Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Vergelijkbare documenten
Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Datum: 23 februari 2007 Rapportnummer: 2007/038

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Rapport. Op het verkeerde been

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Rapport. Datum: 26 maart 2007 Rapportnummer: 2007/051

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Datum: 27 februari Rapportnummer: 2014/012

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 8 juni 1998 Rapportnummer: 1998/216

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

Rapport. Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/232

3. Op 18 augustus 2006 was de betaling van het transactiebedrag door justitie ontvangen.

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK te Den Haag. Datum: 14 augustus Rapportnummer: 2013/099

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden. Datum: 16 augustus Rapportnummer: 2013/110

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Rapport over een klacht over Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid uit Dordrecht. Datum: 23 december Rapportnummer: 2011/367

Rapport. Rapport over een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie te Utrecht. Datum: 12 december Rapportnummer: 2013/190

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau en/of het Openbaar Ministerie. Datum: 14 november 2011

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Met name klaagt verzoeker erover dat de officier van justitie te Zutphen:

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport. Vergoeding griffierecht na bijna één jaar uitbetaald. Oordeel

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Beoordeling. h2>klacht

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

Beoordeling Bevindingen

Een onderzoek naar een onduidelijk instemmingsformulier bij een taakstrafaanbod van het Openbaar Ministerie.

Rapport. Gegoochel met facturen

Rapport. Datum: 13 september Rapportnummer: 2012/149

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Een onderzoek naar het door het Centraal Justitieel Incassobureau terugstorten op een verkeerde rekening van een ten onrechte geïnd geldbedrag.

Rapport. Datum: 2 mei 2006 Rapportnummer: 2006/178

Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag.

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten bv uit Den Haag. Datum: 27 april 2011

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Rapport 1993/563, Nationale ombudsman, 13 augustus 1993

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam:

Niet waarschuwen, wel bekeuren Dienst Stadstoezicht

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/Limburg. Datum: 24 november Rapportnummer: 2011/348

Rapport. De behandeling van een bezwaarschrift. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/044

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand.

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Datum: 10 augustus Rapportnummer: 2011/243

3. De RDW antwoordde verzoekers moeder bij brief van 16 maart 2009 onder meer:

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/207

Beoordeling. I Bevindingen. h2>klacht

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 26 februari 1999 Rapportnummer: 1999/074

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/181

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK Bijzondere Zorgkosten b.v. uit Den Haag. Datum: 15 augustus Rapportnummer: 2011/250

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie. en het Centraal Justitieel Incassobureau.

Rapport. Datum: 28 januari 2011 Rapportnummer: 2011/026

Rapport. Rapport over een klacht over gerechtsdeurwaarder X te Rotterdam. Datum: 6 april Rapportnummer: 2012/058

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 10 juli 2012 en bij het secretariaat ingeboekt op 11 juli 2012 onder nummer

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk gegrond.

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Een onderzoek naar klachtbehandeling door de Sociale Dienst Drechtsteden

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059

Rapport. Datum: 24 januari 2006 Rapportnummer: 2006/024

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK te Den Haag. Rapportnummer: 2012/018

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/400

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Beoordeling Conclusie Onderzoek Bevindingen Klacht Verzoeker klaagt er over dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) de door hem op 26 november 2007 gedane betaling van 50 zodanig traag heeft verwerkt dat pas eind september 2008 werd geconstateerd dat bij de betaling een verkeerd betalingskenmerk was vermeld. Omdat verzoeker tot begin oktober 2008 in de veronderstelling verkeerde dat hij het transactievoorstel had geaccepteerd, heeft hij op basis van de bijgevoegde informatie de begin september 2008 ontvangen dagvaarding genegeerd. Daarna is hij door de kantonrechter bij verstek tot een hoger bedrag dan het aanvankelijk betaalde bedrag veroordeeld. I. Algemeen 1. Verzoeker werd op 7 oktober 2007 bekeurd wegens het niet tonen van een visvergunning. 2. Met dagtekening van 6 november 2007 is aan verzoeker een transactievoorstel met betalingskenmerk 100734641725 van het CJIB verstuurd om 50 te betalen. 3. Op 26 november 2007 betaalde verzoeker het bedrag van het transactievoorstel met betalingskenmerk 100734541725 per giro. 4. In augustus 2008 ontving verzoeker een dagvaarding om als verdachte op 3 september 2008 bij het kantongerecht te verschijnen. 5. Verzoeker verschijnt niet bij het kantongerecht en ontvangt op 3 oktober 2008 een aanschrijving van het CJIB naar aanleiding van het vonnis van de kantonrechter.

3 Verzoeker moet 60 betalen. 6. Verzoeker is het hier niet mee eens en hij schrijft op 6 oktober 2008 een brief naar het CJIB. 7. Op 28 oktober 2008 verstuurt het CJIB een brief naar verzoeker waarin staat dat het bedrag van 60 zal blijven staan omdat het vonnis onherroepelijk is geworden. Het door verzoeker betaalde bedrag van 50 is teruggestort op zijn girorekening. 8. Verzoeker laat het hier niet bij zitten en stuurt op 31 oktober 2008 weer een brief aan het CJIB. Uiteindelijk dient verzoeker op 17 januari 2009 een klacht in. 9. Op 16 maart 2009 verklaart het CJIB verzoekers klacht deels ongegrond. 10. Op 17 maart 2009 legt verzoeker vervolgens de klacht aan de Nationale ombudsman voor. II. Visie verzoeker 1. Verzoeker heeft de transactie, het bedrag van 50 netjes op tijd betaald op 26 november 2007 aan het CJIB. Dat is ook te zien op zijn girorekeningafschrift. 2. Toen verzoeker in augustus 2008 de dagvaarding om voor de kantonrechter te verschijnen ontving, las hij de volgende informatie op de achterkant van de dagvaarding: `Als de officier van justitie een transactievoorstel heeft verzonden en het daarop vermelde bedrag wordt binnen de gestelde termijn betaald, komt de dagvaarding te vervallen. In dat geval hoeft men niet voor de rechter te verschijnen.' Verzoeker had de transactie betaald en volgens de informatie op de dagvaarding hoefde hij dan niet bij de rechter te verschijnen. 3. Verzoeker was verbaasd toen hij vervolgens op 3 oktober 2008 een aanschrijving van het CJIB ontving naar aanleiding van het vonnis van de kantonrechter dat hij 60 moest betalen. Nu verzoeker de boete al had betaald was hij niet van plan om nog een keer te betalen en zeker geen verhoogd bedrag. 4. Verzoeker schreef daarom op 6 oktober 2008 een brief aan het CJIB met daarin de mededeling dat hij niet bereid was het bedrag van 60 te betalen. Verder zette verzoeker in zijn brief uiteen waarom hij het bij het rechte eind had en als het CJIB daar anders over dacht, moest het CJIB dat maar bewijzen. 5. Verzoeker ontving vervolgens een reactie op zijn brief van het CJIB waarin stond dat hij het bedrag van 60 moest betalen en dat het bedrag van 50 teruggestort was op zijn rekening.

4 6. Het bedrag van 50 ontving hij inderdaad op zijn rekening, maar dat had naar zijn mening niet gehoeven. Verzoeker had immers niet geprotesteerd tegen het transactievoorstel. Verzoeker was van mening dat het CJIB fout heeft gehandeld in zijn zaak en hij was van mening dat het CJIB dit correct diende op te lossen. Hij schreef dit in een brief aan het CJIB op 31 oktober 2008. 7. Er gingen vervolgens brieven over en weer, maar verzoeker kreeg geen antwoord op zijn brief van 31 oktober 2008. Verzoeker vond dat het CJIB er een administratieve en bestuurlijke chaos van maakte. De termijn voor het behandelen van zijn brief was ruimschoots overschreden en verzoeker diende op 17 januari 2009 formeel een klacht in bij het CJIB. 8. Het CJIB handelde verzoekers klacht af met een brief op 16 maart 2009. Het CJIB verklaarde verzoekers klacht met betrekking tot het niet tijdig behandelen van zijn brief gegrond, maar de klacht over het transactievoorstel ongegrond. Het CJIB legde het risico bij verzoeker omdat verzoeker bij het betalen van het transactievoorstel één cijfer van het betalingskenmerk verkeerd had vermeld. 9. Verzoeker diende vervolgens op 17 maart 2009 een klacht in bij de Nationale ombudsman. Hij diende een klacht in over wat hij 'het ambtelijke geneuzel van het CJIB' noemde. Er was namelijk op tijd betaald en alle nummers kwamen overeen. Het CJIB verzendt zelf de acceptgiro's en is daarom verantwoordelijk voor de inhoud daarvan. Volgens verzoeker was het bovendien niet mogelijk om via Girotel een verkeerd betalingskenmerk in te voeren. Daarnaast vond verzoeker dat hij ervan uit mag gaan als een bedrag van zijn girorekening wordt afgeschreven het op de juiste manier aankomt bij het CJIB. 10. Verzoeker was het ook niet eens met de reactie van het CJIB dat als je niet met de voorbedrukte acceptgiro van het CJIB betaalt het voor je eigen risico komt als de betaling verkeerd gaat. Het gebruiken van acceptgiro's is volgens verzoeker anno 2009 volstrekt achterhaald. Banken rekenen veel geld voor de verwerking daarvan. Verzoeker is van mening dat het CJIB mensen verplicht een verouderd betalingsmodel te gebruiken waaraan extra kosten verbonden zijn. Dat is uit de tijd en dus verwerpelijk, aldus verzoeker. III. Visie minister van Justitie 1. Het CJIB had in de zaak van verzoeker geen betaling ontvangen. De betaling van verzoeker was gedaan onder vermelding van het betalingskenmerk 100734541725, terwijl de zaak van verzoeker bekend was onder betalingskenmerk 100734641725. Het bedrag dat verzoeker had overgemaakt was door het CJIB bestemd op de zaak met het kenmerk 100734541725. Voor het CJIB was deze betaling geen bijzonderheid. Het komt regelmatig voor dat een betaling door een andere persoon wordt gedaan dan degene aan wie het

5 CJIB de acceptgiro heeft gestuurd. 2. De minister stelde zich op het standpunt dat het vermelden van een verkeerd betalingskenmerk voor risico van verzoeker komt. Het CJIB mag ervan uitgaan dat de betaling wordt gedaan voor het betalingskenmerk dat wordt gebruikt. 3. Het CJIB stelde vervolgens dat voor het gemak van verzoeker bovendien een acceptgiro was bijgevoegd, maar dat verzoeker de acceptgiro niet heeft gebruikt. Het bedrag was tevens op een andere rekening overgemaakt dan die op de acceptgiro was vermeld. Nu verzoeker ervoor heeft gekozen om de acceptgiro niet te gebruiken, maar op een andere wijze te betalen, is het te allen tijde de verantwoordelijkheid van verzoeker zelf om zorg te dragen voor een juiste en tijdige betaling van het transactievoorstel. 4. Aangezien het transactievoorstel niet tijdig was voldaan, heeft het CJIB de zaak overgedragen aan het arrondissementsparket te Den Haag. Dit heeft ertoe geleid dat aan verzoeker een strafrechtelijke boete is opgelegd van 60 door de kantonrechter te Den Haag. Als verzoeker het hier niet mee eens was, had hij hoger beroep moeten instellen tegen het vonnis. Nu verzoeker dit niet heeft gedaan is het boetevonnis op 18 september 2008 onherroepelijk geworden. 5. Naar aanleiding van de brief van verzoeker die op 7 oktober 2008 door het CJIB was ontvangen, is uitgezocht hoe de betaling van verzoeker en de afwikkeling daarvan precies is verlopen. Eerst hierdoor werd voor het CJIB duidelijk dat verzoeker een ander betalingskenmerk dan beoogd had opgegeven. Op dat moment was de transactiezaak van verzoeker echter reeds afgesloten, was verzoeker reeds veroordeeld en was het betaalde bedrag reeds aan hem teruggestort. 6. Nu verzoeker reeds was veroordeeld, het vonnis onherroepelijk was geworden en het bedrag was teruggestort, kon het CJIB geen enkele actie meer ondernemen met betrekking tot de betaling of de veroordeling van verzoeker. Voor verzoeker bleef er niets anders over dan het opgelegde boetebedrag te betalen. 7. De minister is dan ook van mening dat de klacht van verzoeker ongegrond is. Bij het CJIB is geen sprake geweest van een trage verwerking van de betaling. Verzoekers betaling is direct verwerkt op de zaak waarvan hij het zaaknummer bij zijn betaling had vermeld. IV. Beoordeling Het rechtszekerheidsvereiste houdt in dat gerechtvaardigde verwachtingen van burgers jegens een overheid door die overheid behoren te worden gehonoreerd. 1. De minister van Justitie stelt zich terecht op het standpunt dat de door verzoeker begane vergissing geheel binnen zijn risicosfeer ligt. Verzoeker heeft er immers voor gekozen om

6 op een andere manier te betalen dan door middel van de door het CJIB verstrekte en vooringevulde acceptgiro. Daarbij heeft hij een ander betalingskenmerk vermeld dan op de acceptgiro voorbedrukt was. Deze vergissing kan op geen enkele wijze het CJIB worden aangerekend. 2. Daarbij neemt de Nationale ombudsman in aanmerking dat het CJIB grote aantallen beschikkingen verwerkt volgens een geheel geautomatiseerd systeem en dat bij die werkwijze een individuele beoordeling van al dan niet opzettelijk gemaakte fouten bij de betaling een onevenredige inspanning van het CJIB zou vergen. 3. De Nationale ombudsman is verder van oordeel dat er geen sprake was van een trage verwerking van de betaling door het CJIB. Het CJIB heeft de betaling onmiddellijk verwerkt bij de zaak waarvan verzoeker het betalingskenmerk had vermeld. Door het vermelden van een verkeerd betalingskenmerk door verzoeker was het voor het CJIB niet mogelijk om vast te stellen dat de betaling voor verzoekers zaak was bedoeld. Dat de zaak heeft stilgelegen kwam doordat verzoeker een fout heeft gemaakt. Van opgewekt vertrouwen door het CJIB is geen sprake. De onderzochte gedraging is behoorlijk. V. Tot Slot Vorig jaar heeft de Nationale ombudsman drie rapporten (2009/191, 2009/192, 2009/193) uitgebracht over onjuiste betalingen aan het CJIB. De Nationale ombudsman heeft de minister van Justitie in deze rapporten aanbevolen om in de tekst van een beschikking een duidelijke waarschuwing op te nemen voor de gevolgen van vergissingen bij betaling. In deze waarschuwing zou vermeld moeten worden dat dit risico geheel voor rekening komt van de betrokkene en dat het CJIB ook niet tussentijds hierover contact met de betrokkene zal opnemen. De minister van Justitie heeft inmiddels laten weten dat hij deze aanbeveling op zal volgen. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het Centraal Justitieel Incasso Bureau, is niet gegrond. Achtergrond