Het schriftelijke vragenrecht van Provinciale Staten

Vergelijkbare documenten
referentie datum R14.052PdK/PvG november 2014

Quick Scan Schriftelijke vragen van PS. Onderzoeksplan

Diversiteit in Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en Eerste Kamer in 2011

Diversiteit in de Provinciale Staten

Formulier vragen raadslid/ fractiemedewerker aan college of burgemeester

Formulier vragen raadslid/ fractiemedewerker aan college of burgemeester

Persoonlijke gegevens raadsleden

Actieve informatieplicht

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009

namens Claudio F.M. Bruggink Verzonden: maandag 4 februari :47 Aan:

Workshop politieke instrumenten

Provinciale ambtsdragers Inleiding en werkwijze

v o o r d r a c h t 22 mei 2019 Documentnummer : , SG Dossiernummer: K2834

Provinciale Staten(lid) en het Provincierecht 25 juni 2019

DIGITAAL AFSCHRIFT 2015_BW_00289

Provincie Overijssel Rapport van feitelijke bevindingen fractievergoedingen

BESLUITENLIJST. Vaststelling agenda

Notitie raadsvragen in soorten en maten

Quickscan naar het PS-instrument schriftelijk vragenrecht. Provincie Gelderland

2. Instrumentenoverzicht Gemeenteraad Utrecht

VERORDENING AMBTELIJKE BIJSTAND EN FRACTIE- ONDERSTEUNING PROVINCIE LIMBURG 2010

UITVOERINGSREGELING OP GROND VAN ARTIKEL 5, 6 EN 7 VAN DE VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN PROVINCIE LIMBURG 2012

Onderzoeksrapport: Vrouwen in de gemeenteraden

Persoonlijke gegevens van wethouders

Polderen voor beginners

Beleid onderzocht door provinciale rekenkamers. uitgave 18 maart 2015

Wie bestuurt de provincie?

Diversiteit in Provinciale Staten

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Vrouwen in. de Provinciale Staten. Onderzoeksrapport

Twee bepalende kenmerken voor het stemgedrag bij PS2019

Wijzigingsvoorstellen Statuten en Huishoudelijk Reglement ter besluitvorming op C100

Provinciale Staten van Noord-Holland

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

PS-besluitenlijst nr. Groningen, 5 juli Besluiten Provinciale Staten 4 juli 2012

Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)

p e r s b e r i c h t

BESLUIT OPSCHRIFT. Vergadering van 8 oktober 2013

UITVOERINGSREGELING OP GROND VAN ARTIKEL 5, 6 EN 7 VAN DE VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN PROVINCIE LIMBURG 2017.

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Provincie Limburg 2017

Verslag. Dhr. Franssen (voorzitter) en dhr. Vermeulen (VVD)

Antwoord op Statenvragen PS Arnhem, 6 juni 2017 zaaknr

COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS - BESLUIT

Rapportage kenmerken politieke ambtsdragers

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Provincie Limburg 2016

Onderwerp: Statenvoordracht verbeteren werkwijze PS en commissies en aantal duocommissieleden

Provinciale Staten. Advies Commissie Werkwijze

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Provincie Limburg 2018

Samenvatting Maatschappijleer 1 Politiek

Vergadering Provinciale Staten van Overijssel op woensdag 24 mei 2017

gelezen de voordracht van de statencommissie Verkeer en Milieu, nummer 6913;

Bestuurslagen in Nederland rijksoverheid provinciale overheid gemeentelijke overheid

Verordening op de controle commissie en de commissie van voorbereiding van Provinciale Staten

Er zijn berichten van verhindering ontvangen van de heer Struijlaard (50Plus) en de heer Scheurwater (SGPenCU).

PS-besluitenlijst d.d. 25 en 26 juni 2008

Rekeningcommissie. : Middelen/CC&A Nummer commissiestuk : RC-0219 Datum : 9 november 2010 Bijlagen : -

Aan Provinciale Staten

Reglement van Orde voor de Statencommissies provincie Limburg 2018

De agenda wordt gewijzigd vastgesteld: het als agendapunt 13 geagendeerde voorstel PS/2016/763 HMO wordt omgezet naar hamerstuk.

Formulier schriftelijke vragen raadslid aan college of burgemeester

S T A T E N V O O R S T E L

Verordening ambtelijke bijstand provinciale staten van Drenthe

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 7

Advies informateurs na verkiezingen Provinciale Staten 2015

7 oktober 2015 Corr.nr , SG Nummer 62 / 2015 Zaaknr

DIGITAAL AFSCHRIFT 2015_BW_00798

Provinciale Staten Griffie. Aan Provinciale Staten. Behandeladviezen Procedurevergadering Provinciale Staten 20 november 2017

Workshop Verkiezingen

Onderzoek Provinciale verkiezingen 2015

Verkiezingsuitslagen Drechtsteden

CONCEPT-FUNCTIEPROFIEL

Formulier vragen raadslid/ fractiemedewerker aan college of burgemeester

Onderstaand treft u het voorstel voor het voeren van de gesprekken in de preformatie-fase.

VERKIEZINGSUITSLAG 2017

Verkiezingsuitslagen. Drechtsteden

Persoonlijke gegevens van Wethouders

Zo werkt de provincie Gelderland. De werkwijze van het bestuur

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

GEWIJZIGD. A. In artikel 13, tweede lid wordt gewijzigd zodat het komt te luiden als volgt:

Ruimte voor de Raad. Onderzoek naar de ontwikkeling van het debat in de Woerdense gemeenteraad heden. Ruimte voor de raad pagina 1

Aandachtspunten (wijziging) programmabegroting 2008 provincie Limburg

De Stemming van 19 mei 2019

Jubileumonderzoek Maurice de Hond

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Viering 100 jaar vrouwenkiesrecht; vrouwen in de Drentse politiek

PROVINCIALE STATENVERKIEZINGEN

Wie bestuurt de provincie?

provinciale staten van Noord-Brabant. ECLI:NL:RVS:2018:2216

Besluiten Provinciale Staten 24 juni 2015 Algemene Beschouwingen bij de Voorjaarsnota 2015

DIGITAAL AFSCHRIFT 2015_BW_00102

Gelet op artikel 33, eerste lid en artikel artikel 167, derde lid van de Provinciewet;

Besluitenlijst Provinciale Staten 29 mei 2019

Verdeling van beleidsportefeuilles

PS2011RGW : Statenvoorstel rapport Randstedelijke Rekenkamer Vitaal Platteland Provincie Utrecht. Ontwerp-besluit pag. 5

Provinciale Staten van Noord-Holland

DIGITAAL AFSCHRIFT 2015_BW_00021

Gemeenschappelijke Regeling Zuidelijke Rekenkamer Noord- Brabant en Limburg 2018

Persoonlijke gegevens raadsleden

Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium

Deze brochure is een uitgave van: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Postbus EA Den Haag

Transcriptie:

Het schriftelijke vragenrecht van Provinciale Staten

Het schriftelijke vragenrecht van Provinciale Staten Eindhoven, oktober 14 2 3

Inleiding Het schriftelijke vragenrecht is één van de instrumenten waarover leden van Provinciale Staten (PS) beschikken om invulling te geven aan hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol 1. Dit vragenrecht is gebaseerd op artikel 11, lid 1 van de Provinciewet: Een lid van Provinciale Staten kan Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning mondeling of schriftelijk vragen stellen. Het recht om schriftelijke vragen te stellen is verder uitgewerkt in het Reglement van Orde van PS. (zie bijlage) Voor meer informatie wordt verwezen naar deze publicatie, die geraadpleegd kan worden op de website van de Zuidelijke Rekenkamer: www.zuidelijkerekenkamer.nl In het onderzoeksrapport is ook een uitvoerig overzicht opgenomen van literatuur over het onderwerp. Om meer inzicht te krijgen in de toepassing van het schriftelijke vragenrecht in de provincies Limburg en Noord-Brabant heeft de Zuidelijke Rekenkamer een stage-opdracht geformuleerd. De opdracht bestond uit verschillende onderdelen: een inventarisatie van het feitelijk gebruik van schriftelijke vragen door leden van PS; een inhoudelijke analyse van de gestelde vragen; een onderzoek naar de ervaringen van leden van PS, griffie en vertegenwoordigers van de ambtelijke organisatie met de toepassing van het instrument. Dit achtergronddocument is gebaseerd op het onderzoek dat in het kader van de stage-opdracht onder verantwoordelijkheid van de Zuidelijke Rekenkamer in 14 is uitgevoerd. Het volledige onderzoek is gepubliceerd onder de titel: Het recht om af te vragen. 1 Andere instrumenten zijn het enquêterecht, recht van initiatief, amendement, interpellatie, mondelinge vragenrecht, recht op ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 4

1 Toepassing In het kader van het onderzoek is allereerst het feitelijk gebruik van het schriftelijke vragenrecht in kaart gebracht. Voor de periode 03 13 is in dat verband nagegaan hoeveel vragen zijn gesteld en wat het gemiddelde aantal vragen per bestuursperiode was. Vervolgens is voor twee peiljaren (09 en 13) de verdeling van de vragen over coalitie en oppositie in beeld gebracht, alsook het aantal vragen uitgesplitst naar fracties en het aantal vragen dat gezamenlijk werd ingediend. Limburg De mate waarin leden van PS in Limburg gebruik maken van het schriftelijke vragenrecht wisselt door de jaren heen. 0 180 160 140 1 0 80 60 40 0 03 123 Aantal schriftelijke vragen PS Limburg 03-13 04 8 0 84 06 70 07 117 08 186 09 181 12 11 11 12 163 13 131 Bestuursperiode 2 01/04/07-01/04/11 01/04/11-01/0/12 01/06/12-01/01/14 Aantal vragen 643 184 217 Gemiddeld per maand Noord-Brabant In Noord-Brabant is er in de loop der jaren een duidelijke stijging te zien, met een forse toename vanaf 11. 0 180 160 140 1 0 80 60 40 0 Het gemiddelde aantal vragen per maand neemt in Noord-Brabant per bestuursperiode bijna evenredig toe. 13,4 14,2 11,4 Aantal schriftelijke vragen PS Noord-Brabant 03-13 03 39 04 2 Bestuursperiode 01/04/03-01/04/07 0 42 06 44 07 61 08 79 Aantal vragen 183 09 74 89 11 180 12 184 13 166 Gemiddeld per maand 3,8 01/04/07-01/04/11 3 6,7 Uitgesplitst naar de verschillende bestuursperiodes, ontstaat het volgende beeld voor Limburg van het gemiddelde aantal vragen per maand. 01/04/11-01/01/14 04 1,3 2 Geen gegevens beschikbaar per maand voor de periode 03-06 6 7

Voor beide provincies zijn in het kader van dit onderzoek alle schriftelijke vragen van PS uit 09 en 13 geanalyseerd. Daarmee werd informatie verkregen uit twee bestuursperiodes (07-11 en 11-1). Voor 09 en 13 is gekozen omdat deze jaren midden in de bestuursperiode vallen en daarom verwacht mogen worden het meest stabiel te zijn: minder vertekening als gevolg van de (opmaat naar) verkiezingen, de formatie van een nieuw college van GS en de opstart van PS in nieuwe samenstelling. In totaal zijn er in Limburg in deze twee jaren 312 Statenvragen ingediend. In 09 bedroeg het aantal schriftelijke vragen 181, in 13 ging het om 131 vragen. In dezelfde periode dienden Brabantse Statenleden in totaal 240 Statenvragen in, waarvan 74 in 09 en 166 in 13. januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december Aantal schriftelijke vragen per maand 0 30 40 0 60 70 19 12 6 12 7 9 14 14 1 1 1 19 18 16 6 8 4 7 8 4 1 18 1 13 8 1 16 4 1 1 9 21 Limburg 09 Limburg 13 N-Brabant 09 N-Brabant 13 7 12 2 18 9 7 13 11 14 16 Het aantal vragen dat wordt gesteld, vertoont een duidelijke spreiding door het jaar heen (zie grafiek rechtsboven). Oppositie - Coalitie verdeling 0 0 0 10 0 Verdeling van de Statenvragen over de fracties Limburg 09 Limburg 13 141 38 2 88 42 1 N-Brabant 09 0 22 2 Onderzoek naar het gebruik van schriftelijke vragen door leden van de Tweede Kamer laat zien dat de meeste vragen door de oppositie worden gesteld. Dat geldt ook voor de onderzochte jaren in de provincies Limburg en Noord-Brabant. In de grafiek rechtsonder op pagina 9 wordt de verdeling van het totale aantal Statenvragen over coalitie en oppositie weergegeven. N-Brabant 13 141 Oppositie Coalitie Samen 24 1 8 9

Limburg De provincie Limburg kende in 09 een coalitie van CDA en PvdA. Deze twee partijen dienden gezamenlijk of afzonderlijk in totaal 38 vragen in, terwijl de oppositie in dat jaar 141 vragen (78%) voor haar rekening nam. Twee vragen werden gezamenlijk door een partij van coalitie en oppositie ingediend. Aantal vragen Limburg 09 CDA 0 30 30 40 0 60 In 13 vormden CDA, VVD en PvdA het college van GS in Limburg. Dit college trad in juni 12 aan, nadat de eerdere coalitie van VVD, CDA en PVV in april 12 was gevallen. De coalitie stelde 42 vragen in 13, terwijl de oppositie tekende voor 88 vragen. Er werd één vraag door coalitie en oppositie gezamenlijk ingediend. Wat opvalt is dat in 09 vragen door twee of meerdere fracties gezamenlijk werden ingediend, terwijl deze vorm van samenwerking in 13 slechts tot één gezamenlijk ingediende vraag leidde. De grafieken op pagina en 11 tonen de verdeling van het aantal gestelde vragen per fractie in Limburg. VVD 34 SPD 13 PvdD SP 7 2 Aantal vragen Limburg 13 GroenLinks 17 0 30 40 0 60 D66 3 CDA 18 PNL 9 D66 PvdA 6 GroenLinks GL+CDA+PvdA 1 PVV 18 SP+SPD+PvdD 1 PvdA 12 SP+VVD 1 SP 39 PvdA+PNL 1 PvdA+CDA 2 PvdD+D66+SPD+GL 1 PvdD+D66+SPD+SP+GL 2 PvdA+D66+SPD+PvdD+GL+SP 1 VVD OSL PLD 0PLUS 1 VVD+CDA+0PLUS+PvdA 1 8 7 12 11

Noord-Brabant De provincie Noord-Brabant had in 09 een coalitie van CDA, VVD en PvdA. Deze partijen dienden gezamenlijk of afzonderlijk 22 schriftelijke vragen in, de oppositie 0. Samenwerking tussen coalitie en oppositie leverde twee schriftelijke vragen op. In 13 was er in Noord-Brabant een coalitie van VVD, CDA en SP. De coalitie diende in dat jaar 24 schriftelijke vragen in, terwijl de oppositie 141 vragen stelde. Dat is 8 % van het totaal aantal door PS gestelde vragen. Eén vraag werd gezamenlijk ingediend door de coalitie en oppositie. De grafieken op pagina 12 en 13 tonen de verdeling van het aantal gestelde vragen per fractie in Noord-Brabant. Aantal vragen Noord-Brabant 13 0PLUS 1 CDA D66 GroenLinks PvdD PvdA PVV SP VVD 0 4 7 6 9 9 31 30 9 40 0 60 Aantal vragen Noord-Brabant 09 OSN OSN+PvdD 1 12 0 30 40 0 60 CDA+PvdA 1 CDA 11 PvdA+D66 1 D66 8 PvdA+D66+GL GroenLinks 3 PvdD 8 PvdA 6 SP Brabantse Partij 2 ChristenUnie-SGP 4 VVD 4 D66+SP 1 PvdA+CDA 1 SP+VVD+PvdA 2 24 Sommige Statenleden stellen significant meer schriftelijke vragen dan hun collega s. In Noord-Brabant namen in beide onderzochte jaren drie PS-leden samen een derde van het totaal aantal vragen voor hun rekening. In Limburg was dat in 13 eveneens het geval. Voor 09 gold in Limburg dat de top-drie vragenstellers samen tekenden voor een vijfde van het aantal vragen. 12 13

2 Inhoud De top-drie vragenstellers waren afkomstig van de volgende fracties. Tussen haakjes het aantal door dat Statenlid gestelde vragen. Limburg 09 (181) SPD (13) SP (11) GroenLinks () Noord-Brabant 09 (74) D66 (8) Partij voor de Dieren (8) SP (8) Limburg 13 (131) SP (2) PVV (14) GroenLinks (9) Noord-Brabant 13 (166) Partij voor de Dieren (31) Onafhankelijke Statenfractie Noord-Brabant (12) PVV (11) In 13 namen in Limburg en Noord-Brabant een lid van de SP en van de Partij voor de Dieren ieder 19 % van het aantal gestelde vragen voor hun rekening. In het onderzoek is ook gekeken op welke beleidsvelden de schriftelijke vragen betrekking hebben. Om een vergelijking in de tijd en tussen de beide provincies mogelijk te maken, is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de indeling in provinciale kerntaken zoals door het IPO gehanteerd. Deze kerntaken zijn: duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer; milieu, energie en klimaat; vitaal platteland; regionale bereikbaarheid; regionale economie; culturele infrastructuur en monumentenzorg; kwaliteit openbaar bestuur. Aan deze zeven kerntaken zijn drie extra categorieën toegevoegd, namelijk: jeugdzorg, bedrijfsvoering en een categorie overig. Jeugdzorg is toegevoegd, omdat dit beleidsterrein in 09 en 13 nog een provinciale kerntaak vormde. Bedrijfsvoering is opgenomen omdat schriftelijke vragen ook betrekking kunnen hebben op de manier waarop het provinciale bedrijf wordt georganiseerd en aangestuurd. Daarnaast blijkt in de praktijk dat veel vragen gesteld worden over onderwerpen die geen directe relatie hebben met de kerntaken van de provincie. Deze vragen zijn ondergebracht in de categorie overig. De resultaten van de analyse worden weergegeven in de tabellen op pagina 16. 14 1

1 Schriftelijke vragen naar beleidsveld Absoluut Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer Limburg Limburg Noord- Brabant Noord- Brabant 09 13 09 13 18 6 19 Opmerkelijk is dat de meeste vragen behoren tot de categorie overig : een op de vijf vragen valt in die categorie. 2 3 4 6 7 8 9 Milieu, energie en klimaat Vitaal platteland Regionale bereikbaarheid Regionale economie Culturele infrastructuur en monumentenzorg Kwaliteit openbaar bestuur Jeugdzorg Bedrijfsvoering 16 1 27 2 22 12 4 14 19 23 16 3 9 16 9 3 1 4 21 24 1 8 17 4 18 In Noord-Brabant zijn veel vragen gesteld over vitaal platteland. Het zijn vooral vragen over natuur, recreatie, landbouw, milieukwaliteit en sociaaleconomische vitaliteit. De vragen die gesteld zijn in Limburg, hebben vooral betrekking op de regionale economie en het regionale vervoer en bereikbaarheid. Overig Totaal Schriftelijke vragen naar beleidsveld Relatief 32 181 26 131 Limburg Limburg 16 74 Noord- Brabant 30 166 Noord- Brabant 09 13 09 13 Opmerkelijk is dat er weinig vragen werden gesteld over jeugdzorg, terwijl dit in deze jaren nog een kerntaak van de provincie was. Ook in 13, in de aanloop naar de transitie van de jeugdzorg, zijn er niet veel vragen gesteld over dit onderwerp. 1 2 3 4 6 7 8 Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer Milieu, energie en klimaat Vitaal platteland Regionale bereikbaarheid Regionale economie Culturele infrastructuur en monumentenzorg Kwaliteit openbaar bestuur Jeugdzorg % 9% 8% 1% 14% 12% 7% 2% 4% 11% 4% 1% 18% 12% 8% 2% 8% 12% 22% 12% 7% 4% 1% % 11% 13% 14% 9% % % 6% 2% Beleidsvelden die in beide provincies in 13 relatief meer aandacht kregen dan in 09, zijn: milieu, energie en klimaat; kwaliteit openbaar bestuur; bedrijfsvoering. Het aandeel vragen over vitaal platteland nam in beide provincies af (zij het dat in Noord-Brabant in absolute zin nog steeds veel vragen over dit beleidsveld werden gesteld). 9 Bedrijfsvoering 6% 8% 7% 11% Overig 18% % 22% 18% 16 17

3 Beantwoordingstermijnen Om een vergelijking te kunnen maken van de beantwoordingstermijnen, is voor beide provincies een zelfde indeling in categorieën gehanteerd: minder dan dagen, tot dagen, tot 30 dagen, 30 tot 60 dagen en meer dan 60 dagen. 3 Limburg Artikel 38 lid 4 van het Reglement van Orde van PS van Limburg stelt dat beantwoording van schriftelijke Statenvragen zo spoedig mogelijk plaatsvindt, maar in ieder geval binnen 30 dagen. De procedure daarna is als volgt. De door GS vastgestelde antwoorden worden aan de griffie aangeboden, die deze vervolgens gelijktijdig op de lijst van ingekomen stukken en op de provinciale website plaatst. In 09 heeft de beantwoording van 40 schriftelijke vragen (22 %) langer geduurd dan deze 30 dagen. Er zijn in totaal 32 uitstelberichten verstuurd. Dit zijn berichten van GS aan de vragensteller dat de beantwoording zal geschieden op een later tijdstip. In 4 van deze gevallen werden de vragen uiteindelijk wel binnen de 30 dagen beantwoord. Voor 12 Statenvragen geldt dat deze buiten de termijn zijn beantwoord, zonder dat er een uitstelbrief naar de vragensteller werd verstuurd. Dit komt neer op ongeveer 7% van alle beantwoordingen. In 13 is in Limburg 66% van de vragen binnen 30 dagen beantwoord. De snelste beantwoording geschiedde binnen één dag; voor de langste beantwoording waren 1 dagen nodig. In 13 werden 44 (34%) van de schriftelijke vragen na 30 dagen beantwoord. Er zijn in totaal 39 uitstelberichten verstuurd, waarvan er 4 uiteindelijk wel binnen de 30 dagen zijn beantwoord. Voor 9 Statenvragen geldt dat deze buiten de termijn zijn beantwoord, zonder dat er een uitstelbrief naar de vragensteller is verstuurd. Dit komt evenals bij Limburg neer op ongeveer 7% van de ingediende Statenvragen. Het aandeel Statenvragen dat binnen 30 dagen werd beantwoord, nam in Limburg af van 78% in 09 tot 66% in 13. Termijn van beantwoording Limburg 09 Aantal vragen (totaal 181): 0 Minder dan dagen tot dagen 9,0% 21,79% 40 60 80 0 1 tot 30 dagen 46,37% 3 Voor het bepalen van de termijnen is er uitgegaan van de datum die is te vinden op de antwoordbrief en dus niet de datum waarop de schriftelijke beantwoording is binnengekomen bij de griffie. 30 tot 60 dagen Meer dan 60 dagen,11% 2,23% 18 19

Termijn van beantwoording Limburg 13 Aantal vragen (totaal 131): 0 40 60 80 Minder dan dagen 6% 0 1 teruggebracht tot 0%. In een geval werd er een uitstelbericht verzonden binnen 4 weken en dan geldt dat de beantwoording binnen de termijn plaats heeft gevonden. tot dagen % tot 30 dagen 40% 30 tot 60 dagen Meer dan 60 dagen 3% 30% Termijn van beantwoording Noord-Brabant 09 Aantal vragen (totaal 74): 0 40 60 80 0 1 Noord-Brabant In artikel 43 lid 3 van het Reglement van Orde van PS Noord-Brabant staat dat beantwoording van de Statenvragen zo spoedig mogelijk plaatsvindt, maar in ieder geval binnen 4 weken nadat de vragen zijn binnengekomen. Minder dan dagen tot dagen tot 30 dagen 30 tot 60 dagen Meer dan 60 dagen 28% 41% % 8% 3% Termijn van beantwoording Noord-Brabant 13 De procedure daarna is als volgt. De vragensteller krijgt via de mail als eerste een persoonlijk antwoord op zijn of haar vragen onder vermelding van de datum waarop GS het antwoord hebben vastgesteld. Een dag later worden de antwoorden ook op de provinciale website geplaatst. Aantal vragen (totaal 166): 0 Minder dan dagen tot dagen 24% tot 30 dagen 4% 30 tot 60 dagen 0% 40 60 72% 80 0 1 Uit een analyse van de data van de ingediende Statenvragen en gegeven antwoorden in 09 blijkt dat in Noord- Brabant 89% binnen de gestelde termijn beantwoord is. In 13 was dit percentage opgelopen tot 0%. Meer dan 60 dagen 0% In 09 zijn 8 (11%) van de totaal ingediende vragen na 30 dagen beantwoord. In één van deze gevallen werd een uitstelbericht verstuurd. In 13 was dit percentage 21

4 Ervaringen betrokken partijen In het kader van het onderzoek zijn schriftelijke enquêtes gehouden onder leden van PS en vertegenwoordigers van de ambtelijke organisatie die als behandelend ambtenaar in 13 betrokken waren bij de beantwoording van schriftelijke vragen. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met Oud-Statenleden, met de beide griffiers en met medewerkers van de griffie. Aan deze enquêtes en interviews is een aantal observaties en ervaringen ontleend, die hieronder kort worden weergegeven. Statenleden Het schriftelijke vragenrecht wordt door de meeste Statenleden als één van de belangrijkste instrumenten gezien waarover PS beschikken. Het recht van initiatief en het recht van amendement zijn de andere twee instrumenten die Statenleden gemiddeld genomen het belangrijkst vinden. Het schriftelijke vragenrecht dient niet zozeer als het recht op inlichtingen, zoals dat voor Statenleden in de Provinciewet is opgenomen, maar wordt vooral voor andere, meer politieke doeleinden gebruikt. Dit betekent dat er vaak eerst informatieve vragen worden gesteld en daarna controlerende vragen. De Oud-Statenleden geven aan dat met schriftelijke vragen vooral beoogd wordt om de aandacht op een bepaald thema te vestigen en publiciteit te genereren. Het stellen van de vraag wordt door sommige Oud- Statenleden in dat verband als belangrijker beschouwd dan het antwoord erop. De huidige Statenleden zijn verder positief over de tijdigheid en de juistheid van de beantwoording van de schriftelijke vragen. Meer dan de helft van de Statenleden is negatief over de volledigheid van de beantwoording. Een discussie in Statencommissie en/of PS is de meest voorkomende vervolgactie op een schriftelijke vraag. Het schriftelijke vragenrecht wordt door de zittende Statenleden bij uitstek een geschikt instrument gevonden om van GS een verantwoording te vragen van het gevoerde beleid. Naar de mening van de Statenleden is dit de belangrijkste functie. 4 Uit een documentenanalyse blijkt dat deze functie vaak samengaat met de functie informatie vragen. 4 Aan het stellen van schriftelijke vragen kunnen de volgende functies worden toegekend: informatie krijgen; aandacht vestigen op een bepaald thema; beïnvloeden van de besluitvorming; controleren van GS; publiciteit; onder de aandacht brengen van hetgeen in de samenleving speelt. 22 23

Griffie In de interviews met de beide griffiers en medewerkers van griffies is gevraagd naar de procesgang rondom schriftelijke vragen en de wijze waarop de formulering van vragen tot stand komt. Het Statenlid neemt zelf de beslissing om schriftelijke vragen te stellen en is ook zelf verantwoordelijk voor de inhoud en formulering ervan. Uiteraard kan/zal een Statenlid hierover eerst overleggen binnen zijn of haar fractie en in voorkomende gevallen met andere fracties, maar er is buiten de vragensteller om geen check op de inhoud (in Limburg soms een marginale toets bij de griffie op vorm en spelling). De eis waaraan een schriftelijke vraag moet voldoen, namelijk zakelijk en nauwkeuring, dan wel kort en duidelijk, zoals vastgelegd in het Reglement van orde, is meer op te vatten als een inspanningsverplichting dan een vereiste. Er vindt hierop geen controle plaats. Vanuit de griffie wordt gesignaleerd dat er nogal wat technische vragen zijn, die in de vorm van een schriftelijke vraag worden gegoten. De informatie waar in die gevallen om wordt gevraagd, zou ook anders en waarschijnlijk sneller kunnen worden vergaard. Bijvoorbeeld wanneer een Statenlid rechtstreeks contact zou kunnen opnemen met de betreffende ambtenaar. In Limburg wordt de beantwoording van schriftelijke vragen regelmatig uitgesteld. Er is geen limiet verbonden aan het aantal keren dat beantwoording van een schriftelijke vraag mag worden uitgesteld. In Noord-Brabant komt een uitstel van beantwoording (met één uitzondering in 09) niet voor. Door beide griffies wordt aangegeven dat zij voor de griffie een mogelijke meerwaarde zien bij het zo effectief en efficiënt mogelijk inzetten van het schriftelijke vragenrecht. Indien PS leden dat wensen, zijn zij graag bereid hierin een rol te spelen. Ambtelijke organisatie Een ruwe schatting van het tijdbeslag dat met het beantwoorden van schriftelijke vragen is gemoeid, komt uit op ongeveer 1, dag per vraag. De meeste ambtenaren vinden dat de aanleiding en reden voor het stellen van vragen vaak helder zijn en ook dat de vragen duidelijk zijn gesteld. De mening van de betrokken ambtenaren is negatiever, als het gaat om de vraag of de vragen kort en bondig zijn. De termijn waarbinnen de vragen conform het Reglement van orde dienen te worden beantwoord, wordt door de meeste ambtenaren als toereikend beoordeeld. 24 2

Aandachtspunten Op de vraag of er in de ambtelijke organisatie naar aanleiding van schriftelijke vragen vervolgacties worden ondernomen, wordt aangegeven dat dat soms het geval is. In dat verband wordt gemeld dat bepaalde thema s meegenomen worden in het verdere beleidsvormingsproces. Ook is er soms, als gevolg van een schriftelijke vraag, extra aandacht voor de wijze van communiceren richting burgers. Een beantwoording van een schriftelijke vraag is doorgaans een opmaat naar agendering in Statencommissie en /of PS, waarin wordt doorgevraagd over het onderwerp. Dit vergt dikwijls aanvullende ambtelijke bemoeienis. In een enkel geval leidden vragen tot aanpassing of verduidelijking beleid/werkwijze en aanvullende onderzoeken. Ambtenaren geven aan dat de gestelde vragen de organisatie scherp houden. Ook maken de vragen soms duidelijk dat ambtelijk reeds in gang gezette acties ondersteund worden door PS. Wanneer vragen onduidelijk zijn, wordt er soms contact met de vragensteller(s) opgenomen over de achtergrond van de vraag, zodat daar een meer gericht antwoord op gegeven kan worden. Voor een doeltreffende inzet van het schriftelijke vragenrecht is het goed om periodiek, bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe bestuursperiode, afspraken te maken tussen PS en GS over de toepassing van de verschillende instrumenten waarover PS beschikken. Met name een scherpere afweging van keuze van het instrument, van de timing en de concrete informatie en actie waar om gevraagd wordt, is in dat verband belangrijk. Wat het vragenrecht betreft zou daarbij het doel moeten zijn om een situatie te voorkomen die volgens Enthoven voor de Tweede Kamer geldt: De uitwisseling van informatie tussen regering en parlement bij het formuleren en beantwoorden van mondelinge of schriftelijke vragen is regelmatig weinig productief. Het is te vaak een schimmig spel met niet ter zake doende vragen en nietszeggende antwoorden. De volgende aandachtspunten kunnen betrokken worden bij deze afspraken. Periodiek tegen het licht houden van regelgeving. In dat verband valt het op dat het huidige Reglement van Orde in Limburg en Noord-Brabant op een aantal punten van elkaar verschilt. Dat geldt onder andere voor: het al dan niet expliciet vermelden van de mogelijkheid om aan de Commissaris van de Koning Guido Enthoven, Hoe vertellen we het de Kamer? Een empirisch onderzoek naar de informatierelatie tussen regering en parlement; Eburon Delft, 11; bladzijde 43 26 27

Bijlage schriftelijke vragen te stellen; de eisen die aan vragen gesteld worden; het proces van indiening van vragen; de vermelding van de mogelijkheid om een mondeling antwoord op een vraag te krijgen; de rol van de griffie; de rol van een commissievoorzitter. Een expliciete afweging over het al dan niet inzetten van het instrument schriftelijke vragen, met een weloverwogen keuze voor mondelinge, dan wel schriftelijke vragen. Een duidelijker onderscheid tussen technische (op feiten gerichte) en schriftelijke vragen. Nagegaan kan worden welke ondersteunende rol de griffie kan spelen met het oog op het zo scherp mogelijk inzetten van het instrument. Afspraken over beantwoordingstermijnen en over de mate waarin en de omstandigheden waaronder gebruik gemaakt kan worden van het uitstellen van beantwoording. Afspraken over contact tussen vragensteller en ambtelijke organisatie over de achtergrond en duiding van vragen. Het monitoren van de impact die het instrument heeft op de ambtelijke organisatie. Reglement van orde Provinciale Staten Limburg 12 Artikel 38. Schriftelijke vragen 1 Een Statenlid kan aan Gedeputeerde Staten alsmede de Commissaris van de Koning(in) schriftelijk vragen stellen betreffende het door Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris van de Koning(in) gevoerde bestuur. 2 Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Is de gewenste wijze van beantwoording niet vermeld, dan volgt schriftelijke beantwoording. 3 De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige Statenleden en leden van Gedeputeerde Staten worden gebracht. 4 Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende Statenvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de verantwoordelijke gedeputeerde of de Commissaris van de Koning(in) voor het verstrijken van de termijn de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis. Daarbij 28 29

wordt aangegeven binnen welke termijn beantwoording alsnog zal plaatsvinden. De antwoorden worden door Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris van de Koning(in) aan de leden van Provinciale Staten toegezonden. 6 De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende Statenvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde Statenvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen over het door de Commissaris van de Koning(in) of Gedeputeerde Staten gegeven antwoord, tenzij Provinciale Staten anders beslissen. Reglement van orde Provinciale Staten Noord- Brabant 12 Artikel 43. Schriftelijke vragen 1 Ieder lid kan, ook wanneer geen vergadering wordt gehouden, aan Gedeputeerde Staten vragen stellen over het door hen gevoerde bestuur. 2 De vragen, bedoeld in het eerste lid, worden nauwkeurig en zo zakelijk mogelijk omschreven, bij Gedeputeerde Staten ingediend. 3 Gedeputeerde Staten antwoorden zo spoedig moge- lijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de vragen. 4 De termijn, bedoeld in het vorige lid, wordt gesteld op zes weken indien de termijn van vier weken afloopt binnen de voor de regio Zuid officieel vastgestelde zomervakantie voor het voortgezet onderwijs. De voorzitter zendt de tekst van de vragen en van het schriftelijke antwoord daarop onverwijld door aan de leden van Provinciale Staten. 6 Gedeputeerde Staten kunnen de voorzitter van de desbetreffende statencommissie verzoeken de vragen niet schriftelijk, maar mondeling te mogen beantwoorden, wanneer mondelinge beantwoording binnen vier weken na ontvangst van de vragen mogelijk is. 7 Indien Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het vorige lid indienen, besluit de voorzitter van de desbetreffende statencommissie of de mondelinge beantwoording wordt opgenomen in de conceptagenda van de eerstvolgende vergadering van de desbetreffende statencommissie. 8 De commissievoorzitter wijst het verzoek als bedoeld in het zesde lid in ieder geval af, indien de vragensteller als bedoeld in het eerste lid bezwaar heeft tegen mondelinge beantwoording. 30 31

9 Indien binnen vier weken na het indienen van de vragen, bedoeld in het tweede lid, een vergadering van de desbetreffende statencommissie zal plaatsvinden, kan de vragensteller Gedeputeerde Staten verzoeken de vragen niet schriftelijk maar mondeling te beantwoorden. 32 33

Colofon Fotografie: Henk van den Berg, Oss Vormgeving: Henk van den Berg Creatieve Communicatie, Oss Artikelen of delen daarvan mogen alleen uit deze publicatie worden overgenomen met bronvermelding en goedkeuring van de Zuidelijke Rekenkamer. 34 3

ISBN 978-90-8768-047-3 Postbus 00 600 CA Eindhoven Keizersgracht 611 GB Eindhoven tel. 040-232 93 38 www.zuidelijkerekenkamer.nl