Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 21/07/2015

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Vertaling C-23/14-1. Zaak C-23/14

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014

Datum van inontvangstneming : 24/03/2015

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije)

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 29/10/2013

Datum van inontvangstneming : 22/04/2013

Date de réception : 24/02/2012

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 20/11/2015

Date de réception : 01/12/2011

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 14/10/2014

Date de réception : 06/01/2012

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Date de réception : 14/10/2011

Datum van inontvangstne ming : 05/04/2012

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

1 van :27

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 10/10/2017

Datum van inontvangstneming : 18/01/2013

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Date de réception : 10/02/2012

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 12/07/2013

Datum van inontvangstneming : 04/02/2013

Datum van inontvangstneming : 16/02/2018

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 23/05/2014

Datum van inontvangstneming : 11/07/2014

Datum van inontvangstneming : 21/08/2016

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 21/11/2017

Datum van inontvangstneming : 10/11/2014

Datum van inontvangstneming : 07/05/2013

Datum van inontvangstneming : 14/11/2014

Datum van inontvangstneming : 17/03/2016

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 1 februari 2001 *

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Zaak T-205/99. Hyper Srl tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Datum van inontvangstneming : 31/01/2014

Voorstel voor een. VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 08/12/2014

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Date de réception : 16/12/2011

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 15 september 2005 *

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 24/01/2014

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012

Date de réception : 18/10/2011

Datum van inontvangstneming : 15/12/2014

Datum van inontvangstneming : 08/11/2013

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 31/07/2014

Datum van inontvangstneming : 27/01/2014

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 11/12/2015

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Vertaling C-230/14-1. Zaak C-230/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 26/06/2012

Transcriptie:

Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012

Vertaling C-182/12-1 Datum van indiening: Zaak C-182/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing 19 april 2012 Verwijzende rechter: Székesfehérvári Törvényszék (Hongarije) Datum van de verwijzingsbeslissing: 20 maart 2012 Verzoekende partij: Verwerende partij: Gábor Fekete Nemzeti Adó- és Vámhivatal Középdunántúli Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága Székesfehérvári Törvényszék Uittreksel uit het dossier In de zaak tussen Gábor Fekete [omissis], verzoekende partij, en de Nemzeti Adó- és Vámhivatal Középdunántúli Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága [regionale douane- en belastingdienst te Középdunántúl, bij de nationale douane- en belastingdienst] [omissis], verwerende partij, betreffende een beroep in een douanegeshil, gaf de Székesfehérvári Törvényszék [rechtbank te Székesfehérvár] de volgende Beschikking: De Székesfehérvári Törvényszék stelt de volgende prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie: Volstaat het krachtens artikel 561, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 20. 3. 2012 ZAAK C-182/12 uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (hierna: uitvoeringsverordening ) voor het gebruik voor particuliere doeleinden van een vervoermiddel dat de eigenaar van dit vervoermiddel, die buiten het douanegebied is gevestigd, daartoe machtiging verleent of is het gebruik voor particuliere doeleinden van een vervoermiddel alleen mogelijk in het kader van een arbeidsbetrekking, concreet wanneer (de eigenaar) zulks in de arbeidsovereenkomst bepaalt? [omissis] 2 Motivering 1. De douaneautoriteit stelde op 14 april 2011 ambtshalve een procedure in tegen verzoeker tot vaststelling van de douanestatus van de personenwagen van het merk Cadillac Escalade, ingeschreven in de Republiek Guinee-Bissau onder kenteken RGB-0326-CD. In de administratieve procedure stelde verzoeker dat het voertuig eigendom is van de stichting Együtt Afrikáért [Verenigd voor Afrika]. Hij wees erop dat hij de voorzitter van de raad van bestuur van de stichting en de stichter ervan is. Bovendien vertegenwoordigt hij de stichting in Hongarije en in het buitenland. Later legde verzoeker in de administratieve procedure in eerste aanleg de machtiging door de voorzitter van de raad van bestuur van de in de Republiek Guinee-Bissau ingeschreven stichting Együtt Afrikáért over, volgens welke hij voormeld voertuig, een eigendom van de stichting, mag gebruiken en besturen. Bij beslissing van 18 mei 2011 vorderde de administratieve instantie in eerste aanleg de betaling van douanerechten ten bedrage van 729 355 HUF en belasting over de toegevoerde waarde ten bedrage van 2 005 727 HUF wegens onrechtmatig in het verkeer brengen van het voertuig [in het douanegebied]. De administratieve instantie baseerde haar beslissing op artikel 555, lid 1, sub a en b, van de uitvoeringsverordening alsook op artikel 561, lid 2, van deze verordening. Volgens deze instantie is in het geval verzoeker, de gebruiker van het voertuig, artikel 561, lid 2, van de uitvoeringsverordening niet van toepassing, aangezien verzoeker geen arbeidsovereenkomst heeft en deze bepaling het privé-gebruik verbindt aan een bestaande arbeidsovereenkomst. Onder verwijzing naar verdere bepalingen van de uitvoeringsverordening als artikel 233, lid 1, sub a, en artikel 232, lid 1, sub b, alsook de artikelen 202, 40 en 48 van het douanewetboek stelde deze instantie vast dat het voertuig op basis van een douaneaangifte door enige andere handeling onder de regeling tijdelijke

FEKETE invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer is ingevoerd. Zij wees er evenwel op dat aangezien verzoeker geen arbeidsovereenkomst heeft, die voorziet in het privé-gebruik van het voertuig, niet is voldaan aan de voorwaarden van de regeling [tijdelijke invoer] en het voertuig in een douaneregeling is ingevoerd die daarvoor niet is toegelaten. Zij kwam tot de conclusie dat overeenkomstig artikel 202 van het douanewetboek voor het voertuig een douaneschuld is ontstaan. 2. Verzoeker maakte bezwaar tegen de beslissing van de administratieve instantie. In zijn bezwaar stelde hij dat het voertuig dat eigendom is van de stichting, in het douanegebied van de Europese Unie is gebracht zonder de formaliteiten te vervullen waarin de overeenkomst van Istanboel voorziet. Bij besluit 93/329/EEG van de Raad van 15 maart 1993 aanvaardde de Europese Unie de op 26 juni 1990 in Istanboel tot stand gebrachte overeenkomst inzake tijdelijke invoer en de aanvaarding van de daarbij behorende bijlagen, zodat zij deel uitmaakt van het gemeenschapsrecht. Verzoeker stelde bovendien een onjuiste rechtsopvatting van de douaneinstantie doordat zij zich erop heeft beroepen dat de arbeidsovereenkomst tegen de achtergrond van artikel 561, lid 2, van de uitvoeringsverordening een uitsluitend karakter heeft. Aangezien er in casu geen arbeidsverhouding is, kan de douane logischerwijs geen arbeidsovereenkomst eisen en in deze context worden de woorden anderszins door de eigenaar [namelijk door een buiten het douanegebied gevestigde persoon] is gemachtigd... relevant. Tot beoordeling van de arbeidsverhouding voert verzoeker de arresten van het Hof van 3 juli 1986, Lawrie-Blum (66/85, Jurispr. blz. 2121), 8 juni 1999, Meeusen (C-337/97, Jurispr. blz. I-3289), 3 juni 1986, Kempf (139/85, Jurispr. blz. 1741), en 26 februari 1992, Raulin (C-357/89, Jurispr. I-1027) aan, volgens welke hij, gelet op zijn activiteit voor de stichting, als werknemer in de zin van het gemeenschapsrecht moet worden beschouwd, ook wanneer die niet overeenstemt met het nationale recht. 3. De douaneinstantie in tweede aanleg bevestigde de beslissing in eerste aanleg. Haar standpunt betreffende de uitlegging van artikel 561, lid 2, van de uitvoeringsverordening stemt overeen met het standpunt van de douaneinstantie in eerste aanleg. 4. Verzoeker stelde tegen verweerders beslissing administratief beroep in. Hij verzoekt primair ze te wijzigen en subsidiair de beslissing van de (douane)instantie nietig te verklaren en de inleiding van een nieuwe procedure te gelasten. Hij betwist verder de beslissing van de douane en stelt dat in zijn geval een arbeidsovereenkomst niet is vereist: aangezien hij het voertuig overeenkomstig de machtiging door de eigenaar voor eigen gebruik mag 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 20. 3. 2012 ZAAK C-182/12 gebruiken, is voldaan aan de bij artikel 561, lid 2, van de uitvoeringsverordening voor vrijstelling van rechten gestelde voorwaarde. De douaneinstantie baseert zich in de procedure op protocol (TAXUD) A3/0039/2010-EN van het comité van het douanewetboek. Ofschoon het protocol slechts in het Engels beschikbaar is, gebruikt het de bewoordingen van artikel 561, lid 2, [en ook] in een in het Hongaars gestelde interne samenvatting. Deze instantie legde deze samenvatting aan de rechter voor in de mondelinge behandeling op 6 maart 2012. Blijkens deze samenvatting moet een arbeidsovereenkomst in het privé-gebruik voorzien. Geëist wordt dat er een dergelijke arbeidsovereenkomst is tussen de buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde eigenaar en de in dit gebied gevestigde natuurlijke persoon. Zonder deze overeenkomst wordt het privé-gebruik van het voertuig niet erkend. De vigerende versie van artikel 561, lid 2, van de uitvoeringsverordening luidt: Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend wanneer vervoermiddelen voor bedrijfsdoeleinden of voor particuliere doeleinden worden gebruikt door een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon die bij een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde eigenaar van het vervoermiddel in dienst is of anderszins door de eigenaar is gemachtigd. Het particuliere gebruik van de voertuigen is toegestaan indien dit in de arbeidsovereenkomst is voorzien. De uitlegging van de Hongaarse versie van deze bepaling komt inhoudelijk en grammaticaal niet overeen met de uitlegging die blijkt uit het door verweerder voorgelegde protocol van het comité van het douanewetboek. De alternatieve formulering [ of ] in de tekst sluit de volledige vrijstelling van rechten bij invoer uit in de gevallen waarin het voertuig door een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon voor eigen gebruik wordt gebruikt, die door de eigenaar van het voertuig die buiten dit gebied is gevestigd, anderszins is gemachtigd niet uit, maar maakt dit veeleer mogelijk. Ook wanneer een afzonderlijke subalinea buiten alle twijfel bepaalt dat een arbeidsovereenkomst in het privé-gebruik moet voorzien, veronderstelt deze formulering evenwel dat wanneer een arbeidsverhouding tussen de partijen bestaat hetgeen het bestaan van een arbeidsovereenkomst vereist en de eigenaar en het privé gebruik toestaat, dit gebruik moet zijn bedongen in deze overeenkomst. 4

FEKETE Volgens verzoeker dient tot uitlegging van artikel 561, lid 2, van de uitvoeringsverordening een prejudiciële vraag overeenkomstig artikel 267, tweede alínea, VWEU te worden gesteld. Aangezien verweerders beslissing uitdrukkelijk op voormelde bepaling is gebaseerd en uit de Hongaarse versie van deze bepaling de beperkende uitlegging van het comité voor het douanewetboek niet kan worden afgeleid, beslist de verwijzende rechter het Hof van Justitie van de Europese Unie een prejudiciële vraag te stellen. Székesfehérvár, 20 maart 2012. 5