De verlenging van de arrestatietermijn. Een zaligmakende oplossing?

Vergelijkbare documenten
STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

Hof van Cassatie van België

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

Hof van Cassatie van België

De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 21 oktober 2011 (24.10) (OR. en) 15812/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0154 (COD)

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

A8-0165/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

==================================================================== Artikel 1

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

Hof van Cassatie van België

Leidraad voor het nakijken van de toets

POSITION PAPER SALDUZ

De wet van 13 augustus 2011 in het kader van de verkeershandhaving.

Hof van Cassatie van België

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

A8-0165/46. Amendement 46 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hof van Cassatie van België

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

Rolnummer Arrest nr. 50/2013 van 28 maart 2013 A R R E S T

Inhoudstafel. Deel I De fiscale strafvervolging naar Belgisch recht

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPEES PARLEMENT. Commissie juridische zaken. aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

Rolnummer Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

EUROPEES PARLEMENT Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

DE WETTELIJKE REGELING INZAKE DE ONWERKDADIGE HECHTENIS

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

RAAD VAN STATE. Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State (artikelen 2, 3, 3bis, 4, 6bis, 84, 85, 85bis)

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

20 JULI Wet betreffende de voorlopige hechtenis. HOOFDSTUK I. - De aanhouding.

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

IVO MENNES. DE OPHEFFING VAN HET BEVEL TOT AANHOUDING Art Vóór de in artikel 21 bedoelde verschijning

Hof van Cassatie van België

CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN

Webapplicatie Salduz. Salduz-wet

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

Rolnummer Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. Begeleidend document bij het

Hof van Cassatie van België

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T RICHTLIJ VA HET EUROPEES PARLEME T E DE RAAD BETREFFE DE HET RECHT OP I FORMATIE I STRAFPROCEDURES

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Hof van Cassatie van België

Nationaal Benelux Prüm Europese Unie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

6603/15 dep/van/hw 1 DG D 2B

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Inhoudstafel. Inhoudstafel 3

Hof van Cassatie van België

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

Datum van inontvangstneming : 28/12/2017

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

Advies conceptwetsvoorstellen en concept-amvb raadsman en politieverhoor

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De verlenging van de arrestatietermijn. Een zaligmakende oplossing? Masterproef van de opleiding Master in de Rechten Ingediend door: Sophy De Coster (Studentennummer: 00901572) (Major: Burgerlijk- en Strafrecht) Promotor: Prof. Dr. Philip Traest Commissaris: Dhr. Wim Lammens

Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Inleiding... 6 1 Historiek... 8 1.1 Inleiding... 8 1.2 Criminele ordonnantiën... 8 1.3 Franse Revolutie... 8 1.4 Napoleontische periode... 9 1.5 Belgische Grondwet... 9 1.6 Wetten op de voorlopige hechtenis... 10 1.6.1 De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis... 10 1.6.2 De wet van 13 augustus 2011... 11 1.7 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden... 12 1.8 Salduz-richtlijn... 13 1.8.1 Ontstaan... 13 1.8.2 Doel... 13 1.8.3 Toepassingsgebied... 13 1.8.4 Inhoud... 14 1.8.5 Invloed in ons Belgisch recht?... 15 2 Begrippen... 16 2.1 Arrestatie... 16 2.2 Vrijheidsberoving... 16 2.2.1 Administratieve vrijheidsberoving... 17 2.2.2 Gerechtelijke vrijheidsberoving... 17 2.3 Gerechtelijke vrijheidsberovingen... 17 2.3.1 Bevoegde instanties... 17 2.3.2 Bevel tot medebrenging... 18 2.3.3 Bevel tot verlenging... 18 2.3.4 Bevel tot aanhouding... 18 2.3.5 Samenloop bevel tot medebrenging, bevel tot aanhouding en bevel tot verlenging... 19 2.4 Voorlopige hechtenis... 19 3 Huidige regeling naar Belgisch recht... 21 3.1 Inleiding... 21 3.2 Fundamenteel recht op persoonlijke vrijheid... 21 3.2.1 Nationale grondslag: artikel 12 van de gecoördineerde Grondwet... 21 3.2.2 Nationale grondslag: artikel 15bis van de wet op de voorlopige hechtenis... 21 Sophy De Coster 2

3.2.3 Internationale grondslag: artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden... 30 3.2.4 Internationale grondslag: artikel 9 en 10 van het Internationaal Verdag inzake burgerrechten en politieke rechten... 31 3.3 De aanhouding bij ontdekking op heterdaad... 31 3.3.1 Wettelijke grondslag... 31 3.3.2 Analyse... 31 3.4 De aanhouding buiten het geval van heterdaad... 34 3.4.1 Wettelijke grondslag... 34 3.4.2 Analyse... 34 3.5 De termijn van 24 uur van de vrijheidsberoving... 36 3.5.1 Aanvang... 37 3.5.2 Einde... 38 3.5.3 Berekening van de termijn van 24 uur... 38 3.5.4 Samenloop gerechtelijke en administratieve vrijheidsberoving... 38 3.5.5 Bevel tot medebrenging... 39 3.5.6 Verlenging?... 40 4 Recente ontwikkelingen... 41 4.1 Inleiding... 41 4.2 Bijstand door een advocaat... 41 4.2.1 Implementatie in de Belgische wetgeving... 41 4.2.2 Praktische implementatie... 42 4.2.3 Invloed op de arrestatietermijn... 49 4.3 Allerlei onderzoekshandelingen... 49 4.4 Internationaal karakter van criminaliteit... 50 4.4.1 Grensoverschrijdende informatieverwerving... 50 4.4.2 Beschikbaarheid van een tolk... 50 5 Interpretatie volgens het Hof van Cassatie, Grondwettelijk Hof en Europees Hof voor de rechten van de mens... 52 5.1 Hof van Cassatie... 52 5.1.1 De vrijheidsberoving... 52 5.1.2 Het aanvangsuur van de termijn van 24 uur... 53 5.1.3 Gronden om over te gaan tot arrestatie... 58 5.1.4 De duur van 24 uur... 58 5.1.5 Ondervraging door de onderzoeksrechter... 59 5.1.6 Betekening binnen 24 uur... 60 5.1.7 Nieuwe en ernstige omstandigheden... 61 5.1.8 Artikel 15 bis van de wet op de voorlopige hechtenis... 62 5.1.9 De termijn van 24 uur bij minderjarigen... 63 Sophy De Coster 3

5.2 Grondwettelijk Hof... 64 5.2.1 Arrest GwH. 10 november 2011... 64 5.2.2 Arrest GwH. 22 december 2011... 65 5.3 Europees Hof voor de Rechten van de Mens... 70 5.3.1 Vrijheidsberoving in het kader van het E.V.R.M.... 70 5.3.2 Legaliteitsbeginsel... 73 5.3.3 Onmiddellijke voorleiding... 73 5.3.4 Verhoor in het kader van het E.V.R.M.... 73 5.3.5 Bijstand door een advocaat... 75 6 Een kijk op de ons omliggende landen... 76 6.1 Inleiding... 76 6.2 Nederland... 76 6.2.1 Inleiding... 76 6.2.2 Wettelijke regeling... 76 6.3 Frankrijk... 79 6.3.1 Inleiding... 79 6.3.2 Wettelijke regeling... 79 6.4 Duitsland... 80 6.4.1 Inleiding... 80 6.4.2 Wettelijke regeling... 80 6.5 Verenigd Koninkrijk... 82 6.5.1 Inleiding... 82 6.5.2 Engeland en Wales... 83 6.5.3 Schotland... 85 6.6 Andere landen... 86 7 Is de huidige regeling zaligmakend?... 91 7.1 Inleiding... 91 7.2 Argumenten pro een verlenging van de arrestatietermijn van 24 uur... 91 7.2.1 Geen 24 uur in praktijk... 91 7.2.2 Kwaliteit van het dossier... 92 7.2.3 Complexiteit van het dossier... 93 7.2.4 Alternatieven voor de voorlopige hechtenis... 93 7.2.5 Creëren van een mogelijkheid, geen noodzakelijkheid... 94 7.2.6 Europees niveau... 94 7.3 Argumenten contra een verlenging van de arrestatietermijn van 24 uur... 95 7.3.1 Conformheid aan de Grondwet... 95 7.3.2 Dubbele functie van de tussenkomst na 24 uur... 95 7.3.3 Persoonlijk belang vs belang van het onderzoek... 95 7.3.4 Het voeren van een degelijk onderzoek... 96 Sophy De Coster 4

7.3.5 Aangepaste voorwaarden voorwaardelijke invrijheidsstelling... 96 7.3.6 Een verschuiving van het probleem... 97 7.3.7 Geen nood aan automatische verlenging... 97 7.3.8 Infrastructuurprobleem... 97 7.3.9 Internationaal... 98 7.4 Alternatieven?... 98 7.4.1 Aanpassing van de Grondwettelijke termijn van 24 uur... 98 7.4.2 Een eerste verlenging die wordt toegestaan door de procureur des Konings... 99 8 Een kijk op de praktijk... 101 8.1 Inleiding... 101 8.2 Vragen aan een onderzoeksrechter... 101 8.2.1 Noodzakelijkheid?... 101 8.2.2 Salduz, een race tegen de klok?... 102 8.2.3 Toekennen van het bevel tot verlenging... 102 8.2.4 Aanhoudingsbevel vs. inverdenkingstelling... 102 9 Besluit... 103 10 Dankwoord... 105 Bibliografie... 106 Sophy De Coster 5

Inleiding De vrijheid van de persoon is één van de meest fundamentele rechten in onze samenleving. Bij het opleggen van bepaalde beperkingen aan deze persoonlijke vrijheid dient er steeds een evenwichtsoefening te worden gemaakt tussen deze vrijheid van de persoon, het vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging, het belang van de maatschappij, het belang van het onderzoek en de rechten van de slachtoffers. Het gebruik van de voorlopige hechtenis als instrument moet hierbij steeds als een uitzonderingsmechanisme dienen. De maatschappij mag hierbij niet uit het oog verliezen dat het feit dat een persoon tijdens het vooronderzoek in vrijheid wordt gesteld, niet wil zeggen dat deze verdachte in een latere fase ten gronde niet meer veroordeeld kan worden. De voorlopige hechtenis mag met andere woorden niet gezien worden als een voorschot op de straf. Daarnaast kunnen ook niet alle verdachten van een misdrijf in voorlopige hechtenis genomen worden en dit is ook niet altijd opportuun. De onderzoeksrechter vervult een sleutelfunctie bij de beoordeling of een persoon al dan niet in voorlopige hechtenis dient te worden genomen. Volgens de Grondwet kan een persoon niet langer dan 24 uur van zijn vrijheid worden beroofd dan met een met redenen omkleed rechterlijk bevel. Dit bevel dient aan de verdachte te worden betekend binnen deze termijn van 24 uur. Daarnaast komt deze termijn ook terug in de artikelen 1 en 2 van de wet op de voorlopige hechtenis. De termijn van 24 uur werd reeds geruime tijd bijzonder kort bevonden. Met de wet van 13 augustus 2011 werd er, als een gevolg van de Salduz-rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het recht op bijstand van een advocaat vanaf het eerste politieverhoor ingevoerd. Daarnaast werd de wet op de voorlopige hechtenis ook aangevuld met een artikel 15 bis. Dit artikel voorziet in het bevel tot verlenging waardoor de termijn van 24 uur eenmalig kan worden verlengd met een bijkomende termijn van maximaal 24 uur indien er aan de overige voorwaarden is voldaan. Na een historiek van hoe de arrestatietermijn tot stand is gekomen, wordt er in deze masterproef een analyse gemaakt van het nieuwe artikel 15 bis op de voorlopige hechtenis. Deze nieuwe regeling wordt daarnaast ook geplaatst in het kader van enkele recente ontwikkelingen zoals daar zijn het recht op bijstand van een advocaat, de bijkomende onderzoekshandelingen die dienen te worden gesteld en het internationale karakter van de criminaliteit. Vervolgens wordt de regeling van de politionele vrijheidsberoving onderworpen aan een toetsing van het Hof van Cassatie, het Grondwettelijk Hof en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Daarna werpen we een blik op hoe de vrijheidsberoving in andere landen aangepakt wordt. Op onze buurlanden Nederland, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk wordt in detail ingegaan. Van andere landen en lidstaten wordt er een beknopter overzicht gegeven. Voorts maak ik een overzicht van enerzijds de argumenten van de voorstanders van de verlenging van de termijn van 24 uur en anderzijds de tegenstanders van deze verlenging. Er wordt eveneens kort ingegaan op de overige mogelijkheden waaruit de wetgever had kunnen kiezen om de termijn van 24 uur aan te passen. Sophy De Coster 6

Daarna wordt er een uiterst beperkte blik geworpen op de toepassing van het bevel tot verlenging in de praktijk. Dit naar aanleiding van enkele vragen die werden gesteld aan een onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Gent. Tenslotte kom ik tot het besluit of de huidige regeling van de politionele vrijheidsberoving nu een zaligmakende oplossing uitmaakt of niet. Sophy De Coster 7

1 Historiek 1.1 Inleiding Men dient te leren uit de fouten die in het verleden werden gemaakt. Om de discussie over de verlenging van de arrestatietermijn ten volle te kunnen voeren, is het belangrijk om de fundamenten van onze huidige wetgeving te bekijken. We vertrekken van de criminele ordonnantiën, over de Franse Revolutie en de Napoleontische periode. Zo komen we uit bij de Belgische Grondwet en de verschillende wetten op de voorlopige hechtenis. Tenslotte werpen we ook nog een blik op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en het ontwerp tot de Salduz-richtlijn. 1.2 Criminele ordonnantiën Onder het bewind van Alva werden in 1570 in Brussel de criminele ordonnantiën uitgevaardigd. Ze hadden tot doel het strafrecht en de strafrechtspleging in de Habsburgse Nederlanden te hervormen. De invoering van deze eerste strafrechtscodificaties in de Nederlanden had nogal wat voeten in de aarde. Deze bevatten namelijk op allerlei punten inbreuken op de gewoontes en privileges van de gewesten. 1 Deze ordonnantiën bestonden uit 3 delen 2 : Ordonnantie op de criminele justitie van 5 juli 1570, het bevatte overwegend het materiële strafrecht. Ordonnantie op de stijl van procederen in criminele zaken van 9 juli 1570, het bevatte overwegend formeel strafrecht. Ordonnantie op de cipiers van 9 juli 1570, een soort instructie voor cipiers. Reeds in deze tijd kan er een spoor van de termijn van 24 uur teruggevonden worden. Immers, met betrekking tot het bestaan van een soort arrestatietermijn bepaalde de Styl Crimineel (of de ordonnantie op de stijl van procederen in criminele zaken van 9 juli 1570) in het artikel 2 dat een aangehouden verdachte liefst binnen de 24 uren en ten laatste binnen de drie dagen diende te worden ondervraagd. 3 In de praktijk nam men het echter niet zo nauw met deze termijnen. De bijstand door een advocaat of een procureur was tijdens deze ondervragingen niet mogelijk. Wel kon men door een beëdigd tolk worden bijgestaan zodat men in de eigen taal ondervraagd werd. 4 1.3 Franse Revolutie Vanaf 1750 kwam er scherpe kritiek op de strafrechtelijke proceduretechnieken die hiervoor gehanteerd werden. De voornaamste kritiek situeerde zich op het niveau van het onevenwicht tussen de partijen, de tortuur, het verwaarlozen van de rechten van verdediging 5 1 2 3 4 5 M. VAN DE VRUGT, De criminele ordonnantiën van 1570. Enkele beschouwingen over de eerste strafrechtcodificatie in de Nederlanden, Zutphen, De Walburg Pers, 1978, 298 M. VAN DE VRUGT, De criminele ordonnantiën van 1570. Enkele beschouwingen over de eerste strafrechtcodificatie in de Nederlanden, Zutphen, De Walburg pers, 1978, 298 J. MONBALLYU, Zes eeuwen strafrecht. De geschiedenis van het Belgische strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 354 J. MONBALLYU, Zes eeuwen strafrecht. De geschiedenis van het Belgische strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 355 J. MONBALLYU, Zes eeuwen strafrecht. De geschiedenis van het Belgische strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 365 Sophy De Coster 8

Door het Assemblée nationale werd op voorstel van de commissie - Thouret de wet van 8 oktober 3 november gestemd. Deze was een echte mijlpaal in de geschiedenis van het strafprocesrecht. Een nieuwe rechterlijke organisatie en rechtspleging werd ingevoerd met de wetten en decreten van 16-24 augustus 1790, 10-15 mei, 19-22 juli, 16-19 september 1791 en 29 september-21 oktober 1791. 6 Zo werd er onder meer bepaald dat het mogelijk was om een bevel tot medebrenging uit te vaardigen met het oog op een ondervraging. Deze ondervraging diende binnen een termijn van 24 uur plaats te vinden. Aan de hand van die ondervraging besliste de rechter vervolgens of de verdachte werd vrijgelaten of werd opgesloten in een huis van bewaring. 7 1.4 Napoleontische periode De fundamenten van onze wetgeving stammen uit de Napoleontische periode. De grote principes uit onze huidige strafrechtspleging zijn dan ook terug te vinden in de Code d instruction criminelle van 1808. 8 Met deze Code d instruction criminelle werd uitdrukkelijk gekozen voor een compromis tussen een inquisitoir voorbereid onderzoek en een accusatoir onderzoek op de terechtzitting. Dit principe van strafrechtspleging werd overgenomen in het Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) en in het onafhankelijke België. 9 De nieuwe ideeën van de Franse Revolutie waren in deze Code d instruction criminelle niet terug te vinden, maar in onze grondwet van 7 februari 1831 was dit wel het geval. 1.5 Belgische Grondwet Toen de Grondwet van België op 7 februari 1831 door de wetgever werd afgekondigd, had deze tot doel enkele fundamentele rechten te beschermen. Zo bevatte het toenmalige artikel 7 (huidig artikel 12) van de gecoördineerde Grondwet reeds de bepaling dat niemand behalve bij ontdekking op heterdaad, kan worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter, dat moet worden betekend bij de aanhouding of uiterlijk binnen de 24 uren. 10 Met de invoering van deze bepalingen in artikel 7 (huiding artikel 12) van de Grondwet heeft men een terugkeer naar het Ancien Régime onmogelijk willen maken. Toen was het immers mogelijk dat het staatshoofd iemand willekeurig van zijn vrijheid kon beroven of verbannen door gebruik te maken van een lettre de cachet. De basis voor deze regel waarbij de persoon die wordt aangehouden verplicht voor een rechter wordt gebracht, is terug te vinden in de Britse instelling van het habeas corpus. Deze habeas corpus houdt in dat de burger een beroep kan doen op een rechter om zich tegen elke willekeurige hechtenis te verzetten. 11 6 7 8 9 10 11 J. MONBALLYU, Zes eeuwen strafrecht. De geschiedenis van het Belgische strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 365 J. MONBALLYU, Zes eeuwen strafrecht. De geschiedenis van het Belgische strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 366 I. MENNES, Voorlopige hechtenis en politiearrestatie, Politieblad Limburg, 1994, 267 J. MONBALLYU, Zes eeuwen strafrecht. De geschiedenis van het Belgische strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 368-369 A. ALEN, F. MEERSSCHAUT, Grondwet, staatshervorming, rechten en vrijheden, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1992, 7 A. MAST, J. DUJARDIN, Overzicht van het Belgisch Grondwettelijk Recht, Brussel, Story-Scientia, 1987, 533 Sophy De Coster 9

Reeds in 1901 werd er door het Hof van Cassatie geoordeeld dat wanneer er ernstige aanwijzingen van schuld zijn ten laste van een vermoedelijke dader van een misdaad of een wanbedrijf, de ambtenaren van de gerechtelijke politie deze persoon in verzekerde bewaring kunnen nemen met het doel hem ter beschikking van het gerecht te stellen. Deze voorlopige aanhouding moet worden behouden mits binnen vierentwintig uur een bevel tot aanhouding wordt verleend en dit binnen dezelfde termijn aan die persoon wordt betekend. 12 1.6 Wetten op de voorlopige hechtenis De eerste Belgische wet met betrekking tot de strafvordering dateert van 1852 en de basis van de voorlopige hechtenis werd vervolgens gelegd in de wet van 20 april 1974. 13 De bepalingen van de artikelen 1 tot en met 26 van deze wet waren, naast artikel 7 (huidig artikel 12) van de Grondwet, de basis voor de voorlopige hechtenis. Deze wet werd onder meer gewijzigd door de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis, en uiteindelijk werden de bepalingen van de wet van 1874 opgeheven door de huidige wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis. Gedurende 160 jaar lang lagen de artikelen 12 van de gecoördineerde Grondwet en de artikelen 16, 40, 49, 50 en 106 van het Wetboek van Strafvordering aan de basis van de wettelijke grondslag van de vrijheidsprocedure. Maar een uitgewerkte arrestatieprocedure was echter niet voorzien. 14 Bij de arrestatie in het geval van heterdaad vormde deze lacune geen probleem. De Grondwet zelf en het (oud) artikel 106 van het Wetboek van Strafvordering bepaalden immers dat niemand kon worden aangehouden, tenzij hij op heterdaad werd ontdekt en krachtens een met redenen omkleed bevel van een rechter, dat moest worden betekend bij de arrestatie of uiterlijk binnen 24 uur. 15 Iets anders was het buiten het geval van heterdaad, aangezien hierbij niet voorzien was in een wettelijke regeling. Gedurende meer dan 100 jaar werd aangenomen dat het ook in dit geval mogelijk was om een persoon te arresteren om hem vervolgens voor de onderzoeksrechter te brengen, waarbij het eveneens vereist was dat er tegen de betrokken persoon binnen de grondwettelijke termijn van 24 uur een bevel tot aanhouding werd uitgevaardigd. In de praktijk bleek er controverse te bestaan over het al dan niet stroken met de Grondwet. 16 1.6.1 De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis Het ontbreken van de hierboven aangegeven duidelijke regeling inzake de arrestatie is uiteraard niet gunstig voor de rechtszekerheid in een land. De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis heeft voorzien in een duidelijke regeling. De eerste wetgevende initiatieven voor deze wet werden reeds in 1983-84 genomen. Maar het is pas op 19 april 1989 dat het wetsontwerp van de Minister van Justitie werd ingediend in de Senaat. Dit ontwerp 12 13 14 15 16 Cass. 21 oktober 2001, Pas. 1902, I, 15-16 I. MENNES, Voorlopige hechtenis en politiearrestatie, Politieblad Limburg, 1994, 267 I. MENNES, Arrestatie, in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtsleer en rechtspraak, Mechelen, Kluwer, 2011, losbl., 6 delen, 8 I. MENNES, Arrestatie, in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtsleer en rechtspraak, Mechelen, Kluwer, 2011, losbl., 6 delen, 8 I. MENNES, Arrestatie, in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtsleer en rechtspraak, Mechelen, Kluwer, 2011, losbl., 6 delen, 8-9 Sophy De Coster 10

werd in de Senaat goedgekeurd op 4 juli 1990 en op 10 juli 1990 gebeurde dit in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Op 10 augustus 1990 werd deze wettekst gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, maar doordat deze fouten bevatte, werd deze tekst nogmaals herhaald in het Belgisch Staatsblad van 14 augustus 1990. 17 Uit de parlementaire voorbereidingen van de wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis komen 3 grote krachtlijnen naar voor. In eerste instantie heeft met het uitzonderlijke karakter van de voorlopige hechtenis willen benadrukken. De tweede doelstelling hangt hiermee samen, deze had tot doel het aantal personen in die zich in voorlopige hechtenis bevinden te verminderen door de nodige alternatieven voor deze voorlopige hechtenissen te voorzien. Tenslotte had men ook de bedoeling om de 18 19 rechten van verdediging van de betrokken personen beter te waarborgen. Met de wet van 31 mei 2005 werden er wijzigingen aangebracht aan de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor de onwerkzame voorlopige hechtenis, de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en ook sommige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering. Tijdens de parlementaire besprekingen is de arrestatieprocedure meermaals ter sprake gekomen, maar toch zijn de bepalingen van de artikelen 1 en 2 van de wet op de voorlopige hechtenis ongewijzigd gebleven. 20 1.6.2 De wet van 13 augustus 2011 Naar aanleiding van de Salduz-rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens werden er verschillende wetsvoorstellen ingediend maar blijkbaar was er lange tijd geen politieke meerderheid te vinden om een van deze voorstellen nader uit te werken en ook effectief in te voeren. Het wetsvoorstel dat het uiteindelijk gehaald heeft werd op 26 januari 2011 door Christine Defraigne, Francis Delpérée, Inge Faes, Martine Taelman, Rik Torfs en Güler Turan in de Senaat ingediend. Het ging om het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van het Wetboek van strafvordering, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen die van zijn vrijheid wordt beroofd rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan. De uiteindelijke wettekst werd op 5 september 2011 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Met de invoering van deze wet werd er door de wetgever gezorgd voor een antwoord op de zogenaamde Salduz-rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Na deze arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens duurde het dan ook niet lang vooraleer men besefte dat er nood was aan een aangepaste regeling. Het kan dan ook vreemd bevonden worden dat het uiteindelijke wetsvoorstel tot 26/01/2011 op zich heeft laten wachten. 21 17 18 19 20 21 I. MENNES, Arrestatie, in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtsleer en rechtspraak, Mechelen, Kluwer, 2011, losbl., 6 delen, 9 C. VAN DEN WYNGAERT, De nieuwe wet op de voorlopige hechtenis doorgelicht, Panopticon, 1991, 112 W. VANDEPUTTE, De voorlopige hechtenis in België getoetst aan artikel 5 EVRM, Jura Falconis 2000-2001, 2 en http://www.law.kuleuven.be/jura (2 maart 2001) I. MENNES, Arrestatie, in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtsleer en rechtspraak, Mechelen, Kluwer, 2011, losbl., 6 delen, 9 J. MEESE, P. TERSAGO, Het recht voor elkeen die wordt verhoord op consultatie van en bijstand door een advocaat na de Salduz-wet van 13 augustus 2011, R.W. 2011-2012, 21, 935 Sophy De Coster 11

De hoofdgrondslag van de wet van 13 augustus 2011 is terug te vinden in het artikel 6 van het E.V.R.M. Het Hof heeft immers gesteld dat het recht van elke verdachte om daadwerkelijk toegang te hebben tot een advocaat vanaf het eerste politieverhoor tot de fundamentele elementen van een eerlijk proces behoort. 22 De totstandkoming van de wet van 13 augustus 2011 liep echter niet altijd over rozen. Enerzijds waren er de personen die van mening waren dat het voorstel niet ver genoeg ging in het waarborgen van de bedoelde rechten, anderzijds waren er ook zij die vonden dat het voorstel te ver ging. Deze verschillende meningen waren niet altijd even gemakkelijk te verzoenen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat er bij de bespreking van het wetsvoorstel in de senaat rond de tachtig amendementen werden ingediend. 23 Uiteindelijk werd het voorstel op 2 maart 2011 toch goedgekeurd en werd het bezorgd aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Na het gevraagde advies aan de Raad van State volgden opnieuw debatten en amendementen. Daarna werd de tekst opnieuw aan de Senaat bezorgd. Vervolgens werd door de Senaat nog een wijziging in de tekst aangebracht, waarna de tekst ook in de Kamer van 24 25 Volksvertegenwoordigers werd goedgekeurd. De wet van 13 augustus 2011 is in werking getreden op 1 januari 2012. 1.7 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden De vrijheidsberoving maakt een aantasting uit van één van de meest fundamentele grondrechten, meer bepaald het recht op de eerbiediging van de persoonlijke vrijheid. 26 In dit kader is het dan ook van belang om melding te maken van het artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Dergelijke rechten met directe werking kunnen immers rechtstreeks voor de Belgische rechter worden ingeroepen. Het Grondwettelijk Hof heeft dan ook al geoordeeld dat bij een toetsing van een vrijheidsberovende maatregel aan artikel 12 van de Grondwet, rekening moet worden gehouden met de draagwijdte van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. 27 22 23 24 25 26 27 Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van het Wetboek van strafvordering, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen die van zijn vrijheid wordt beroofd rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, Parl. St. Senaat, 2010-11, nr. 5-663, 2 J. MEESE, P. TERSAGO, Het recht voor elkeen die wordt verhoord op consultatie van en bijstand door een advocaat na de Salduz-wet van 13 augustus 2011, R.W. 2011-2012, 21, 935 J. MEESE, P. TERSAGO, Het recht voor elkeen die wordt verhoord op consultatie van en bijstand door een advocaat na de Salduz-wet van 13 augustus 2011, R.W. 2011-2012, 21, 935 C. VAN DEUREN, De Salduz-wet: enkele bedenkingen, Nullum Crimen 2011, 5, 310 W. BRUGGEMAN, De aanhouding, Antwerpen, Maklu, 2006, 14 GwH 26 juni 2008, nr. 95/2008, overw. B.66, APT 2007-08, afl. 3, 226; http://www.const-court.be (30 juni 2008); A.GrwH 2008, afl. 3, 1457; BS 13 augustus 2008 (eerste uitgave) (uittreksel), 41909 en http://staatsblad.be (18 augustus 2008); JLMB 2008, afl. 42, 1872 en http://jlmbi.larcier.be (16 januari 2009); NjW 2009, afl. 202, 399, noot G. VERSCHELDEN; Rev. dr. étr. 2008, afl. 148, 226; Rev. trim. dr. fam. 2008, afl. 4, 1147, noot M. FALLON; R.W. 2008-09, afl. 1, 44 en http://www.rw.be (10 september 2008); T. Vreemd. 2008, afl. 3, 199; www.jura.be Sophy De Coster 12

1.8 Salduz-richtlijn Het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding werd opgemaakt op 8 juni 2011 te Brussel. 28 1.8.1 Ontstaan Dit voorstel tot een richtlijn is de volgende stap die werd genomen in een reeks van maatregelen die zijn vastgelegd in de resolutie van de Raad van 30 november 2009 over een routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures. 29 Deze routekaart voorziet in 5 maatregelen met betrekking tot procedurele rechten, waarvoor de Commissie verzocht wordt om stapsgewijs voorstellen aan te voeren. Dit voorstel maakt dan ook een onderdeel uit van een uitgebreid 30 31 wetgevingspakket. 1.8.2 Doel Dit voorstel heeft tot doel om gemeenschappelijke minimumvoorschriften vast te leggen voor de volledige Europese Unie. Het gaat hierbij om minimumvoorschriften met betrekking tot het recht van verdachten en beklaagden, personen tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht om bij de aanhouding te kunnen communiceren met een derde (dit kan een familielid, werkgever, consulaire autoriteit zijn). 32 Het voorstel heeft ook tot doel de rechten van beklaagden, verdachten en personen tegen wie er een Europees aanhoudingsbevel werd uitgevaardigd te verbeteren en dit met de bedoeling het wederzijdse vertrouwen tussen rechterlijke autoriteiten te vergroten en de toepassing van de wederzijdse erkenning te bevorderen. 33 1.8.3 Toepassingsgebied Deze richtlijn is van toepassing voor elke burger, vanaf het ogenblik waarop de bevoegde autoriteiten van de lidstaat hem er door middel van een officiële kennisgeving of op een andere wijze van op de 28 29 30 31 32 33 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, http://eur-lex.europa.eu Resolutie van de Raad van 30 november 2009 over een routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures, Pb. C., 4 december 2009, afl. 295 Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, 1, http://eur-lex.europa.eu Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van het Wetboek van strafvordering, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen die van zijn vrijheid wordt beroofd rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, Parl. St. Senaat, 2010-11, nr. 5-663, 7 Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, 1, http://eur-lex.europa.eu Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, 5, http://eur-lex.europa.eu Sophy De Coster 13

hoogte hebben gebracht dat hij wordt verdacht of beschuldigd van een strafbaar feit, en dit tot de beëindiging van de procedure. 34 1.8.4 Inhoud Er wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het recht op toegang tot een advocaat en anderzijds het recht op communicatie bij aanhouding. RECHT OP TOEGANG TOT EEN ADVOCAAT Het recht op toegang tot een advocaat wordt voorzien in artikel 3 van het voorstel tot de richtlijn. Dit artikel 3 bepaalt dat de verdachten en beklaagden zo spoedig mogelijk de toegang tot een advocaat moeten krijgen. Dit moet voldoende tijdig zijn om hen in staat te stellen de rechten van de verdediging uit te oefenen. 35 Het recht dient uiterlijk te worden verleend op het moment dat de verdachten of de beklaagde van zijn vrijheid werd benomen. Uiteraard wordt hier telkens rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. De vraag of er sprake is van een vrijheidsberoving is irrelevant. Het recht op toegang tot een advocaat dient bij ieder verhoor te worden gegarandeerd. Dit ligt in het verlengde van de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, welke zegt dat een verdachte reeds in het beginstadium van het verhoor door de politie, en ongeacht of er sprake is van een verhoor, zodra hij van zijn vrijheid is benomen, bijstand door een advocaat moet kunnen krijgen. 36 Het artikel 4 van dit voorstel tot richtlijn bepaalt de inhoud van het recht op toegang tot een advocaat. De advocaat moet de nodige acties kunnen ondernemen zodat het recht op verdediging wordt gegarandeerd. Het gaat hierbij onder meer om het gedurende voldoende tijd en regelmatig overleg plegen met de verdachte of de beklaagde, het bijwonen van verhoren of hoorzittingen, het bijwonen van onderzoekshandelingen of procedures om bewijzen te vergaren (behoudens enkele uitzonderingen) waarvoor krachtens het nationale recht de aanwezigheid van de verdachte of beklaagde vereist is of uitdrukkelijk is toegestaan, het bezoeken van de gevangenis teneinde de omstandigheden van de detentie te controleren. Ook deze bepalingen van het artikel 4 van het voorstel tot een richtlijn zijn in de lijn van de vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Hierin wordt namelijk benadrukt dat de rechten van verdediging doeltreffend dienen te worden uitgeoefend. Daarnaast worden er ook de 34 35 36 Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, 5-6, http://eur-lex.europa.eu Artikel 3 van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, http://eur-lex.europa.eu Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, 6, http://eur-lex.europa.eu Sophy De Coster 14

activiteiten omschreven die een advocaat moet kunnen uitoefenen om de beklaagde of de verdachte 37 38 doeltreffend te kunnen verdedigen. RECHT OP COMMUNICATIE BIJ AANHOUDING Het artikel 5 van het voorstel voorziet in het recht op communicatie bij aanhouding. Dit geeft aan personen die in een strafprocedure van hun vrijheid werden beroofd, de mogelijkheid om zo spoedig mogelijk te kunnen communiceren met een door hen gekozen persoon. Dit kan een familielid, de werkgever zijn. Op deze manier wil men de mogelijkheid bieden om die persoon van de detentie op de hoogte te brengen. 39 1.8.5 Invloed in ons Belgisch recht? Tot op heden gaat het nog steeds slechts om een voorstel voor een richtlijn. De richtlijn zelf bestaat nog niet en is met andere woorden ook nog niet afdwingbaar in ons Belgisch Recht. Het staat als een paal boven water dat dit slechts een kwestie van tijd zal zijn voor deze richtlijn zal worden uitgevaardigd. Het was dan ook vast en zeker nuttig om al een oog te werpen op wat dit voorstel tot richtlijn voorziet en wat er in grote lijnen in de (nabije) toekomst afdwingbaar zal zijn. 37 38 39 Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, 6, http://eur-lex.europa.eu Artikel 4 van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, http://eur-lex.europa.eu Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding, 6-7, http://eur-lex.europa.eu Sophy De Coster 15

2 Begrippen Alvorens van start te gaan met te bekijken hoe alles nu exact in elkaar zit met betrekking tot de arrestatietermijn en de verlenging daarvan, is het van belang om eerst een aantal begrippen op een rijtje te zetten. 2.1 Arrestatie De arrestatie is een periode van kortstondige vrijheidsberoving, die de eigenlijke vrijheidsberoving die door de onderzoeksrechter bevolen wordt, voorafgaat. Initieel mag de periode voordat er door de onderzoeksrechter een beslissing wordt genomen, niet langer duren dan 24 uur. Deze termijn heeft tot doel de verdachte ter beschikking te stellen van de onderzoeksrechter die zal oordelen over de vrijlating van de persoon, het uitvaardigen van een bevel tot aanhouding of een bevel tot verlenging. 40 De materiële arrestatie gebeurt door de politie, terwijl de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij de Procureur des Konings ligt. 41 Hierbij wordt vaak ook het begrip aanhouding ter voorgeleiding gebruikt. In Nederland spreekt met van inverzekeringstelling en in Frankrijk van garde à vue. 42 2.2 Vrijheidsberoving Een vrijheidsberoving is een maatregel die een persoon de vrijheid van komen en gaan ontneemt. Hierdoor kan de betrokken persoon niet meer gaan en staan waar hij dit zelf wil. Het verlies van de vrijheid van komen en gaan is een feitenkwestie, deze dient steeds in concreto te worden beoordeeld in het licht van de concrete omstandigheden van de zaak. 43 Enkele voorbeelden die we in de rechtspraak terugvinden met betrekking tot het verlies van de vrijheid van komen en gaan zijn: het vasthouden door een of meerdere politieambtenaren van een oneerbiedige persoon, het kortstondig vasthouden van een persoon om te verhinderen dat hij een wanbedrijf blijft plegen, de uitzetting onder dwang van een individu uit een schoolgebouw om hem naar de openbare weg te brengen waar hij werd vrijgelaten, de weigering van een politieambtenaar om een persoon te laten vertrekken die zich op hun verzoek naar de politiediensten had begeven, het opsluiten van een persoon in een lokaal om te verhinderen dat hij zou weggaan (zelfs het geval wanneer hij via een andere deur naar een aanpalend lokaal kan gaan), de geboeide overdracht naar de lokalen van de diensten van de gerechtelijke politie bij de parketten 44 Er zijn 2 soorten vrijheidsberovingen, de administratieve en de gerechtelijke vrijheidsberoving. 40 41 42 43 44 W. BRUGGEMAN, De aanhouding, Antwerpen, Maklu, 2006, 13; C. DE VALKENEER, G. BOURDOUX, De arrestatie of vrijheidsbenemingen van politionele aard, in B. DEJEMEPPE, D. MERCKX, De voorlopige hechtenis, Diegem, Kluwer, 2000, 51 F. DESTERBECK, aanhouding - arrestatie, in X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2010, losbl. 11 delen, 73 W. BRUGGEMAN, De aanhouding, Antwerpen, Maklu, 2006, 13; C. DE VALKENEER, G. BOURDOUX, De arrestatie of vrijheidsbenemingen van politionele aard, in B. DEJEMEPPE, D. MERCKX, De voorlopige hechtenis, Diegem, Kluwer, 2000, 51 W. BRUGGEMAN, De aanhouding, Antwerpen, Maklu, 2006, 13; C. DE VALKENEER, G. BOURDOUX, De arrestatie of vrijheidsbenemingen van politionele aard, in B. DEJEMEPPE, D. MERCKX, De voorlopige hechtenis, Diegem, Kluwer, 2000, 51 C. DE VALKENEER, G. BOURDOUX, De arrestatie of vrijheidsbeneming van politionele aard in B. DEJEMEPPE, D. MERCKX, De voorlopige hechtenis, Diegem, Kluwer, 2000, 51-52 Sophy De Coster 16

2.2.1 Administratieve vrijheidsberoving De administratieve of bestuurlijke vrijheidsberoving is deze die toelaat om een persoon kortstondig van zijn vrijheid te beroven, in de gevallen bedoeld in de wet en uitgevoerd door de overheid. Deze vrijheidsbeneming heeft niet tot doel om de persoon ter beschikking te stellen van het gerecht. 45 Voorbeelden waarop een administratieve vrijheidsberoving betrekking kan hebben zijn het beëindigen van een toestand van ordeverstoring, het uitvoeren van identiteitscontroles, optreden tegen gevallen van (openbare) dronkenschap, het uitvoeren van daden van de vreemdelingenpolitie, optreden met 46 47 betrekking tot geestesgestoorden en landlopers, taken van de dienst voor douane en accijnzen Artikel 12 van de gecoördineerde Grondwet en de wet van 20 juli 1990 zijn op deze administratieve vrijheidsberovingen niet van toepassing. 48 2.2.2 Gerechtelijke vrijheidsberoving Bij een gerechtelijke vrijheidsberoving wordt een persoon tegen wie er ernstige aanwijzingen van schuld aan een misdaad of een wanbedrijf bestaan, van zijn vrijheid beroofd. Deze vrijheidsberoving mag niet langer dan 24 uur duren. Het doel van deze vrijheidsberoving bestaat er uit de verdachte ter beschikking te stellen van het gerecht. In principe gebeurt deze vrijheidsberoving door de politiediensten. Wanneer de betrokken persoon door een particulier van zijn vrijheid wordt beroofd, begint de termijn van 24 uur pas te lopen op het moment dat er door deze particulier aangifte wordt gedaan bij een openbaar ambtenaar. De gerechtelijke vrijheidsberoving wordt uitdrukkelijk geregeld in de artikelen 1 en 2 van de wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis. 49 2.3 Gerechtelijke vrijheidsberovingen 2.3.1 Bevoegde instanties In principe wordt de gerechtelijke vrijheidsberoving uitgevoerd door de politie of het parket. Initieel mag deze vrijheidsberoving maximaal 24 uur duren. Voordat deze termijn van 24 uur afloopt, dient de onderzoeksrechter een beslissing te nemen. Hij kan beslissen om de persoon opnieuw in vrijheid te stellen, een bevel tot medebrenging uit te vaardigen, een bevel tot aanhouding uit te vaardigen of een bevel tot verlenging van de arrestatietermijn uit te vaardigen. Deze vorm van vrijheidsberoving situeert zich dan ook voor het begin van de eigenlijke voorlopige hechtenis. Deze vorm van vrijheidsberoving is maar mogelijk indien er ernstige aanwijzingen van schuld aan een misdrijf bestaan. 50 Zoals hierboven reeds werd aangehaald is het ook mogelijk dat een persoon aanvankelijk van zijn vrijheid wordt beroofd door een particulier. Ook hierbij kan deze persoon slechts gedurende 24 uur van zijn vrijheid worden beroofd, alleen begint deze termijn niet te lopen op het moment dat hij door de particulier gevangen wordt gehouden. 45 46 47 48 49 50 I. MENNES, De gerechtelijke en administratieve vrijheidsbeneming, R.W. 1991-92, 1260; Politieblad Antwerpen, 1992, 268 B. DEJEMEPPE, La loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive, J.T. 1990, 583 C. DE VALKENEER, A. WINANTS, L arrestation in B. DEJEMEPPE, La détention préventive, Brussel, Larcier, 1992, 54-61 I. MENNES, Arrestatie, in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtsleer en rechtspraak, Mechelen, Kluwer, 2011, losbl., 6 delen, 14 I. MENNES, Arrestatie, in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtsleer en rechtspraak, Mechelen, Kluwer, 2011, losbl., 6 delen, 15 W. BRUGGEMAN, De aanhouding, Antwerpen, Maklu, 2006, 14 Sophy De Coster 17

2.3.2 Bevel tot medebrenging Het bevel tot medebrenging is een met redenen omkleed bevel van een onderzoeksrechter tegen een persoon ten aanzien van wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan en die nog niet te zijner beschikking werd gesteld. Het heeft tot doel om de ondervraging van een niet-vrijwillig verschijnende persoon door de onderzoeksrechter mogelijk te maken. 51 En dus niet om de vrijheidsberoving langer dan 24 uur te doen verantwoorden. Daartoe dient immers gebruik te worden gemaakt dan het bevel tot aanhouding. 52 Om het doel van de ondervraging mogelijk te maken is het vereist dat de verdachte ter beschikking is van de onderzoeksrechter. Hiervoor dient de verdachte zich in de onmiddellijke omgeving van de onderzoeksrechter te bevinden. Wanneer een verdachte in een ander gerechtelijk arrondissement wacht op de komst van de andere onderzoeksrechter, kan hij immers niet worden beschouwd als ter beschikking zijnde van deze onderzoeksrechter. 53 De wet voorziet geen minimum strafdrempel voor het uitvaardigen van een bevel tot medebrenging, waardoor dit dus mogelijk is voor alle misdaden en wanbedrijven. 54 Een bevel tot medebrenging verleent een titel tot vrijheidsberoving van 24 uur, te rekenen vanaf de betekening ervan. 55 2.3.3 Bevel tot verlenging Het bevel tot verlenging is een met redenen omkleed en individueel gemotiveerd bevel van de onderzoeksrechter waarmee de grondwettelijke termijn van 24 uur van de arrestatie eenmalig verlengd kan worden met een bijkomende termijn van maximaal 24 uur. Om tot dit bevel tot verlenging over te gaan, dient er sprake te zijn van ernstige aanwijzingen van schuld met betrekking tot een misdaad of een wanbedrijf. Samen hiermee moeten ook de bijzondere omstandigheden aangegeven worden die de verlenging van de arrestatie verantwoorden. 56 2.3.4 Bevel tot aanhouding Net zoals het bevel tot medebrenging en het bevel tot verlenging dient ook het bevel tot aanhouding door een rechter te worden verleend, ook in dit geval is dit de onderzoeksrechter. Opdat dit mogelijk zou zijn, dient er sprake te zijn van ernstige aanwijzingen van schuld, maar daarnaast moet het uitvaardigen van het bevel ook volstrekt noodzakelijk zijn om redenen die verband houden met de openbare veiligheid. 57 Wat er exact moet worden verstaan onder gevaar voor de openbare veiligheid is niet altijd even duidelijk. Enkele voorbeelden die hiervan kunnen worden gegeven zijn het bestaan van gevaar van belemmering of nutteloze verlenging van het onderzoek en het gevaar dat de verdachte zich aan het 51 52 53 54 55 56 57 W. BRUGGEMAN, De aanhouding, Antwerpen, Maklu, 2006, 13 W. BRUGGEMAN, De aanhouding, Antwerpen, Maklu, 2006, 20 J. VAN GAEVER, De verlenging van de vrijheidsbeneming na de Salduz-Wet en de aanhouding wegens nieuwe en ernstige omstandigheden van een wegens overschrijding van de termijn van vrijheidsbeneming in vrijheid gelaten verdachte, T. Strafr. 2012, afl. 4, 219 W. BRUGGEMAN, De aanhouding, Antwerpen, Maklu, 2006, 14 F. DESTERBECK, aanhouding - arrestatie, in X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2010, losbl., 11 delen, 73 J. HUYSMANS, Het bevel tot verlenging: een stille revolutie in de voorlopige hechtenis?, R.W. 2011-2012, afl. 39, 1703-1706 R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 460 Sophy De Coster 18

onderzoek zal gaan onttrekken. Het behoort tot de appreciatiebevoegdheid van de onderzoeksrechter om te beoordelen of er volgens hem een gevaar voor de openbare veiligheid bestaat. 58 Het uitvaardigen van een bevel tot aanhouding is niet altijd mogelijk. Er is voorzien in een strafdrempel die beperkt is tot de feiten waarbij de tenlastelegging voor de verdachte een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben. 59 Het bevel tot aanhouding moet worden verleend en worden betekend ofwel binnen 24 uur, te rekenen vanaf de feitelijke vrijheidberoving, ofwel in het geval wanneer de inverdenkinggestelde reeds het voorwerp is geweest van een bevel tot medebrenging, binnen 24 uur vanaf het ogenblik waarop de verdachte ter beschikking van de onderzoeksrechter werd gesteld. 60 Deze termijn van 24 uur van betekening geldt ook voor minderjarigen. Indien de termijn wordt overschreden, kan de jeugdrechter nog altijd een opvoedkundige maatregel nemen. Een plaatsing in een gesloten afdeling is op dat moment niet meer mogelijk. 61 Het bevel tot aanhouding is geldig voor een duurtijd van 5 dagen, te rekenen vanaf de tenuitvoerlegging. Deze termijn wordt berekend van middernacht tot middernacht zonder dat de dag van tenuitvoerlegging hierin wordt meegeteld. Dit komt er op neer dat de vijfde dag na de tenuitvoerlegging inbegrepen is in de termijn. In het artikel 32 bis van de wet op de voorlopige hechtenis is voorzien in een verlenging van deze geldigheidsduur. 62 2.3.5 Samenloop bevel tot medebrenging, bevel tot aanhouding en bevel tot verlenging Wanneer een bevel tot medebrenging wordt gevolgd door een bevel tot aanhouding, is het mogelijk dat de termijn (onbewust) wordt verlengd tot 48 uur. De betekening van het bevel tot medebrenging kan immers tot gevolg hebben dat er een tijdspanne van meer dan 24 uur verstrijkt tussen het moment van de vrijheidsberoving als gevolg van de arrestatie en de formele aanhouding. Na een arrestatie is men immers gerechtvaardigd om een persoon maximaal 24 uur van zijn vrijheid te beroven. Binnen deze termijn dient het bevel tot medebrenging te worden betekend. Dit bevel tot medebrenging rechtvaardigt op zichzelf eveneens een vrijheidsberoving van maximaal 24 uur. 63 In het kader van het bevel tot verlenging van het artikel 15 bis van de wet op de voorlopige hechtenis, zou hier hypothetisch gezien nog eens 24 uur kunnen bijkomen. Bij de samenloop van deze 3 termijnen zou een verdachte op die manier gedurende 72 uur van zijn vrijheid beroofd zijn. Het creëren van een dergelijke constructie is echter nooit de bedoeling van de wetgever geweest. 2.4 Voorlopige hechtenis De voorlopige hechtenis is een gerechtelijke maatregel van vrijheidsberoving, die als gevolg van een misdrijf wordt toegepast vooraleer de verdachte een proces ten gronde krijgt. 64 58 59 60 61 62 63 64 R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 469 R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 460 F. DESTERBECK, aanhouding arrestatie, in X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2010, losbl., 11 delen, 86 R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 461 R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 476 F. DESTERBECK, aanhouding arrestatie, in X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2010, losbl., 11 delen, 80 R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Antwerpen, Kluwer, 1999, 319 Sophy De Coster 19

De vrijheidsberovingen die door de politie of het parket worden gedaan voordat de termijn van 24 uur van de arrestatie is verstreken en voordat de verdachte werd ondervraagd door de onderzoeksrechter, kunnen de voorloper zijn van de voorlopige hechtenis, maar deze zijn geen voorlopige hechtenis. 65 Oorspronkelijk werd de voorlopige hechtenis geregeld door de wet van 20 april 1874. Deze werd op verschillende punten aanzienlijk gewijzigd door de wet van 13 maart 1973. Sinds 1 december 1990 wordt dit geregeld door de wet van 20 juli 1990, welke recentelijk werd gewijzigd door de wet van 13 augustus 2011. 66 65 66 R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Antwerpen, Kluwer, 2010, 456 R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Antwerpen, Kluwer, 2010, 457 Sophy De Coster 20

3 Huidige regeling naar Belgisch recht 3.1 Inleiding De regels met betrekking tot de vrijheidsberoving van een persoon wordt op verschillende niveaus geregeld. Zowel nationaal, internationaal als supranationaal. Dit is onder meer het geval in de Grondwet, de wet op de voorlopige hechtenis, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele Vrijheden en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. 3.2 Fundamenteel recht op persoonlijke vrijheid 3.2.1 Nationale grondslag: artikel 12 van de gecoördineerde Grondwet De vrijheid van de persoon is gewaarborgd. Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft. Behalve bij de ontdekking op heterdaad kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter, dat moet worden betekend bij de aanhouding of uiterlijk binnen vierentwintig uren. BESPREKING Het eerste lid van artikel 12 van de Grondwet bevat klaar en duidelijk het fundamentele principe dat de vrijheid van de persoon gewaarborgd moet worden. De manier waarop deze fundamentele vrijheid moet worden gewaarborgd, wordt bepaald door het tweede lid van artikel 12 van de Grondwet. En tenslotte bepaalt het derde lid de constitutionele grondslag van de voorlopige hechtenis. 67 Op dit laatste lid van artikel 12 van de Grondwet gaan we nader in. Dit lid bevat 3 elementen. In eerste instantie wordt er bepaald dat de gevangenneming van een verdachte maar mogelijk is krachtens een bevel van een rechter. Dit bevel dient te bestaan voordat voordat de persoon van zijn vrijheid wordt beroofd. Ten tweede moet het gaan om een gemotiveerd rechterlijk bevel dat aan de verdachte wordt betekend. Deze betekening is essentieel voor de beoordeling van het recht van verdediging. Het maakt het de verdachte immers mogelijk om te kunnen beslissen of hij al dan niet de wettigheid of de gronden van zijn arrestatie wenst te betwisten. Deze betekening dient te gebeuren bij de aanhouding of uiterlijk binnen de grondwettelijke termijn van 24 uur. Ten derde is er voorzien in een uitzondering voor het geval van heterdaad. Hiervoor laat de grondwet de ruimte aan de wetgever om de regels hiervoor op te stellen. 68 GRONDWETTELIJKE VERANKERING VERGELIJKING MET ANDERE LANDEN Samen met het Groot Hertogdom Luxemburg en Roemenië is België het enige land waarbij de arrestatietermijn is ingeschreven is in de Grondwet. 69 3.2.2 Nationale grondslag: artikel 15bis van de wet op de voorlopige hechtenis De onderzoeksrechter, die handelt op vordering van de procureur des Konings of ambtshalve optreedt, kan een bevel verlenen tot verlenging van de in artikel 1, 1 of artikel 2 bedoelde termijnen. De vrijheidsbeneming die het gevolg is van dat bevel mag in geen geval langer duren dan vierentwintig uur te rekenen vanaf de betekening van het bevel. 67 68 69 E. BOUTMANS, Voorlopige hechtenis, Antwerpen, Kluwer, 1985, 7 E. BOUTMANS, Voorlopige hechtenis, Antwerpen, Kluwer, 1985, 7 J. DE CODT, Le délai de vingt-quatre heures et sa prolongation, J.T. 2011, afl. 6459, 857 en http://jt.larcier.be Sophy De Coster 21