduidingen van de volgende reacties: 1. De ontleding van ammoniak in z`n elementen. 2. De volledige verbranding van vloeibaar koolstofdisulfide. 3. De vorming van vast aluminiumoxide uit het metaal aluminium en het gas zuurstof. 4. De ontleding van een waterstofperoxide oplossing in water en zuurstof. 5. De reactie waarbij het gas diwaterstofmonosulfide reageert met zwaveldioxide. Hierbij ontstaat naast vast zwavel ook water. 6. De vergisting van glucose, waarbij een glucose oplossing wordt omgezet in opgelost ethanol en het gas koolstofdioxide. 7. De volledige verbranding van hexaan. 8. Ammoniak reageert met zuurstof. Hierbij ontstaat naast stikstof ook waterdamp. 9. De ontleding van natriumchloride in z`n elementen. 10. De volledige verbranding van ether (C 2 H 5 OC 2 H 5 (l)) Rekenen aan reacties MAS 2

11. Een mengsel van koolstofmonooxide en waterstof is te maken door methaan te laten reageren met waterdamp. 12. Zwavelzuur kun je maken door zwavel te laten reageren met zuurstof en water. 13. In de katalysator van een auto worden de gassen koolstofmonoxide en stikstofmonooxide omgezet in koolstofdioxide en stikstof. 14. De volledige verbranding diwaterstofmonosulfide. 15. De volledige verbranding van magnesiumsulfide (MgS (s)). 16. De vorming van water uit z`n elementen 17. Een sacharose oplossing reageert met water tot een oplossing van glucose en fructose (C 6 H 12 O 6 (aq)) 18. De volledige verbranding van octaan 19. De ontleding van glucose in z`n elementen 20. De ontleding van ozon in zuurstof. 2. Berekeningen met de mol: http://members.chello.nl/lwjwo/sk-inf/ http://www.innato.nl/scheikunde/de_mol.php http://www.thiememeulenhoff.nl/assets/curie/lecture%20notes/massmolescsn7.html 1. Bereken het aantal mol in 1,0 gram H 2 CO 3. 2. Bereken de massa van 3,94 mol Ca 3 (PO 4 ) 2. 3. Bereken het aantal mol in 1,00 gram C 6 H 12 O 6. 4. Bereken de molaire massa van Sr 3 (PO 4 ) 2. Rekenen aan reacties MAS 3

5. Bereken de molaire massa van Mg(NO 3 ) 2. 6. Bereken het aantal mol in 1,00 gram H 2 O 2. 7. Bereken de massa van 2,90 mol NaCl. 8. Een hoeveelheid van de verbinding C 2 H 4 O 2 bevat 30,0 g koolstof. Hoeveel mol van deze verbinding is aanwezig? 9. Een hoeveelheid van de verbinding C 2 H 4 O 2 heeft een massa van 20,0 g. Hoeveel mol waterstof bevat de verbinding? 10. Bereken de massa in gram van 2,20 mol Ag 2 O. 11. Bereken het aantal mol in 1,00 gram H 3 PO 4. 12. Bereken de massa in gram van 4,6 mol I 2 (s). 13. Bereken hoeveel mol chloor er zit in 250 ml chloorgas 14. Bereken hoeveel mol Cu 2+ ionen er in 50 g kopersulfaat (CuSO 4 ) zitten. 15. Aceton is een vloeistof die in het dagelijks leven gebruikt wordt als nagellakremover. De formule van aceton is C 3 H 9 O. Hoeveel mol aceton zit er in 100 ml van de vloeistof aceton. 16. Hoeveel mol komt overeen met 250 ml kwik? 17. Bereken hoeveel gram 0,100 mol FeS 2 weegt? 3. Rekenen aan reacties 1. In een ruimte bevinden zich 112 gram natrium en 168,0 gram chloor. Men laat deze stoffen met elkaar reageren. Hierbij ontstaat maar één reactieproduct, natriumchloride (NaCl). a. Bereken welke stof in overmaat aanwezig is en hoe groot die overmaat is. b. Bereken hoeveel gram natriumchloride maximaal gevormd kan worden. Rekenen aan reacties MAS 4

2. Pyriet (FeS 2 ) wordt met zuurstof omgezet in ijzer(iii)oxide en zwaveldioxide. Men wil 300 kg pyriet volledig omzetten in ijzer(iii)oxide. a. Geef de reactievergelijking voor de reactie van pyriet met zuurstof. b. Hoeveel kg ijzer(iii)oxide kan hieruit gemaakt worden? c. Hoeveel m 3 zwaveldioxide ontstaat hierbij? 3. Azijnzuur, CH 3 COOH, kan op verschillende manieren worden gemaakt. In een modern proces reageren methanol (CH 3 OH) en koolstofmonoxide bij 180 C en 30 bar. Het rendement is dan 99%. a. Bereken hoeveel kilogram azijnzuur kan worden gemaakt met 50,0 kg methanol en voldoende koolstofmonoxide. 4. In de industrie wordt waterstofgas gemaakt door methaan en waterdamp te verhitten. Bij deze reactie ontstaat ook koolstofmonoxide. Bereken hoeveel methaan nodig is om 120 kg waterstof te vormen. 4. Molariteit 1. Je lost 10 gram sacharose (suiker) op in 200 ml water. a. Wat is de molariteit van deze suikeroplossing? b. Er verdampt 150 ml water, wat is nu de molariteit van de suikeroplossing? c. Je voegt 250 ml water toe en 15 gram suiker aan de oplossing van b, wat is nu de molariteit van de suikeroplossing? Rekenen aan reacties MAS 5

2. In 250 ml suikerwater zit 13,7 g suiker, C 12 H 22 O 11. Wat is de molariteit van de suikeroplossing? 3. Wanneer we aluminiumchloride oplossen lost de stof op en er ontstaan chlorideionen en aluminiumionen opgelost in water. Hetzelfde gebeurt bij het oplossen van kaliumchloride: er ontstaan kaliumionen en chloride-ionen opgelost in water. Aan 30 ml van een oplossing van 0,14 M aluminiumchloride wordt 45 ml 0,10 M kaliumchloride toegevoegd. Bereken de molariteit van de chloride-ionen na het mengen. 4. In een liter water kan maximaal 4,7 x 10-3 mol calciumsulfaat oplossen. Bereken hoeveel gram calciumsulfaat in een liter kan oplossen. 5. Bereken het aantal mol bariumchloride in 32,0 ml 0,44 mol/l bariumchloride. 6. Bereken de nieuwe concentratie wanneer je 25 ml 1,2 mol/l azijnzuur verdunt met 30 ml water. 7. In een voorraadkast staat een fles met 0,5 liter keukenzoutoplossing (NaCl). De concentratie is 0,53 mol/l. Je hebt een keukenzoutoplossing nodig die 7 gram per liter bevat. Bereken hoeveel liter oplossing je maximaal kunt maken als je de gehele inhoud van de voorraadfles gebruikt. 8. Jan lost 23,5 g watervrije soda (natriumcarbonaat) op in 1,234 L water. a. Bereken de de molariteit van deze soda oplossing. b. Bereken de natriumionen en de carbonaationen concentratie. Rekenen aan reacties MAS 6

Aan deze oplossing voegt Jan een 0,1 M zoutzuuroplossing {H+ (aq) + Cl- (aq)} toe. De carbonaationen reageren nu met het zoutzuur. Hierbij ontstaat koolstofdioxide en water. c. Geef de reactievergelijking voor de reactie tussen carbonaat en zoutzuur. d. Hoeveel ml zoutzuur moet Jan toevoegen om alle carbonaationen te laten weg reageren? 5. Oefenopgaven 1. IJzererts bestaat voor 82,0 massa% uit ijzer(iii)oxide (Fe2O3). Door ijzer(iii)oxide met koolstof te laten reageren ontstaat ijzer en koolstofdioxide. a. Bereken het massapercentage ijzer in ijzer(iii)oxide. b. Geef de reactievergelijking voor de omzetting van ijzer(iii)oxide in ijzer. c. Bereken hoeveel kg ijzererts je nodig hebt om 10 kg ijzer te maken. d. Bereken hoeveel kg koolstof nodig is om 10 kg ijzer te maken. 2. 9,6 gram ijzer en 15 g chloor reageren tot ijzer(iii)chloride. a. Bereken welke stof in overmaat is b. Bereken de hoeveelheid ijzer(iii)chloride die maximaal kan ontstaan 3. Calcium wordt gemaakt door calciumoxide bij hoge temperatuur te laten reageren met aluminium. Hierbij ontstaat ook aluminiumoxide. a. Bereken hoeveel mol aluminium nodig is voor de bereiding van 12,0 mol calcium b. Bereken hoeveel gram aluminium nodig is voor de bereiding van 560 g calcium Rekenen aan reacties MAS 7

4. Druivensap bevat per liter 200 g druivensuiker, C 6 H 12 O 6. Door vergisten wordt de druivensuiker omgezet in alcohol: C 6 H 12 O 6 2C 2 H 6 O + 2 CO 2 1,00 liter wijn bevat 96 g alcohol. Bereken het rendement van de gisting 5. Schoolkrijt bestaat uit een mengsel van gips, CaSO 4, en kalk, CaCO 3. De hoeveelheid kalk in schoolkrijt kan bepaald worden door azijnzuur, CH 3 COOH, toe te voegen aan een afgewogen hoeveelheid krijt en de hoeveelheid koolstofdioxide te meten. De reactie is: 2 CH 3 COOH + CaCO 3 H 2 O + CO 2 + Ca 2+ + 2 CH 3 COO - Gips reageert niet met azijnzuur. Aan 6,3 g schoolkrijt wordt 0,25 mol azijnzuur toegevoegd. Dit is een overmaat. Er ontstaat 1,3 g koolstofdioxide. a. Bereken hoeveel mol 6,3 g schoolkrijt is als dat voor 100% uit CaCO 3 zou bestaan. b. Doe ditzelfde voor het geval dat het voor 100% uit CaSO 4 zou bestaan. c. Toon met een berekening aan dat azijnzuur in overmaat aanwezig was. d. Bereken het massapercentage kalk in schoolkrijt e. Leg uit dat voor deze bepaling azijnzuur in overmaat aanwezig moet zijn 6. Bij de verbranding van fosfor ontstaat 42,57 g difosforpentaoxide. a. Bereken hoeveel gram zuurstof hiervoor is verbruikt. Rekenen aan reacties MAS 8

Men brengt in een fles, waarin zich 12,0 g zuurstof bevindt, een stukje witte fosfor (formule P 4 (s)) van 4,0 g. Men steekt met een hete breinaald het fosfor aan. Er ontstaat een witte rook. b. Ga door berekening na, of de fosfor volledig zal verbranden. c. Bereken hoeveel gram fosfor of zuurstof na reactie overblijft (als er iets van beiden overblijft) en bereken hoeveel gram verbrandingsproduct er ontstaat. 7. Om personen voor in een auto bij een botsing te beschermen is de 'airbag' (luchtkussen) ontwikkeld. In zo'n airbag is 83,0 gram natriumazide verwerkt. De formule van natriumazide is NaN 3 (s). Tijdens een botsing ontleedt de natriumazide razendsnel als volgt: 2 NaN 3 (s) 2 Na(s) + 3 N 2 (g) Bereken het volume van het gas in het luchtkussen, dat tijdens een botsing ontstaat (dichtheid N 2 : 1,25 kg/m 3 ). Rekenen aan reacties MAS 9

Antwoorden 1. Reactievergelijkingen 1. 2NH 3 (g) N 2 (g) + 3H 2 (g) 2. CS 2 (l) + 3O 2 (g) CO 2 (g) + 2SO 2 (g) 3. 4Al (s) + 3O 2 (g) 2Al 2 O 3 (s) 4. 2H 2 O 2 (aq) 2H 2 O (l) + O 2 (g) 5. 2H 2 S (g) + SO 2 (g) 3S (s) + 2H 2 O (l) 6. C 6 H 12 O 6 (aq) 2C 2 H6O (aq) + 2CO 2 (g) 7. 2C 6 H 14 (l) + 19O 2 (g) 12CO 2 (g) + 14H2O (l) 8. 4NH 3 (g) + 3O 2 (g) 2N 2 (g) + 6H 2 O (l) 9. 2NaCl (s) 2Na (s) + Cl 2 (g) 10. C 4 H 10 O (l) + 6O 2 (g) 4CO 2 (g) + 5H 2 O (l) 11. CH 4 (g) + H 2 O (g) CO (g) + 3H 2 (g) 12. 2S (s) + 3O 2 (g) + 2H 2 O (l) 2H 2 SO 4 (l) 13. 2CO (g) + 2NO (g) 2CO 2 (g) + N 2 (g) 14. 2H 2 S (g) + 3O 2 (g) 2H 2 O (l) + 2SO 2 (g) 15. 2MgS (s) + 3O 2 (g) 2MgO (s) + 2SO 2 (g) 16. 2H 2 (g) + O 2 (g) 2H 2 O (l) 17. C 12 H 22 O 11 (aq) + H 2 O (l) 2C 6 H 12 O 6 (aq) 18. 2C 8 H 18 (l) + 25O 2 (g) 16CO 2 (g) + 18H 2 O (l) Rekenen aan reacties MAS 10

19. C 6 H 12 O 6 (s) 6C (s) + 6H 2 (g) + 3O 2 (g) 20. 2O 3 (g) 3O 2 (g) 2. Berekeningen met de mol: 1. 1,6 x 10-2 mol H 2 CO 3. 2. 1,22 x 10 3 gram Ca 3 (PO 4 ) 2. 3. 5,55 x 10-3 mol C 6 H 12 O 6. 4. 452,82 gram/mol. 5. 148,33 gram/mol. 6. 2,94 x 10-2 mol H 2 O 2. 7. 169,5 gram NaCl. 8. 1,25 mol. 9. 1,33 mol. 10. 510 gram Ag 2 O. 11. 1,02 x 10-2 mol H 3 PO 4. 12. 1,2 x 10 3 gram I 2 (s). 13. 0,250 L*3,21 g/l = 0,8025 g Cl 2 0,8025 g/ 70,90g/mol = 0,0113 mol Cl 2 14. 50 g /159,6g/mol = 0,3133 mol CuSO 4 0,31 mol CuSO 4 0,31 mol Cu 2+ 15. 100 ml * 0,79 g/ml = 79 g C3H9O 79 g / 61,10 g/mol = 1,3 mol C3H9O 16. 250 ml * 13,5 g/ml =3,38 10 3 g Hg 3,38 103 g / 200,6 g/mol = 16,8 mol Hg Rekenen aan reacties MAS 11

17. 0,100 mol * 120,0 g/mol = 12,0 g FeS 2 3. Rekenen aan reacties 1. a. Na in overmaat met 3,00 gram. b. 277 gram NaCl. 2. a. FeS2 (s) + 11O2 (g) 2Fe2O3 (s) + 8SO2 (g) b. 300 kg FeS2 = 300.000 g FeS2 300.000g/120g/mol = 2500 mol FeS2 2500 mol FeS2 : 2500 x 2/4 mol Fe2O3 = 1250 mol Fe2O3 1250 mol *159,7 g/mol = 199.625 g Fe2O3 = 200 kg Fe2O3 c. 2500 mol FeS2 : 2500 x 8/4 mol SO2 = 5000 mol SO2 5000 mol * 64,06g/mol = 320300g SO2 = 320,3 kg SO2 320,3 kg /2,93 kg/m3 = 109 m3 SO2 3. a. 94 kg. 4. 318 kg methaan. Rekenen aan reacties MAS 12

4. Molariteit oefenmateriaal 1. a. 0,15 mol/l b. 0,58 mol/l c. 0,24 mol/l 2. 0,160 mol/l suiker 3. 0,23 mol/l. 4. 0,64 g calciumsulfaat. 5. 1,4 x 10-2 mol bariumchloride. 6. 0,55 mol/l azijnzuur. 7. 2,2 liter. 8. a. 23,5 g/ 106,0 g/mol = 0,2217 mol Na2CO3 molariteit 0,2217 mol/ 1,234 L =0,180 M Na2CO3-oplossing b. [Na+] = 2*0,180 mol/l = 0,359 mol/l, [CO32-] = 0,180 mol/l c. CO32- (aq) + 2 H3O+ (aq) 3H2O (l) + CO2 (g) d. 0,2217 mol CO32- : 0,2217 x2/1 = 0,4434 mol H+ 0,4434 mol/ 0,1 mol/l = 4 L zoutzuur = 4*10 3 ml zoutzuur Rekenen aan reacties MAS 13

5. Oefenopgaven 1. a. massa% ijzer in ijzer(iii)oxide = 2*55,85u/159,7u*100% = 69,94% b. 2Fe2O3 (s) + 3C (s) 4Fe (s) + 3CO2 (g) c. 10 kg/ 0,6994 = 14,30 kg Fe2O3 14,30 kg / 0,820 = 17 kg ijzererts 14 10000g /55,85g/mol = 179,1 mol Fe d. 179,1 mol Fe 179,1 *3/4 mol C = 134,3 mol C 134,3 mol * 12,01 g/mol = 1612,8 g C = 1,6 kg C 2. a. 8,12 x 10-3 mol Li b. 5,55 x 10-3 mol Li c. A: laagste prijs per mol Li. 3. a. Fe is in overmaat met 1,7 g b. 23 g ijzer(iii)chloride 4. a. 8,00 mol Al b. 251 gram aluminium 5. 94% 6. a. 6,3 x 10-2 mol CaCO 3 Rekenen aan reacties MAS 14

b. 4,6 x 10-2 mol CaSO 4 CH 3 COOH is in overmaat met 0,124 mol teveel c. 47 % d. anders reageert niet alle CaCO 3 7. a. 24,00 gram zuurstof. b. ja, zuurstof is in overmaat met 6,8 g. c. 9,2 g P 2 O 5. 8. 42,9 L N 2 Rekenen aan reacties MAS 15