koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen



Vergelijkbare documenten
Stichting Willem Frederik Hermans Instituut Den Haag Jaarrekening 2017

Het Gruuthuse-handschrift in woord en klank

1. Ets J. E. Marcus, naar J. Smies, Den zedelijke en zinnelijke mensch. Spotprent op de wijsbegeerte van Kant. Ca

Onderwijs Onderzoekschool Politieke Geschiedenis

koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen voor tekstedities en voor tekstedities en intellectuele geschiedenis jaarverslag

Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis / Jaarverslag 2002

Onderwijs Onderzoekschool Politieke Geschiedenis. Onderzoekschool Politieke Geschiedenis 1

Inventaris van het archief van D.P.D. Fabius

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Koptische, Gotische, Armeense, Ethiopische en Syrische vertaling

Plaatsingslijst. Archiefnummer: 62 Archiefnaam: JAGE Sector: Cultuur en recreatie Soort archief: Persoonsarchief Datering:

Griekse en Latijnse taal en cultuur. Je wordt een all-round classicus met een brede blik én diepgang.

Inhoudelijk jaarverslag 2014

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Nummer Toegang: A15. Willem II, prins van Oranje, graaf van Nassau- Breda ( )

Beleidsplan 2015 en volgende jaren

Memorieboek of calendarium-necrologium van het Sint Plechelmuskapittel te Oldenzaal Inleiding bij de internet-editie

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK NIJMEGEN. HUMANIORA BIBLIOTHEEK COLLECTIE H.In.M. Middeleeuwse Geschiedenis

Gegevensbestanden van de Volkstellingen

Leken trekken tot Gods Woord

1. Over Stichting Martin Luther Heritage Foundation

Nummer Toegang: G001. Collectie Constantijn Huygens ( )

Hoe begin ik aan een scriptie? 1

Plaatsingslijst van de collectie van collegedictaten van V. Hepp

Eindexamen geschiedenis vwo II

Oorspronkelijke handschriften van de Statenvertalers in de Collectie Rolandus (2)

Nummer Toegang: A14. Frederik Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau-Breda ( )

STCV. Nieuwsbrief. Mijlpaal. Vervolgdossier STCV II

GRIEKSE EPIGRAFIE OP LOCATIE (MA/PhD)

Griekse en Latijnse taal en cultuur. Je wordt een allround classicus met een brede blik én diepgang.

Nederlandse Gedragswetenschappen Grote Kruistraat 2/1, 9712 TS Groningen. 1. Inleiding

Prospectie naar Nederlandstalige gedrukte publicaties voor de deponering

Stichting Geschiedenis Fysiotherapie

Plaatsingslijst. Archiefnummer: 501 Archiefnaam: VSTF Sector: Onderwijs en wetenschappen Soort archief: Instellingsarchief Datering:

VOORWOORDEN BIJ EERDERE DRUKKEN

stichting Er Zijn Inhoudsopgave: ANBI verantwoording 2013

1. Beleid. 1.1 Naar een digitale werk- en publicatieomgeving

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL Huizinga Instituut

HEURISTIEK TOERISME VLAANDEREN. cursus. module voorbereidingsproces (40 u.) component Informatieverwerving en verwerking (12 u.

VIJFTIG JAAR SCHEIKUNDIGE NIJVERHEID IN NEDERLAND

Voorwoord 7. Inleiding 9. Renaissance, humanisme, verlichting 13 Renaissance en humanisme 15 Verlichting 20

Leraar in onderzoek. Exacte Wetenschappen. Onderzoeksprogramma voor wis- en natuurkundedocenten

Waarom is een nieuw tijdschrift nodig?

De JB heeft binnen de UvA twee belangrijke partners: a. De Faculteit b. de UB

Bachelorexamen Nederlands

Inventaris van de Dienstreglementen van Nederlandse en Internationale Spoorwegmaatschappijen, 19e-20e eeuw

Goudzwaard School of Fair and Green Economics 1

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

Werken aan scheikunde

Inventaris van het archief van het Nederlands Instituut voor Preventieve Geneeskunde TNO,

Verzamelde liedjes en gedichten

Login eduroam. (Gebruik je studentennummer en KU Leuven-paswoord)

Nummer Toegang: 511 Inventaris van de collectie d.p. oosterbaan,

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

Zelfevaluatie

WAT ANDEREN DOEM. NAERDINCKLANT 9 november 1983 Lezing door dr.ir. T. van Tol: Nederzettingsgeschiedenis van Laren.

koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen

Nummer Toegang: A16. Willem III, prins van Oranje, koning van Engeland ( )

Nummer Toegang: A14. Frederik Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau-Breda ( )

Stichting Freedom in Christ Ministries Nederland. Jaarverslag 2016

De betekenis van het Gymnasium voor de leerlingen op onze school. Wat houdt het Gymnasium voor leerlingen in?

LEWIS CARROLL GENOOTSCHAP

Eindrapport Stimulering beveiliging

LOKALE DEMO- CRATIE IN DE STEIGERS ISVW UITGEVERS

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007

Jaarverslag Stichting Brabantse Bronnen 2015

Koninklijk Zeeuwsch Genootschap Der Wetenschappen (1768- )

Antieke bronnen en materiële cultuur van de Grieks-Romeinse wereld: GRIEKSE PAPYROLOGIE (1)

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

De toekomst van de kb is digitaal

Jaarverslag Stichting Het Nederlands Belastingmuseum"

Vrijheid daar strijd je voor Symposium 21 Mei 2015 Van uur Bredero College Amsterdam

BOEKENRUBRIEK. Bijbel & Cultuur In den beginne : de schepping

Oud maar niet out. Denken en doen met de Oudheid vandaag _Oud maar niet out_vw.indd 1 13/03/12 10:24

Verslag van uitgeoefende activiteiten in Stichting Vrienden van het Hubrecht Instituut

De Geefwet en donaties aan cultuur in Nederland *1. René Bekkers, Saskia Franssen,

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Geachte collega's, beste studenten,

Brussel Beter Bekijken

God zoeken met de zinnen?

Plaatsingslijst van de collectie Gemeentecommissie van de Hervormde gemeente te Leiden

Plaatsingslijst. Archiefnummer: 87 Archiefnaam: HUYH Sector: Onderwijs en wetenschappen Soort archief: Persoonsarchief Datering: ( )

Nota collectiebeleid 2011 De collectievorming voor de Vakbibliotheek Rechten

Inhoud. Woord vooraf

Wij maken uw eigen boek!

Beleidsplan Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum

Inventaris van het archief van de Nederlandsche Bank N.V., president Willem Ferdinand Mogge Muilman,

Programma Akademiehoogleraren. Nederlands toponderzoek, nu en in de toekomst

Prof. dr. D. H. Th. Vollenhoven

Van der Laan Stichting JAARVERSLAG

Open dag 14 maart Welkom bij: Taal- en cultuurstudies

KLASSIEKE CULTURELE VORMING VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

BIBLIOGRAFIE VAN DE NEDERLANDSE TAAL-EN LITERATUURWETENSCHAP Gids voor het gebruik van de databank

Klassieke culturele vorming

Oud-archief van de landgoederen Ter Horst, Raaphorst en Eikenhorst gelegen in de gemeenten Voorschoten en Wassenaar

De Nieuwe Bijbelvertaling

Duurzame. Glans. Maastrichts zilver

Jaarverslag Universiteitsmuseum Groningen. Universiteitsmuseum Groningen. Museum voor mens, natuur en wetenschap

Let's conn3ct! Wilt u dit initiatief bekend maken via uw website en andere communicatiekanalen?

Cursus Griekse Epigrafie

Transcriptie:

koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen Jaarverslag 2005

Inhoudsopgave 5 Inleiding 11 Het Huygens Instituut in cijfers 13 Projecten 57 editor 63 Publicaties en activiteiten medewerkers 89 Vertegenwoordigingen 91 Stages

Inleiding Fundering voor nieuwe ontwikkelingen Was 2004 het jaar waarin de blauwdrukken voor de vernieuwing van het Huygens Instituut werden opgesteld, 2005 was het jaar waarin de fundering tot stand kwam. Dat werd op 9 juni gevierd met een feestelijke bijeenkomst in de Oude Raadszaal te Den Haag. Directeur dr. Henk Wals lichtte daar de plannen toe. Het Constantijn Huygens Instituut is vermaard om zijn wetenschappelijke tekstedities, en dat zal niet veranderen. Maar het nieuwe Huygens Instituut wil een breder palet aan wetenschappelijke activiteiten bieden. Tekstedities en bronnenpublicaties zullen in veel gevallen geflankeerd worden door analytisch wetenschappelijk onderzoek. Als editieprojecten worden gekoppeld aan onderzoeksvraagstellingen, snijdt het mes aan twee kanten: de inspanningen van de editeurs vallen meteen in vruchtbare aarde, terwijl ontwikkeling van de edities methodologisch kan profiteren van de vragen die het onderzoek stelt. Deze samenhang wordt essentieel nu de stap naar de digitale editie gemaakt gaat worden. De xml-gestructureerde teksten kunnen bevraagd worden met behulp van nieuw digitaal gereedschap, dat het Huygens Instituut ontwikkelt. Om dit met succes te kunnen doen, is nauwe samenwerking nodig met de onderzoeker die de vragen aan het materiaal wil stellen. Door editeurs, onderzoekers en softwareontwikkelaars onder één dak samen te brengen, schept het Huygens Instituut de mogelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe naam De nieuwe naam Huygens Instituut verwijst niet alleen naar de dichter en homo universalis Constantijn Huygens, maar ook naar diens zoon Christiaan, die wereldfaam verwierf als wetenschapper. Daarmee geeft het Instituut aan dat het zowel de literatuurgeschiedenis als de wetenschapsgeschiedenis tot zijn terrein rekent. De dubbele verwijzing symboliseert tevens dat het Instituut een nieuwe weg inslaat, die van vernieuwend en experimenteel onderzoek, maar daarbij de oude waarden niet overboord gooit. Digitaal gereedschap en websites gaan een belangrijke plaats innemen, maar het Instituut zal daarnaast gedrukte tekst blijven produceren. Boeken zijn in veel gevallen immers nog steeds een buitengewoon handzame informatiedrager. Ook zal het Huygens Instituut met veel plezier en inzet blijven werken aan langlopende editieprojecten als de volledige werken van Erasmus of Willem Frederik Hermans, al zullen ongetwijfeld de technische grondslagen van het productieproces veranderen. e-research Het creëren van een digitale omgeving voor het onderzoek is één van de taken van de nieuwe afdeling e-research, die in 2005 gestalte kreeg met de komst van een negental medewerkers van het voormalige Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi) van de knaw. De nieuwe groep, die onder leiding staat van dr. Karina van Dalen-Oskam, ontwikkelt software 5

en doet onderzoek op het grensvlak van geesteswetenschappen en ict. Ook is de groep verantwoordelijk voor de bntl, de Bibliografie van de Nederlandse Taalen Literatuurwetenschap. De bntl zal de komende jaren worden omgevormd van een klassieke bibliografie tot een geavanceerd web based zoekapparaat voor neerlandici en andere geïnteresseerden. Breed publiek Maar het Huygens Instituut richt zich niet alleen op de onderzoekswereld. Het Instituut heeft ook verplichtingen aan een groter publiek, namelijk ten aanzien van de conservering en verspreiding van het Nederlandse literaire erfgoed. Ook wat dit betreft wordt een ander pad ingeslagen. Gedrukte edities waarin de voetnoten en het variantenapparaat meer ruimte innemen dan de leestekst, spreken geen groot publiek aan. Ook hier biedt het internet uitkomst: in de gedrukte editie kan in veel gevallen worden volstaan met de toelichting die nodig is om de tekst te begrijpen, terwijl verdergaande annotatie en de eventuele varianten te raadplegen zijn op een website. In 2005 introduceerde het Instituut dit concept met het eerste deel van de volledige werken van Willem Frederik Hermans, dat in november in de Amsterdamse Nieuwe Kerk werd aangeboden aan prins Willem-Alexander. Met een oplage van 12.500 stuks in eerste druk geeft het Huygens Instituut, in samenwerking met uitgeverij De Bezige Bij en het Willem Frederik Hermans Instituut, gestalte aan zijn ambitie een breder publiek aan te spreken. Dat gebeurde ook met het Verzameld werk van Willem Elsschot, dat in 2005 verscheen in de Gouden Reeks van Athenaeum Polak & Van Gennep. Onderzoeksprogramma Inhoudelijk gaat de belangstelling van het Huygens Instituut zoals gezegd uit naar literatuurgeschiedenis en wetenschapsgeschiedenis. De staf startte in 2005 een discussie over een onderzoeksprogramma voor de komende jaren. Deze discussie zal in 2006 worden afgerond, maar eind 2005 begonnen de contouren van een programma zich al af te tekenen. Het hoofdthema wordt kennis- en cultuuroverdracht, een onderwerp dat zowel in de literatuurgeschiedenis als in de wetenschapsgeschiedenis actueel is. Vanuit wetenschapshistorisch perspectief gaat het om de vraag hoe lokaal geproduceerde wetenschappelijke en technische kennis circuleerde en accumuleerde. Vanuit de literatuurgeschiedenis wordt gedacht aan overdracht en vorming van culturele repertoires, zowel intergenerationeel als synchroon. Ter versterking van de onderzoeksambities stelde het Instituut twee nieuwe onderzoekers in vaste dienst aan. Dr. Ton van Kalmthout zal zich gaan bezighouden met de literatuurgeschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw, terwijl dr. Eric Jorink zich zal richten op de wetenschapsgeschiedenis van de vroegmoderne periode. 6

Samenwerking Bij de realisatie van het onderzoeksprogramma streeft het Huygens Instituut naar samenwerking met onderzoekers en instanties. Gezamenlijke projecten worden uitgevoerd met de Radboud Universiteit, de Universiteit van Utrecht, de Vrije Universiteit Amsterdam, de Universiteit van Amsterdam, het Van Gogh Museum en het Institut de Recherche et d Histoire des Textes te Parijs. Met een aantal Europese partners wordt gewerkt aan het project Europa Humanistica. Ook de Opera Omnia van Erasmus is in wezen een internationale aangelegenheid. Aan deze omvangrijke onderneming werken tientallen buitenlandse onderzoekers. Met onderzoekers van de Erasmus Universiteit, de Universiteit van Utrecht, de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit van Leuven bereidde het Huygens Instituut nieuwe onderzoeksaanvragen voor nwo voor. Met het Meertens Instituut knaw, de Radboud Universiteit en het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek werkte het Instituut aan een investeringsaanvraag voor nwo-groot. Samen met het Instituut voor Geschiedenis en Grondslagen van de Natuurwetenschappen van de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Twente was het Huygens Instituut de trekker van een breed gedragen programma op het gebied van de Nederlandse wetenschapsgeschiedenis: Circulation of Knowledge and Practices. Een drietal projecten van het Huygens Instituut werden uitgevoerd onder de paraplu van de International Union of Academies: Grotius, Erasmus en Europa Humanistica. Ook de aanvaarding van drie bijzondere hoogleraarschappen door Huygensonderzoekers verstevigde de samenwerking met de universitaire wereld. Dr. Annemarie Kets-Vree werd benoemd als bijzonder hoogleraar Editiewetenschappen aan de Vrije Universiteit en dr. Hans Trapman werd bijzonder hoogleraar Cultuurgeschiedenis, in het bijzonder van de intellectuele geschiedenis van de late vijftiende tot de late zeventiende eeuw, aan de Erasmus Universiteit. Verder stelde het Huygens Instituut een bijzondere leerstoel Neolatinistiek in bij de Universiteit van Amsterdam, die in 2006 zal worden ingevuld. De internationale contacten kregen een impuls doordat het Huygens Instituut zich opwierp om het jaarlijkse congres van de European Society for Textual Scholarship mede te organiseren. De bijeenkomst, met ongeveer vijftig deelnemers uit binnen- en buitenland, vond plaats op 16 en 17 december in het Trippenhuis te Amsterdam. Met hetzelfde doel trad het Huygens Instituut op 7 en 8 oktober op als gastheer voor een tweedaagse werkconferentie van de Europese partners in het project Europa Humanistica. De medewerkers van het Instituut traden met het nodige enthousiasme naar buiten: in 2005 werden 51 lezingen gegeven, waarvan 24 in het buitenland. Presentaties Ook op andere manieren trad het Huygens Instituut naar buiten. De presentatie van het eerste deel van de volledige werken van Willem Frederik Hermans in november trok veel belangstelling van de pers, waaronder het nos-journaal. De bijeenkomst in de Nieuwe Kerk vormde een van de hoogtepunten van het jaar. Een ander hoogtepunt werd gevormd door de verschijning van het na veertig jaar noeste arbeid voltooide Lexicon Latinatis Nederlandicae Medii Aevi, het 7

woordenboek van het Middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden. De president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, prof. dr. Frits van Oostrom, nam de complete serie in ontvangst. In de wetenschapsbijlage van het nrc Handelsblad verscheen een artikel over het woordenboek. Een derde vermeldenswaardige prestatie is de voltooiing van de Adagia in de Opera Omnia van Erasmus, waarvan het laatste deel in december gepresenteerd werd. De voorzitter van de internationale conseil van de Opera Omnia, prof. dr. Nicolette Mout, nam de delen in ontvangst van dr. Miekske van Poll-van de Lisdonk. Personeel en Financiën Het personeelsbestand werd in 2005 uitgebreid van 38 (29,1 fte) naar 47 (35,8 fte) medewerkers. De uitstroom bedroeg 2,3 fte, terwijl 9 fte aan de formatie werd toegevoegd. De begroting beliep ca. 1,9 miljoen euro. Aan het einde van het jaar kon een bedrag van 30.000 aan de algemene reserve worden toegevoegd. Het Huygens Instituut kon na afloop van het jaar een bedrag van 30.050 aan de algemene reserve toevoegen, die daardoor steeg van 289.595 naar 319.645. Op dit moment is het Instituut in financieel opzicht nog gezond, maar over een lange termijn bezien is het beeld niet rooskleurig. Net als de meeste andere Nederlandse onderzoeksinstellingen ontvangt het Huygens Instituut al jaren geen prijscompensatie meer. Ook in 2005 was dat niet het geval. In de praktijk betekent dit een sluipende bezuiniging van enkele procenten per jaar, waarvan de cumulatieve effecten op de lange termijn niet zullen uitblijven. Bij het strategiefonds van de knaw diende het Instituut een aanvraag in voor de ontwikkeling van de zogenoemde Editiemachine, software om via het internet teksten te transcriberen en te annoteren. De Akademie kende het gevraagde bedrag van 209.000 toe. Personeel en Organisatie De groei van het Instituut van 38 (29,1 fte) naar 47 (35,8 fte) medewerkers is voornamelijk te danken aan de komst van een aantal medewerkers van het voormalige Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi) van de knaw, die deel van het Huygens Instituut gingen uitmaken als de afdeling e-research. Mannen vormden in het Instituut een kleine meerderheid: 56% tegenover 44% vrouwen. Het ziekteverzuimpercentage daalde van 6,2 % naar 5,3 %. Ook de meldingsfrequentie daalde: van 0,97 naar 0,9 keer per jaar per medewerker. In 2005 werd binnen de knaw het universitaire functiewaarderingssysteem (ufo) ingevoerd. Dat bracht met zich mee dat alle medewerkers opnieuw moesten worden ingedeeld. Tegen het einde van het jaar was deze operatie voltooid. Drie medewerkers van het Hermans-project volgden in 2005 een mediatraining. Dit in verband met de te verwachten belangstelling van de pers bij het uitkomen 8

van het eerste deel van de volledige werken van Willem Frederik Hermans in november. Een belangrijke organisatorische wijziging betrof de toevoeging van de afdeling e-research aan het Instituut. Deze afdeling vormt nu de derde werkgroep naast de al bestaande groepen Middeleeuwen/Renaissance en Nieuwe Tijd. Het managementteam werd hierdoor met één persoon uitgebreid: het bestaat nu uit de drie werkgroepleiders en de directeur. Het managementteam vergaderde één keer per week. Eén keer per maand werd samen met de beheerder en de managementassistente vergaderd. Internationale samenwerking Vijf van de Instituutsprojecten kunnen gekenschetst worden als internationale samenwerkingsprojecten. Aan het Erasmus-project wordt gewerkt door een groot aantal onderzoekers uit Europa en Noord-Amerika, die verschillende delen voor hun rekening nemen. Op het Huygens Instituut coördineert prof. dr. Hans Trapman hun bezigheden. Kleiner, maar wel volgens hetzelfde principe opgezet is het project Reflections of Scientific Debate in the Carolingian Renaissance, dat geleid wordt door dr. Mariken Teeuwen. Het onderzoek naar de Middeleeuwse Artes-faculteit, dat dr. Olga Weijers uitvoert met enkele Franse collega s, is een samenwerkingsproject tussen het Huygens Instituut en het Institut de Recherche et d Histoire des Textes (irht) in Parijs. Met hetzelfde instituut en een aantal andere Europese partners wordt nog een volgend samenwerkingsproject uitgevoerd: Europa Humanistica. Dit betreft een internationaal onderzoek met als doel een meerdelig naslagwerk waarin een overzicht wordt gegeven van Europese humanistische filologen uit de zestiende en zeventiende eeuw en hun edities van (post-)klassieke auteurs. Het vijfde internationale project is de editie van de nagelaten en ongebundelde lyriek van de Vlaamse dichter Guido Gezelle. Dit project is een door het Vlaams- Nederlands Comité (fwo/nwo) gesubsidieerd onderzoek dat wordt uitgevoerd in samenwerking met het Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Nederlanden van de Universiteit Antwerpen. De projecten Erasmus: Opera omnia, Hugo Grotius: Biografie, Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi en Aristoteles Semitico-Latinus vallen onder de patronage van de International Union of Academies (iua). Het Huygens Instituut is actief betrokken bij het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent), de Arbeitsgemeinschaft für Germanistische Edition (Osnabrück), de Society for Textual Scholarship (New York) en de in 2001 mede op initiatief van het Huygens Instituut opgerichte European Society for Textual Scholarship (Leicester). Wetenschapscommissie De wetenschapscommissie bestond uit: prof. dr. G.J. Dorleijn (Rijksuniversiteit Groningen, voorzitter), dr. L. Breure (Universiteit Utrecht), prof. dr. L. van Bunge (Erasmus Universiteit Rotterdam), prof. dr. F.J. van Ingen (Vrij 9

Universiteit), prof. dr. M.B. de Jong (Universiteit Utrecht), prof. dr. J.J. Kloek (Universiteit Utrecht), prof. dr. C.G. Meerhoff (Universiteit van Amsterdam), prof. dr. M.G.M. van der Poel (Radboud Universiteit Nijmegen) en lic. E. Vanhoutte (Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, Gent). Onderdeelcommissie Als gevolg van de Wet op de Ondernemingsraden is er op het Huygens Instituut een onderdeelcommissie (oc) actief. Deze commissie bestond in 2005 uit drs. Jolanda Hamers, dr. Aafke van Oppenraay (secretaris) en Gerard van Veen (voorzitter). De onderdeelcommissie hield in het verslagjaar vijf reguliere en enkele interne vergaderingen. Met de medewerkers hield zij een achterbanberaad om zich een mening te kunnen vormen ten behoeve van de adviesaanvraag over het voorgenomen besluit van de knaw -directie om de dr. Henk Wals voor vijf jaar tot directeur te benoemen. Tevens vond in dit kader een gesprek plaats tussen de onderdeelcommissie en prof. dr. W.J. van den Akker, lid van de directie van de knaw. De commissie heeft na deze gesprekken besloten geen advies uit te brengen ten aanzien van het voorgenomen besluit. In de reguliere vergaderingen met de interim-directeur en de leden van het managementteam kwamen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde: de begroting 2005; de komst van de afdeling Neerlandistiek van het niwi bij het Huygens Instituut; de invoering van de Universitaire Functie Ordening (ufo); de stand van zaken wat betreft de invoering van het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (pop); de wachtgeldproblematiek bij tijdelijke aanstellingen; de besteding van de oc-gelden; het totstandkomen van een Bedrijfshuisvestingsplan (bhv); de toekomstige (her)huisvesting van het instituut binnen de Koninklijke Bibliotheek. De onderdeelcommissie nam deel aan een discussiebijeenkomst over de medezeggenschap georganiseerd door de ondernemingsraad (or) van de knaw en, tijdens de jaarlijkse or-oc-dag op 22 september, aan workshops over de invoeringsprocedure van het ufo-systeem, de arbeidsomstandigheden bij de knaw en de reorganisatieleidraad. Aandachtspunten van de onderdeelcommissie voor 2006 zullen met name zijn: de implementatie van de nieuwe strategienota van de knaw, de vernieuwing van de bntl, de introductie van de preventiemedewerker en het totstandkomen van een bhv-plan. 10

Het Huygens Instituut in cijfers Personeel in fte 2004 2005 Wetenschappelijk personeel 21,6 25,3 vast 15,8 20 tijdelijk, excl. promovendi 3 3 promovendi 2,8 2,3 Onderzoeksondersteunend personeel 4,5 7,9 vast 2,8 5,3 tijdelijk 1,7 2,6 Niet-wetenschappelijk personeel 3 2,6 vast 3 2,6 tijdelijk 0 0 TOTAAL 29,1 35,8 Productie 2005 Wetenschappelijke publicaties Tekstedities gedrukt 7 Tekstedities digitaal 0 Tekstedities combi gedrukt/digitaal 1 Thematische websites/portals 1 Artikelen 12 Hoofdstukken in boeken, bundels en proceedings 14 Monografieën 5 Proefschriften 0 Geredigeerde bundels, conference proceedings 3 Onderzoeksprogrammatuur 5 Vakpublicaties boeken 1 Artikelen/hoofdstukken in boeken 12 Recensies 18 11

Wetenschappelijke voordrachten/lezingen 51 Website sessies 3.056 hits 93.910 bntl Ontsloten titels 5719 Aantal raadplegingen: sessies 205.914 Aantal raadplegingen: zoekacties 352.941 Financiën 2005 2004 Inkomsten Bijdrage Knaw 1.741.565 90,4% 1.603.495 91,7% Overige opbrengsten 184.791 9,6% 144.305 8,3% Totaal baten 1.926.356 1.747.800 Uitgaven Totaal lasten 1.966.922 1.791.528 saldo -40.566-43.728 12

Projecten Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi M. Gumbert-Hepp, O. Weijers Projectcommissie: prof. dr. L.J. Engels (Rijksuniversiteit Groningen), prof. dr. F.W.N. Hugenholtz ; prof. dr. H.L.W. Nelson (Universiteit Utrecht), prof. dr. G.H.M. Posthumus Meyjes (Universiteit Leiden), prof. dr. L.M. de Rijk (Universiteit Leiden, Universiteit Maastricht). De publicatie van het Woordenboek van het Middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden (zie http://www.huygensinstituut.knaw.nl/projecten/middeleeuwen/lexicon) is in 2005 voltooid. De laatste twee fascikels (63 en 64) zijn verschenen met de band van deel VIII en een geheel bijgewerkte Bronnenlijst met een Verantwoording in een apart deeltje. Het Woordenboek is op 8 september 2005 aangeboden aan de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, prof. dr. F.P. van Oostrom. Het voltooide Woordenboek van het Middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden bij de feestelijke presentatie van de laatste delen, op 8 september in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Artes-faculteit O. Weijers Projectcommissie: em. prof. dr. H.A.G. Braakhuis (Nijmegen), dr. M. Gumbert- Hepp (Huygens Instituut), prof. dr. C.H.J.M. Kneepkens (Rijksuniversiteit Groningen), em. prof. dr. L.M. de Rijk (Universiteit Leiden). 13

Het betreft een gemeenschappelijk onderzoekprogramma van het Huygens Instituut en het irht (Institut de Recherche et d Histoire des Textes) in Parijs, dat sinds 1991 bestaat. In het kader van dit programma, dat gericht is op de intellectuele geschiedenis van de Artes-faculteit, wordt gewerkt aan de samenstelling van een repertorium van magistri en teksten van de Parijse Artes-faculteit. Hiervan zijn de eerste zes afleveringen (A-B; C-F; G; H-Johannes C.; J, à partir de Johannes D; L- O) inmiddels verschenen. Niet alleen de magistri die in Parijs hebben onderwezen worden opgenomen, maar ook die contemporaine auteurs van wie de werken duidelijk in Parijs bekend waren en gebruikt werden. Zo vindt men in de laatste aflevering niet alleen de Parijse filosofen Nicole Oresme en Nicolas d Autrecourt, maar ook buitenlandse geleerden, zoals Laurentius Valla. In deze aflevering vindt men ook de van oorsprong Nederlandse filosoof Marsilius van Inghen, die in Parijs heeft gestudeerd en gedoceerd alvorens in 1386 een van de stichters van de universiteit van Heidelberg te worden. Bij het onderzoek is de rol van het internationale netwerk dat het project al van het begin af steunt, van groot belang. In het algemeen wordt de samenstelling van de notities sterk beinvloed door opmerkingen, correcties en aanvullingen van een veertigtal trouwe medewerkers. In het afgelopen jaar is de redactie afgerond van de notities betreffende auteurs van wie de naam begint met L, M, N of O; er is een begin gemaakt met de voorlopige redactie van de letter P, onder meer met de ingewikkelde notitie over Petrus de Alvernia. Ook wordt onderzoek verricht naar onderwijsmethoden en programma s, met name naar de rol van de disputatio aan de Artes-faculteit. Een eerste publicatie hierover, toegespitst op de Parijse universiteit, is in 1995 verschenen. Een tweede studie, over de disputatio aan de diverse Artes-faculteiten, is in oktober 2002 verschenen. Tenslotte zal een derde deel het verschijnsel van de disputatio in ruimer verband bestuderen, met name de relatie tussen die van de Artes-faculteit en van de overige faculteiten, de voorgeschiedenis en de nawerking tijdens de Renaissance. In het afgelopen jaar is onderzoek verricht naar de disputatio aan de juridische faculteit, waarover zeer veel materiaal bestaat, zowel handschriften en oude drukken als moderne literatuur. Het is al duidelijk dat naast overeenkomsten ook duidelijke verschillen zijn aan te wijzen in het functioneren van deze onderwijsen onderzoekmethode in de diverse faculteiten. De juridische disputatio begint in feite al in het tweede kwart van de twaalfde eeuw in Bologna, met de rechtsgeleerde Bulgarus. In de statuten van de universiteit van Bologna (ontstaan rondom 1200) is vastgelegd dat de doctores verplicht waren de geredigeerde tekst van hun disputaties bij de bedellus te deponeren, zodat ieder die kon inzien en afschrijven. Dit is vermoedelijk een van de redenen waardoor zo vele disputaties bewaard zijn gebleven. Reflections of scientific debate in the Carolingian Renaissance M.J. Teeuwen De intellectuele wereld van de Karolingische periode laat zich goed bestuderen aan de hand van de klassieke en laat-antieke teksten, die door de negendeeeuwse geleerden voorzien werden van grote hoeveelheden aantekeningen. 14

Aantekeningen bij het boek over de ars mathematica in een negende-eeuws handschrift van Martianus Capella s De nuptiis. (Leiden, Universiteitsbibliotheek, Vossianus Latinus Folio 48, folio 66 recto.) Schematische weergaven van hemelse constellaties ter illustratie van het boek over astronomie in hetzelfde handschrift. (Leiden, Universiteitsbibliotheek, Vossianus Latinus Folio 48, folio 92 verso.). De marges en interlineaire ruimtes van vele negende-eeuwse handschriften zijn volledig opgevuld met minuscule lettertjes, die de hoofdtekst voorzien van uitleg, correcties, verwijzingen, aanvullingen, overwegingen, etcetera. De aantekeningen geven een heel directe inkijk in de werking van het intellectuele bedrijf in deze periode. 15

Martianus Capella s De nuptiis Philologiae et Mercurii is een laat-antieke encyclopedie over de zeven vrije kunsten, die reeds vroeg in de negende eeuw voorzien werd van een uitgebreid commentaar. De editie van de oudste commentaartraditie is het doel van dit project. (Zie ook http://www. huygensinstituut.knaw.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=22 &Itemid=43&lang=du ) In het jaar 2005 is voornamelijk gewerkt aan het ontwikkelen van de digitale werkomgeving waarbinnen de editeurs hun transcriptiewerkzaamheden moeten gaan verrichten. In samenwerking met de software-ontwikkelaars van e-laborate (http://www.huygensinstituut.knaw.nl/index.php?option=com_co ntent&task=view&id=136&itemid=48&lang=du) is gewerkt aan de verfijning van de tools die er tot nu toe waren, aan de toevoeging van nieuwe functies, en aan het zoeken naar een goede lay-out voor de werkomgeving. We verwachten de werkomgeving in de loop van het volgend jaar te kunnen openstellen. Daarnaast is, in het kader van een tweetal symposia (in Utrecht en in Rome), gewerkt aan de nadere uitwerking van met name één thema dat in het werk van Martianus Capella naar voren komt: de harmonie der hemelsferen, de antieke idee van een ordening van de kosmos volgens getalsmatige principes, die ook ten grondslag liggen aan de muzikale intervallen van octaaf, kwart, kwint en secunde. De kosmos zelf, met de aarde onbeweeglijk in het middelpunt en de planeten daaromheen draaiend in hun banen, brengt zo een ideale, goddelijke muziek voort, waarvan de aardse muziek slechts een schamele afspiegeling is. De antieke bronnen, die een zeer divers beeld gaven van de invulling van de muziek der planeten, werden door de Karolingische geleerden onder de loep genomen en ingezet in een nieuw, christelijk wereldbeeld. Ook bij hen is er geen sprake van een eenduidige uitleg of visie op de hemelse harmonie, maar de veelkleurigheid van de antieke bronnen blijft gehandhaafd. Controverses over bijvoorbeeld de richting van de hemelse toonladder, of de invulling ervan in de vorm van toonladders of reeksen van grotere intervallen, blijven bestaan. Een mooi voorbeeld van een eigengereide, nieuwe oplossing van het probleem komt uit de koker van de excentrieke geleerde Johannes Scottus Eriugena (ca. 810-877), die in een commentaartekst op Martianus Capella s De nuptiis beschrijft hoe de zon planeten aantrekt en weer afstoot, zodat zij nu eens grote intervallen, dan weer kleine voortbrengen. In de kosmos is de zon de centrale kracht, die de planeten als het ware door de kosmos laat zwalken, zodat zij ieder denkbaar interval kunnen voortbrengen in een ideale harmonie. Johannes nadruk op de centrale macht en kracht van de zon in de hemelse harmonie heeft velen ertoe verleid in hem een Copernicus-avant-la-lettre te zien, die een kosmografie voorstelt waarin de zon het middelpunt vormt van twee of vier planetenbanen. Maar wanneer we de antieke wortels van de middeleeuwse ideeën goed bestuderen, zien we dat dit ten onrechte is. Johannes pleit niet voor een wereldbeeld waarin de zon het middelpunt vormt van de kosmos, of van een deel van de kosmos, maar hij past de Pythagoreïsche ideeën (hem overgeleverd via, bijvoorbeeld, teksten van Calcidius, Macrobius en Martianus Capella) over de getalsmatige ordening van de kosmos toe. De zon heeft een centrale verhouding in het geheel van de hemelse muziek, en vormt niet fysiek het middelpunt van de banen der planeten. 16

Aristoteles Semitico-Latinus/Avicenna Latinus A.M.I. van Oppenraay Projectcommissie: em. prof. dr. H.A.G. Braakhuis (Radboud Universiteit Nijmegen), prof. dr. R. Kruk (Universiteit Leiden), em. prof. dr. J. Mansfeld (Universiteit Utrecht). Een beschrijving van inhoud en achtergrond van beide projecten wordt gegeven op de website van het Huygensinstituut. In het verslagjaar 2005 is de tekst van het eerste boek van Michael Scotus Arabisch-Latijnse vertaling van Aristoteles Historia animalium gecorrigeerd en zijn de Latijnse en Arabisch-Latijnse tekstkritische apparaten opgesteld en ingevoerd in de computer. De tweezijdige index verborum is op fiche aanwezig en wordt momenteel ingevoerd. De aantekeningen zijn in voorlopige vorm opgesteld. De tekst van het tweede boek is gecorrigeerd en de Latijnse apparatus is opgesteld. Ook de tekst van het derde boek is gecorrigeerd en de Latijnse apparatus is vrijwel voltooid. Het tekstverwerkingsprogramma CTE is verder verfijnd voor deze specifieke werkzaamheden; zo is bijvoorbeeld het Arabische lettertype herzien, omdat dit het tekstbeeld ten goede zal komen. Begin van het vijfde boek van Aristoteles De animalibus, in de vertaling van Michael Scotus uit het begin van de dertiende eeuw. (Berlijn, Staatsbibiliothek Preussischer Kulturbesitz, Hdschr. 194.) 17

Historische bronnen van Egmond M. Gumbert-Hepp Projectcommissie: prof. dr. J.P. Gumbert (Universiteit Leiden), prof. dr. F.W.N. Hugenholtz. De Egmondse historiografie vóór Beka (ca. 1350) is vrijwel identiek aan de Hollandse historiografie, en vormt het leeuwendeel van de West-Nederlandse historiografie van die tijd; zij omvat in hoofdzaak drie bronnen: I. De Egmondse Annalen. Een hoogst belangrijke bron, overgeleverd in één handschrift. Over de aard, het ontstaan en de datering van dit werk is veel meer bekend geworden; een nieuwe uitgave, met vertaling en toelichting (tekstkritische noten, historiografische opmerkingen, met name over de bronnen en hun verwerking, en toelichtingen op de vermelde historische feiten zelf) is dringend gewenst. Hierbij hoort ook een editie van de Annales Xantenses, een interessant Karolingisch geschiedwerk, dat door de eerste auteur van de Annalen in zijn werk is geïncorporeerd. II. Het Chronicon Egmundense. Dit Chronicon is vanaf de dertiende eeuw (Melis Stoke) tot de achttiende eeuw een van de hoofdbronnen van de oude Hollandse geschiedenis geweest. Er bestaan verscheidene handschriften van, en ook verschillende edities; de laatste is die van Kluit (1777). Voor een goed deel is de tekst van het Chronicon (1122-1168) zeer verwant met, of zelfs gedeeltelijk dezelfde als die van de Annalen (1168-1205). De relatie tussen deze teksten verdient heroverweging. III. Willelmus Procurator (= Willelmus Jacobi). Hij beschouwde zijn werk als een voortzetting van de Annalen van 1168 af; tot 1205 is zijn werk dan ook weinig meer dan een derde versie van Annalen/Chronicon. Hij heeft evenwel toevoegingen uit andere bronnen, en om zijn historiografische intenties recht te doen, zijn deze in de editie opgenomen. Doel van het project is een editie van Annalen, Chronicon en Willelmus Procurator, met prolegomena en tekstkritische noten. Ook wordt een vertaling van deze teksten gegeven, met historiografische en historische toelichtingen. Over de opzet en planning van het project kan het volgende worden opgemerkt. De editie en vertaling, met beperkte historische annotatie van de kroniek van Willelmus Procurator, chronologisch dus de jongste bron, is gepubliceerd (Verloren, 2001). Het werk aan de nieuwe editie van de Annalen, de oudste bron, vordert goed: de tekst en de vertaling zijn vrijwel gereed. Er is een nieuwe transcriptie gemaakt van de Annales Xantenses (in de Monumenta Germaniae historica uitgegeven door G.H. Pertz: MG. SS. II (1829) p. 217-236), en ook een vertaling. Het hoofdstuk over de codicologische interpretatie van het zeer ingewikkelde handschrift (Londen, British Library, Cotton ms. Tiberius C. XI) dat bovendien door brand beschadigd is, zal geschreven worden door J.P. Gumbert. De meeste problemen bij het opstellen van de tekst zijn na bezoek aan de British Library opgelost. De komende tijd zal een annotatie verzorgd worden. Evenmin als bij de kroniek van Willelmus Procurator wordt gestreefd naar historische volledigheid van de annotatie, maar door de aard van het materiaal, vooral door het feit dat de Annales Xantenses nu ook in een nieuwe 18

editie met vertaling beschikbaar komen, zal de annotatie over de Karolingische geschiedenis niet te summier kunnen zijn. Overwogen zal moeten worden, in welke vorm het Chronicon Egmundense zal worden uitgegeven. De verschillen met enerzijds de tekst van de Annalen en anderzijds de kroniek van Willelmus Procurator zijn niet zodanig, dat het zinvol is de hele tekst met vertaling in boekvorm uit te geven, maar het ligt in de bedoeling de overlappende delen van de teksten in enigerlei elektronische vorm parallel uit te geven. Hierover zal binnenkort een besluit worden genomen. Gruuthuse-handschrift H. Brinkman, J.H.F. de Loos Josje van Zwieten (stagiaire Universiteit Utrecht) Projectcommissie: prof. dr. K. Kuegle (Universiteit Utrecht), dr. J.B. Oosterman (Radboud Universiteit Nijmegen), prof. dr. F.P. van Oostrom (Universiteit Utrecht), prof. dr. J. Reynaert (Universiteit Gent), prof. dr. F. Willaert (Universiteit van Antwerpen). Naast een kritische editie van de teksten uit het Gruuthuse-handschrift zal er een diplomatische uitgave verschijnen in digitale vorm, die raadpleegbaar zal zijn via de website van het Huygens Instituut. Ten behoeve van de vervaardiging van deze editie, die deel zal uitmaken van een serie nieuwe digitale edities binnen de reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften in de Nederlanden, is er gewerkt aan het creëren van de benodigde richtlijnen voor dit type uitgaven (zie het project Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden). Tevens is een digitale werkomgeving vervaardigd op basis van de xml-editor oxygen. In samenwerking met het niwi is tevens het programma Editor ontwikkeld, een geavanceerd werkinstrument waarmee gebruikers van deze (en andere) digitale edities op eenvoudige wijze en naar believen annotaties kunnen aanbrengen op het elektronische document en die tonen op het web. De collatie van de afgeschreven tekst van het handschrift is inmiddels in een vergevorderd stadium, zodat binnen redelijk afzienbare tijd de tekst van het Gruuthuse-handschrift in diplomatische vorm digitaal beschikbaar zal komen. Inzake de transcriptie van de muzieknotatie worden bemoedigende resultaten geboekt, al blijft het met name voor een genre als het rondeel een moeilijke en soms zelfs onmogelijke zaak om tot een betrouwbare reconstructie van de oorspronkelijke melodie te komen. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden Projectcommissie: prof. dr. W. van Anrooij (Universiteit Leiden), prof. dr. A. Berteloot (Westfälische Wilhelms-Universität Münster), drs. P. Boot (Huygens Instituut), dr. H. Brinkman (Huygens Instituut), prof. dr. H. van Dijk (Universiteit Utrecht), dr. M. Gumbert-Hepp (Huygens Instituut), dr. H. Kienhorst (Radboud Universiteit Nijmegen), prof. dr. Th. Mertens (Universiteit Antwerpen), dr. D.E. van der Poel (Universiteit Utrecht), prof. dr. P.W.M. Wackers (Universiteit Utrecht). 19

In 2005 verscheen deel 9 in de mvn-reeks: Het Gaesdonckse-traktatenhandschrift. Olim: Hs. Gaesdonck, Collegium Augustinianum, ms. 16, een deel dat werd bezorgd door Marinus K.A. van den Berg met medewerking van Amand Berteloot, Thom Mertens en Hans Kienhorst. Met deze uitgave geschiedde een klein wonder: een verzameling mystieke teksten die was overgeleverd in een handschrift dat inmiddels ruim zestig jaar niet meer bestaat, werd hiermee in een diplomatische uitgave beschikbaar gemaakt. Het enige dat restte na de vernietiging van het handschrift tijdens oorlogshandelingen, waren een paar albums met foto s die in 1934 waren gemaakt door medewerkers van de Nijmeegse hoogleraar Titus Brandsma. Deze foto s, samen met enkele oude beschrijvingen, maakten het mogelijk de fysieke aspecten van het verloren gegane handschrift te reconstrueren en de teksten alsnog brongetrouw en voor het eerst in het licht te geven. In dit jaar is het besluit genomen om de reeks, die tot dusverre slechts bestond uit diplomatische uitgaven, uit te breiden met kritische tekstuitgaven. Voor deze edities, die alle in boekvorm zullen verschijnen, moeten nieuwe richtlijnen worden ontworpen. Daarmee is door de projectcommissie een begin gemaakt; publicatie van de nieuwe richtlijnen is voorzien voor 2006. Ook ten aanzien van de diplomatische edities werd besloten een nieuwe weg in te slaan. Behalve uitgaven in boekvorm, zullen voortaan voornamelijk edities als digitale webpublicaties verschijnen. Deze edities hebben het voordeel dat ze zeer breed en kostenloos toegankelijk zullen zijn; bovendien worden zij door een verfijnde coderingsstructuur voor wetenschappelijke onderzoekers en studenten optimaal doorzoekbaar gemaakt. Om het verschijnen van edities van dit type mogelijk te maken werd er gewerkt aan het concept van een set Richtlijnen voor de uitgave van digitale edities in de reeks mvn; tevens werd gezocht naar een goede werkomgeving voor editeurs van toekomstige delen. Middelnederlandse Lancelotromans P.J.W.R. van Eekelen Het volgende deel van het project Lanceloet, de Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie behelst een deeleditie (vs. 1-5802) van de Queeste vanden Grale, een religieus georiënteerde ridderroman. De Queeste werd omstreeks 1280 vertaald uit het Oudfrans door een Vlaamse dichter, die waarschijnlijk ook de andere delen van de reusachtige prozatrilogie (Lancelot - Queste - Mort Artu) in Dietse verzen heeft omgezet. De Vlaamse tekst kwam in bewerkte vorm terecht in de Brabantse Lancelotcompilatie (ca. 1320). Dit cyclische handschrift (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, signatuur 129 A10), waaraan een groot deel van de reeks Middelnederlandse Lancelotromans is gewijd, kan worden beschouwd als het vlaggenschip van de Middelnederlandse Arturliteratuur. In het kader van het Lanceloet-project werd de afgelopen jaren de Queestetekst uit de Lancelotcompilatie opnieuw afgeschreven en voorzien van paleografisch-genetisch commentaar. In 2005 is een groot deel van dit materiaal gecorrigeerd, terwijl daarnaast werd gewerkt aan de leestekst, de literairhistorische toelichting en de woordverklaringen van de eerste drie episoden, 20

dat wil zeggen de expositie van de roman waarin de heilige Graal kortstondig aan Arturs hof verschijnt en de twee initiële verhaaldraden over Graalheld Galaad. Voor het komende jaar staan de woordverklaringen bij de volgende drie Queeste-episoden (de avonturen van zondaar Walewein, kuise Perceval en bekeerling Lancelot) op het programma. Graalqueeste W. Kuiper Wie voor het eerst het Haagse Lanceloet-handschrift 129 A 10 onder ogen krijgt, waarin de enig volledig bewaard gebleven Middelnederlandse vertaling/ bewerking van La Queste del saint Graal - De Zoektocht naar de heilige Graal overgeleverd is, zou denken dat het probleem van de editeur er vooral uit bestaat om te lezen wat er staat. Nu is het inderdaad geen duidelijke hand. Het is weliswaar boekschrift en valt dus officieel onder wat wij kalligrafie noemen, maar sommige letters bijvoorbeeld de c en de t zijn grafisch vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden. Ook door het veelvuldig gebruik van afkortingen lijkt het erop alsof de kopiist dacht: als ik het zelf maar kan lezen. Dat lijkt a-historisch voor een vroeg veertiende-eeuws op perkament geschreven handschrift, waarin hier en daar met rood en blauw gerubriceerd is. Maar als men bedenkt dat dit boek toch vooral bedoeld lijkt als een werkboek, dat als kopij moest dienen voor nieuw te maken luxe handschriften, dan is het verklaarbaar. Uitsnede van het enig bewaard gebleven handschrift met een Middelnederlandse vertaling van La queste del saint graal. (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, hs. 129 A 10, fol. 146 verso.) Als moeilijker dan het lezen en interpreteren van het handschrift ervaar ik het verklaren van de moeilijke woorden. Wie deze tekst globaal leest al dan niet met een glas kloosterbier binnen handbereik om in de stemming te komen en vertrouwd is met het Antwerpse Middelnederlands van circa 1320-1330, ziet op het eerste gezicht weinig problemen. Dat verandert als woord voor woord de bedoelde betekenis verantwoord moet worden. Gelukkig is er een brontekst, de 21

hierboven al genoemde La Queste del saint Graal. Welke versie, welke redactie, welk handschrift de Middelnederlandse vertaler gebruikt heeft, weten wij niet. Gelukkig lijkt dat dit keer niet van levensbelang. De editie van La Queste del saint Graal zoals uitgegeven door Albert Pauphilet voldoet uitstekend om zich een betrouwbaar beeld te vormen van de tekst die de vertaler onder ogen had. Maar de tekst in het Haagse handschrift is niet alleen die van de oorspronkelijke vertaler. Er is een editor overheen gegaan die sterk verkortend heeft ingegrepen. De gaten die zo vielen heeft hij gedicht met stoplappen. Met alleen het Middelnederlands voor ogen staat men soms voor raadsels, omdat de bewerker niet alleen het badwater weggooide... Om Middelnederlandse teksten die vertaald en/of bewerkt zijn naar een anderstalige bron goed te kunnen begrijpen in literair-historische zin kunnen wij ons niet verschuilen achter het rookgordijn: die tekst was bedoeld om zelfstandig te functioneren en het (luisterend) publiek kon er de voorbeeldtekst ook niet naast leggen. Natuurlijk was die tekst bedoeld om als een zelfstandig geheel te functioneren, maar begrijpen in literair-historische zin impliceert analyse van het gehele creatieve traject. Om dat te kunnen overzien dienen onze vertalingen en bewerkingen systematisch en intensief met hun voorbeeldteksten te worden vergeleken om door ons optimaal begrepen te kunnen worden. Erasmus: Opera Omnia E.G.P. Huijing, L.L.E. Schlüter, J. Trapman Projectcommissie: em. prof. dr. C. Augustijn (Vrije Universiteit, Amsterdam), prof. dr. K.A.E. Enenkel (Universiteit Leiden), dr. M. Gumbert-Hepp (Huygens Instituut), prof. dr. M.E.H.N. Mout (Universiteit Leiden), em. prof. dr. G.H.M. Posthumus Meyjes (Universiteit Leiden), dr. C.S.M. Rademaker, ss.cc. (Vleuten), em. prof. dr. A.G. Weiler (Radboud Universiteit Nijmegen). Van het langlopende Erasmusproject werd in het jaar 2005 een van de belangrijkste onderdelen voltooid: het subproject van de Adagia. Dit betreft een verzameling van 4151 Griekse en Latijnse spreekwoorden uit de klassieke oudheid, die door Erasmus bijeengebracht en van commentaar voorzien zijn. Sommige commentaren zijn daarbij uitgegroeid tot essays die al tijdens Erasmus leven ook afzonderlijk zijn uitgegeven, zoals het bekende Dulce bellum inexpertis ( de oorlog is zoet voor wie hem niet hebben meegemaakt ). Reeds in 1972 werd door de Conseil International pour l Edition des Oeuvres Complètes d Erasme een speciale commissie voor de uitgave van de Adagia opgericht. Deze stond onder leiding van prof. dr. Felix Heinimann te Bazel. Hij legde de grondslag van de negendelige Adagia-editie; in samenwerking met dr. E. Kienzle (Bazel) gaf hij in 1981 de delen II, 5-6 uit (Adagia 2001-3000), die als model dienden voor de zeven delen die zouden volgen. In 2005 verschenen deel II, 3 (Adagia 1001-1500), bezorgd door prof. dr. M. Szymanski (Warschau), alsmede het afsluitende deel II, 9. Dit bevat de Adagiorum Collectanea, een door Erasmus in 1500 uitgegeven collectie die het uitgangspunt is geworden voor zijn latere Adagia. De Collectanea zijn uitgegeven 22

door prof. Heinimann en dr. M.L. van Poll-van de Lisdonk; toegevoegd zijn registers op de Adagia-delen II, 1-8, samengesteld door drs. J.J. van Poll. Ter gelegenheid van de verschijning van dit afsluitende deel werd op 8 december een feestelijke presentatie gehouden in de Koninklijke Bibliotheek. Daarbij hield prof. dr. Mineke Schipper, hoogleraar interculturele literatuurwetenschap te Leiden, een voordracht onder de titel Een steen in de vijver van Europa? Erasmus en de spreekwoordelijke traditie. Vervolgens spraken Hans Brandhorst ( Project Mnemosyne. Denken in beelden. Een systematische iconografie van de Adagia ) en dr. M.L. van Poll-van de Lisdonk ( Het Adagia-project 1972-2005). Het eerste exemplaar van deel II, 9 werd aangeboden aan prof. dr. M.E.H.N. Mout, voorzitter van de Conseil International pour l Edition des Oeuvres Complètes d Erasme. De presentatie werd onder meer bijgewoond door prof. Szymanski en zijn echtgenote en door de beide dochters van prof. Heinimann, die zelf wegens ziekte niet aanwezig kon zijn; hij overleed op 23 januari 2006 te Bazel op negentigjarige leeftijd. Dr. M.L. van Poll-van de Lisdonk, mede-editeur van de Adagia van Erasmus, biedt het laatste deel aan aan prof. dr. M.E.H.N. Mout, voorzitter van de Conseil International pour l Edition des Oeuvres Complètes d Erasme. Dat gebeurde tijdens de presentatie op 8 december in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. 23

Europa Humanistica H.J.M. Nellen, S. Surdèl Projectcommissie: M. De Schepper M.A. (Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel), prof. dr. C.G. Meerhoff (Universiteit van Amsterdam), prof. dr. M.G.M. van der Poel (Radboud Universiteit Nijmegen). Europa Humanistica is een samenwerkingsverband van tien Europese onderzoeksinstellingen, gericht op de publicatie van het voorwerk bij uitgaven van klassieke en patristieke teksten door humanisten uit de periode ca. 1480 tot ca. 1670. Het aandeel van de toenmalige Lage Landen is in handen van het Huygens Instituut in Den Haag, de Katholieke Universiteit te Leuven en de Université catholique te Louvain-la-neuve (www.huygensinstituut.knaw.nl, projecten ). 2005 was voor Europa Humanistica een druk jaar. Na werkbezoeken van Steven Surdèl aan de Bibliothèque municipale te Lyon en de Bibliothèque nationale en de Sorbonne te Parijs in september en november 2004 lag er documentatie van 41 edities op transcriptie en collatie te wachten. In de loop van het verslagjaar werd dit materiaal aangevuld met 78 edities na werkbezoeken van Steven Surdèl aan de Herzog August Bibliothek te Wolfenbüttel, de Stadsbibliotheek van Rotterdam en de Universiteitsbibliotheek van Groningen. Wel kwam de controle van deze transcripties enigszins in het gedrang als gevolg van het werk voor de biografie van Hugo Grotius. Voor de lemmata Junius, Murmellius en Coornhert kan nog steeds worden gerekend op de bijdragen van respectievelijk Dirk van Miert, Juliette Groenland en Marianne Roobol. Omdat zij echter alleen in hun vrije tijd aan Europa Humanistica kunnen werken, werd het vergaren van de nodige documentatie voor de lemmata Junius en Murmellius tijdelijk overgenomen door Steven Surdèl. De inventaris voor de intern te verzorgen lemmata Agricola, Van Ghistele, Longolius en Pulmannus is inmiddels ver gevorderd. In december werd daarom een voorzichtig begin gemaakt met de annotatie, die echter ernstig belemmerd werd door de herinrichting van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Bijzonder aangenaam was het tweede algemene werkoverleg van Europa Humanistica, dat op 7 en 8 october in Den Haag werd gehouden, onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Huygens Instituut en het Institut de Recherche et d Histoire des Textes te Parijs. Het leek noodzakelijk om na vier jaar (Parijs, april 2001) opnieuw bijeen te komen; niet alleen om de resultaten en de gevolgde werkmethoden door te nemen, maar ook en vooral om te zien hoe het project internationaal een zekere toekomst zou kunnen worden geboden. Tot genoegen van de organisatoren waren behalve Franse, Duitse, Hongaarse, Italiaanse en Nederlandse afgevaardigden nu ook onderzoekers uit België, Spanje en Zwitserland aanwezig. Ofschoon vier genodigden uit Spanje, Duitsland en Frankrijk kort voor aanvang verstek moesten laten gaan, is het netwerk inmiddels voldoende hecht om de resultaten van de conferentie alsnog binnen korte tijd met hen te delen. Tijdens de eerste dag bleken de onderzoekers bij de gevolgde werkmethoden nergens op fundamentele problemen te zijn gestuit. De richtlijnen voor de 24

presentatie van het materiaal, die in december 2003 een eerste formulering kregen, werden door alle deelnemers geschikt bevonden. Een uitzondering hierop is de aanpak aan de universiteit van Heidelberg, waar men al in een vroeg stadium ervoor gekozen heeft om niet alleen de bronteksten uit het voorwerk te publiceren, maar deze ook meteen te doen vergezellen van uitgebreid onderzoek naar die bronnen zelf. De overige onderzoeksgroepen zullen zich vooral tot het eerste beperken, met een annotatie die voor een eerste begrip de noodzakelijke informatie biedt. Titelpagina van Gorgias en Aristides in de vertaling van Willem Canter, bij een uitgave van Isocrates Diatriben uit 1593. (Lyon, Bibliothèque Municipale, 31388.) 25

Dat een uitgebreid onderzoek van dit voorwerk tot een forse meerwaarde kan leiden, bewezen de bijdragen van Franse en Nederlandse onderzoekers. Naast de te verwachten inzichten in de toenmalige kennisoverdracht op het terrein van de filologie en de editiemethoden, blijken de zogeheten prefationes in veel gevallen ook inzicht te bieden in de persoonlijke opvattingen van de humanisten in politieke en theologische kwesties. Dit kwam vooral aan het licht bij de Nederlandse case-study van Gisbertus Longolius (1507-1543), wiens professoraat in het Grieks aan de universiteit van Keulen werd afgebroken omdat hij aan de eigen historische waarde van niet-christelijke klassieke teksten de voorrang gaf boven ingeburgerde interpretaties uit de eeuwen van de scholastiek. Aan het slot van de eerste dag werd bekeken in hoeverre het zicht op een dergelijke meerwaarde benut kan worden bij nieuwe subsidieaanvragen en het verhoopte patronage van de Union Académique Internationale. De tweede dag stond in het teken van nieuwe presentatiemogelijkheden zoals websites, databanken en virtuele bibliotheken. Van de laatste waren uitstekende voorbeelden te zien uit Madrid, Boedapest en Parijs, die wellicht gekoppeld kunnen worden aan de Budé-databank die aan het irht in Parijs wordt voorbereid. Om de onderzoeksresultaten tot dusver niet onbenut te laten gaf Marie-Elisabeth Boutroue een toelichting op de inmiddels vernieuwde website www.europahumanistica.org, die binnen anderhalf jaar meer dan 4700 bezoekers heeft gehad. Emblemata P. Boot Projectcommissie: prof. dr. E.M.P. van Gemert (Universiteit Utrecht), dr. A-J. Gelderblom (Universiteit Utrecht), dr. F. Wiering (Universiteit Utrecht) Mede in het kader van de samenwerking met het Emblem Project Utrecht (epu) wordt gewerkt aan een promotieonderzoek met de werktitel Zingeving in code. Dit promotieonderzoek is gericht op de door het epu gedigitaliseerde bundels. De resultaten zullen worden vastgelegd in digitale vorm. Onderzoeksdata moeten vanuit de digitale editie toegankelijk worden gemaakt, en omgekeerd moet vanuit het onderzoeksverslag het relevante bronmateriaal kunnen worden benaderd. We verwachten dat de verwevenheid van editie en onderzoeksverslag belangrijke gevolgen kan hebben voor de wetenschappelijke publicatiepraktijk. Inhoudelijk is in het verslagjaar vooral aandacht besteed aan Otto Vaenius Amoris divini emblemata (Antwerpen 1615). Er is verder gewerkt aan de ontwikkeling van een interactieve index op de in deze bundel voorkomende metaforen. Bij het onderzoek van de metaforiek is bijzondere aandacht besteed aan de metaforiek van het landschap. Zo is in de afbeelding die behoort bij het embleem Amor rectus ( Juist gerichte liefde ) het hoofdmotief de loodlijn die de goddelijke liefde (de jongensfiguur links) en de ziel samen vasthouden. De loodlijn drukt de gewenste verticale gerichtheid van het menselijk leven uit. Maar binnen het grotere kader van de bundel wordt die boodschap ondersteund door tal van andere elementen in de afbeelding: de heuvel, het kerkje, de zon, 26