aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Vergelijkbare documenten
DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 lood 11,2 0, ,0 4,2 100

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45

Maandag 15 juni, uur

Woensdag 24 mei, uur

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 10 cm en h3 = 15 cm.

TENTAMEN NATUURKUNDE

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

MAVO-D II. Donderdag 13 junj, uur. Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Fysica. Indien dezelfde kracht werkt op een voorwerp met massa m 1 + m 2, is de versnelling van dat voorwerp gelijk aan: <A> 18,0 m/s 2.

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt.

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

2 VWO 2 HAVO Oefenstof dichtheid.

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Naam: examennummer:.

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm.

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde januari Beschikbare tijd: 2 klokuren

Vlaamse Fysica Olympiade 26 ste editie Eerste ronde

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eerste ronde theorie toets. 17 januari beschikbare tijd: 2 uur


Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

T G6202. Info: auteur: Examencommissie Toelatingsexamen Arts en Tandarts, bron: Juli 2015, id: 11941

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Opgave 2 Het volume van een voorwerp geeft aan hoeveel ruimte dit voorwerp inneemt.

Eindexamen havo natuurkunde pilot II

TENTAMEN NATUURKUNDE

Fysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Examen mechanica: oefeningen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1

HOGESCHOOL ROTTERDAM:

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

Q l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Augustus blauw Fysica Vraag 1

Augustus geel Fysica Vraag 1

d. Bereken bij welke hoek α René stil op de helling blijft staan (hij heeft aanvankelijk geen snelheid). NB: René gebruikt zijn remmen niet.

Exact periode Gepaarde t-test. Krachten. Druk

Inleiding kracht en energie 3hv

Nationale Natuurkunde Olympiade

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Uitwerking examen e tijdvak

Dit examen bestaat uit vier opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS APRIL uur

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

0,8 = m / = m / 650

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Eindexamen natuurkunde/scheikunde 1 vmbo gl/tl II

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Dit examen bestaat uit negen opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Woensdag 21 mei, uur

Vrijdag 8 juni, uur

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

Exact periode 2.1. Q-test. Dichtheid vaste stoffen Dichtheid vloeistoffen; interpoleren

Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk

Eindexamen havo natuurkunde II

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2018 TOETS 1

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

Dit examen bestaat uit negen opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Bereken de luchtdruk in bar op 3000 m hoogte in de Franse Alpen. De soortelijke massa van lucht is 1,2 kg/m³. De druk op zeeniveau bedraagt 1 bar.

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

jaar: 1990 nummer: 08

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1

OPGAVEN VOOR DE EERSTE RONDE VAN DE NEDERLANDSE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2008

Transcriptie:

MNSTERE VAN ONDERWJS EN VOLKSONTWKKELNG EXAMENBUREAU UNFORM ENDEXAMEN MULO tevens TOELATNGSEXAMEN VWO/HAVO/NATN 200 VAK : NATUURKUNDE DATUM : DNSDAG 06 JUL 200 TJD : 09.45.25 UUR (Mulo kandidaten) 09.45.45 UUR (Mulo V kandidaten) DEZE TAAK BESTAAT UT 36 TEMS. Mulo kandidaten maken item t/m 30 Mulo V kandidaten maken item t/m 36 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Materiaal Dichtheid g/cm 3 Soortelijke warmte J/g C Smelttemperatuur C Smeltwarmte J/g Kooktemperatuur alcohol 0,8 2,5 4 78 C Lineaire uitzettingscoëfficiënt mm/m C aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 benzine 0,8 glas 2,5 ijs 0,9 2, 0 334 ijzer 7,9 0,45 540 270 0,02 kaarsvet 58 koper 8,9 0,38 080 0,08 kwik 3,6 0,4 39 2 357 lood,2 0,6 327 25 725 lucht ) 0,0029 olie 0,9,7 320 petroleum 0,85 5 terpentine 0,87 80 wanahout water 0,6,0 4,2 00 waterstof 0,00009 zilver 0,5 0,24 962 05 220 g = 0 m/s² = 0 N/kg. = 3,4 *) bij 0 C en bar Bij de opgaven mag je bovenstaande gegevens gebruiken. N.B.: Niet alle gegevens zijn nodig voor het oplossen van de vraagstukken.

4 5 kj/g =... MJ/kg A 0,05 B 5 C 5.000 D 5.000.000 20 cm 2 50 cm Een betonnen lichaam heeft een vorm van een kubus met een ribbe van 50 cm. Door het midden van de kubus is een holte in de vorm van een cilinder met een diameter van 20 cm. Het volume van het massieve deel van dit lichaam is A ( 5.000 34 x 50) cm 3 B ( 5.000 62,8 x 50) cm 3 C (25.000 34 x 50) cm 3 D (25.000 62,8 x 50) cm 3 De normale hoogte van een schoollokaal is ongeveer... A B C D 300 mm 300 cm 300 dm 300 m 3 Een houten tafel met drie poten heeft een massa van 30 kg. De poten hebben elk een contactoppervlak van 20 cm 2 met de grond. De druk die deze tafel op de grond uitoefent, bedraagt... N/cm 2 A 0,2 B 0,5 C,5 D 5,0 5 Ga de juistheid van de volgende beweringen na. Ws is een eenheid van energie. MJ/kg is een eenheid van verbrandingswarmte. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. Een koperen staaf met een temperatuur van 00 C wordt afgekoeld tot 20 C. Welke twee grootheden zullen hierdoor veranderen? A de massa en het gewicht B de massa en het volume C de dichtheid en het gewicht D de dichtheid en het volume 6

n de handel heb je een bak soft van 2 flessen á,5 liter en 24 flessen á 3 liter. Rakesh koopt 4 bakken soft van 2 flessen á,5 liter. 7 Hoeveel bakken soft van 24 flessen á 3 liter moet Erwin kopen om hetzelfde aantal liters soft te krijgen? A B C D 24 3 2,5 4 24 3 2,5 2,5 24 3 4 2,5 24 3 8 F vloeistof F 2 Z Van een hydraulische pers is het oppervlak van de kleine zuiger Z, 00 cm 2 en dat van de grote zuiger Z 2, 600 cm 2. Tussen de twee zuigers zit er een vloeistof. Zuiger Z wordt naar rechts geduwd door een kracht F van 500 N. Z 2 Bereken de kracht F 2 die naar rechts wordt uitgeoefend op zuiger Z 2. A 3,25 N B 320 N C 8000 N D 800.000 N - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / Een bak met een lengte van 40 cm, een breedte van 30 cm en een hoogte van 20 cm is gedeeltelijk gevuld met water. Er wordt een afgesloten lege glazen fles, die een massa heeft van 200 g, tot de rand onder water gehouden waardoor het water cm in de bak stijgt. Bereken de opwaartse kracht die de fles ondervindt. A 0,8 N B 2 N C 2 N D 30 N 9 0 Een blok wanahout met een volume van 8 dm 3 drijft in olie. Bereken hoeveel dm 3 aluminium men op het drijvend hout kan zetten, zodat de bovenkant van het hout gelijk komt te staan met de vloeistofspiegel van de olie. A 2 dm 3 B 4 dm 3 C 6,6 dm 3 D 20 dm 3 n een aquariumbak, met een lengte van 50 cm, een breedte van 40 cm en een hoogte van 30 cm, staat het water 20 cm hoog. Bereken de kracht die het water op de bodem uitoefent? A 200 N B 400 N C 600 N D 800 N

2 P Q K,0 bar,0 bar 2,0 bar 200 cm 3 4 L Z Ruimte P bevat lucht van,0 bar en ruimte Q bevat lucht van 2,0 bar. Kraan K is gesloten. Z is een zuiger en kan zonder wrijving bewegen. Kraan K wordt geopend terwijl de temperatuur constant blijft. Bepaal de druk in ruimte P. A,0 bar B,5 bar C 2,0 bar D 3,0 bar lucht 3 figuur figuur Een hoeveelheid lucht is in een cilinder door een zuiger die wrijvingloos beweegt afgesloten (zie figuur ). De afgesloten lucht in de cilinder heeft een volume van 200 cm 3. De zuiger heeft een oppervlakte van 20 cm 2 en weegt 20 N. De druk van de buitenlucht bedraagt 0 N/cm 2. De cilinder wordt horizontaal gelegd (zie figuur ). Bereken de lengte L in figuur. A 9, cm B 0 cm C cm D 22 cm 5 20 cm water gasreservoir K gasreservoir K Een hoeveelheid lucht is afgesloten door een waterkolom van 20 cm. De druk van de buitenlucht is 0 N/cm 2. Er stroomt geen water uit de buis. De druk van de afgesloten lucht is... A 0,2 N/cm 2 B 9,8 N/cm 2 C 0,0 N/cm 2 D 0,2 N/cm 2 0 cm Een gasreservoir is met een gesloten kraan K aangesloten op een openvloeistof manometer die gevuld is met kwik. Het kwik staat in beide benen even hoog. Na het openen van de kraan K staat het kwik in het aangesloten been 0 cm hoger dan in het open been. De buitenluchtdruk bedraagt 76 cm kwikdruk ( cm Hg). Bereken de druk van het gas in het gasreservoir. A 66 cm Hg B 76 cm Hg C 8 cm Hg D 86 cm Hg

T( C) 6 75 ---------------------------------------- 50 ----------------------------------------- 25 ----------------------------------------- 0 Q( kj) 0 20 30 40 50 60 Aan 2 kg van een vast materiaal wordt gelijkmatig warmte toegevoerd. Het verband tussen de temperatuur (T) en de toegevoerde warmte (Q) is aangegeven in het diagram. Ga de juistheid van de volgende beweringen na: De soortelijke warmte van het materiaal in vloeibare toestand is 0,2 kj/kg C. De smeltwarmte van het materiaal is 7,5 kj/kg. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. 7 8 Een hoeveelheid olie met een volume van 00 cl wordt verwarmd van 25 C tot 50 C. De hoeveelheid warmte die door de olie wordt opgenomen is A ( 00,7 25) J B (000,7 25) J C ( 00 0,9,7 25) J D (000 0,9,7 25) J 9 Een staaf van één of ander materiaal met een lengte van 3 m wordt 0,002 m langer als je het verwarmt van 0 C tot 25 C. Een staaf van hetzelfde materiaal wordt 0,06 m langer als je het verwarmt van 0 C tot 50 C. Bereken de lengte van deze staaf. A B 0,006 0,002 50 3 25 0,006 50 0,002 3 25 m m De verbrandingswarmte van een houtsoort is 30 MJ/kg. De dichtheid van deze houtsoort is 0,8 g/cm 3. Van dezelfde houtsoort wordt dm 3 volledig verbrand. Ga de juistheid van de volgende beweringen na: 30 MJ/kg betekent: Als je kg van dit houtsoort volledig verbrandt, krijg je 30 MJ aan warmte. Als je dm 3 van deze houtsoort volledig verbrandt, krijg je 24 MJ aan warmte. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. C D 0,002 3 25 m 50 0,06 0,002 0,06 50 m 3 25

20 L R R 2 Twee weerstanden R en R 2 zijn via een lamp L aangesloten op een spanningsbron van 0 V. Op de lamp L staat 2V 4W en deze brandt normaal. De weerstandswaarde van R is 3 zo groot als R 2. De weerstandswaarden van R en R 2 zijn respectievelijk A en 3 B 3 en C 6 en 2 D 2 en 4 2 R R 2 R 3 De bron levert een constante spanning van 24 V. De ampèremeter A wijst 2 A aan. R = 6 en R 2 = 4. De spanning over R 3 en de weerstandswaarde van R 3 zijn respectievelijk A 4 V en 2 B 4 V en 7 C 8 V en 4 D 24 V en 2 22 Een microwave (magnetron) van 800 W wordt 2 minuut aangezet om een portie eten op te warmen. kwh kost SRD 0,50. De energie voor deze verwarming kost A SRD 0,02 B SRD 0,03 C SRD 0,90 D SRD,80 23 Een wasmachine van 0V 440W draait 5 minuten lang. Een afwasautomaat van 220V 880W draait ook 5 minuten lang. Beide apparaten zijn op de juiste spanning aangesloten. Ga de juistheid van de volgende beweringen na De stroomsterkte in de afwasautomaat is 2 zo groot als in de wasmachine. De gebruikte energie in 5 minuten van de afwasautomaat is 2 zoveel als die van de wasmachine. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. 24 Op een etiket van een elektrische apparaat staat: 220V 60Hz en 500W 87 Hoe groot is het vermogen van het apparaat als het wordt aangesloten op de juiste spanning? A 60 Hz B 87 C 220 V D 500 W

25 28 L N i grensvlak V n de tekening zijn de metalen draden,, en V getekend. Ze hebben alle vier dezelfde lengte en zijn van hetzelfde materiaal gemaakt. Welke draad heeft de grootste weerstand? A draad B draad C draad D draad V 26 Een strijkijzer met een weerstand van 60 wordt gedurende 0 minuten op de juiste spanning van 20 V aangesloten. De hoeveelheid ontwikkelde warmte is dan... A 2400 J B 8.000 J C 36.000 J D 44.000 J 27 Onderzoek de juistheid van de volgende beweringen: Het beeld gevormd door een negatieve lens is altijd virtueel, verkleind en rechtopstaand. Het beeld gevormd door een positieve lens is altijd reëel A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. Een lichtstraal gaat van stof naar stof. L is de invallende lichtstraal. G is de gebroken lichtstraal. N is de normaal op het grensvlak. Uit het verloop van de lichtstraal blijkt dat r A de snelheid van licht door stof groter is dan door stof. B stof optisch dichter is dan stof. C de invalshoek i kleiner is dan de brekingshoek r. D er sprake is van breking van de normaal af. 29 + V V G V Als een reëel voorwerp (VV ) voor een bolle lens staat, kunnen er afhankelijk van de sterkte van de lens drie soorten beelden ontstaan. n de tekening staan vier beelden aangegeven. Welk beeld zal zeker niet kunnen ontstaan? A B C D V

30 32 F = 40 N F t 5 cm 60 cm Door middel van een koevoet (koerbal) probeert een timmerman een spijker uit een houten blok te trekken. De afmetingen (5 cm en 60 cm) zijn in de tekening aangegeven. Aan het uiteinde oefent hij een kracht F van 40 N uit. Bereken de grootte van de kracht die op de spijker werkt. A 36,9 N B 40 N C 200 N D 480 N VERVOLG MULO V KANDDATEN 30 Een voorwerp met een massa van 20 kg bevindt zich op een helling waarvan de hellingshoek 30 is. Door een trekkracht F t van 80 N naar boven uit te oefenen, staat het voorwerp op het punt naar beneden te bewegen. Bereken de maximale wrijvingskracht F Wmax. A 20 N B 80 N C 00 N D 80 N S(m) 33 3 Een kogel wordt vanuit een toren met een snelheid van 0 m/s verticaal omlaag geworpen. De kogel raakt de grond met een snelheid van 60 m/s. Bereken de hoogte van deze toren. De tekening stelt een S-t diagram van een bromfietser voor. Welk v-t diagram hoort bij dit S-t diagram? v(m/s) v(m/s) A 75 m B 80 m C 250 m D 425 m A B v(m/s) v(m/s) C D

34 35 Q P 3 m Een voorwerp met een lengte van 6 cm, staat loodrecht op de hoofdas op een afstand van 8 cm voor een bolle lens. De brandpuntsafstand f is 2 cm. Voor de beeldafstand b en de grootte van het beeld geldt: R 4 m L Een blok Q heeft een massa van 00 kg en wordt op t = 0 s aan de top van een helling in punt P losgelaten. De maximale wrijving die dit voorwerp ondervindt, bedraagt 00 N. De afstanden RL en LP zijn respectievelijk 4 m en 3 m. Onderzoek de juistheid van de volgende beweringen: Het voorwerp bezit in punt P, bij het loslaten, een potentiële energie van 3000 J. Het voorwerp beweegt met een versnelling van 5 m/ s 2, langs de helling omlaag. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist. A b = 36 cm en het beeld is groter dan 6 cm B b = 36 cm en het beeld is kleiner dan 6 cm C b = 36 cm en het beeld is gelijk aan 6 cm D b = 36 cm en het beeld is groter dan 6 cm 36 Ga de juistheid van de volgende beweringen na. Hoe groter het aantal trillingen per seconde, hoe groter de frequentie en hoe hoger de toon. De grootheid hardheid van geluid wordt gemeten met een decibelmeter. A Alleen is juist. B Alleen is juist. C en zijn beide juist. D en zijn beide onjuist.