Slaperigheid voorspelt toename van dissociatieve symptomen: een veldstudie

Vergelijkbare documenten
Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Waar dissociatie vandaan komt het schemergebied tussen slapen en waken

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Nederlandse samenvatting

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Nederlandse samenvatting

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

De Invloed van Altruïsme op de Samenhang tussen Leeftijd en Mentale Veerkracht

Psychologische Predictoren van Peri-Partum-Pelvic-Pain:

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling?

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en. proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering

Invloed van Coping en Ziektepercepties op Depressie- en Angstsymptomen. bij Voormalige Borstkankerpatiënten

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

MINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1. Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Experienced Daily Stress and Stress Reactivity in Working and Non-Working Mothers. with Young Families

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Stress en Psychose 59 Noord. Stress and Psychosis 59 North. A.N.M. Busch

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

VERBAND VAN ACTIVITEITEN MET DEPRESSIE EN WELBEVINDEN 1

Zelfinstructie bij de Training MBSR

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Nederlandse Samenvatting

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Verbanden tussen Coping-Strategieën en. Psychologische en Somatische Klachten. binnen de Algemene Bevolking

De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Stemming met Modererende Invloed van Coping stijl

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Chapter 9 CHAPTER 9. Samenvatting

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Hechting en Psychose: Attachment and Psychosis:

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

Relatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen. Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Het Effect van Assertive Community Treatment (ACT) op het. Sociaal Functioneren van Langdurig Psychiatrische Patiënten met. een Psychotische Stoornis.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

SECUNDAIRE TRAUMATISCHE STRESS BIJ DE BELGISCHE POLITIE

Transcriptie:

korte bijdrage Slaperigheid voorspelt toename van dissociatieve symptomen: een veldstudie d. van der kloet, t. giesbrecht, h. merckelbach achtergrond Slaperigheid kan dissociatieve symptomen verergeren, zoals blijkt uit onderzoek in slaaplaboratoria. doel De samenhang tussen slaperigheid en dissociatie onderzoeken in een natuurlijke omgeving. methode Longitudinaal onderzoek onder vrijwilligers tijdens een popfestival via zelfrapportageschalen op vier over 12 uur verspreide tijdstippen. Resultaten Slaperigheid kon als enige variabele de toename in dissociatieve symptomen voorspellen. Dit resultaat werd niet gemedieerd door een verslechterde stemming. conclusie Ook buiten de laboratoriummuren zal slaperigheid dissociatieve symptomen verergeren. Onderzoek naar interventies gericht op slaapnormalisatie kan nieuwe perspectieven bieden op de behandeling van dissociatieve symptomen. [tijdschrift voor psychiatrie 53(2011)10, 757-763] trefwoorden dissociatie, ongewone slaapervaringen, slaap Dissociatieve stoornissen behoren tot de controversiëlere onderwerpen in de Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders (dsm-iv-tr; American Psychiatric Association 2000). Ze omvatten een ruim scala aan ervaringen en klachten, variërend van absorptie en geheugenproblemen (amnesie) tot aan twijfels over de eigen identiteit. Zulke symptomen kunnen zich acuut voordoen, bijvoorbeeld als reactie op een ingrijpende gebeurtenis (acute of peritraumatische dissociatie). Maar ze kunnen zich ook op een meer chronische manier manifesteren en dan spreekt men in de literatuur over traitdissociatie (Holmes e.a. 2005). Al tientallen jaren discussiëren clinici en onderzoekers over de herkomst van dissociatieve symptomen (zie voor een overzicht Giesbrecht e.a. 2008). Helaas heeft dat tot nog toe weinig consensus opgeleverd. Verband dissociatie en slaap Er zijn nogal wat dissociatieve symptomen met een droomachtig karakter (bijvoorbeeld depersonalisatie-ervaringen en sterk opgaan in een fantasie). Sommige onderzoekers hebben daarom gespeculeerd over een verband tussen dissociatieve symptomen en slaap (zie voor een overzicht Giesbrecht & Merckelbach 2006). Dat het zinnig is om in deze richting te denken, laat het onderzoek van Watson (2001; 2003) zien. In twee grote studies vond hij dat dissociatieve symptomen, zoals gemeten met de ook in de kliniek gebruikelijke schalen (Bernstein & Putnam 1986), gerelateerd zijn aan ongewone slaapervaringen. Ongewone slaapervaringen verwijzen naar nachtmerries, levendige dromen, terugkerende dromen, lucide dromen, narcoleptische symptomen, hypnagoge en hypnopompe hallucinaties en 757

d. van der kloet/t. giesbrecht/h. merckelbach slaapverlamming. Het standaardinstrument om zulke ervaringen in kaart te brengen is de Iowa Sleep Experiences Scale (ISES; Watson 2001; zie ook Van der Kloet & Merckelbach 2010), die steeds weer blijkt te correleren met dissociatieve symptoomlijsten. Op basis hiervan stelde Watson dat dissociatie, schizotypie en ongewone slaapervaringen behoren tot een gemeenschappelijk domein. Watson (2001) gebruikt daarvoor de typering cross-state continuity, om duidelijk te maken dat wie s nachts ongewone ervaringen heeft, daarvan ook overdag blijk zal geven. Inmiddels hebben diverse onderzoeksgroepen Watsons bevindingen gerepliceerd (Fassler e.a. 2006; Giesbrecht & Merckelbach 2006; Soffer-Dudek & Shahar 2009). Er blijken vrij specifieke relaties te bestaan tussen de diverse vormen van psychiatrische symptomen en bepaalde slaapklachten. Zo is depressie gerelateerd aan slapeloosheid, terwijl posttraumatische stressklachten eerder verbonden zijn met nachtmerries. Factoranalytisch onderzoek maakt duidelijk dat dissociatie en schizotypie meer dan sombere stemming en angst overlappen met ongewone slaapervaringen (Koffel & Watson 2009). Deze auteurs concluderen dan ook dat ongewone slaapervaringen ( ) samengaan met symptomen van dissociatie in zowel klinische als nietklinische groepen (p. 557). Het onderzoek van de afgelopen jaren laat dus een consistente en robuuste samenhang zien tussen dissociatieve symptomen en afwijkende slaapervaringen. Maar deze bevinding stoelt op studies waarin nagenoeg altijd een transversale (cross-sectionele) aanpak (meting op één enkel punt in de tijd) werd gehanteerd. Zo n aanpak laat geen conclusies toe over oorzaak en gevolg. Onderzoek in laboratorium Om meer inzicht te krijgen in de causale achtergrond, depriveerden wij 25 gezonde vrijwilligers van één nacht slaap. De gedachte daarbij was dat verstoorde slaap zal leiden tot meer ongewone slaapervaringen. De vrijwilligers verbleven twee dagen in het laboratorium van 9 uur s ochtends op dag 1 tot 4 uur s middags op dag 2. Gedurende de nacht werden zij wakker gehouden, en iedere 6 uur vulden ze vragenlijsten in om dissociatie, slaperigheid, en stemming te meten. Dissociatieve symptomen bleken een specifiek temporeel patroon te volgen. Dat wil zeggen: dissociatie bleef stabiel gedurende de dag, maar nam toe in de avond en nacht. De toename manifesteerde zich het sterkst tussen 9 uur s avonds en 3 uur s nachts. Zo ook nam slaperigheid toe gedurende de nacht, maar herstelde vervolgens weer in lichte mate gedurende de dag. In deze studie bleken dissociatieve symptomen dezelfde circadiane oscillaties als slaperigheid te volgen. Belangrijk hierbij is dat dit verband specifiek was, namelijk alleen slaperigheid en niet een verslechterde stemming kon dissociatie voorspellen (Giesbrecht e.a. 2007). Deze bevindingen zijn voor de praktijk belangrijk, omdat grote groepen mensen te maken hebben met slaaptekorten en slaperigheid. Dit maakt hen kwetsbaar om bij ongevallen betrokken te raken. Dit risico werd al eerder beschreven door Jewett e.a. (1999), maar zij brengen het in verband met verminderde concentratie en aandacht als gevolg van slaapgebrek. Onze bevindingen suggereren dat bij slaapgedepriveerde mensen acute dissociatieve symptomen interfereren met cognitieve controle, wat hen kwetsbaar maakt voor ongevallen. Onderzoek in echte wereld Laboratoriumonderzoek heeft als voordeel dat allerlei irrelevante factoren zich onder controle laten brengen. Studenten zijn voor dit type onderzoek vaak gemakkelijk te bereiken proefpersonen. Het is soms echter moeilijk om de gevonden resultaten te generaliseren naar de echte wereld, waarin immers niet alleen studenten leven, de omgeving er anders uitziet dan een laboratorium, en irrelevante variabelen wél invloed hebben. We waren daarom benieuwd of we een vergelijkbaar resultaat namelijk dat tekenen van 758

slaperigheid voorspelt toename van dissociatieve symptomen slaapontwrichting (in de vorm van slaperigheid) voorafgaan aan een toename in dissociatie zouden vinden als we het onderzoek zouden verplaatsen naar een natuurlijke omgeving. Het vinden van zo n resultaat zou niet alleen ons inzicht vergroten in de herkomst van dissociatieve symptomen, maar zou ook belangrijke implicaties kunnen hebben voor zoiets praktisch als slaaphygiëne in klinieken. Wij deden longitudinaal onderzoek naar de samenhang tussen slaperigheid en dissociatieve symptomen bij twee groepen vrijwilligers op een popfestival. We vroegen ons af of de groep die nachtdienst deed meer dissociatieve symptomen (acute dissociatie) zou gaan ervaren dan de groep die dagdienst deed. We verwachtten dat slaperigheid als globale index van slaapverstoring - een toename in dissociatieve symptomen zou voorspellen. Om de specificiteit ervan te kunnen vaststellen, wilden we bovendien weten in hoeverre zo n verband als het zich voordeed werd gemedieerd door een verslechterde stemming als gevolg van slaapgebrek. Tot slot onderzochten we of personen die hoog scoorden op traitdissociatie, verstrooidheid, en fantasierijkheid ook degenen waren die het sterkst een eventuele toename in dissociatieve symptomen zouden vertonen. Verstrooidheid en fantasierijkheid worden gezien als de meer benigne aspecten van dissociatie. Indien de effecten van slaapverstoring zich beperken tot mensen die hoog scoren op deze eigenschappen, zegt dat iets over de reikwijdte van de theorie dat slaapverstoring bijdraagt aan dissociatieve symptomen. methode Deelnemers en procedure Deelnemers waren 36 gezonde vrijwilligers (22 vrouwen; gemiddeld 26 jaar oud; sd 7,94), die hielpen bij de organisatie van een grootschalig popfestival in Nederland. Iedereen werkte als surveillant gedurende een dienst van 12 uur. De dienst was overdag of s nachts. Van de deelnemers werkten 22 overdag en 14 werkten s nachts. Tijdens het werk was het verboden om alcohol of drugs te gebruiken. Deelnemers aan het onderzoek ontvingen geschreven informatie en mondelinge uitleg over de studie waarna zij een informed consent tekenden. Zij vulden vragenlijsten in gedurende 4 momenten tijdens hun 12-urige werkdienst. Bovendien vulden de deelnemers vragenlijsten in bij de start van hun dienst (beginmeting). Deelnemers ontvingen een kleine beloning wanneer zij de vragenlijsten inleverden. Meetinstrumenten Dissociatieve Ervaringen Schaal (des; Cronbachs α = 0,90; Bernstein & Putnam 1986). De des meet 28 dissociatieve symptomen aan de hand van 100 mm visueel analoge schalen (0 = nooit; 100 = altijd). Het gaat daarbij om symptomen zoals depersonalisatie-ervaringen en amnestische verschijnselen. In deze studie keken we naar de totale des-score (uitersten: 0-100). Cognitieve Fouten Vragenlijst (Cognitive Failures Questionnaire; cfq; Cronbachs α = 0,90; Broadbent e.a. 1982). De 25 items van de cfq meten verstrooidheid (0 = nooit; 4 = erg vaak). Creatieve Ervaringen Vragenlijst (cev; Cronbachs α = 0,73; Merckelbach e.a. 2001). De cev meet de neiging om op te gaan in de eigen dagdromen en fantasieën (fantasierijkheid). De lijst bevat 25 ja/nee-items die gaan over preoccupatie met verbeelding en de consequenties daarvan. Eerder onderzoek (Merckelbach e.a. 1999) heeft laten zien dat de cfq en cev behoorlijk correleren met de des. Daarbij is fantasierijkheid vooral verbonden met des-items die gaan over absorptie, terwijl verstrooidheid vooral samenhangt met des-items die gaan over gebrek aan cognitieve efficiëntie. Stanford Sleepiness Scale (sss; Hoddes e.a. 1973). De sss vraagt met één item naar slaperigheid, die wordt beoordeeld aan de hand van een 7-puntsschaal (1 = Ik voel me actief, vitaal, alert of heel erg wakker; 7 = Ik vecht niet meer tegen de slaap; ik val straks in slaap; mijn gedachten lijken op dromen). 759

d. van der kloet/t. giesbrecht/h. merckelbach Clinician-Administered Dissociative States Scale (cadss; Cronbachs α = 0,65-0,82; Bremner e.a. 1998). De cadss meet acute dissociatie met 19 items (0 = niet aanwezig; 4 = extreem aanwezig). Voorbeelden van items zijn Lijken dingen niet echt, alsof je in een droom bent? en Voel je je alsof jijzelf losstaat van wat er op het moment in je omgeving gebeurt? Bijvoorbeeld: Voel je je alsof je naar een film of toneelstuk kijkt? Deelnemers werd gevraagd de afgelopen 3 uren als referentiepunt te nemen bij het invullen van de items. Affect Grid (ag; Russell e.a. 1989). De ag meet stemming op de dimensies plezier en energie. De ag is ontworpen als raster van 9 bij 9 vakjes, waarin de deelnemer een kruisje kan zetten. Data-analyse Statistische analyses werden uitgevoerd met spss 18.0 software. Cronbachs α s werden gebruikt om de interne consistenties van de des, cfq, cev, en cadss te schatten. Vervolgens vergeleken we de dag- en nachtgroepen met elkaar voor wat betreft hun cadss- en sss-scores op tijdstip 4. Ten slotte voerden we lineaire en multipele hiërarchische regressieanalyses uit om te bepalen welke factoren vermoeidheid, stemming etc. het beste acute dissociatie voorspellen. resultaten Tegen onze verwachting in rapporteerde de nachtgroep niet meer slaperigheid (sss) dan de daggroep: t(32) = 0,84; p > 0,05. De wisselende vrijheidsgraden hebben ermee te maken dat er missende waarden waren voor sommige maten. Evenmin waren er groepsverschillen in acute dissociatie (cadss): t(34) = 0,84; p > 0,05. Dat de dag- en nachtgroep elkaar niet ontliepen qua slaperigheid hing samen met de hoge scores van de daggroep op deze dimensie. In retrospectie is ook wel in te zien waarom deze groep zulke hoge scores haalde: per slot van rekening moest deze groep vroeg op en was zij op het vierde tijdstip zo n 12 uur in de weer geweest. Ook is het goed denkbaar dat het festivalweekend het slaap-waakritme van de daggroep al van tevoren had ontregeld. Daarom besloten we de groepen samen te voegen. Tabel 1 laat de gemiddelde scores op de des, cfq en cev zien en geeft ook de correlaties tussen deze maten. Zoals vaker is gevonden, hingen ook nu dissociatieve symptomen (des), fantasierijkheid (cev), en verstrooidheid (cfq) significant en positief met elkaar samen. Vervolgens keken we naar de statematen. Figuur 1 toont het verloop van deze maten over de tijd. De sterkste toename in dissociatie vond plaats in de laatste twee tijdsintervallen, die samenvielen met punten waarop de slaap-waakcyclus vaak een energetische dip heeft (Coren 1996). Variantieanalyses met herhaalde metingen lieten zien dat de vrijwilligers gaandeweg de tijd slaperiger werden, minder plezier en energie ervoeren, en meer dissociatieve symptomen rapporteerden (alle F(1,34) s > 8,1, alle p s < 0,01). We wilden graag weten of slaperigheid, stemming, en dissociatie op een specifieke manier met elkaar samenhingen. We waren daarbij vooral benieuwd of juist toegenomen slaperigheid een toename in dissociatie voorspelde. Daartoe werd een hiërarchische regressie uitgevoerd met de verschilscore op de cadss als afhankelijke variabele en de des, cev, cfq, verschilscore op de sss en ag, en de interactie tussen de des en de sss-verschilscore als voorspellers. Een samenvatting van de hiërarchische decompositie is weergegeven in tabel 2. Alleen toegenomen slaperigheid kon de toename van dissociatieve symptomen voorspellen, (t = 7,16; p < 0,01), maar er was ook een tendens van traitdissociatie waarneembaar (des: t = 1,56; p = 0,13). tabel 1 Gemiddelde scores op traitvragenlijsten en pearsoncorrelatiecoëfficiënten voor product-momentcorrelaties, bij eerste meting (n = 35) Gemiddelde (sd) des cfq des 16,54 (10,72) - cfq 43,53 (13,36) 0,61** - cev 6,69 (3,92) 0,55** 0,42* cev = Creatieve Ervaringen Vragenlijst; cfq = Cognitieve Fouten Vragenlijst; des = Dissociatieve Ervaringen Schaal. *p < 0,05. **p < 0,01. 760

slaperigheid voorspelt toename van dissociatieve symptomen figuur 1 Verloop van statematen gedurende werkdienst bij vrijwilligers op popfestival (gegevens van Affect Grid (energie, plezier) werden getransformeerd) 8 Verloop statematen gedurende werkdienst Gemiddelde score 7 6 5 4 3 2 1 Dissociatie Energie Plezier Slaperigheid 0 0 4 8 12 Tijdsinterval in uren discussie Bevindingen Onze resultaten laten zien dat ook buiten de laboratoriummuren slaperigheid als index van slaapverstoring een toename in dissociatie voorspelt. Dit stemt overeen met eerder onderzoek waarin een robuust verband werd gevonden tussen slaapverstoringen en dissociatie (Giesbrecht e.a. 2007; Watson 2001). Met een verklaarde variantie die in de 60% loopt (zie tabel 2), is de samenhang tussen dissociatie en slaperigheid in de huidige studie sterker dan wat eerder werd gevonden. We denken dat dit komt omdat in deze studie dissociatie en slaperigheid als toestand zijn gemeten en niet als trait. Omdat zo n toestandsmeting minder door geheugenvervormingen vertroebeld wordt, is ze preciezer. Uit onze analyse blijkt dat het specifiek de toename van slaperigheid is die acute dissociatieve symptomen voorspelt en dat een verslechterde stemming hierin geen rol speelt. Opvallend daarbij is dat het niet uitmaakt of de slaperigheid zich overdag of s nachts aandient. Dit laat zich het beste begrijpen als we ervan uitgaan dat in beide groepen het slaap-waakritme al ontregeld was door de hectiek van de voorafgaande dagen. Wat ook in die richting wijst, is de forse dip in energie en plezier die de daggroep rapporteert. Zulke bevindingen raken aan de trits van slaapverstoring, gebrekkige cognitieve efficiëntie en risico op ongevallen (Jewett e.a. 1999). Onze studie suggereert dat ook dissociatieve verschijnselen daarin passen en daarmee zijn ze relevant voor al die groepen waarvan bekend is dat ze te maken krijgen met slaapverstoringen. Denk bijvoorbeeld aan werknemers in ploegendienst. tabel 2 Samenvatting van hiërarchische multipele-regressieanalyse van de toename in acute dissociatie (n = 33) Model ß t P r r 2 1 0,81 0,63 sss verschil des totaal 0,72 0,18 6,18 1,56 0,000 0,130 2 sss-verschil 0,79 7,16 0,000 0,79 0,61 sss-verschil = verschilscore Stanford Sleepiness Scale; des totaal = gemiddelde totaalscore op de Dissociative Ervaringen Schaal. 761

d. van der kloet/t. giesbrecht/h. merckelbach Dat is eens te meer het geval nu tenminste een eegonderzoek liet zien dat mensen met verhoogde dissociatiescores verlaagde activiteit in de alfaband van het rust-eeg vertonen, terwijl we weten dat zo n toestand van alfasuppressie gepaard gaat met geringere cognitieve efficiëntie (Giesbrecht e.a. 2006). Nog belangrijker is dat de resultaten die we beschreven tamelijk goed passen bij die van onze eerdere laboratoriumstudie (Giesbrecht e.a. 2007). Tezamen genomen ondersteunen ze de hypothese van Watson (2001), namelijk dat slaap-waakverstoringen leiden tot intrusies van droomachtige verschijnselen in het wakende bewustzijn, wat dissociatieve symptomen voedt. Beperkingen en sterke punten Een aantal beperkingen van onze veldstudie verdient een korte bespreking. Onze steekproef van deelnemers was relatief klein, een controlegroep (van niet-werkende vrijwilligers) ontbrak, we verlieten ons op zelfrapportages en onze maat van slaapverstoring was indirect. Een sterk punt is dat in deze studie gebruik werd gemaakt van gestandaardiseerde instrumenten met een goede staat van dienst. Een ander sterk punt van deze studie is de natuurlijke omgeving waarin zij plaatsvond, maar waarin er wel duidelijk werd gecontroleerd voor alcohol- en drugsgebruik. conclusie Samenvattend kunnen we concluderen dat ook in een natuurlijke omgeving slaperigheid als uiting van slaapverstoring een toename in dissociatieve symptomen voorspelt. Onze uitkomsten wijzen in de richting van een nieuwe invalshoek bij de behandeling van dissociatieve symptomen: slaapnormalisatie. Nu deze lijn van onderzoek laat zien dat de slaapverstoring samenhangt met een toename van dissociatie, is het interessant om te bepalen of slaapnormalisatie juist kan bijdragen aan een afname van dissociatieve symptomen. Een eerste stap in deze richting hebben we onlangs gezet met een studie waarin we vonden dat in een heterogene patiëntengroep slaapnormalisatie na 6 weken hand in hand ging met een drastische afname van dissociatieve symptomen (Van der Kloet & Merckelbach 2010). Daarbij past wel de kanttekening dat het ging om een intramurale instelling, een omgeving derhalve waarin slaaphygiëne makkelijk te beïnvloeden valt. v Het onderzoeksproject waarop dit artikel mede gebaseerd is, wordt gefinancierd door een ZonMw-topsubsidie (40-001812-98-08036). literatuur American Psychiatric Association (APA). Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Washington: APA; 2000. Bernstein EM, Putnam FW. Development, reliability and validity of a dissociation scale. J Nerv Ment Dis 1986; 174: 727-35. Bremner JD, Krystal JH, Putnam FW, Southwick SM, Marmar C, Charney DS, e.a. Measurement of dissociative states with the Clinician-Administered Dissociative States Scale (CADSS). J Trauma Stress 1998; 11: 125-36. Broadbent DE, Cooper PF, Fitzgerald P, Parkes LR. The Cognitive Failures Questionnaire (CFQ) and its correlates. Br J Clin Psychol 1982; 21: 1-16. Coren S. Sleep Thieves: An eye-opening exploration into the science & mysteries of sleep. New York: Free Press Paperbacks; 1996. Fassler O, Knox J, Lynn SJ. The Iowa Sleep Experiences Survey: hypnotizability, absorption, and dissociation. Pers Indiv Differ 2006; 41: 675-84. Giesbrecht T, Jongen EMM, Smulders FTY, Merckelbach H. Dissociation, resting EEG, and subjective sleep experiences in undergraduates. J Nerv Ment Dis 2006; 194: 362-8. Giesbrecht T, Merckelbach H. Dissociatieve symptomen en slaap. Tijdschr Psychiatr 2006; 48: 207-15. Giesbrecht T, Lynn SJ, Lilienfeld SO, Merckelbach H. Cognitive processes in dissociation: An analysis of core theoretical assumptions. Psych Bull 2008; 134: 617-47. Giesbrecht T, Smeets T, Leppink J, Jelicic M, Merckelbach H. Acute dissociation after 1 night of sleep loss. J Abnorm Psychol 2007; 116: 599-606. Hoddes E, Zarcone V, Smythe H, Philips R, Dement WC. Quantification of sleepiness: A new approach. Psychophysiol 1973; 10: 431-6. 762

slaperigheid voorspelt toename van dissociatieve symptomen Holmes EA, Brown RJ, Mansell W, Fearon RP, Hunter ECM, Frasquilho F, Oakley DA. Are there two qualitatively distinct forms of dissociation? A review and some clinical implications. Clin Psychol Rev 2005; 25: 1-23. Jewett ME, Dijk D-J, Kronauer RE, Dinges DF. Dose-response relationship between sleep duration and human psychomotor vigilance and subjective alertness. Sleep 1999; 22: 171-9. Kloet D van der, Merckelbach H. Waar dissociatie vandaan komt het schemergebied tussen slapen en waken. GZ-Psychologie 2010; 7: 12-21. Koffel E, Watson D. Unusual sleep experiences, dissociation, and schizotypy: Evidence for a common domain. Clin Psychol Rev 2009; 29: 548-59. Merckelbach H, Horselenberg R, Muris P. The Creative Experiences Questionnaire (CEQ): a brief self-report measure of fantasy proneness. Pers Indiv Differ 2001; 31: 987-95. Merckelbach H, Muris P, Rassin E. Fantasy proneness and cognitive failures as correlates of dissociative experiences. Pers Indiv Differ 1999; 26: 961-7. Russell JA, Weiss A, Mendelsohn GA. Affect Grid: A single-item scale of pleasure and arousal. J Pers Soc Psychol 1989; 57: 493-502. Soffer-Dudek N, Shahar G. What are sleep-related experiences? Associations with transliminality, psychological distress, and life stress. Conscious Cogn 2009; 18: 891-904. Watson D. Dissociations of the night: Individual differences in sleeprelated experiences and their relation to dissociation and schizotypy. J Abnorm Psychol 2001; 110: 526-35. Watson D. To dream, perchance to remember: individual differences in dream recall. Pers Indiv Differ 2003; 34: 1271-86. auteurs dalena van der kloet is psycholoog, sectie Forensische Psychologie, Universiteit Maastricht. timo giesbrecht is researchpsycholoog, Universiteit Maastricht. harald merckelbach is hoogleraar Psychologie, Universiteit Maastricht. Correspondentieadres: Dalena van der Kloet, Sectie Forensische Psychologie, Faculteit Psychologie en Neurowetenschappen, Universiteit Maastricht, Postbus 616, 6200 MD Maastricht. E-mail: Dalena.vanderkloet@maastrichtuniversity.nl Geen strijdige belangen meegedeeld. Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 21-3-2011. summary Sleepiness predicts an increase in dissociative symptoms: a field study D. van der Kloet, T. Giesbrecht, H. Merckelbach background In laboratory studies, sleepiness has been found to increase dissociative symptoms. aim To explore the link between sleepiness and dissociation in a natural setting. method A longitudinal study was performed among volunteers at a pop festival. Information was collected via self-report scales at four successive test moments spread over a 12-hour period. results Sleepiness was the only variable that could predict the increase in dissociative symptoms. This result was not mediated by a deteriorated mood. conclusion Our data suggest that sleepiness intensifies dissociative symptoms, even if it occurs outside a laboratory environment. Studies focusing on sleep normalisation may provide insights into new ways of treating dissociative symptoms. [tijdschrift voor psychiatrie 53(2011)10, 757-763] keywords dissociation, sleep, unusual sleep experiences 763