MNSTERE VAN ONDERWJS EN VOLKSONTWKKELNG EXAMENBUREAU UNFORM ENDEXAMEN MULO tevens TOELATNGSEXAMEN VWO/HAVO/NATN 200 VAK : NATUURKUNDE DATUM : DNSDAG 06 JUL 200 TJD : 09.45.25 UUR (Mulo kandidaten) 09.45.45 UUR (Mulo V kandidaten) DEZE TAAK BESTAAT UT 36 TEMS. Mulo kandidaten maken item t/m 30 Mulo V kandidaten maken item t/m 36 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Materiaal Dichtheid g/cm 3 Soortelijke warmte J/g C Smelttemperatuur C Smeltwarmte J/g Kooktemperatuur alcohol 0,8 2,5 4 78 C Lineaire uitzettingscoëfficiënt mm/m C aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 benzine 0,8 glas 2,5 ijs 0,9 2, 0 334 ijzer 7,9 0,45 540 270 0,02 kaarsvet 58 koper 8,9 0,38 080 0,08 kwik 3,6 0,4 39 2 357 lood,2 0,6 327 25 725 lucht ) 0,0029 olie 0,9,7 320 petroleum 0,85 5 terpentine 0,87 80 wanahout water 0,6,0 4,2 00 waterstof 0,00009 zilver 0,5 0,24 962 05 220 g = 0 m/s² = 0 N/kg. = 3,4 *) bij 0 C en bar Bij de opgaven mag je bovenstaande gegevens gebruiken. N.B.: Niet alle gegevens zijn nodig voor het oplossen van de vraagstukken.
4 5 kj/g =... MJ/kg A 0,05 B 5 C 5.000 D 5.000.000 20 cm 2 50 cm Een betonnen lichaam heeft een vorm van een kubus met een ribbe van 50 cm. Door het midden van de kubus is een holte in de vorm van een cilinder met een diameter van 20 cm. Het volume van het massieve deel van dit lichaam is A ( 5.000 34 x 50) cm 3 B ( 5.000 62,8 x 50) cm 3 C (25.000 34 x 50) cm 3 D (25.000 62,8 x 50) cm 3 De normale hoogte van een schoollokaal is ongeveer... A B C D 300 mm 300 cm 300 dm 300 m 3 Een houten tafel met drie poten heeft een massa van 30 kg. De poten hebben elk een contactoppervlak van 20 cm 2 met de grond. De druk die deze tafel op de grond uitoefent, bedraagt... N/cm 2 A 0,2 B 0,5 C,5 D 5,0 5 Ga de juistheid van de volgende beweringen na. Ws is een eenheid van energie. MJ/kg is een eenheid van verbrandingswarmte. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. Een koperen staaf met een temperatuur van 00 C wordt afgekoeld tot 20 C. Welke twee grootheden zullen hierdoor veranderen? A de massa en het gewicht B de massa en het volume C de dichtheid en het gewicht D de dichtheid en het volume 6
n de handel heb je een bak soft van 2 flessen á,5 liter en 24 flessen á 3 liter. Rakesh koopt 4 bakken soft van 2 flessen á,5 liter. 7 Hoeveel bakken soft van 24 flessen á 3 liter moet Erwin kopen om hetzelfde aantal liters soft te krijgen? A B C D 24 3 2,5 4 24 3 2,5 2,5 24 3 4 2,5 24 3 8 F vloeistof F 2 Z Van een hydraulische pers is het oppervlak van de kleine zuiger Z, 00 cm 2 en dat van de grote zuiger Z 2, 600 cm 2. Tussen de twee zuigers zit er een vloeistof. Zuiger Z wordt naar rechts geduwd door een kracht F van 500 N. Z 2 Bereken de kracht F 2 die naar rechts wordt uitgeoefend op zuiger Z 2. A 3,25 N B 320 N C 8000 N D 800.000 N - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / Een bak met een lengte van 40 cm, een breedte van 30 cm en een hoogte van 20 cm is gedeeltelijk gevuld met water. Er wordt een afgesloten lege glazen fles, die een massa heeft van 200 g, tot de rand onder water gehouden waardoor het water cm in de bak stijgt. Bereken de opwaartse kracht die de fles ondervindt. A 0,8 N B 2 N C 2 N D 30 N 9 0 Een blok wanahout met een volume van 8 dm 3 drijft in olie. Bereken hoeveel dm 3 aluminium men op het drijvend hout kan zetten, zodat de bovenkant van het hout gelijk komt te staan met de vloeistofspiegel van de olie. A 2 dm 3 B 4 dm 3 C 6,6 dm 3 D 20 dm 3 n een aquariumbak, met een lengte van 50 cm, een breedte van 40 cm en een hoogte van 30 cm, staat het water 20 cm hoog. Bereken de kracht die het water op de bodem uitoefent? A 200 N B 400 N C 600 N D 800 N
2 P Q K,0 bar,0 bar 2,0 bar 200 cm 3 4 L Z Ruimte P bevat lucht van,0 bar en ruimte Q bevat lucht van 2,0 bar. Kraan K is gesloten. Z is een zuiger en kan zonder wrijving bewegen. Kraan K wordt geopend terwijl de temperatuur constant blijft. Bepaal de druk in ruimte P. A,0 bar B,5 bar C 2,0 bar D 3,0 bar lucht 3 figuur figuur Een hoeveelheid lucht is in een cilinder door een zuiger die wrijvingloos beweegt afgesloten (zie figuur ). De afgesloten lucht in de cilinder heeft een volume van 200 cm 3. De zuiger heeft een oppervlakte van 20 cm 2 en weegt 20 N. De druk van de buitenlucht bedraagt 0 N/cm 2. De cilinder wordt horizontaal gelegd (zie figuur ). Bereken de lengte L in figuur. A 9, cm B 0 cm C cm D 22 cm 5 20 cm water gasreservoir K gasreservoir K Een hoeveelheid lucht is afgesloten door een waterkolom van 20 cm. De druk van de buitenlucht is 0 N/cm 2. Er stroomt geen water uit de buis. De druk van de afgesloten lucht is... A 0,2 N/cm 2 B 9,8 N/cm 2 C 0,0 N/cm 2 D 0,2 N/cm 2 0 cm Een gasreservoir is met een gesloten kraan K aangesloten op een openvloeistof manometer die gevuld is met kwik. Het kwik staat in beide benen even hoog. Na het openen van de kraan K staat het kwik in het aangesloten been 0 cm hoger dan in het open been. De buitenluchtdruk bedraagt 76 cm kwikdruk ( cm Hg). Bereken de druk van het gas in het gasreservoir. A 66 cm Hg B 76 cm Hg C 8 cm Hg D 86 cm Hg
T( C) 6 75 ---------------------------------------- 50 ----------------------------------------- 25 ----------------------------------------- 0 Q( kj) 0 20 30 40 50 60 Aan 2 kg van een vast materiaal wordt gelijkmatig warmte toegevoerd. Het verband tussen de temperatuur (T) en de toegevoerde warmte (Q) is aangegeven in het diagram. Ga de juistheid van de volgende beweringen na: De soortelijke warmte van het materiaal in vloeibare toestand is 0,2 kj/kg C. De smeltwarmte van het materiaal is 7,5 kj/kg. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. 7 8 Een hoeveelheid olie met een volume van 00 cl wordt verwarmd van 25 C tot 50 C. De hoeveelheid warmte die door de olie wordt opgenomen is A ( 00,7 25) J B (000,7 25) J C ( 00 0,9,7 25) J D (000 0,9,7 25) J 9 Een staaf van één of ander materiaal met een lengte van 3 m wordt 0,002 m langer als je het verwarmt van 0 C tot 25 C. Een staaf van hetzelfde materiaal wordt 0,06 m langer als je het verwarmt van 0 C tot 50 C. Bereken de lengte van deze staaf. A B 0,006 0,002 50 3 25 0,006 50 0,002 3 25 m m De verbrandingswarmte van een houtsoort is 30 MJ/kg. De dichtheid van deze houtsoort is 0,8 g/cm 3. Van dezelfde houtsoort wordt dm 3 volledig verbrand. Ga de juistheid van de volgende beweringen na: 30 MJ/kg betekent: Als je kg van dit houtsoort volledig verbrandt, krijg je 30 MJ aan warmte. Als je dm 3 van deze houtsoort volledig verbrandt, krijg je 24 MJ aan warmte. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. C D 0,002 3 25 m 50 0,06 0,002 0,06 50 m 3 25
20 L R R 2 Twee weerstanden R en R 2 zijn via een lamp L aangesloten op een spanningsbron van 0 V. Op de lamp L staat 2V 4W en deze brandt normaal. De weerstandswaarde van R is 3 zo groot als R 2. De weerstandswaarden van R en R 2 zijn respectievelijk A en 3 B 3 en C 6 en 2 D 2 en 4 2 R R 2 R 3 De bron levert een constante spanning van 24 V. De ampèremeter A wijst 2 A aan. R = 6 en R 2 = 4. De spanning over R 3 en de weerstandswaarde van R 3 zijn respectievelijk A 4 V en 2 B 4 V en 7 C 8 V en 4 D 24 V en 2 22 Een microwave (magnetron) van 800 W wordt 2 minuut aangezet om een portie eten op te warmen. kwh kost SRD 0,50. De energie voor deze verwarming kost A SRD 0,02 B SRD 0,03 C SRD 0,90 D SRD,80 23 Een wasmachine van 0V 440W draait 5 minuten lang. Een afwasautomaat van 220V 880W draait ook 5 minuten lang. Beide apparaten zijn op de juiste spanning aangesloten. Ga de juistheid van de volgende beweringen na De stroomsterkte in de afwasautomaat is 2 zo groot als in de wasmachine. De gebruikte energie in 5 minuten van de afwasautomaat is 2 zoveel als die van de wasmachine. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. 24 Op een etiket van een elektrische apparaat staat: 220V 60Hz en 500W 87 Hoe groot is het vermogen van het apparaat als het wordt aangesloten op de juiste spanning? A 60 Hz B 87 C 220 V D 500 W
25 28 L N i grensvlak V n de tekening zijn de metalen draden,, en V getekend. Ze hebben alle vier dezelfde lengte en zijn van hetzelfde materiaal gemaakt. Welke draad heeft de grootste weerstand? A draad B draad C draad D draad V 26 Een strijkijzer met een weerstand van 60 wordt gedurende 0 minuten op de juiste spanning van 20 V aangesloten. De hoeveelheid ontwikkelde warmte is dan... A 2400 J B 8.000 J C 36.000 J D 44.000 J 27 Onderzoek de juistheid van de volgende beweringen: Het beeld gevormd door een negatieve lens is altijd virtueel, verkleind en rechtopstaand. Het beeld gevormd door een positieve lens is altijd reëel A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. Een lichtstraal gaat van stof naar stof. L is de invallende lichtstraal. G is de gebroken lichtstraal. N is de normaal op het grensvlak. Uit het verloop van de lichtstraal blijkt dat r A de snelheid van licht door stof groter is dan door stof. B stof optisch dichter is dan stof. C de invalshoek i kleiner is dan de brekingshoek r. D er sprake is van breking van de normaal af. 29 + V V G V Als een reëel voorwerp (VV ) voor een bolle lens staat, kunnen er afhankelijk van de sterkte van de lens drie soorten beelden ontstaan. n de tekening staan vier beelden aangegeven. Welk beeld zal zeker niet kunnen ontstaan? A B C D V
30 32 F = 40 N F t 5 cm 60 cm Door middel van een koevoet (koerbal) probeert een timmerman een spijker uit een houten blok te trekken. De afmetingen (5 cm en 60 cm) zijn in de tekening aangegeven. Aan het uiteinde oefent hij een kracht F van 40 N uit. Bereken de grootte van de kracht die op de spijker werkt. A 36,9 N B 40 N C 200 N D 480 N VERVOLG MULO V KANDDATEN 30 Een voorwerp met een massa van 20 kg bevindt zich op een helling waarvan de hellingshoek 30 is. Door een trekkracht F t van 80 N naar boven uit te oefenen, staat het voorwerp op het punt naar beneden te bewegen. Bereken de maximale wrijvingskracht F Wmax. A 20 N B 80 N C 00 N D 80 N S(m) 33 3 Een kogel wordt vanuit een toren met een snelheid van 0 m/s verticaal omlaag geworpen. De kogel raakt de grond met een snelheid van 60 m/s. Bereken de hoogte van deze toren. De tekening stelt een S-t diagram van een bromfietser voor. Welk v-t diagram hoort bij dit S-t diagram? v(m/s) v(m/s) A 75 m B 80 m C 250 m D 425 m A B v(m/s) v(m/s) C D
34 35 Q P 3 m Een voorwerp met een lengte van 6 cm, staat loodrecht op de hoofdas op een afstand van 8 cm voor een bolle lens. De brandpuntsafstand f is 2 cm. Voor de beeldafstand b en de grootte van het beeld geldt: R 4 m L Een blok Q heeft een massa van 00 kg en wordt op t = 0 s aan de top van een helling in punt P losgelaten. De maximale wrijving die dit voorwerp ondervindt, bedraagt 00 N. De afstanden RL en LP zijn respectievelijk 4 m en 3 m. Onderzoek de juistheid van de volgende beweringen: Het voorwerp bezit in punt P, bij het loslaten, een potentiële energie van 3000 J. Het voorwerp beweegt met een versnelling van 5 m/ s 2, langs de helling omlaag. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. A b = 36 cm en het beeld is groter dan 6 cm B b = 36 cm en het beeld is kleiner dan 6 cm C b = 36 cm en het beeld is gelijk aan 6 cm D b = 36 cm en het beeld is groter dan 6 cm 36 Ga de juistheid van de volgende beweringen na. Hoe groter het aantal trillingen per seconde, hoe groter de frequentie en hoe hoger de toon. De grootheid hardheid van geluid wordt gemeten met een decibelmeter. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist.