Raadsvoorstel. Bijlage(n) Samenvatting. Voorstel

Vergelijkbare documenten
concept-algemene inspraak- en participatieverordening gouda

onder intrekking van de inspraakverordening 2004, de Algemene inspraak- en participatieverordening Waalwijk 2012 vast te stellen.

algemene inspraak- en participatieverordening gouda

Toelichting. Toelichting Inspraakverordening Stadsdeel Oud-Zuid Algemene toelichting

Aan de gemeenteraad. 2. de basis voor de inspraakverordening, artikel 150 Gemeentewet (Gem.wet), wordt gewijzigd.

INSPRAAK- EN SAMENSPRAAKVERORDENING GEMEENTE VELSEN 2010

PARTICIPATIE- EN INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE HOUTEN

2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht. 3. Geen inspraak wordt verleend:

Oplegnotitie Delegatie en inspraak

Doelstelling van onderhavig plan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de bouw van maximaal één woning op voornoemde locatie.

Inspraakverordening Wetterskip Fryslân

Decentrale regelgeving

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Inspraakverordening gemeente Schiedam

Ambtelijke bijstand: Janke Bolt 1

b e s l u i t : Pagina 1 van 7 Nr: De raad van de gemeente Barneveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

gelezen het voorstel van de portefeuillehouder Bestuurlijke zaken, calamiteiten, handhaving en externe contacten;

CVDR. Nr. CVDR367404_1. Coördinatieverordening gemeente Maastricht. 14 maart Officiële uitgave van Maastricht.

Raadsvoorstel ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan "Dorpstraat 59"(Riel)

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waalre houdende regels voor inspraak Inspraakverordening gemeente Waalre

Voorstel aan de gemeenteraad

Raadsvoorstel. Onderwerp Ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan Ronde Akkers. Aan de gemeenteraad,

categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

ons kenmerk ECGR/U Lbr. 13/100

Raadsvoorstel. Onderwerp Ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan Dorpsplein 18 (Riel) 12 maart Aan de gemeenteraad,

Raadsvoorstel nr Portefeuillehouder wethouder drs. G. van der Hoeven

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 18 december 2007 (De zeekant van 22 december 2007)

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Renkum

Verordening op de elektronische bekendmaking en kennisgeving waterschap Vechtstromen

Het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 4 december 2012;.

Raadsvoorstel. Dit voorstel is behandeld in de commissie voor Algemene Bestuurszaken en Middelen.

Verordening schade-advisering ruimtelijke ordening Flevoland

Artikel 4 Eed/gelofte Ten aanzien van de leden is artikel 81 g van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders gedateerd 25 april 2007;

Officiële bekendmakingen waterschap Brabantse Delta

Gemeente Heumen Procedureverordening tegemoetkoming in planschade, gemeente Heumen 2008

Onderwerp Aanpassing welstandsnota ten behoeve van de ontwikkeling van de Ronerborg-locatie te Roden, inspraak

Artikel 3 Inspraakgerechtigden Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Onderwerp Ontwerp beheersverordeningen Nijmegen Vossenpels Midden-Noord en Nijmegen Bedrijventerrein Oosterhout en Rietgraaf e.o.

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Zevenaar.

Procedureverordening planschade Arnhem 2011

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING. Algemeen

gelezen het advies van de ondernemingsraad d.d.; 15 juni 2016, vast te stellen de navolgende Interne Klachtenregeling 2015;

Procedureverordening tegemoetkoming in planschade gemeente Tiel

Onderwerp : Verklaring van geen bedenkingen

PROCEDUREVERORDENING VOOR ADVISERING TEGEMOETKOMING IN PLANSCHADE GEMEENTE HARDENBERG

HANDHAVINGSVERORDENING WWB en WIJ gemeente Lelystad

vast te stellen de Interne klachtenregeling gemeente het Bildt:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 februari 2018;

Registratienummer: GF Datum: 17 september 2013 Agendapunt: 20

Adviesnota aan gemeenteraad

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere

Raadsvoorstel Registratienummer: BI Portefeuillehouder: B. Fritzsche

Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b)

Raadsvoorstel. Onderwerp: coördinatieverordening DE GEMEENTERAAD WORDT VOORGESTELD TE BESLUITEN OM: een coördinatieverordening vast te stellen

Raadsvoorstel 2004/167

gelet op het bepaalde in de artikelen 147 lid 1 en 149 van de Gemeentewet en artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening;

Vaststelling bestemmingsplan Agter de Hoven ong. Wanssum (NL.IMRO.0984.BP va01)

VERORDENING ELEKTRONISCHE BEKENDMAKING GEMEENTE WEST BETUWE

Raadsvoorstel vaststellen bestemmingsplan 'De Utrecht' Datum voorstel: 4 februari 2014 Vergaderdatum: 25 februari 2014 Registratienr.

Gelet op het collegebesluit van 22 januari 2019, gelet op de Wet ruimtelijke ordening en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Aan de commissie Algemeen Bestuur en Middelen

Voorstel raad en raadsbesluit

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van ; gehoord de Commissie Burgerzaken van 18 juni 2003;

Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 3 Inspraakgerechtigden Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Gemeente Olst-Wijhe. bestemmingsplan Noorder Koeslag partiële herziening regels

Voorgesteld raadsbesluit: Vast te stellen de Verordening op de vertrouwenscommissie gemeente Dinkelland 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

_ rgemeente Goirle. Raadsvoorstel Aan de gemeenteraad,

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade.

Commissie Bestuur. Commissie Ruimte. Commissie Sociaal. Informerende Commissie. Bespreken. Kennis van nemen. Kaderstellen.

Reglement Klachtencommissie Woonruimteverdeling Noord-Veluwe 2015

Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand 2012

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Wetstechnische informatie

Raad : 10 februari 2004 Agendanr. : 9 Doc.nr : B RAADSVOORSTEL

Bestuursopdracht. Centrumvisie

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent samenhangende besluiten Coördinatieverordening Deurne 2019

Verordening Rekenkamer Utrecht (2013)

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders nr ;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en op artikel 12 van de Wet Investeren in Jongeren; b e s l u i t :

portefeuillehouder M. Bosman openbaar geheim 01/10/

gehoord de commissie Economie, Ruimtelijke Ordening en Milieu op 24 januari 2018

Raadsvoorstel. Agendanummer: Datum raadsvergadering: Registratienummer: 13 juni Onderwerp:

Verordening Cliëntenparticipatie Wet sociale werkvoorziening

Referentie: Klachtenregeling Zorginstituut Nederland. De Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland,

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid Zaltbommel Algemene informatie. Gegevens van de regeling. Overige informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Regeling ambtelijke bijstand aan raadsleden

Aanwijzing art. 3.8, lid 6, Wro, bestemmingsplan Bedrijventerrein Nijverhei 2009

CVDR. Nr. CVDR442273_1. Coördinatieverordening Rotterdam 2017

Reglement inzake de behandeling van bezwaarschriften

Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, 1e herziening. Gemeente Rucphen Vastgesteld

Onderwerp Categorieën van gevallen waarvoor afgeven verklaring van geen bedenkingen niet vereist is (Wabo)

VERORDENING WERKGEVERSCOMMISSIE EX ARTIKEL 83 GEMEENTEWET. De raad van de gemeente Leeuwarden;

Verordening op de elektronische bekendmaking

Transcriptie:

Raadsvoorstel Nummer 52 Dienst Bestuursdienst Datum 6 maart 2001 Betreft Vaststellen van de inspraakverordening Inspraakverslag (ligt in raadsportefeuille ter inzage) Bijlage(n) Samenvatting Voorstel Artikel 150 Gemeentewet draagt de raad op een verordening vast te stellen waarin 'regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken'. Uw Participatieverordening uit 1991 bevat deze regels. Zo'n tien jaar ervaring leert dat deze verordening toe is aan herziening. Daarom is een nieuwe inspraakverordening opgesteld, die zich kenmerkt door een nieuw begrippenkader, bestuurlijke regie inzake het onderwerp, betrokkenen en proces en tenslotte heldere procedurerichtlijnen. Wij stellen u voor deze inspraakverordening vast te stellen, onder gelijktijdige intrekking van de Participatieverordening 1991. 1. Inleiding Artikel 150 Gemeentewet draagt uw raad op een verordening vast te stellen waarin 'regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken'. Uw Participatieverordening uit 1991 bevat deze regels. Zo'n tien jaar ervaring leert dat deze toe is aan herziening. Hiervoor vormden de aanbevelingen uit het rapport Evaluatie Participatie, tussen inspraak en co-productie (1996) alsmede onze bestuurlijke visie op participatie het vertrekpunt, met verduidelijking en modernisering als doel. De voorliggende inspraakverordening voldoet hieraan. Over deze verordening heeft uitgebreid inspraak plaatsgevonden, zoals blijkt uit het bijgevoegde inspraakverslag, waarin u een overzicht aantreft van de naar voren gebrachte zienswijzen alsmede onze reactie daarop. Op basis hiervan hebben wij de verordening op een aantal punten aangepast en nader toegelicht, om ze vervolgens aan de commissie ABZ voor te leggen. De commissiebehandeling op 6 juli 2000 was voor ons aanleiding om raadsbehandeling uit te stellen ten faveure van een nadere gedachtenwisseling over de belangrijkste vraagpunten in een ronde-tafelgesprek tussen delegaties uit de commissie ABZ en de erkende organisaties. Dit gesprek heeft op 13 november plaatsgevonden. Op basis hiervan hebben wij besloten aan het aanvankelijke voorstel een pré-ambule toe te voegen en voorts enkele uitspraken gedaan voor het vervolgtraject. Tenslotte is in het afgelopen jaar de Wet Ruimtelijke Ordening gewijzigd, namelijk de introductie van de zelfstandige projectprocedure. Dit heeft geleid tot toevoeging van artikel 2 lid 4d en artikel 5 lid 4 aan de eerdere concept-verordening. Deze aanvulling is reeds tijdens het ronde-tafelgesprek toegelicht. Het voorliggend raadsvoorstel bevat een toelichting op de inspraakverordening. Voor een overzicht van de voorgeschiedenis en totstandkoming van dit voorstel verwijzen wij u in aanvulling op het bovenstaande naar het bijbehorend inspraakverslag.

Volgvel 2 2. Toelichting op de inspraakverordening De nieuwe inspraakverordening kent twee belangrijke pijlers: het begrippenkader (paragraaf 2.1) en bestuurlijke regie (paragraaf 2.2). Met name het model van bestuurlijke regie vraagt om actievere betrokkenheid van het bestuur bij de vormgeving van inspraak en interactieve beleidsvorming. Ten opzichte van de Participatieverordening 1991 heeft dit een andere positie van de erkende organisaties als consequentie (paragraaf 2.3). Een artikelsgewijze toelichting treft u tenslotte aan in paragraaf 2.4. 2.1. Het begrippenkader: inspraak en interactieve beleidsvorming Bij een belangrijk aantal gemeentelijke onderwerpen is de kwaliteit van de totstandkoming van beleid gebaat bij het betrekken van burgers, maatschappelijke instellingen, bedrijven en/of andere overheden. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door ze te informeren, consulteren, om een reactie te vragen op een beleidsvoornemen of ze te betrekken bij de daadwerkelijke totstandkoming (voorbereiding, uitvoering of evaluatie) hiervan. Voor deze laatste twee gevallen zijn de instrumenten inspraak en interactieve beleidsvorming bedoeld. Hiervoor worden in den lande verschillende definities gehanteerd. Om onduidelijkheid over de terminologie te voorkomen is het van belang om hiervoor de Haarlemmermeerse betekenis te formuleren: Inspraak staat in de concept-verordening voor een door het bestuur georganiseerd proces waarbinnen belanghebbenden hun zienswijze kenbaar kunnen maken op een veelal afgerond beleidsvoornemen. Inspraak is voor een aantal onderwerpen verplicht op grond van de wet, provinciale of gemeentelijke verordening. Het bestuur kan ook zonder zo'n verplichting vragen om een zienswijze (belanghebbenden consulteren). Ook hierbij geldt dat het beleid van de overheid centraal staat, waarop anderen kunnen reageren. De ter visie-legging van een voorstel tot bestemmingsplanwijziging op grond van artikel 19 WRO is een voorbeeld van inspraak. Interactieve beleidsvorming is eveneens een door het gemeentebestuur georganiseerd proces voor het betrekken van belanghebbenden bij de totstandkoming van een beleidsvoornemen, maar heeft een ander karakter. Hierbij staat namelijk niet een afgerond beleidsvoornemen van het bestuur centraal, maar worden belanghebbenden door het bestuur uitgenodigd om in samenspraak dit beleidsvoornemen of onderdelen daarvan vorm te geven. Het traject Hart voor Haarlemmermeer is een voorbeeld van interactieve beleidsvorming. Vanwege het (karakter)verschil tussen inspraak en interactieve beleidsvorming hebben wij hieraan in de verordening afzonderlijke paragrafen gewijd: vanwege het wettelijk verplichte karakter eerst inspraak en vervolgens interactieve beleidsvorming. Bij het formuleren van richtlijnen voor inspraak hebben wij gebruik gemaakt van hetgeen de Algemene Wet Bestuursrecht voorschrijft. Vanwege het meer open karakter van interactieve beleidsvorming treft u hiervoor een flexibeler stelsel van richtlijnen aan teneinde dergelijke processen niet op voorhand te bureaucratiseren. De keuze tussen inspraak of interactieve beleidsvorming is onder meer afhankelijk van de aard van het beleidsvoornemen en het moment waarop het bestuur belanghebbenden hierbij kan of wil betrekken. Wanneer het bestuur eerst een voorstel wil afronden, is

Volgvel 3 inspraak een geschikt instrument. Wil het bestuur in samenspraak met belanghebbenden dit voorstel opstellen, dan is sprake van interactieve beleidsvorming. Inspraak en interactieve beleidsvorming zijn onderdeel van het totale besluitvormingsproces, en wel een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Ze moeten naar onze mening onderscheiden worden van (en derhalve niet verward worden met) andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden en die buiten de strekking van deze inspraakverordening (horen te) vallen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het schrijven van brieven, bezoeken van spreekuren, houden van informatiebijeenkomsten of het spreekrecht bij vergaderingen. Inspraak en interactieve beleidsvorming zijn uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van besluitvorming aan te vechten door middel van bezwaar en beroep. 2.2. Bestuurlijke regie Het betrekken van burgers, maatschappelijke instellingen, bedrijven, etc. bij de totstandkoming van beleid is in onze optiek geen doel op zich, maar een middel dat het bestuur, vanuit haar verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van beleid, kan inzetten ter bevordering van de kwaliteit van de besluitvorming. Dit geldt dus ook voor de toepassing van inspraak en interactieve beleidsvorming. De inzet van deze instrumenten in concrete gevallen vraagt telkens om een bestuurlijke afweging of inspraak en/of interactieve beleidsvorming bijdraagt aan de kwaliteit van de besluitvorming, en vervolgens hoe deze instrumenten moeten worden ingezet, met wie en op welke onderdelen en momenten. Inspraak en interactieve beleidsvorming vragen om een bewuste en selectieve toepassing, afhankelijk van onder andere de aard, schaal en reikwijdte van een onderwerp. Om dit maatwerk te kunnen leveren, hebben wij bij het opstellen van de voorliggende inspraakverordening gekozen voor een flexibele en globale raamregeling in plaats van gedetailleerde en daardoor mogelijk rigide richtlijnen. Dit betekent dat de ter besluitvorming voorliggende verordening geen blauwdruk is, die voorschrijft 'wie in welke gevallen op welke wijze e.d.' bij de voorbereiding van beleidsvoornemens betrokken moet worden, maar een kader biedt dat telkens afhankelijk van onder andere aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp ingevuld moet worden. Omdat het vaststellen van beleid maar ook de inrichting van het totstandkomingsproces hiervan een bestuurlijke verantwoordelijkheid is, hebben wij de verantwoordelijkheid voor het invullen van dat kader bij het bestuur gelegd: de raad, het college of de burgemeester, afhankelijk van hun bevoegdheid bij het betreffende onderwerp. Het zwaartepunt in dit model van bestuurlijke regie ligt bij de door het bestuur vast te stellen procedure (artikel 4 en 8). Hierin worden het onderwerp, de kring van belanghebbenden, de termijnen, randvoorwaarden, e.d. aangegeven. Anders geformuleerd: aan het begin van elke inspraak of interactieve beleidsvorming wordt, al naar gelang de behoeften, door het bestuur de procedure vastgesteld. Communicatie over deze procedure bij de start is een vereiste. Hierdoor ontstaat voor belanghebbenden duidelijkheid over het onderwerp, het proces, verwachtingen en de wijze waarop met de inbreng zal worden ingegaan.

Volgvel 4 2.3. Positie erkende organisaties De verordening is opgesteld als een globale raamregeling, waarbinnen het bestuur inspraak en/of interactieve beleidsvorming kan organiseren. Ook het bepalen van de belanghebbenden behoort tot deze bestuurlijke regie, rekening houdend met hetgeen hierover wettelijk is bepaald maar vooral met hetgeen vanuit de aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp in een concreet geval wenselijk is. In onze optiek kan deze verordening immers niet op voorhand exact voorschrijven wie betrokken dienen te worden, maar dient dit telkens in concrete gevallen door het bestuur ingevuld te worden. Het is ons inziens immers beter voor de kwaliteit van de besluitvorming om bewust vanuit de inhoud van een concreet onderwerp te bepalen wie belanghebbenden zijn dan dit telkens af te leiden uit een algemene verordening. Dit vraagt om een andere positie van de erkende organisaties (wijk- en dorpsraden alsmede de platformorganisaties), die binnen de huidige Participatieverordening wél expliciet en reeds op voorhand een positie binnen participatietrajecten hebben. Wij zien het betrekken van erkende organisaties volgens de gekozen systematiek van de voorliggende inspraakverordening niet meer als een automatisme, maar als een bewuste bestuurlijke keuze gemotiveerd vanuit de inhoud (het onderhavige onderwerp). Het loslaten van dit automatisme betekent uitdrukkelijk niet dat wij voor de erkende organisaties geen rol meer zien binnen inspraak of interactieve beleidsvorming. Ook binnen de nieuwe inspraakverordening zullen de erkende organisaties, net zoals alle andere 'ingezetenen alsmede natuurlijke en rechtspersonen met aantoonbaar belang', als belanghebbenden aangemerkt kunnen worden, maar ook benaderd worden om in samenwerking met het bestuur inspraak of interactieve beleidsvorming binnen hun werkgebied te organiseren. De huidige participatieverordening biedt de (subsidiërings)grondslag voor de erkende organisaties. Door deze organisaties niet meer expliciet in de nieuwe inspraakverordening te vermelden, dreigt deze grondslag te vervallen. Dit willen wij voorkomen, en wel door de betreffende bepalingen onder te brengen in de Subsidieverordening CRMW. Mede op verzoek van de wijk- en dorpsraden zullen wij dit aangrijpen om in samenspraak met deze organisaties de subsidiëringsmethodiek te heroverwegen, gericht op vereenvoudiging en eventueel betere vormen van differentiatie. Gelijktijdig hiermee zullen wij, in overleg met de erkende organisaties en tegen de achtergrond van de nieuwe inspraakverordening, hun functie nader uitwerken. De rol van de erkende organisaties wordt daardoor beschreven in de subsidieverordening, waardoor het apart beschrijven hiervan in een (algemene) inspraakverordening achterwege kan blijven, zeker omdat de rollen van andere mogelijke belanghebbenden (burgers, bedrijven, overige maatschappelijke instellingen) ook niet in de inspraakverordening beschreven worden. 2.4. Artikelsgewijze toelichting Pré-ambule Deze tekst is bedoeld als balans tussen enerzijds een positieve en zorgvuldige grondhouding van het bestuur ten opzichte van inspraak en interactieve beleidsvorming en anderzijds de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van beleid en de afweging of deze instrumenten daaraan in een concreet geval een bijdrage leveren.

Volgvel 5 Artikel 1: begripsomschrijvingen Inspraak en interactieve beleidsvorming: Er zijn veel omschrijvingen mogelijk voor de wijze waarop belanghebbenden betrokken kunnen worden bij de totstandkoming van beleid: informatie, communicatie, inspraak, participatie, etc. Omwille van eenduidigheid is gekozen voor de termen inspraak en interactieve beleidsvorming, waarbij inspraak staat voor het vragen van reacties/zienswijzen op reeds afgeronde beleidsvoornemens en interactieve beleidsvorming op het in samenspraak met belanghebbenden opstellen van zulke beleidsvoornemens. De als onduidelijk ervaren term 'participatie' vervalt hiermee. Voor een nadere aanduiding van de begrippen inspraak en interactieve beleidsvorming verwijzen wij naar paragraaf 2.1. van dit raadsvoorstel; Belanghebbenden: Gekozen is voor een omschrijving, die aansluit bij de opdracht, als vervat in artikel 150 Gemeentewet: 'ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen'. Wij hebben er niet voor gekozen om één of meerdere categorieën belanghebbenden afzonderlijk te benoemen vanwege het open karakter van deze verordening. Enerzijds doet dit meer recht aan het uitgangspunten van bestuurlijke regie, anderzijds biedt deze open beschrijving betere garanties voor een bewuste keuze van belanghebbenden zonder dat deze vervalt in een automatisme. Aan de keuze van belanghebbenden gaat een zorgvuldig afwegingsproces vooraf, waarbij onder andere aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp een rol spelen; Bestuur: de verantwoordelijkheid voor het houden van inspraak over beleidsvoornemens ligt, zo volgt uit de tekst van de wet, bij de gemeenteraad. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering, de nadere regeling en organisatie behoort in de praktijk veelal toe aan het college van burgemeester en wethouders. De term bestuur is breder gedefinieerd: raad, college en burgemeester. Hierdoor kunnen de gemeenteraad en de burgemeester voor eigen beleidsvoornemens ook van deze verordening gebruik maken; Randvoorwaarden: Dit begrip is bedoeld om de ruimte voor inspraak of interactieve beleidsvorming af te bakenen, om bijvoorbeeld te voorkomen dat deze zich richt op onderdelen waarover het bestuur geen beslissingsbevoegdheid heeft of waarover het bestuur reeds heeft besloten. Artikel 2: Object van inspraak of interactieve beleidsvorming Om onduidelijkheid te voorkomen is een goede aanduiding van het object van inspraak van belang (het onderwerp). Inspraak en interactieve beleidsvorming zijn in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur, maar dat wil niet zeggen dat alle onderwerpen zich hiervoor lenen of dat het altijd toegepast dient te worden. Voor een aantal onderwerpen heeft de rijksoverheid inspraak wettelijk voorgeschreven. In de overige gevallen beslist het bestuur over het al dan niet toepassen van inspraak of interactieve beleidsvorming, al dan niet voorafgegaan door een verzoek daartoe door belanghebbenden. Tenslotte is aangegeven in welke gevallen geen inspraak of interactieve beleidsvorming wordt verleend. Daarbij spreekt het voor zich dat de kwalificatie 'wijzigingen van ondergeschikt belang' een relatief begrip is, dat afhankelijk van de aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp telkens opnieuw bepaald dient te worden. Artikel 3: Subject van inspraak of interactieve beleidsvorming Dit artikel legt, in lijn met het uitgangpunt van bestuurlijke regie, de verantwoordelijkheid voor de keuze van bij inspraak of interactieve beleidsvorming te betrekken belanghebbenden neer bij het bestuur: raad, college of burgemeester, afhankelijk van de bevoegdheid over het betreffende onderwerp. Vanwege het open

Volgvel 6 karakter van dit artikel vraagt dit in concrete gevallen om een bewuste afweging, rekening houdend met o.a. aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp. Artikel 4: Procedure inspraak De door het bestuur op te stellen procedure dient enerzijds om belanghebbenden duidelijkheid te verschaffen over onder meer het onderwerp, doel, beïnvloedingsruimte en beslismomenten, anderzijds als kompas voor het verdere proces. De bepalingen uit het tweede lid sluiten grotendeels aan bij afdeling 3.4. van de Algemene Wet Bestuursrecht. Het derde lid geeft aan dat het bestuur, indien gewenst, de procedure tussentijds kan wijzigen. Deze wijzigingsmogelijkheid brengt uit het oogpunt van zorgvuldigheid een informatie- en motiveringsverplichting met zich mee richting belanghebbenden. Op de bekendmaking van deze wijziging wordt artikel 3.42 van de AWB van toepassing verklaard, indien deze wijziging niet tot één of meerdere belanghebbenden is gericht. Dit betekent dat kennisgeving van het besluit of de zakelijke inhoud daarvan in de Gemeentekrant of op een andere geschikte wijze dient plaats te vinden. Een omschrijving van de zakelijke inhoud volgt in de toelichting op artikel 5. Artikel 5: Voorbereiding inspraak Dit artikel geeft enkele zorgvuldigheidsrichtlijnen omwille van de voorbereiding, namelijk ten aanzien van de aankondiging, voorbereidingstijd en noodzakelijke informatie over het onderwerp. Daarbij is aangesloten bij de procedure die de Algemene Wet Bestuursrecht voor terinzagelegging voorschrijft, namelijk: - van de terinzagelegging wordt kennis gedaan in één of meerdere dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, dan wel op een andere geschikte wijze. Hierin wordt beknopt vermeld: a. onderwerp en vraag; b. waar en wanneer de stukken ter inzake liggen; c. wie in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze hierop te geven; d. op welke wijze dat kan geschieden. - het beleidsvoornemen wordt met de daarop betrekking hebbende stukken voor alle belanghebbenden ter inzage gelegd voor een periode van tenminste vier weken (uitgezonderd plannen ex art. 19 lid 1 WRO, waarvoor wettelijk een termijn van minimaal twee weken is voorgeschreven, zie artikel 5 lid 4). Ter inzagelegging vindt in elk geval plaats in het raadhuis; - Alle belanghebbenden kunnen in elk geval gedurende deze periode hun zienswijze naar voren brengen. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Artikel 6: Verslaglegging inspraak Verslaglegging van inspraakbijeenkomsten is op grond van artikel 150 lid 2c Gemeentewet verplicht. Artikel 6 van de inspraakverordening geeft hiervoor enkele richtlijnen, gericht op het realiseren van duidelijkheid en transparantie richting de deelnemers aan zulke bijeenkomsten. Wanneer deelnemers hun inbreng onjuist of onvolledig in het verslag terugvinden, kunnen zij hierop schriftelijk reageren. Deze reactie wordt bij het inspraakverslag gevoegd, dat onderdeel uitmaakt van de besluitvorming. Artikel 7: Beklagrecht Het niet of onvoldoende nakomen van inspraakverplichtingen kan juridische consequenties hebben. Voor het bepalen daarvan is van belang het in de inspraakverordening opgenomen recht van beklag. De Gemeentewet schrijft voor dat in

Volgvel 7 de inspraakverordening een regeling wordt getroffen over de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van deze verordening. Artikel 7 geeft hiervoor de richtlijnen. Vanwege het verschil in karakter hebben wij besloten om voor interactieve beleidsvorming geen beklagrecht open te stellen in aanvulling op de controle door de raad. Uiteraard laat dit onverlet dat ook interactieve beleidsvorming vraagt om een bewuste, zorgvuldige en transparante toepassing. Daarom stellen wij voor om in de periode tot de evaluatie (die twee jaar na inwerkingtreding van deze verordening plaatsvindt) een monitorgroep in te stellen, bestaand uit twee leden van de raadscommissie ABZ, twee vanuit de erkende organisaties en de portefeuillehouder. Deze monitorgroep buigt zich drie- of viermaandelijks (indien dit door de leden wenselijk geacht wordt) over de praktijkervaringen van de nieuwe inspraakverordening, gericht op de proceskant van interactieve beleidsvorming en bedoeld voor het formuleren van leerpunten. De bevindingen van deze monitorgroep resulteren in tussenrapportages, die ter kennisneming worden toegezonden aan de commissie ABZ en uiteindelijk betrokken worden bij de evaluatie. Artikel 8: Procedure interactieve beleidsvorming Ondanks het open en flexibele karakter van interactieve beleidsvorming dient omwille van de duidelijkheid hiervoor ook een procedure te worden opgesteld. Deze dient in ieder geval object, belanghebbenden en bestuurlijke vraag aan te geven, en voor zover in de fase van gedachtenvorming al mogelijk is de overige elementen, zoals bedoeld in lid 3. Ook in geval van interactieve beleidsvorming kan het bestuur de procedure, indien noodzakelijk, wijzigen. Belanghebbenden worden hierover geïnformeerd. Artikel 9: Voorbereiding interactieve beleidsvorming In dit artikel enkele richtlijnen ten aanzien van de voorbereiding. In tegenstelling tot inspraak is voor interactieve beleidsvorming geen minimale voorbereidingstijd van vier weken opgenomen, ten einde de flexibiliteit van interactieve beleidsvorming niet te beperken. Afhankelijk van het onderwerp dient in concrete gevallen en bij voorkeur in overleg met belanghebbenden bepaald te worden wat voldoende voorbereidingstijd is. Artikel 10. Verslaglegging interactieve beleidsvorming Deze richtlijnen zijn bedoeld ter bevordering van de duidelijkheid, herkenbaarheid en transparantie van de verwerking van de opbrengst van interactieve beleidsvorming. Artikel 11: Slot- en overgangsbepalingen Voor de naamgeving van deze verordening is aangesloten bij de strekking van artikel 150 Gemeentewet: inspraakverordening. De datum van inwerkingtreding ligt drie maanden na besluitvorming door de gemeenteraad, om een goede implementatie van de nieuwe richtlijnen in onder meer de ambtelijke werkwijze mogelijk te maken. Met de inwerkingtreding van de nieuwe inspraakverordening vervalt de participatieverordening 1991. Aangezien de artikelen 4 en 11 van deze verordening echter de erkennings- en subsidiegrondslag voor de erkende organisaties bevatten, blijven deze artikelen van kracht tot het moment dat hierin binnen de Subsidieverordening CRMW is voorzien. 3. Inspraakverordening en dualisering Deze nieuwe inspraakverordening wordt aan u ter besluitvorming aangeboden op het moment dat uw raad en ons college zich voorbereiden op het wetsvoorstel dualisering, met de daarbij horende duale rolverdeling. De voorliggende concept-inspraakver-

Volgvel 8 ordening past ook binnen zo n duaal stelsel. Ze is namelijk opgebouwd rond het thema bestuurlijke regie, waarbij telkens per onderwerp bekeken wordt welk bestuursorgaan als bestuur aangeduid kan worden. De verordening bouwt dus voort op de 'taakverdeling' tussen uw raad en ons college, zoals die op het moment van toepassing van de verordening geldt. Een wijzigende taakverdeling leidt niet tot aanpassing van de verordening, hooguit tot een andere toepassing. De controlerende bevoegdheid van uw raad blijft daarbij ongewijzigd. 4. Ter afsluiting Wij realiseren ons dat de inspraakverordening een nieuwe werkwijze voor de voorbereiding van beleid en het betrekken van belanghebbenden betekent. De werking van deze verordening willen we daarom na twee jaar evalueren. Wij stellen u voor de nieuwe inspraakverordening vast te stellen, zoals verwoord in het bijgevoegd concept-raadsbesluit. Dit voorstel is behandeld in de commissie Algemene Bestuurszaken van 21 februari 2001. Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, de secretaris, de burgemeester, mw. ir. H.J. Wijsenbeek J. van Houwelingen

Raadsbesluit De raad van de gemeente Haarlemmermeer: - overwegende dat de kwaliteit van gemeentelijke besluitvorming verbeterd kan worden door belanghebbenden (burgers, maatschappelijke instellingen, bedrijven, etc.) bij de totstandkoming van beleidsvoornemens te betrekken; - dat het hierbij van belang is dergelijke processen bewust en zorgvuldig te organiseren, rekening houdend met de onderscheiden rollen en verantwoordelijkheden van het bestuur en belanghebbenden; - gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 6 maart 2001 nummer 52; - gelet op artikel 150 Gemeentewet; - gelet op afdeling 3.4. van de Algemene Wet Bestuursrecht; besluit vast te stellen de navolgende : Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente Haarlemmermeer een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken, kortheidshalve aan te duiden als: INSPRAAKVERORDENING Paragraaf 1: Algemeen Artikel 1: Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. Inspraak: het ten aanzien van gemeentelijke beleidsvoornemens vragen van reacties/zienswijzen aan belanghebbenden; b. Interactieve beleidsvorming: het in samenspraak met belanghebbenden opstellen van gemeentelijke beleidsvoornemens; c. Belanghebbenden: natuurlijke en rechtspersonen, al dan niet in de gemeente gevestigd, die aantoonbaar belang hebben bij het object van inspraak of interactieve beleidsvorming; d. Bestuur: de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester, al naar gelang de bevoegdheid bij het betreffende object van inspraak of interactieve beleidsvorming; e. Randvoorwaarden: aan de inspraak of interactieve beleidsvorming ten grondslag liggende feiten waarop het bestuur geen invloed heeft, dan wel door het bestuur aan de inspraak of interactieve beleidsvorming meegegeven kaders. Artikel 2: Object van inspraak of interactieve beleidsvorming 1. Inspraak en interactieve beleidsvorming is in beginsel mogelijk op alle onderwerpen van gemeentelijk beleid;

2. Het bestuur verleent in ieder geval inspraak wanneer dit is voorgeschreven bij wet, provinciale of gemeentelijke verordening. Dit betreft o.a. beleidsvoornemens inzake: a. de voorbereiding of herziening van ruimtelijke plannen en de voorbereiding van de toepassing van artikel 19 lid 1 j o 19a WRO; b. de stads- of dorpsvernieuwing; c. de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan; d. de welzijnsvoorzieningen; e. het integraal gehandicaptenbeleid; 3. Buiten de in lid 2 bedoelde onderwerpen beslist het bestuur over het verlenen van inspraak of interactieve beleidsvorming; 4. Geen inspraak of interactieve beleidsvorming wordt verleend: a. wanneer dit bij of krachtens de wet is uitgesloten; b. ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van bestaand beleid; c. wanneer er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij van enige beleidsvrijheid geen sprake is; d. bij ruimtelijke plannen ex artikel 11 WRO, indien het bestemmingsplan reeds in inspraak voor deze plannen voorziet. Artikel 3: Subject van inspraak of interactieve beleidsvorming Het bestuur stelt vast aan welke kring van belanghebbenden inspraak of interactieve beleidsvorming wordt verleend met inachtneming van hetgeen hierover bij wet, provinciale of gemeentelijke verordening is voorgeschreven. Paragraaf 2: Inspraak Artikel 4: Procedure inspraak 1. Het bestuur stelt voor elk beleidsvoornemen waarop inspraak wordt verleend een procedure vast; 2. Deze procedure bevat tenminste: a. een omschrijving van het object van inspraak, zoals bedoeld in artikel 2; b. een aanduiding van de kring van belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 3; c. de vraag waarop de inspraak zich richt; d. de randvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 1e; e. een tijdpad met termijnstelling en einddatum inspraak; f. een communicatieplan; g. een financiële paragraaf; 3. Het bestuur kan deze procedure wijzigen in die gevallen waarin de vaststelling van het beleidsvoornemen zulks vereist. Het bestuur geef hiervan overeenkomstig het gestelde in artikel 3.42 van de Algemene Wet Bestuursrecht schriftelijk kennis. Artikel 5: Voorbereiding inspraak 1. Het bestuur informeert voorafgaand aan de inspraak belanghebbenden hierover op een geschikte wijze. Volstaan kan worden met vermelding van de zakelijke inhoud; 2. Het bestuur draagt er zorg voor dat belanghebbenden voldoende tijd en informatie krijgen voor een goede voorbereiding. Tenzij in specifieke wet- en regelgeving anders vermeld geldt hiervoor een termijn van tenminste vier weken aansluitend aan de in lid 1 bedoelde aankondiging; 3. Met instemming van belanghebbenden kan het bestuur in afwijking van het bepaalde in lid 2 een kortere voorbereidingstijd vaststellen; 4. Met betrekking tot inspraakprocedures voor plannen ex artikel 19, lid 1 WRO wordt in afwijking van het bepaalde in lid 2 de termijn voor het indienen van zienswijzen bepaald op tenminste twee weken.

Artikel 6: Verslaglegging inspraak 1. Het bestuur draagt zorg voor verslaglegging van inspraakbijeenkomsten; 2. Deze verslagen worden onmiddellijk aan alle aanwezigen bij de in lid 1 bedoelde bijeenkomsten toegezonden; 3. Ter afronding van de inspraakprocedure stelt het bestuur een eindverslag op; 4. Het eindverslag bevat in ieder geval: a. een overzicht van de gevolgde procedure; b. een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht; c. een gemotiveerde reactie/standpunt van het bestuur op deze zienswijzen; 5. Het eindverslag maakt deel uit van het voorstel dat ter besluitvorming wordt aangeboden; 6. Na besluitvorming krijgen alle deelnemers het voorstel en besluit ter informatie toegezonden. Artikel 7: Beklagrecht 1. Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen over de wijze van uitvoering van deze verordening en de inspraakprocedure bij het bestuur een schriftelijke klacht indienen; 2. Een klacht, zoals bedoeld in lid 1, dient uiterlijk vier weken na afloop van de procedure te worden ingediend; 3. Het bestuur beslist binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift omtrent de ingediende klacht, de commissie Algemene Bestuurszaken gehoord. Het bestuur kan deze termijn met ten hoogste vier weken verdagen; 4. Het bestuur brengt de beslissing over het klaagschrift onmiddellijk ter kennis van de klager en de commissie Algemene Bestuurszaken. Paragraaf 3: Interactieve beleidsvorming Artikel 8: Procedure interactieve beleidsvorming 1. Het bestuur stelt voor elk onderwerp waarop interactieve beleidsvorming wordt verleend een procedure vast; 2. Deze procedure bevat tenminste: a. een omschrijving van het object van interactieve beleidsvorming, zoals bedoeld in artikel 2; b. een aanduiding van de kring van belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 3; c. de vraag waarop de interactieve beleidsvorming zich richt; 3. In aanvulling op lid 2 bevat deze procedure voor zover mogelijk: a. de randvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 1e; b. de wijze van vormgeving van het interactief beleidsvormingsproces; c. een tijdpad met termijnstelling; d. een communicatieplan; e. een financiële paragraaf; 4. Het bestuur kan de procedure wijzigingen in die gevallen waarin de vaststelling van het beleidsvoornemen zulks vereist. Het bestuur geeft hiervan overeenkomstig het gestelde in artikel 3.42 van de Algemene Wet Bestuursrecht schriftelijk kennis.

Artikel 9: Voorbereiding interactieve beleidsvorming 1. Het bestuur informeert voorafgaand aan de interactieve beleidsvorming belanghebbenden hierover op geschikte wijze. Volstaan kan worden met vermelding van de zakelijke inhoud; 2. Het bestuur draagt er zorg voor dat de kring van belanghebbenden voldoende tijd en informatie krijgt voor een goede voorbereiding. Artikel 10: Verslaglegging interactieve beleidsvorming 1. Het bestuur draagt zorg voor verslaglegging van de in het kader van interactieve beleidsvorming gehouden bijeenkomsten; 2. Deze verslagen worden onmiddellijk aan alle aanwezigen bij de in lid 1 bedoelde bijeenkomsten toegezonden; 3. Een weergave van de opbrengst van interactieve beleidsvorming maakt deel uit van het voorstel dat ter besluitvorming wordt aangeboden; 4. Na besluitvorming krijgen alle deelnemers het voorstel en besluit ter informatie toegezonden. Paragraaf 4: Slot- en overgangsbepalingen Artikel 11: Slot- en overgangsbepalingen 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Inspraakverordening ; 2. De tekst van het raadsvoorstel behorend bij deze inspraakverordening maakt als toelichting op de voorgaande bepalingen onderdeel uit van deze verordening; 3. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2001 en is van toepassing op alle inspraak- en interactieve beleidsvormingsprocedures die na deze datum worden gestart; 4. Met ingang van de in lid 2 genoemde datum vervalt de Participatieverordening, zoals vastgesteld op 10 september 1991 en gewijzigd op 23 december 1993, met uitzondering van de artikelen 4 en 11 voor zover hierin niet op een andere wijze is voorzien. Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 maart 2001. De secretaris, De voorzitter, mw ir H.J. Wijsenbeek J. van Houwelingen