- Scanpagina 1 van 34

Vergelijkbare documenten
08UIT01103 DOORKIESNUMMER

Toelichting op Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Slochteren.

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

1.1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van belanghebbende.

Financieel besluit 2010 Hoofdstuk 1 Regels rond verstrekking en verantwoording. Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

Toelichting. Artikel 2

Dit elektronisch gemeenteblad is een officiële uitgave van het college van de gemeente Reusel-De Mierden.

Rapportage uitvoering Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen Tweede kwartaal 2007

Rapportage uitvoering Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen Derde en vierde kwartaal 2007

BIJLAGE Ib. Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ISD De Rijnstreek

Brief op maat benchmark Wmo 2010: Individuele Voorzieningen ROGplus

gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2011;

MEMO van college aan de raad

Aan de commissie Inwonerszaken

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Berkelland 2010

Wijzigingen Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Strijen

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Oedenrode 2015, versie 3

Besluit voorzieningen Wmo gemeente Veere Vastgesteld in de collegevergadering van 17 december 2013

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2010 Inhoudsopgave

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint- Oedenrode 2015, versie 2 30 juni 2015

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Achtkarspelen 2012

Aanpassing Hulp bij het Huishouden

WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2007;

GEMEENTEBLAD. Nr Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Hoofdstuk 1 Het persoonsgebonden budget (pgb)

Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011

TOELICHTING OP HET BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE BUSSUM 2011

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning

NADERE REGELS BEHORENDE BIJ DE VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HILVERSUM 2015

besluit vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2017.

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer

Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Sint Anthonis 2014

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2012.

Toelichting op het Financieel Besluit Wmo

2. Besluit Besluit maatschappelijke ondersteuning Capelle aan den IJssel oktober 2018.

=============================================================================

Officiële uitgave van de gemeente Bergeijk Nummer 10 7 mei 2015

Toelichting Besluit Nadere Regelen Maatschappelijke Ondersteuning 2009

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer

Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen

B&W Vergadering. Voorgesteld besluit Het college heeft kennisgenomen van de evaluatie herindicaties nieuwe taken Wmo 2015.

Geschreven door MdKG dinsdag, 30 maart :38 - Laatst aangepast donderdag, 05 februari :48

Overwegende bezwaren NING

TOELICHTING OP HET BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE EEMNES 2011

Toelichting bij Verordening maatschappelijke ondersteuning Utrecht 2015

Gemeente Utrechtse Heuvelrug. Financieel Besluit. Behorende bij de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013

GEMEENTEBLAD. Nr januari Officiële uitgave van de gemeente Capelle aan den IJssel

Eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf en voor de Wmo

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ede. 8 februari 2011

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxtel 2015, versie 2

Concept raadsbesluit

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delfzijl Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Nadere regel Wmo 2015 Gemeente Ede. Inhoud Inhoud 1. Hoofdstuk 1 - Inleiding 2. Hoofdstuk 2 - Persoonsgebonden budget (pgb) 2. Artikel 1.

Betreft: Advies Conceptverordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009 Uitgebracht d.d. 31 juli 2008

De gekantelde Wmo-verordening

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel,

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015

BESLUIT WMO GEMEENTE WERKENDAM

Begrotingswijziging 2016

Wat gaat er in de zorg veranderen en waarom?

Checklist invoering Wmo

Gemeente: 1. Verordening en besluit

Besluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk januari 2009

Besluit maatschappelijke ondersteuning Versie d.d. 16 oktober 2006

Hulp bij het huishouden

Jaarverslag Zorg 2013: Individuele voorzieningen Wmo 2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek;

Beleidsregels Pgb Wmo gemeente Helmond 2018

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING MAASSLUIS VLAARDINGEN SCHIEDAM 2015

Nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Tarieventabel bij Verordening maatschappelijke ondersteuning De Wolden 2017: bij artikel 11 en 12 over Pgb en Eigen Bijdragen

WMO Wet maatschappelijke ondersteuning

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Wierden 2015

Management rapportage Wmo

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011

Bezuinigingen 2012: wat gaat er veranderen?

Nadere regeling. persoonsgebonden budget

gelet op artikel 4 en artikel 5 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015 besluiten:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Staphorst. Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

WMO MONITOR KWARTAAL : Samenvatting belangrijkste bevindingen

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING NIEUWE WATERWEG NOORD 2013

Hoe tevreden bent u over de volgende onderdelen van het Wmo-loket?

Voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Voorstel onderzoek PGB huishoudelijke hulp

Beantwoording vragen van mevrouw mevrouw J.M.J. Kropman inzake herindicering Huishoudelijke Verzorging PGB houders. Aan de Raad der gemeente Haarlem

Y.M.E. Boesten / februari 2017

Besluit maatschappelijke ondersteuning citeertitel: Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 Scherpenzeel vastgesteld bij besluit van

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ROERMOND

Evaluatie van de Wmo-voorzieningen 2013

Voorstel voor het aanpassen van de procedure toeleiding naar een Maatwerkvoorziening Maatschappelijke Ondersteuning, tegelijk plan van aanpak

Overzicht aanpassingen Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Waalwijk > 2011

Bijlage tabel wijzigingen verordening, nadere regels en beleidsregels

Besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2015

gemeente Eindhoven Betreft startnotitie over Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (aoo7).

Notitie bijdrage Wmo 2015

Nadere regel Wmo Gemeente Ede

Transcriptie:

~ ~gr geu:eente Schiedam. ~5-nm~7t '.'I~~~-c~:,r~e~ L._I hwiaa~slui~!!rsmatad aari dt waeer rag BIJLAGE 2 ADVIES B EN W 1900 EERSTE EVALUATIE INDIVIDUELE VERSTREKKINGEN EN WIJZIGINGSVOORSTELLEN MO EVALUATIE De eerste ervaringen met de verstrekking van individuele Maatschappelijke ondersteuning- voorzieningen Versie 17 maart 2008 - Scanpagina 1 van 34

- Scanpagina 2 van 34

inhoudsopgave INLEIDING 4 1. ALGEMEEN 6 1.1 Aanvraagprocedure en doorlooptijden 6 1.2 Bezwaarschriften 7 1.3 Klachten 8 1.4 Wmo-loket 9 1.5 Financiën 10 2. HULP BIJ HET HUISHOUDEN 12 2.1 Indicatiestelling 12 2.1.1 Indicatiestelling 12 2.1.2 Gebruikelijke zorg 13 2.2 Zorg in natura 14 2.2.1 Aan6esteding 14 2.2.2 Alfahulpen 14 2.2.3 Uitruil van zorg 15 2.3 Persoonsgebonden budget 15 2.3.1 Verstrekking 15 2.3.2 Uurtarief 16 2.3.3 Verantwoording 17 2.3.4 PG8 bij korte indicaties 18 2.3.5 Ondersteuning door SVB 19 3 VOORMALIGE WVG-VOORZIENINGEN 20 3.1 Indicatiestelling 20 3.1.1 Algemeen gebruikelijk 20 3.2 Verstrekking in natura 21 3.2.1 Aanvullend openbaar vervoer 21 3.3 Persoonsgebonden budget 21 3.3.1 PG8-vergoeding 21 3.3.2 Tweedehands voorziening 22 3.3.3 Financiële tegemoetkoming bij verhuiskosten 23 3.3.4 Sportvoorzieningen 23 4 CONCLUSIE 25 4.1 Algemeen 25 4.2 Actiepunten 25 4.3 Wijzigingsvoorstellen 26 4.4 Planning vervolgtraject 26 4.4.1 Evaluatie eerste ervaringen 26 4.4.2 Grondige evaluatie 27 BIJLAGE: GEGEVENS ROGPLUS 28 2 - Scanpagina 3 van 34

- Scanpagina 4 van 34

Inleiding AANLEIDING Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. De Wet voorzieningen gehandicapten, de Welzijnswet en onderdelen uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (huishoudelíjke verzorging en een aantal subsidieregelingen) zijn ondergebracht in de Wmo. Het doel van de Wmo is dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig en volwaardig aan de samenleving kan deelnemen. De gemeenten hebben de verantwoordelijkheid gekregen om de mensen, die dit niet zelfstandig kunnen, te ondersteunen. In de voormalige Wvg was sprake van een `zorgplicht', ín de Wmo wordt uitgegaan van het `compensatiebeginsel'. De gemeente heeft de taak om mensen met een beperking te compenseren via voorzieningen, zodat zij: - een huishouden kunnen voeren, - zich kunnen verplaatsen in en om de woning, - zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel, - medemensen kunnen ontmoeten en daardoor sociale verbanden kunnen aangaan. De exacte consequenties van dit compensatiebeginsel zijn nog niet uitgekristaliseerd. Het achterliggende idee van dit beginsel is dat gemeenten met hun voorzieningen meer moeten aansluíten bíj de leefwereld van hun cliënten. Het gaat dus om maatwerk. Met de uitvoering van de Wmo streven we naar een meer cliëntgerichte benadering, naar maatwerk en beheersing van de kosten. Cliënten hebben met de Wmo meer keuzevrijheid gekregen. De keuzevrijheid is vertaald in ondermeer het persoonsgebondenbudget en het contracteren van meerdere zorgaanbieders voor de uitvoering van de hulp bij het huishouden. Voor de verstrekking van de individuele voorzieningen in het kader van de Wmo hebben de gemeenteraden van Schiedam, Vlaardingen en Maassluis in september 2006 de Verordening Maatschappelijke ondersteuníng Nieuwe Waterweg Noord 2007 vastgesteld. Deze verordening is op 1 januari 2007 ín werking getreden. In de verordening is neergelegd op welke voorzieníngen en onder welke voorwaarden mensen met beperkingen aanspraak kunnen maken. De bedragen en beleidsregels die hierop van toepassing zijn, zijn opgenomen in een bijbehorend financieel besluit en verstrekkingenboek. De periode tussen het vaststellen en het in werking treden van de Wmo was kort. Voor de gemeenten waren de consequenties van de overdracht van de huishoudelijke verzorging niet helemaal te overzien. In 2006 is er daarom voor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de verstrekking van de huishoudelijke verzorging, zoals deze onder de AWBZ plaatsvond. Voor de voormalige Wvg-voorzieningen is de bestaande Wvg-verordening overgenomen. Er is afgesproken om in het eerste jaar de ervaringen met de uitvoering van de individuele verstrekkingen te evalueren. In eerste instantie was het idee dat eventuele wijzigingen per 1 januari 2008 zouden kunnen worden doorgevoerd. Deze tijdspfanning bleek te krap en er is besloten om een half jaar langer uit te trekken voor de evaluatie. SIGNALEN Deze eerste evaluatie is gebaseerd op de signalen, die in de eerste negen maanden van 2007 zijn ontvangen. Aan de ene kant zijn dit signalen die cliënten hebben afgegeven door het indienen van een bezwaarschrift of een klacht. Aan de andere kant zijn dit signalen die door de regionale en lokale klankbordgroepen en leden van de gemeenteraad zijn afgegeven. Naast deze signalen die direct of indirect bij de inwoners vandaan komen, zijn ROGplus en de drie gemeenten ook tegen enkele zaken aangelopen die om bijstelling vragen. 4 - Scanpagina 5 van 34

Deze eerste evaluatie beperkt zich tot deze signalen. De ervaringen zijn per onderwerp (algemeen, hulp bij het huishouden en voormalige Wvg-voorzieningen weergegeven). De huidige inzichten geven aanleiding om op een beperkt aantal onderdelen wijzigingen voor te stellen. Per onderdeel ís dit uitgewerkt. In de conclusie zijn de wijzigingsvoorstellen en actiepunten nogmaals overzichtelijk weergegeven. GRONDIGE EVALUATIE Deze evaluatie vormt een goede weergave van de ervaringen in de eerste negen maanden. Nog niet alle vragen kunnen op dit moment beantwoord worden. Dit vraagt om meer inzicht en meer tijd. Ook is de verwachtíng dat nog niet alle ervaringen van cliënten in beeld zijn. Om hier een volledig beeld van te krijgen wordt voorgesteld om in het voorjaar van 2008 een klanttevredenheidsonderzoek uit te laten voeren. Op basis van dit onderzoek kan een grondige evaluatie vormgegeven worden. Dit traject van onderzoek, anafyse en de vertafing naar beleid zal door externe deskundigen begeleid worden. Op deze manier wordt het beleid op een zorgvuldige wijze vormgegeven. Naar verwachting zullen de resultaten begin 2009 gereed zijn. Rekening houdend met de inspraak en de besluitvorming in de drie gemeenten kunnen eventueel gewenste wijzigingen dan naar verwachting per juli 2009 íngaan. 5 - Scanpagina 6 van 34

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Dit hoofdstuk behandelt de algemene onderdelen van de individuele verstrekkingen. Uit het cliëntregistratiesysteem van ROGplus kunnen verschillende gegevens worden gedestilleerd ten aanzien van de indívíduele aanvragen en de afhandeling ervan. De bijlage bevat een overzicht van de beschikbare gegevens, welke gedeeltelijk in dit hoofdstuk gebruikt worden ter onderbouwing. 1.1 AANVRAAGPROCEDURE EN DOORLOOPTIJDEN Cliënten kunnen in aanmerking komen voor een individuele Wmo-voorziening door een aanvraagformulier in te dienen bij het Wmo-loket of rechtstreeks bij ROGplus. ROGplus bepaalt vervolgens of nader onderzoek nodig is. Dit kan tefefonisch of door míddel van een huisbezoek of een medisch onderzoek. ROGplus heeft formeel acht weken de tijd om tot een besluít te komen en kan deze termijn indien nodig verlengen. De tijd tussen het indienen en het afhandelen van de aanvraag is de `doorlooptijd'. ROGplus streeft ernaar deze tijden zo kort mogelijk te houden. Er worden daarom voor de diverse individuele Wmo-voorzieningen verschillende procedures gehanteerd. De afhandeling van een aanvraag voor een woonvoorziening vergt meestal meer tijd dan de afhandeling van een aanvraag voor een algemene vervoersvoorzíening (teletaxi). Per aangevraagde voorziening wordt daarom een beschikking afgegeven. Ervarinaen Het aantal cliënten van ROGplus is door de komst van de hulp bij het huishouden toegenomen met ongeveer 2.750 clíënten tot 14.000 cliënten. Voorheen had ROGplus ongeveer 11.250 cliënten. Dit betekent een groei van ongeveer 25%. Het aantal aanvragen is procentueel sterker toegenomen, namelijk met 84%. In onderstaand overzicht zün de geaevens t/m het 3e kwartaal 2007 verwerkt. Tabel 1 Aantal aanvragen 2007 Maassluis Schiedam Vlaardingen totaal Loket* 103 114 87 304 Backoffice 922 2.858 2.769 6.549 Totaal 1.025 2.972 2.856 6.853 Aantal aanvragen 2006: ~ 569 ~ 1.532 ~ 1.607 ~ 3.708 ~ * Dit zijn ingevoerde aanvragen in het loket. Het aantal in ontvangst genomen aanvragen in het loket is hoger en ligt op gemiddeld 2 per dag per loket. Dit komt doordat cliënten aanvragen voor meerdere voorzieningen indienen en sommige cliënten al bekend waren bij ROGplus vanuit de Wvg. Daarnaast zijn in het aantal aanvragen 2007 ook de zogenaamde herindicaties hulp bij het huishouden opgenomen. Exclusief de herindicaties hulp bij het huishouden 2008 is de stijging 1.767 aanvragen (48!0). Deze stijging is volledig toe te schrijven aan de nieuwe taak hulp bij het huishouden. Het is niet mogelijk om de gegevens over 2007 te vergelijken met de gegevens over 2006. Er bestaat fríctie tussen de cliëntgegevens, die ontvangen zijn van het Zorgkantoor, en de uitvoeringspraktijk. Van een groep cliënten zijn geen indicatiegegevens beschikbaar, terwijl deze cliënten wel zorg krijgen. Daarnaast blijken cliënten soms vaker in het systeem voor te komen. In goed overleg met de zorgaanbieders wordt de administratie op orde gebracht. Het streven is om alle cliëntdossiers per 1 januari 2008 (na de herindicaties) volledig op orde te hebben. 6 - Scanpagina 7 van 34

Toe- en afwüzingen In de onderstaande tabel is het aantal toewijzingen en afwijzingen ten opzichte van het totaal aantal aanvraaen weeraeaeven. Tabel 2 Hulp bij het % v.h. Oud Wvg- % v.h. Totaal Wmohuishouden aantaf voorzieningen aantat voorzieningen aanvragen _ aanvragen Aantal aanvragen 2293 4260 6553 * Aantal 2109 92% 3721 87% 5830 toekenningen Aantal 184 8% 539 13% 723 * Het verschil in het aantal aanvragen t.o.v. tabel 1 kan verklaard worden doordat in tabel 1 de binnengekomen aanvragen zijn geteld en in tabel 2 de afgehandelde aanvragen. Er is onderscheid gemaakt in Hulp bij het huishouden en de voormalige Wvg-voorzieningen. Een veelvoorkomende afwijzingsgrond bij huishoudelijke hulp is de aanwezigheid van gebruikelijke zorg. Bij de voormalige Wvg-voorzieningen zijn de afwijzingsgronden divers, soms is een voorziening algemeen gebruikelijk, niet medisch noodzakelijk of valt hij niet onder het principe goedkoopst adequaat. DoorlooptiLden Door de stijging in aanvragen en de nieuwe taak huishoudelijke hulp, is de druk op ROGplus toegenomen. Dit wordt zichtbaar in de opgelopen doorlooptijden. Een overzicht van de doorlooptijden geeft het volgende beeld Doorlooptijden 1e drie kwartalen 06 Gemiddeld in weken 1e drie kwartalen 07 Gemiddeld in weken Vervoer 3,0 4,9 Scootermobiel 8,9 12,9 Handrolstoel 6,1 8,6 Verhuiskosten 5,0 7,9 Eenvoudige woningaanpassingen 3,7 8,1 Woningaanpassingen 9,4 13,3 Roerende woonvoorziening 6,9 10,6 Hulp bij het huishouden 5,0 Totaal Wmo-voorzieningen 5,6* 6,4* * dit is het gewogen gemiddelde van de verstrekte voorzieningen De totale gemiddelde doorlooptijd is in de eerste 3 kwartalen van 2007 voor alle voorzieningen gestegen. De gemiddelde doorlooptijd van alle Wmo-voorzieningen is toegenomen tot 6,4 weken ten opzichte van 5,6 in dezelfde periode in 2006. De gemiddelde doorlooptijd van de afhandelingtermijn van scootermobielen is vertekend door enkele langtopende dossiers in verband met scootersafes. Actiepunt: De verwachting is dat na de herindicaties van de hulp bij het huishouden de extreme druk op ROGplus afneemt. ROGplus zal zích inzetten om de doorlooptijden terug te brengen tot het niveau van 2006. 1.2 BEZWAARSCHRIFTEN Als een aanvrager het niet eens is met een besluit dat door ROGplus is genomen, kan hij bezwaar en beroep aantekenen in gevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de afhandeling van bezwaarschriften heeft ROGplus een reglement opgesteld en een bezwaarschriftencommissie ingesteld. De bezwaarschriftencommissie wordt geleid door een onafhankelijke voorzitter. 7 - Scanpagina 8 van 34

Daarnaast hebben vertegenwoordigers van het Regionaal Overleg Gehandicapten Waterweg (ROGW), de drie gemeenten en een ambtelíjk secretaris zitting in deze commissie. Ervarinqen In de eerste negen maanden van 2007 zijn 121 bezwaarschriften ingediend (16 uit Maassluís, 49 uit Vlaardingen en 56 uit Schiedam). Van deze 121 bezwaarschríften hebben er 53 betrekking op de Hulp bij het huishouden. Het aantal bezwaarschriften is met ongeveer 50% toegenomen ten opzichte van 2006. Maar gezien de nagenoeg verdubbeling van het aantal aanvragen ís deze stijging eigenlijk beperkt. De bezwaarschriften in het kader van de huishoudelijke hulp hebben met name betrekking op ontevredenheid met het ge'indiceerde aantal uur (de klasse), de afwijzingen vanwege gebruikelijke zorg of de indícatie HH1 in plaats van HH2. Ten aanzien van de bezwaarschriften met betrekking tot de voormalige Wvg-voorzieningen is er geen voorziening of reden die er uit schiet. De inhoudelijke signalen die ontvangen zijn via bezwaarschriften, zijn bij deze evaluatie betrokken. De cliënten vinden de huidige samenstelling van de bezwaarschriftencommissie weinig onafhankelijk. Dit signaal was al langer bekend. Inmiddels is het initiatief genomen om de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de bezwaarschriftencommissie te verbeteren door de gemeentelijke vertegenwoordigers terug te trekken en hiervoor onafhankelijke deskundigen aan te trekken. Vanaf half januari 2008 bestaat de bezwaarschriftencommissie uit een onafhankelijke voorzitter, een vertegenwoordiger van het ROGW (Regionaal Overleg Gehandicapten Waterweg), een vertegenwoordiger vanuit de mantelzorg, vijf onafhankelijke deskundige leden (die elkaar zullen afwisselen) en een ambtelijk secretaris. Actiepunt: Met het oog op de onafhankelijkheid en de deskundigheid wordt de samenstelling van de bezwaarschriftencommissie gewijzigd. 1.3 KLACHTEN Het kan voorkomen dat een aanvrager ontevreden is over de wijze waarop zijn aanvraag behandeld wordt of een aanvrager kan zích onheus bejegend voelen. In dit soort situaties bestaat de mogelijkheid om hierover schriftelijk een klacht in te dienen. Voor de afhandeling van klachten hanteert ROGplus een klachtenregeling. De klacht wordt binnen zes weken behandeld. Als cliënten zich dan nog steeds onvoldoende gehoord voelen, kan een klacht ingediend worden bij de ombudsman. Ervarinaen In de eerste drie kwartalen van 2007 zijn in totaal 232 schriftelijke klachten ingediend. Van de 232 klachten heeft het overgrote deel betrekking op het aanvullend openbaar vervoer (teletaxi), namelijk 219 klachten. Hiervan zijn er 34 ingediend door cliënten uit Maassluis, 114 door cliënten uit Schiedam en 71 door cliënten uit Vlaardingen. Naar aanleiding van deze klachten is bij de aanbesteding van het aanvullend openbaar vervoer extra ingezet op de kwaliteit. Daarnaast zijn 13 klachten ingediend over andere zaken. Vanuit de regionale klankbordgroep is het signaal gekomen dat mensen wel hun verhaal kwijt willen maar geen formele klacht willen indienen. De regionale klankbordgroep Wmo heeft het idee geopperd om hiervoor een vertrouwenspersoon aan te stellen. Het aanstellen van een vertrouwenspersoon geniet op dit moment niet de voorkeur. Er is een formele klachtenprocedure voor formele klachten. 8 - Scanpagina 9 van 34

Daarnaast kan de toegankelijkheid van de loketten voor mensen, die een signaal willen afgeven, verbeterd worden. De loketmedewerkers kunnen deze signalen registreren, zodat deze betrokken kunnen worden bij de ontwikkeling van beleid. Daarnaast hebben belangenorganisaties en Wmo-adviesraden hierin een belangrijke rol. Via de reguliere contacten van deze organen met de gemeenten kunnen veel voorkomende en structurele klachten en signalen aan de gemeenten worden doorgegeven. Actiepunten: 1. De loketmedewerkers worden geïnstrueerd om signalen, ook al zijn het geen formele klachten, te registreren. 2. Belangenorganisaties en de lokale Wmo-adviesraden worden gestimuleerd om veelvoorkomende en structurele klachten onder de aandacht van de gemeente te brengen. 1.4 WMO- LOKET Sinds 1 januari 2007 is in de drie gemeenten een Wmo-loket gerealiseerd. In die loketten wordt gewerkt met gemeentelijke loketmedewerkers en consulenten van ROGplus. De gemeentelijke loketmedewerkers beantwoorden algemene vragen op het terrein van de Wmo, zoeken naar de vraag achter de vraag en verwijzen indien nodig door. De consulenten van de ROGplus komen in beeld als er een aanvraag voor een individuele Wmo-voorziening wordt ingediend. De achterliggende gedachte hierbij is dat eenvoudige aanvragen direct afgehandeld kunnen worden. Ter ondersteuning van de loketmedewerkers hebben de NWNgemeenten gezamenlijk een digitale sociale kaart (Invis) aangeschaft. Ervaringen De drie gemeenten ondervinden problemen bij het vormgeven van het Wmo-loket. De afstemming tussen de gemeentelijke loketmedewerkers en de consulenten van ROGplus verloopt niet altijd goed. Ook voeren de gemeentelijke loketmedewerkers nog niet alfe taken uit, zoals die zijn afgesproken. Daardoor worden teveel vragen direct doorgespeeld aan medewerkers van ROGplus. De ontwikkeling van de loketten is gestart vanuit een regionale visie, maar kríjgt nu een steeds meer lokaal karakter. Voor ROGplus is deelname aan drie lokafe loketten niet efficiënt. Zeker gezien het beperkte aantal aanvragen, dat om een directe afhandeling in het loket vraagt. Het komt slechts beperkt voor dat een eenvoudige aanvraag in het Wmo-loket wordt ingediend en direct afgehandeld kan worden. Cliënten willen vaak het formulier thuis even invullen en bespreken met hun partner of kind. Daarnaast wordt het overgrote deel van de aanvragen schriftelijk ingediend bij de backoffice. Een verklaring hiervoor is dat cliënten vanuit het verleden gewend zijn om zich direct tot ROGplus te wenden. Over de digitale sociale kaart (Invis) zijn nog weinig signalen ontvangen. Het is niet bekend in hoeverre deze gebruikt wordt door loketmedewerkers en aanvragers. De Regionale Commissie Gezondheidszorg (RCG) is gevraagd om in beeld te brengen hoe het functioneren en het gebruik van de digitale sociale kaart kan worden verbeterd. Actiepunten: 1. In de drie gemeenten wordt in 2008 op basis van een plan van aanpak ingezet op het verbeteren van het functioneren van het loket. 2. De RCG maakt een verbeterplan voor het functioneren en het gebruik van de digitale sociale kaart. 9 - Scanpagina 10 van 34

1.5 FINANCIEN De kosten van de verstrekking van individuele voorzieningen blijft tot op heden binnen de kaders van de beschikbare middelen voor de huishoudelijke hulp en de voormalige Wvgvoorzieningen. We zien dat het aantal aanvragen voor voormalige Wvg-voorzieningen stabiliseert. Het is op dit moment lastig om harde uitspraken over de huishoudelijke hulp te doen. De gegevens over 2007 zijn niet vergelijkbaar met 2006. Een trend is daardoor nog niet aan te geven. De landelijke verwachting is dat de vraag naar hulp bij het huishouden in de komende jaren verder zal toenemen door de vergrijzing. Ook de bezuinigingen op de ondersteunende begeleiding kan de druk op de huishoudelijke hulp vergroten. Eiqen büdraqe Voor hulp bij het huishouden wordt een eigen bijdrage gevraagd, voor de voormalige Wvgvoorzieningen niet. ßinnen de Wmo is het toegestaan om ook voor de voorma4ige Wvgvoorzieningen een eigen bijdragen te vragen. Een uitzondering daarop is de rolstoel. Tot op heden is híer niet voor gekozen. Voor de hoogte van de eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp is aangesloten bij de situatie zoals deze onder de AWBZ bestond. De maximaal te innen eigen bijdrage is door het rijk vastgelegd in de Algemene Maatregel van Bestuur. Het innen van de eigen bijdragen gebeurt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het rijk heeft dit besloten, omdat één organisatie dan toezicht kan houden op de totale eigen bijdrage die geïnd wordt bij de cliënt in het kader van de Wmo en de AWBZ. Zo wordt voorkomen dat cliënten meer dan het vastgestelde maximum betalen aan eigen bijdragen. Gemeenten hebben de vrijheid om een lagere eigen bijdrage aan cliënten te vragen. Omdat de eigen bijdrage voor Wmo- en AWBZ-voorzieningen aan elkaar gerelateerd zijn, komt het voordeel niet automatisch ten goede aan de cliënt. Dit geldt voor cliënten die Wmo- en AWBZ-voorzieningen ontvangen. Wanneer de eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen laag is, kan het rijk de eigen bijdrage opleggen tot het maximum. Indirect vloeien de inkomsten die de gemeenten mist door het vaststellen van een lagere eigen bijdrage dan af naar het Rijk. Ervarin-qen ROGplus constateert dat de door het CAK geïnde eigen bijdrage lager is dan verwacht was op basis van de gegevens die in 2006 beschikbaar waren. Het budget dat aan gemeenten beschikbaar is gesteld voor de uitvoering van de huishoudelijke hulp is door het rijk gekort met het bedrag dat aan eigen bijdragen zou kunnen worden geïnd. Dit betreft voor de NWNgemeenten een bedrag van 2.800.106,- voor 2007. Op dit moment lijkt het er op dat de drie gemeenten maximaal 2.171.308,00 aan eigen bíjdragen in 2007 zullen innen. Het is een landelijke trend dat de inkomsten uit eigen bijdragen lager zijn dan door het rijk aangegeven. Het CAK is gevraagd om dit te verklaren. Doordat het CAK de eigen bijdrage vaststelt en int bij de cliënten heeft de ROGplus hier weinig grip op. Af en toe komen klachten van cliënten binnen over het innen van een eigen bijdrage terwijl de hulp niet geleverd is of over de late inning van de eigen bijdrage. Landelijk is een aantal gemeenten gestart met het innen van een eigen bijdrage voor voormafige Wvg-voorzieningen. Het CAK int ook deze eigen bijdrage, maar dit leidt nog tot problemen. Bij huishoudelijke hulp is sprake van een continue hulpverlening, terwijl bij de aanschaf van een Wvg-voorziening eenmalig een uitgave plaatsvindt. Door de wijze van innen door het CAK, bleven cliënten maandelijks een eigen bijdrage betalen, die soms de kosten van de voorziening overstegen, wat niet is toegestaan. 10 - Scanpagina 11 van 34

Het laten vervallen van de eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp kost de gemeenten ongeveer 2.200.000,-. Het lijkt niet raadzaam om dit te doen. In de eerste plaats leidt dit tot aanzienlijk hogere kosten. In het aan de gemeenten beschikbaar gestelde budget voor de uitvoering van de Wmo zijn de eigen bijdragen in mindering gebracht. Daarnaast is er geen garantie dat de kosten voor de cliënten hiermee verlaagd worden. Op dit moment bestaat nog onvoldoende inzicht in de financiële voordelen van het innen van een eigen bijdrage voor voormalige Wvg-voorzieninqen. Vanuit het streven om binnen de Wmo één lijn te trekken en dus voor alle voorzíeningen een eigen bijdrage te vragen, kan dit nader onderzocht worden. Actiepunt: In beeld brengen voor- en nadelen van het opleggen van een eigen bijdrage bij voormalige Wvg-voorzieningen. 11 - Scanpagina 12 van 34

HOOFDSTUK 2 HULP BIJ HET HUISHOUDEN Dit hoofdstuk behandelt de ervaringen die zijn opgedaan met de uitvoering van de hulp bij het huishouden. De hulp bij het huishouden is vanaf 1 januari 2007 overgekomen vanuit de AWBZ en is daardoor een nieuwe taak voor de gemeenten en ROGplus. Het uitgangspunt bij de overname van de hulp bij het huishouden was om inhoudelijk zoveel mogelijk aan te sluíten bij uítvoering onder de AWBZ. 2.1 INDICATIESTELLING 2.1.1 Indicatiestelting ROGplus voert sinds 2007 de indicatiestelling uit, gebaseerd op de systematiek die het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) gebruikte onder de AWBZ. Ten tijde van de AWBZ bestonden twee niveaus (HV1 en HV2). De gemeenten hebben ervoor gekozen om met drie niveaus te werken (HH1, HH2 en HH3). HV2 is hierdoorgesplitst in twee niveaus HH2 en HH3. HH2 wordt ge'indiceerd bij mensen die geen regie meer kunnen voeren over het huishoudelijk werk. HH3 wordt ge'indiceerd bij een ontregelde huishouding. Bij de indícatiestelling wordt onderzocht welke objectief aantoonbare beperkingen de aanvrager ondervindt in het voeren van het huishouden, die gerelateerd zijn aan beperkingen op het gebied van sociale redzaamheid enlof mobiliteit. Voor de indicatiestelling voor hulp bij het huishouden heeft ROGplus afspraken gemaakt met de liaisonverpleegkundigen in de regionale ziekenhuizen. Deze liaisonverpleegkundigen kunnen een indicatie stellen volgens de richtlijnen van ROGplus. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over spoedaanvragen met de zorgaanbieders. Een spoedaanvraag wordt binnen 24 uur uitgevoerd, de kosten worden door ROGplus vergoed. Binnen 14 dagen stelt ROGplus de formefe indicatie en wordt de hulp hierop aangepast. Bij reguliere aanvragen wordt op basis van het ingevulde formulier en de beschikbare gegevens in het cliëntdossier beoordeeld of de indicatie kan worden gesteld. Zo niet dan wordt bepaald of de ontbrekende informatie telefonisch kan worden verkregen, of een huisbezoek nodig is of dat een medisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Op dit moment wordt geïndiceerd in klassen van twee tot drie uur. Deze klassen zijn overgenomen vanuit de AWBZ. In het financieel besluit en verstrekkingenboek zijn deze klassen benoemd. In de praktijk betekent dit dat het aantal benodigde uren hulp bij het huishouden wordt geïndiceerd en dat vervolgens wordt bepaald welke klasse dit is. De klasse wordt vermeld in de beschikking. Bíj hulp in natura biedt dit de zorgaanbieders de ruimte om in te schatten of meer of mínder hulp binnen dezelfde klasse geleverd kan worden. De afrekening vindt plaats op basis van geleverde uren hulp. Ervaringen Een groot deel van de groep overgangscliënten ontvangt eind 2007 pas een herindicatie in het kader van de Wmo. Slechts een beperkte groep voormalige AWBZ-cliënten heeft op dit moment dus ervaring opgedaan met de verstrekking van huishoudelijke hulp onder de Wmo. Voor de uitvoering van de herindicaties is een plan van aanpak opgesteld met veel aandacht voor zorgvuldigheid en het niet onnodig belasten van cliënten. Een huisbezoek levert meer informatie op, maar is tijdrovend. Vanuit efficiency worden indicaties soms telefonisch gesteld. Cliënten zijn hierover niet altijd tevreden. Cliënten hebben het gevoel dat zij hun situatie dan niet altijd voldoende voor het voetlicht kunnen brengen. Bij twijfel en onduidelijkheid zal altijd nader onderzoek in de vorm van een huisbezoek of gesprek plaatsvinden. 12 - Scanpagina 13 van 34

Ondanks dat de indicatiestelling op de systematiek van het CIZ is gebaseerd, blijkt in de praktijk een verschuiving in de uitvoering plaats te vinden van HH2 naar HH1. Voorheen ontvíng 67% van de cliënten HH2 en nu lijkt dit naar 30% te verschuiven. Dit wordt veroorzaakt, doordat zorgaanbieders in het verleden zelf mochten bepalen op welk niveau zij de huishoudelijke hulp uitvoerden. Vanuit het Zorgkantoor werden budgetafspraken gemaakt met de zorgaanbieders en de zorgaanbieders konden binnen dit budget zelf hun inzet bepalen. Deze systematiek betekent dat zorgaanbieders weinig prikkels kregen om goedkopere hulp in te zetten. Nu moeten de zorgaanbieders het niveau leveren dat door ROGplus (de gemeenten) is geïndiceerd. De grootste zorgaanbieder in de regio NWN heeft aangegeven, dat zij door deze verschuiving organisatorische problemen kan krijgen. Zij heeft teveel mensen voor HH2 in dienst en beschikt over te weinig alfahulpen om HH1 uit te voeren. Als gevolg van de aanbesteding is het mogelijk dat de situatie voor de aanbieder na 1 januari 2008 nog verder wijzigt, afhankelijk van de concurrentie van andere aanbieders. De organisatorische problemen die ontstaan voor zorgaanbieders vallen onder de verantwoordelijkheíd van de zorgaanbieders. De gemeenten kunnen hierover meedenken, maar kunnen de problemen niet overnemen. Er zijn nog maar beperkt signalen ontvangen van cliënten over de verschuiving in de uitvoering van de Hulp bij het huishouden. Dit is te verklaren doordat veel cliënten deze gevolgen pas in 2008 ondervinden. Vooralsnog zal de huidige wijze van indicatiestelling, waarbij cliënten die de regie kunnen voeren over hun huishouden HH1 geïndiceerd krijgen, gehandhaafd worden. De zorgaanbieders hebben altijd in de mogelijkheid om onderbouwd aan te geven dat de gestelde indicatie onvoídoende hulp betekent voor de cliënt. Op dat moment zal nader onderzoek plaatsvinden door ROGplus. De indicatie wordt momenteev gestevd in klassen, maar het lijkt rechtvaardiger om de indicatie te stellen ín uren. De cliënt weet dan wat hij volgens de indicatiestelling nodig heeft. Het is niet de bedoeling om hiermee de bureaucratie te vergroten. Het is niet gewenst dat de cliënt een nieuwe indicatie moet aanvragen als tijdelijk een half uur extra hulp nodig is. Voor de verstrekking van hulp in natura wordt de zorgaanbieder daarom een vastgestelde bandbreedte geboden, waarbinnen de zorg geleverd kan worden. Vanuit pragmatisch oogpunt wordt vooralsnog bij de eerder gehanteerde klassen. Binnen de raamovereenkomsten die per 1 januari 2008 ingaan is het mogelijk om in uren te indiceren in plaats van in klassen. Wijziqinqsvoorstel Het voorstel is om de indicatiestelling in uren te doen in plaats van klassen. Dit geldt voor de zorg in natura en de persoonsgebondenbudgetten. Om te voorkomen dat deze wijziging extra bureaucratie veroorzaakt, wordt met de aanbieders van de hulp in natura met de zorgaanbieders bandbreedtes afgesproken. Vanuít pragmatisch oogpunt wordt in eerste instantie aangesloten bij de eerder gehanteerde klassen. 2.1.2 Gebruikelijke zorg Onder de AWBZ werd vanaf 2004 door het CIZ het Protocol Gebruikelijke Zorg gehanteerd bij de beoordeling van een aanvraag voor huishoudelijke verzorging. In dit protocol is genormeerd welke werkzaamheden van huisgenoten vermracht mag worden. De NWNgemeenten hebben dit protocol in hun beleid opgenomen. 13 - Scanpagina 14 van 34

Ten aanzien van kinderen tot 18 jaar hebben de gemeenten de regels versoepeld door de bijdrage van deze kinderen aan het huishouden buiten beschouwing te laten. Ervarinqen Er is een aantal bezwaarschriften en klachten ingediend door mensen die al lange tijd huishoudelijke verzorging ontvangen en nu voor het eerst worden geconfronteerd met een afwijzing vanwege de aanwezigheid van gebruikelijke zorg. Het protocol Gebruikelijke Zorg is pas in 2004 in werking getreden. Voor die tijd gold het principe van gebruikelijke zorg nog niet. Nu bij herindicatie wordt gebruikelijk zorg door huisgenoten meegewogen. Er wordt vanuit gegaan dat een partner en/of huisgenoot de huishoudelijke hulp kan leveren. Van een gezonde meerderjarige huisgenoot kan verwacht worden, dat hij alle huishoudelijke taken overneemt als de primaire verzorger uitva(t Sommige cíiënten hebben nu geen recht meer op huishoudelijke hulp en wijten dit onterecht aan de komst van de Wmo. 2.2 ZORG IN NATURA 2.2.1 Aanbesteding De gemeenten zijn verplicht de hulp bij het huishouden via de formele europese regels aan te besteden. De NWN-gemeenten hebben dit gezamenlijk opgepakt. Voor de lokale zorgaanbieders betekende dit dat zij veelal voor het eerst te maken kregen met een aanbesteding en concurrenten van buiten de regio. Voor de gemeenten betekende dit dat zij een product in de markt moesten zetten, waar zij zelf nog geen ervaring mee hadden opgedaan. Omdat de eerste aanbestedingsprocedure niet afgerond was voor 1 januari 2007 zijn voor dat jaar overeenkomsten gesloten met de aanbieders die onder de AWBZ de huishoudelijke hulp verzorgden. Vanaf 2008 zal de uitvoering plaatsvinden op basis van nieuwe raamovereenkomsten. De gemeenten contracteren meerdere partijen. De keuze van de cliënt en de te leveren uren huishoude4ijke hulp zijn hierdoor gewaarborgd. Vlaardingen contracteert vijf aanbieders, Schiedam vier en Maassluis drie. De (okaal actieve aanbieders zijn gecontracteerd en daarnaast één nieuwe aanbieder van buiten de regio. De geoffreerde prijzen voor HH1 en HH2 liggen iets onder de eerder in de AWBZ gehanteerde CTGtarieven. De kosten van HH3 komen ongeveer overeen met het voormalige CTG-tarief voor HV2. 2.2.2 Alfahulpen Onder de AWBZ werd de eenvoudige huishoudelijke verzorging uitgevoerd door alfahulpen. Onder de Wmo is deze constructie blijven bestaan. De zorgaanbieders moeten hulp in natura aanbieden, maar het is toegestaan om dit met alfahulpen vorm te geven. Ook na de aanbesteding mogen de zorgaanbieders met alfahulpen werken. Maar de voorwaarden waaronder dit is toegestaan zijn aangescherpt. Klanten mogen niet meer belast worden met administratieve en fínanciële taken. Ervarinaen Ten tijde van de AWBZ werd cliënten gevraagd of zij een alfahulp wilden. Zo niet, dan kon de zorgaanbieder HH2 leveren. In de huidige situatie is deze keuzevrijheid verdwenen. De cliënt kiest voor zorg in natura en afs hij voor HH1 wordt geïndiceerd krijgt hij een alfahulp. Alfahulp is een fiscale constructie, waarbij zorgaanbieders geen werkgeverslasten hoeven te betalen. Er mag dan geen sprake zijn van een werkgeversrelatie. In feite zijn alfahulpen zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Op dit moment wordt de cliënt gezien als werkgever en moet een arbeidsovereenkomst sluiten met zijn alfahulp. Dit is geen gewenste situatie. Aangezien de cliënt voor een PGB kan kiezen als hij deze werkgeversrol wil vervullen. 14 - Scanpagina 15 van 34

Het is eveneens ongewenst als de zorgaanbieders in de problemen komen met de belastingdienst. Er zullen daarom heldere afspraken gemaakt moeten worden over wat van een cliënt gevraagd mag worden en wat niet. De kosten van een alfahulp liggen vanwege het ontbreken van werkgeverslasten lager dan de kosten van een HH1-hulp in dienst van een aanbieder. De alfahulp-constructie is meegenomen in de aanbesteding. De geoffreerde príjzen zijn gebaseerd op deze constructie. Binnen de huidige raamovereenkomsten kan hier niet van afgeweken worden. Het loslaten van de alfahulpconstructie zal financiële consequenties voor de gemeenten hebben. De alfahulp-constructie blijft bestaan, maar wordt zo geregeld dat de cliënt geen werkgeversrol (arbeidsovereenkomst, uitbetalen, verantwoorden) op zich hoeft te nemen. De cliënt sluit geen arbeidsovereenkomst meer met de alfahulp, maar is wel opdrachtgever. De cliënt geeft aan wat de alfahulp moet doen. De zorgaanbieder vervult de kassiersfunctie. Actiepunt: Bij de volgende aanbesteding kan beoordeeld worden of het financieel mogelijk is om de alfahulp constructie los te laten. 2.2.3 Uitruil van zorg Onder de AWBZ was het mogelijk om op basis van een indicatiestelling van het CIZ bij de uitvoering een `uitruil' tussen de verschillende vormen van zorg te laten plaatsvinden. Dit hield bijvoorbeeld in dat uren voor Persoonlijke Verzorging werden ingezet voor Huishoudelijke Verzorging. lemand die geen recht had op huíshoudelijke verzorging, maar wel op persoonlijke verzorging kon er dus voor kiezen de persoonlijke verzorging door zijn mantefzorger (partner / kind) te laten uitvoeren en ter ondersteuning van zijn mantelzorger de beschikbare middelen in te zetten voor huishoudelijke hulp. Uitruíl van uren tussen persoonlijke verzorging en huishoudelijke verzorging is niet meer mogelijk, gezien de verschillende financieringsstromen met de komst van de Wmo. Dit onderwerp kan meegenomen worden in het reguliere overleg van de NWN-gemeenten met het Zorgkantoor om te bespreken wat mogelijkheden zijn. Actiepunt: De mogelijkheden en wenselijkheden van het uitruilen van zorg bespreken met het Zorgkantoor. 2.3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB) 2.3.1 Verstrekking De wijze waarop de gemeenten de persoonsgebonden budgetten voor huishoudelijke hulp verstrekken is gebaseerd op de situatie onder de AWBZ. Dit betekent dat er per klasse een tarief is vastgesteld in het fïnancieel besluit. Het bedrag is gebaseerd op het gemiddefd aantal uren in die klasse. Dit betekent bijvoorbeeld dat een cliënt met indicatie Klasse 1 (0-1,9 uur) nu een PGB krijgt gebaseerd op 1 uur, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen HH1, HH2 en HH3. Voor alle niveaus wordt hetzelfde tarief verstrekt, terwijl wel zwaardere eisen worden gesteld aan degene die HH2 of HH3 uitvoert dan aan iemand die HH1 uitvoert. De gehanteerde tarieven zijn gebaseerd op de voormalige CTG-tarieven, die onder de AWBZ voor de huishoudelijke verzorging waren vastgesteld. De tarieven voor PGB's bedroegen ongeveer 75% van de kosten in natura. 15 - Scanpagina 16 van 34

Ervarinqen Over de persoonsgebonden budgetten voor de huishoudelijke hulp zijn weinig signalen binnen gekomen van cliënten. Wel hebben de NWN-gemeenten en ROGplus geconstateerd dat de huidige uitvoering niet strookt met de uitvoering van de huip in natura. Ook bij de PGB's is een indicatie in uren in plaats van klassen wenselijk. Het toegekende budget sluit dan beter aan bij de geïndiceerde situatie. De meeste indicaties die leiden tot Klasse 1 zijn gebaseerd op 90 minuten hulp bíj het huishouden. Op basis van de huidige systematiek krijgt een PGB-houder in dit voorbeeld 11,- per uur om hulp in te kopen. Het gehanteerde systeem werkt ook wel eens in het voordeel van de cliënt, namelijk als het aantal geïndiceerde uren onder het gemiddelde van de klasse (igt. Bijvoorbeeld een cliënt met een indícatie van 120 minuten zorg per week krijgt een PGB in Klasse 2 (2-3,9 uur). Omgerekend is dít 26,- per uur om hulp in te kopen. In de praktijk besteden deze cliënten hun PGB niet volledig of ze kopen meer hulp in dan geïndiceerd. Uit beide voorbeelden blijkt dat de huidige systematiek geen recht doet aan de geïndiceerde hulp die een cliënt nodig heeft. Momenteel wordt geen onderscheid gemaakt in het niveau HH. Naar aanleiding van de aanbesteding, waarin per niveau HH een ander tarief wordt gehanteerd, ligt het voor de hand om ook bij de PGB's een tarief per niveau in te voeren. Met het oog op de aanbesteding zou dit anders betekenen dat het PGB-tarief per uur op of onder het tarief van HH1 moet komen te liggen. Dit lijkt geen recht te doen aan de geïndiceerde hulp. Wüziaingsvoorstel Voorgesteld wordt om per niveau (HH1, HH2 en HH3) verschïllende PGB-uurtarieven vast te stellen. 2.3.2 Uurtarief In het financieel besluit worden de volaende bedraaen aehanteerd Klasse Uren per week Bedrag per jaar Gemiddeld bedrag I uur* 1 0-1,9 uur 884,00 17,00 2 2-3,9 uur 2.654,00 17,01 3 4-6,9 uur 4.866,00 17,01 4 7-9,9 uur 7.520,00 17,01 5 10-12,9 uur 10.175,00 17,02 6 13-15,9 uur 12.828,00 17,01 * Uitgaande van 52 weken en het gemiddelde aantal uren van de klasse Per 1 januari 2008 gelden de nieuwe contracten en prijzen voor de huishoudefíjke hulp in natura. De geoffreerde tarieven variëren tussen de volgende minimum en maximum bedragen: Minimum Maximum HH1 14,00 15,00 HH2 19,50 23,00 HH3 20,50 24,00 Ervarinaen Gezien de eerder genoemde PGB-tarieven betekent dit dat bij HH1 de vergoeding van een PGB in sommige gevallen hoger ligt dan die van de hulp in natura. Voor HH2 en HH3 geldt dit niet. Voor cliënten die geïndiceerd zijn voor HH1 kan het dan financieel aantrekkelijk zijn om te kiezen voor een PGB in plaats van hulp in natura. 16 - Scanpagina 17 van 34

Dit is niet wenselijk gezien de extra administratïeve lasten van de PGB's voor ROGplus. Bovendien is dit niet te verantwoorden ten opzicht van de gecontracteerde partijen. Het lijkt reëel om de kosten voor de PGB-houder te bepalen aan de hand van het minimum loon en in relatie tot de landelijk gehanteerde tarieven. uurtarief % van het min loon afgerond uurtarief % vh min tarief in natura % vh max tarief in natura Bruto min loon 9,89 PGB-tarief HH1 12,86 130 13,00 92,86 86,67 PGB-tarief HH2 17,80 180 18,00 92,31 78,26 PGB-tarief HH3 18,79 190 19,00 92,68 79,17 Deze afgeronde tarieven liggen iets onder de gehanteerde minimumtarieven van de lopende aanbesteding en komen redelijk overeen met de landelijke gemiddelde tarieven die gemeenten hanteren. Uurtarief 2007 Uurtarief 2007 Uurtarief 2007 Hulp bij Hulp bij Hulp bij huishouden I huishouden II huishouden III gemiddefd 12,93 18,81 19,42 hoogste 17,15 24,30 25,51 laagste 10,50 15,00 16,44 Gegevens in deze tabel zijn gebaseerd op tarieven van 125 gemeenten Wüziginasvoorstel Het voorstel is om de PGB-tarieven voor hulp bij het huishouden te wijzigen en deze aan te laten sluiten bij de ingeschatte kosten van de PGB-houder. Dit komt neer op de volgende uurtarieven voor 2008: HH1 13,00 HH2 18,00 HH3 19,00 Deze tarieven kunnen vervolgens jaarlíjks geïndexeerd worden. 2.3.3 Verantwoording Op dit moment moeten alle cliënten de inzet van hun PGB-budget verantwoorden. De middelen die niet zijn gebruikt of niet kunnen worden verantwoord (minus het forfaitair bedrag) moeten worden terugbetaald. Cliënten moeten aantonen welke uitgaven ze hebben gedaan voor het ontvangen PGB. Een deel van het budget is vrij besteedbaar, het zogenaamde forfaitaire bedrag. Hierover hoeven de cliënten geen verantwoording af te leggen. Het gaat daarbij om een bedrag van 1,5% van het netto budget, met een minimum van 250 en een maximum van 1.250 per jaar. Deze werkwijze is overgenomen vanuit de AWBZ. Binnen de AWBZ is het vrij besteedbare bedrag vanaf 2007 verhoogd tot 2.500. Dit is ook van toepassing verklaard op de overgangscliënten die in 2007 hun PGB voor huishoudelijke hulp nog via het Zorgkantoor ontvangen. Voor cliënten met een indicatie voor klasse 1 of 2 betekent dit dat zij de inzet niet hoeven te verantwoorden. 17 - Scanpagina 18 van 34

Ervaring De verantwoordingssystematiek is veel werk voor de cliënt en voor ROGplus. Als de gemeenten de verstrekking van de PGB's baseren op uren in plaats van klassen en een uurtarief hanteren dat gerelateerd is aan de kosten van de cliënt, kan gesteld worden dat de cliënt een rechtvaardíg budget ontvangt. De verantwoording van de inzet van de middelen kan dan gebaseerd worden op uren in plaats van op geld. Het financiële voordeel dat de cliënt heeft als hij voordelige afspraken maakt met zijn huishoudelijke hulp, is dan voor de cliënt. Bij de verantwoording moet de cliënt de arbeidsovereenkomst met zijn hulp en de ondertekende uurbriefjes laten zien. Oorspronkelijk was het vrij besteedbare bedrag (forfaitair bedrag) in de AWBZ opgenomen om kosten die lastig zijn te verantwoorden, zoals telefoonkosten en postzegels, te kunnen financieren. Deze kosten zijn niet hoog. (n de praktijk blijkt dat bíj geen énkele cliënt het vastgestelde forfaitaire bedrag van 250,- overstijgt, doordat de beschikbaar gestelde budgetten beperkt zijn en uitgegaan wordt van 1,5%. Wüziginasvoorstel Als de verstrekking van de PGB's gebaseerd wordt op uren in plaats van klassen en een uurtarief dat gerelateerd is aan de kosten van de cliënt, kan de verantwoordingssystematiek versoepeld worden. De verantwoording kan dan plaatsvinden op basis van ingezette uren in plaats van besteed geld. Ook in deze situatie kan bij de verantwoording van de middelen een marge íngesteld worden, dat geen terugvorderíng plaatsvindt als 98% van de uren zijn verantwoord. 2.3.4 PGB bij korte indicaties Op grond van de Verordening, het Financieel Besluit en het Verstrekkingenboek hebben cliënten de mogelijkheid om ook bij een korte indicatie voor hulp bij het huishouden te kiezen voor verstrekking ín de vorm van een persoonsgebonden budget. Ervarinaen: lemand die tijdelijk hulp bij het huishouden nodig heeft, bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname, kan kiezen voor een PGB. Dit blijkt niet altijd goed te werken. Dit geldt voor zowel de cliënt als voor ROGplus. De cliënt heeft dan de verantwoordelijkheid om een hulp te zoeken en hier een arbeidsovereenkomst mee te sluiten. In sommíge gevallen is de indicatie al deels verlopen voor de uitvoering start. Meestal heeft iemand die tijdelijk hulp nodig heeft de hulp per direct nodig. Het verstrekken van een persoonsgebonden budget brengt voor ROGplus veel administratief werk met zich mee. Bij een korte indicatie staat dit eigenlijk niet in verhouding. Daarbij geldt, dat het forfaitaire bedrag bij een korte indicatie onevenredig hoog is in relatie tot het totaalbedrag dat wordt toegekend. Toch is het voor een beperkte doelgroep wel aantrekkelijk om de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget te behouden. Dit gefdt met name voor cliënten die de Nederlandse taal niet machtig zijn. Er bestaan PGB-bureaus die zich op deze doelgroep richten. Deze PGB-bureaus bemiddelen naar huishoudelijke hulpen die de taal van de cliënt spreken en verzorgen de administratie die bij de PGB's hoort voor de cliënt. Over het algemeen raadt ROGplus cliënten met een korte indicatie voor huishoudelijke hulp sterk af om gebruik te maken van een PGB. Desondanks blijkt de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget voor een beperkte doelgroep ook in deze situatie een mogelijkheid te zijn om beter maatwerk te bieden. 18 - Scanpagina 19 van 34

2.3.5 Ondersteuning door de sociale verzekeringsbank Cliënten met een PGB voor Hulp bij het huishouden kunnen ondersteuning krijgen van de Sociale Verzekeringsbank voor de administratieve taken die horen bij het PGB-houderschap. Deze ondersteuning is vooral gericht op beheer en verantwoording van het budget. De SVB brengt de kosten hiervan ( 4,95 per cliënt per maand) in rekening bij ROGp4us. Ervaring Alle PGB-houders Hulp bij het huishouden maken gebruik van de ondersteuning van de Sociale Verzekeringsbank bij het afsluiten van hun zorgovereenkomst. Tot op heden maken slechts twee cliënten gebruik van de mogelijkheid om de salarisadministratie door de Sociale verzekeringsbank te laten uitvoeren. Voor de kosten die de Sociale Verzekeringsbank in rekening brengt, maakt het op dit moment nog niet uit welke diensten de cliënten gebruiken. De Sociale Verzekeringsbank heeft aangegeven hier in de toekomst wel onderscheid in te willen gaan maken. Op dit moment zijn geen signalen van cliënten ontvangen dat de ondersteuning van de Sociale Verzekeringsbank onvoldoende is of niet voldoet aan de verwachtingen. De klanttevredenheidsonderzoeken die de Sociale Verzekeringsbank zelf uitvoert zijn positief. 19 - Scanpagina 20 van 34

HOOFDSTUK 3 VOORMALIGE WVG VOORZIENINGEN Dit hoofdstuk gaat over de ervaringen met de verstrekking van de voormalige Wvgvoorzieningen. ROGplus draagt híer sinds 1994 zorg voor. Vorig jaar leefde de vraag in hoeverre de uitvoering van de Wvg voldoet aan het compensatiebeginsel. Tot op heden is hierover nog maar beperkt jurisprudentie beschikbaar gekomen, maar de verwachting is dat de voormalige Wvg-voorzieningen hieraan voldoen. Echt nieuw voor gemeenten en cliënten is de mogelijkheid om een persoonsgebonden budget te verstrekken voor de aanschaf van voormalige Wvg-voorzieningen. Hier is de afgelopen maanden beperkt ervaring mee opgedaan. 3.1 INDICATIESTELLING 3.1.1 Algemeen gebruikelijk In de Verordening is opgenomen dat voorzieningen niet worden vergoed als deze `algemeen gebruikelijk' zijn. Bij algemeen gebruikelijke voorwerpen en/ of voorzieningen gaat het om voorwerpen en/of voorzieningen die naar de geldende maatschappeüjke normen tot het gangbare gebruik- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behoren. Deze voorwerpen en/ of voorzieningen zijn tegen een goede prijs volop verkrijgbaar bij de reguliere handel. Hierbij kan gedacht worden aan hendelkranen, thermostaatkranen en keramische kookplaten. Zoals al aangegeven gaat de Wmo uit van het principe dat de meerkosten die personen ondervinden door hun beperking worden vergoed c.q. gecompenseerd. Bij een verstrekking van een voorziening, die een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt, wordt de cliënt een besparingsbijdrage in rekening gebracht. De achterliggende gedachte is dat de cliënt door het verkrijgen van de voorziening een bedrag bespaart. Op dit moment worden besparingsbijdragen gevraagd voor het aanvullend openbaar vervoer en de aangepaste fiets. fn NederVand wordt het gebruik van het openbaar vervoer en het bezit van een fiets algemeen gebruikelijk geacht. Ervarinaen Wandbeugels, verhoogde toiletpotten en fietsen met lage instap worden nog niet als algemeen gebruikelijk beschouwd. Deze worden nog verstrekt op basis van de verordening, maar zijn ook volop in de regulier handel te verkrijgen. Echter, de toiletvoorzieningen vormen vaak het eerste contact tussen ROGplus en de cliënt. Cliënten komen hierdoor sneller in beeld bij ROGplus. Fietsen met een trapondersteuning (elektrische fiets of spartamet) worden wel als algemeen gebruikelijk beschouwd. Er zijn twee bezwaarschriften ontvangen van mensen die een dergelijke voorziening hebben aangevraagd en niet gekregen. De regionafe klankbordgroep Wmo adviseert om dit nader te onderzoeken en een dergelijke fiets niet automatisch als algemeen gebruikelijk te beschouwen. De gehanteerde besparingsbijdragen zijn gebaseerd op de genormeerde bedragen van de voorziening die vervangen wordt. Voor het aanvullend openbaar vervoer worden de tarieven van het reguliere openbaar vervoer gehanteerd. Voor de aangepaste fiets is het bedrag in het verleden bepaald en wordt jaarlijks geïndexeerd. Het bedrag ligt onder het bedrag dat door het NIBUD voor een reguliere fiets wordt gehanteerd. 20 - Scanpagina 21 van 34

Voor dit moment worden geen wijzigingen voorgesteld voor invulling van het begrip `algemeen gebruikelijk' of het gebruik van de besparingsbijdragen. Het zijn wel onderwerpen die nader kunnen worden bekeken. Actiepunt: Nader onderzoek naar de invulling en toepassing van de begrippen 'algemeen gebruikelijk' en de `besparingsbijdrage'. 3.2 VERSTREKKING IN NATURA 3.2.1 Aanvullend openbaar vervoer In de regio Nieuwe Waterweg Noord wordt collectief aanvullend vervoer aangeboden. Cliënten die hier gebruík van maken betalen een bijdrage (besparingsbijdrage) die gelijk is aan de kosten van het reguliere openbaar vervoer. Cliënten kunnen, als zij hiervoor een beschikking hebben ontvangen, gebruik maken van deze voorziening door vooraf te bellen. De taxi kan dan een kwartier voor of na de afgesproken tijd arriveren. Dit vervoer bestrijkt maximaal 5 zones. Voor verder weg gelegen bestemming kan gebruik gemaakt worden van het Valys-vervoerssysteem. Bij een collectieve vervoersvoorziening wordt, beneden een bepaald inkomen (175% sociale minimumnorm), als aanvulling een financiële tegemoetkoming op declaratiebasis verstrekt. De NWN-gemeenten zijn, in vergelijking met andere gemeenten in Nederland, hierop een grote uítzondering. In het kader van het compensatíebeginsel van de Wmo (artikel 4) is het noodzakelijk een persoon met een beperking in staat te stellen zich lokaal te verplaatsen per vervoermíddel. Een persoon met beperking die gebruik kan maken van het collectieve vervoer (teletaxi) hoeft hiervoor niet financieel te worden gecompenseerd. De huidige financiële tegemoetkoming is een verruiming van het noodzakelijke voorzieningenniveau. Deze tegemoetkoming maakt het makkelijker voor gebruikers met beperkte financiële armslag om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Op dít moment bestaat geen aanleiding om deze financiële tegemoetkoming te beperken. Ervarinaen Er zijn veel klachten over het aanvullend openbaar vervoer. Deze klachten gaan meestal over het feit dat cliënten te lang moeten wachten, dat de taxi te laat is of te veel om rijdt. Verder voelen cliënten zich soms onheus bejegend door de chauffeur of de centrale van de vervoerder. In sommige gevallen zijn cliënten geheel niet opgehaald. Naar aanleiding van deze klachten heeft ROGplus bij de aanbesteding van het aanvullend openbaar vervoer extra accent gelegd op de kwaliteit. In het nieuwe contract is een bonusmalus-regeling opgenomen. Dat wil zeggen dat de vervoerder bij goed presteren een bonus krijgt (op basis van klanttevredenheidsonderzoek) en bij svecht presteren een korting (op tijd rijden). 3.3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET 3.3.1 PGB-vergoeding In het financieel besluit en verstrekkingenboek is vastgelegd hoe omgegaan wordt met persoonsgebonden budgetten voor voormalige Wvg-voorzieningen. 21 - Scanpagina 22 van 34