Pakket Belastingplan 2016

Vergelijkbare documenten
Prinsjesdag 2015: wijzigingen voor de loonheffingen, S&O-afdrachtvermindering en box 3-heffing buitenlandse belastingplichtigen

Nieuwe wetgeving voor de loonadministratie. Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl) Deel 2: het loonkostenvoordeel (LKV)

34304 Tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein)

Prinsjesdag 2017: wijzigingen voor de loonheffingen en de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen, verschillen per loonkostenvoordeel. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.

Whitepaper Wet tegemoetkomingen loondomein

Er geldt geen ondergrens voor leeftijd, wel een bovengrens van de AOW-leeftijd.

Voordelen loonkosten Whitepaper

Nieuwsbrief Prinsjesdag 2015 NIEUWSBRIEF. over de gevolgen van Prinsjesdag 2015 voor uw personeelsbeleid

Special Lonen Loonkostenvoordelen vanaf 2017: laat geen geld liggen

Uit de Miljoenennota en het Belastingplan 2015 hebben wij de belangrijkste onderwerpen op het gebied van loonheffingen voor u op een rijtje gezet.

Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) Deel 1: Het lage-inkomensvoordeel (LIV)

De Belastingdienst rondt het bedrag aan LKV per doelgroep af op hele euro s naar boven.

Prinsjesdag 2016: wijzigingen voor de loonheffingen, S&O-afdrachtvermindering en box 3-heffing buitenlandse belastingplichtigen

Na afloop van het loonjaar worden de loonkostenvoordelen afgerekend aan de hand de ingediende loonaangiften.

UWV Werkgeverscongressen

UWV Workshop Regelingen en voorzieningen Banenafspraak

Loonkostenvoordelen vanaf 2017: laat geen geld liggen - DEEL 1

Belastingplan 2016 in teken van lagere lasten op arbeid

Tegemoetkomingen in het loondomein. Deel 1: Het lage-inkomensvoordeel (LIV)

Loonkostenvoordelen (LKV)

KENNISDOCUMENT Wtl. Vragen en antwoorden met betrekking tot de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) oktober 2018, versie 4.0

2513AA22. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE

Informatiemiddag 2015

Actualiteiten sociale verzekeringen

KENNISDOCUMENT Wtl. Vragen en antwoorden met betrekking tot de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) Versie

KENNISDOCUMENT Wtl Vragen en antwoorden m.b.t. de Wet tegemoetkomingen loondomein Versie juli 2017

Loonkostenvoordeel oudere werknemer (56+) U hebt recht op dit voordeel als u een medewerker in dienst neemt die voldoet aan 4 voorwaarden:

Tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein) VOORSTEL VAN WET

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen Geldend van t/m heden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kennisdocument Loonkosten Voordeel Vragen en antwoorden, conform publicatie Rijksoverheid op 4 januari 2018

Wet tegemoetkoming loondomein

NIEUWSBRIEF SEPTEMBER 2015

Recente ontwikkelingen rond de loonkostensubsidie arbeidsbeperkte werknemers. Stimuleringsmaatregelen voor werkgevers

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein) VOORSTEL VAN WET

Belastingdienst. Nieuwsbrief Loonheffingen 2018

KENNISDOCUMENT Wtl. Vragen en antwoorden m.b.t. de Wet tegemoetkomingen loondomein. Versie 2.0 januari 2018

PRAKTIJKNOTITIE. 1. Inleiding

Miljoenennota 2017 & HR

Stan Rethans. Personeel en Salaris Vakdag Leusden 26 september 2017

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wijzigingen in de loonheffingskorting 2019 voor niet-inwoners van Nederland

Belastingdienst. Nieuwsbrief Loonheffingen 2016

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Prinsjesdag 2018: belastingplan 2019

Fiscale actualiteiten We moeten nuchter blijven!!

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2016 [1/6]

A. Loonheffingsverplichtingen

Tabel 1. Tarieven inkomstenbelasting 2016, belasting en belastingschijven ib en loonheffing, niet AOW-gerechtigd in 2016, niet 65+:

Nieuwsbrief kwartaal 4 Prinsjesdag Bron: Dukers & Baelemans Pagina 1. U als particulier: Algemene heffingskorting en de arbeidskorting

De loonaangifte en haar toekomst. Jouke Sjaardema

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

Toetsing kwaliteit kantoor Belastingplan 2016 Tarieven IB en LB Heffingskortingen Herziening box 3 Handel in BV s met reserves Eigen woning

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

De subsidie Praktijkleren gaat buiten de loonberekening en de aangifte loonheffingen om. U vindt die regeling dan ook niet in Loon.

Memorandum werkkostenregeling

Auto van de zaak Belastingplan(nen) Actualiteiten loonheffingen. Auto van de zaak. Voorbeeld elektrische auto. Auto van de zaak (2)

Belastingdienst. Nieuwsbrief Loonheffingen 2019

HR Salarisservice Juli 2014

Wijziging van enkele fiscale uitvoeringsregelingen

Stimuleringsmaatregelen: laat geen geld liggen!

10. Hoe verrekent u uw WBSO-voordeel?

Nieuwsbrief september 2011

Nieuwsbrief Fiscaal Juridisch Adviesbureau Informatiebulletin over de eigen woning en inkomensvoorzieningen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Het doel van de Research- en developmentaftrek (RDA) is het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling door het Nederlandse bedrijfsleven.

Uitwerking examentraining BKL Loonheffingen 2018/2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2012

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2012

HRo - Loonbelasting -- Deel 4

HRo - Loonbelasting -- Deel 4

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

10. Een WBSO-verklaring

Prinsjesdag Is het politiek, of?

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

1 Belastingplannen 2016

1. Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv)

De werkkostenregeling internationaal belicht.

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie Uitgave januari

Als u 65 jaar of ouder bent

Sociale Zekerheid - wijzigingen 2017

Financiële voordelen en voorzieningen voor werkgevers. Marjolijn Berend en Ageeth van Ruiten

10. Hoe verrekent u uw WBSO-voordeel?

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Miljoenennota-ontbijt Almere 17 September Mr. A. (André) Verduijn RB Countus accountants + adviseurs

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Participatiewet en Quotumheffing White Paper

Aandachtspunten loonadministratie 2017

Gelet op de artikelen 49 en 50 van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen;

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Kabinetsplannen: informatie voor werkende ouders

Transcriptie:

Pakket Belastingplan 2016 De effecten voor de loonheffingen in beeld Het pakket Belastingplan 2016, zoals op Prinsjesdag aangeboden aan de Tweede Kamer, bestaat uit meerdere wetsvoorstellen, waarvan drie relevant zijn voor de loonheffingen. Het wetsvoorstel Belastingplan 2016 bevat maatregelen die per 1 januari 2016 een budgettair effect hebben. Ook zijn maatregelen opgenomen die leiden tot een vereenvoudiging van de uitvoering voor de Belastingdienst. Het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen voorziet in noodzakelijk onderhoud op wetgevend gebied en bevat wat meer technische maatregelen, zonder budgettaire gevolgen. De Wet temoetkomingen loondomein introduceert een nieuw systeem in de vorm van loonkostenvoordelen voor werkgevers. De premiekortingen in de loonaangifte worden daarbij vervangen door een uitbetaling door de fiscus, nieuw is het lage-inkomensvoordeel. Leon Lubbers Belastingdienst Informatiemanagement Belastingen Op persoonlijke titel Overzicht loonheffingenmaatregelen Belastingplan 2016 Inkomensbeleid Betere aansluiting loon- en inkomstenbelasting/aanpassing tabel voor bijzondere beloningen Integratie RDA in de afdrachtvermindering S&O Overige Fiscale maatregelen 2016 (OFM2016) Aanscherping gebruikelijkheidscriterium WKR Vereenvoudiging procesrecht; massaal bezwaar en prejudiciële vragen Lijfsdwang civiele vorderingen Belastingdienst Experimenteerbepaling Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) Lage-inkomensvoordeel (LIV) per 2017 Loonkostenvoordelen (LKV s) voor specifieke groepen per 2018 Doelstellingen kabinet Ten aanzien van de fiscaliteit heeft het kabinet twee doelstellingen. Het kabinet wil de lasten op arbeid verder verlagen en zo de werkgelegenheid en economische groei bevorderen. Verder wil het kabinet de belastingwetgeving begrijpelijker en beter uitvoerbaar maken. Werknemers houden dus netto meer over. Voor werkgevers wordt het via de Wtl aantrekkelijker gemaakt om mensen aan te nemen en in dienst te houden. Dat geldt vooral voor de onderkant van de arbeidsmarkt door invoering in 2017 van een tegemoetkoming van maximaal 2.000 euro per jaar voor werkgevers die werknemers rond het minimumloon in dienst hebben. De verlaging van de lasten op arbeid zorgt volgens het kabinet op de middellange termijn voor een structurele groei van de werkgelegenheid met 35.000 banen, vooral door toename van het arbeidsaanbod. Door lagere belastingen op arbeid wordt het volgens het kabinet aantrekkelijker om een baan te zoeken of meer te gaan werken. Gebleken is dat er op dit moment geen draagvlak is voor verdergaande stappen om het stelsel te vereenvoudigen. Tegelijkertijd is de Belastingdienst eenvoudigweg niet meer op alle terreinen in staat om de regelingen op het gewenste kwaliteitsniveau uit te voeren, met voldoende handhaving en zonder de belastingbetaler in verwarring te brengen. De noodzaak van vereenvoudiging van het belastingstelsel wordt breed onderkend, zowel in de samenleving als in het parlement. Doel is daarom elk jaar bij het Belastingplan beheerste, goed gekozen stappen te zetten om ons stelsel beter uitvoerbaar te maken. De vereenvoudigingsagenda moet volgens het kabinet gevuld blijven. Voor komend jaar stelt het kabinet een pakket kleinere vereenvoudigingen voor. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan samenvoegen van de research & developmentaftrek en de afdrachtvermindering speuren ontwikkelingswerk, vervanging van premiekortingen door loonkostenvoordelen en uitbreiding werkingssfeer van de doelmatigheidsbepaling tot experimenten. Belastingplan (BP2016) Inkomensbeleid De tarieven in de tweede en de derde belastingschijf van de loon- en inkomstenbelasting worden met circa 2%- 8

PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE nr 14 / 16 oktober 2015 punt verlaagd (budgettair belang van 2,6 miljard euro). Ook de inkomensgrens waar het toptarief begint wordt verhoogd (budgettair belang van 0,8 miljard), waardoor mensen pas vanaf een hoger inkomen in het hoogste tarief vallen. Hiermee wordt het aangrijpingspunt van het toptarief meer vergelijkbaar met wat in andere landen gebruikelijk is. Daarnaast wordt de arbeidskorting met ruim 650 euro verhoogd voor inkomens tot ongeveer 50.000 euro (budgettair belang van 2,6 miljard euro). Naast de structurele netto lastenverlichting, worden deze maatregelen mede gefinancierd door een afbouw van de algemene heffingskorting voor hogere inkomens (budgettair belang van 2,1 miljard euro). Voor werkende mensen met jonge kinderen wordt de inkomensafhankelijke combinatiekorting verhoogd (IACK, budgettair belang van 0,3 miljard euro). Ook wordt de beschikbare budgettaire ruimte van de kinderopvangtoeslag verhoogd met 0,3 miljard euro. Beide maatregelen hebben volgens het kabinet een relatief groot effect op de arbeidsparticipatie. Het wordt zo gemakkelijker om betaalde arbeid en zorg voor kinderen te combineren. NB Tabel 1 geeft een overzicht van heffingskortingen, tarieven en schijven in 2015 en 2016. Tabel bijzondere beloningen/betere aansluiting lb en ib Op basis van het Belastingplan 2015 is de inkomensafhankelijke afbouw van de arbeidskorting verwerkt in de tabel voor bijzondere beloningen. Met ingang van 1 januari 2016 wordt ook de inkomensafhankelijke opbouw van de arbeidskorting in de tabel bijzondere beloningen verwerkt. Dit heeft gevolgen voor werknemers met een inkomen tot circa 20.000 euro. Veel van deze werknemers kunnen voor bijzondere beloningen de arbeidskorting nu niet via de loonbelasting realiseren, maar alleen Tabel 1. Overzicht heffingskortingen, schijven en tarieven 2015 en 2016 Heffingskortingen Stand 2015 Stand 2016 Maximum algemene heffingskorting onder AOW-leeftijd 2203 2230 Maximum algemene heffingskorting boven AOW-leeftijd 1123 1139 Afbouwpercentage algemene heffingskorting 2,32% 4,796% Minimale algemene heffingskorting onder AOW-leeftijd 1342 0 Minimale algemene heffingskorting boven AOW-leeftijd 685 0 Maximum arbeidskorting 2220 3103 Afbouwpercentage arbeidskorting 4% 4% Minimale arbeidskorting 184 0 Opbouwpercentage arbeidskorting 19,679% 27,698% Maximum werkbonus 1119 1119 Maximum inkomensafhankelijke combinatiekorting 2152 2769 Jonggehandicaptenkorting 715 719 Ouderenkorting 8 1042 / 152 1187/ 70 Alleenstaande ouderenkorting 433 436 Schijven en grenzen Stand 2015 Stand 2016 Einde eerste schijf 19.822 19.922 Einde tweede schijf geboren voor 1 januari 1946 33.857 34.027 Einde tweede schijf geboren na 1 januari 1946 33.589 33.715 Einde derde schijf 57.585 66.421 Tarief 9 Stand 2015 Stand 2016 Tarief eerste schijf onder AOW-leeftijd 36,5% 36,55% Tarief eerste schijf boven AOW-leeftijd 18,6% 18,65% Tarief tweede schijf onder AOW-leeftijd 42% 40,15% Tarief tweede schijf boven AOW-leeftijd 24,1% 22,25% Tarief derde schijf 42% 40,15% Tarief vierde schijf 52% 52% 9

Tabel 2. Parameters afdrachtvermindering S&O 2015 2016 Tarief eerste schijf 35% 32% Tarief eerste schijf starters 50% 40% Grens eerste schijf 250.000 350.000 Tarief tweede schijf 14% 16% Plafond 14 mln. Vervallen via de inkomstenbelasting. Dat betreft ongeveer 1,1 miljoen werknemers die gedurende het jaar één werkgever hebben. Door deze aanpassing wordt dit aantal gereduceerd tot ongeveer 230.000. Een relatief nadeel is dat iets meer werknemers te maken krijgen met een te lage loonheffing (25.000 in plaats van 5000). Dit is onvermijdelijk. De tabellen bevatten een zekere grofheid waardoor een volledige aansluiting tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting niet haalbaar is. Voordeelregeling vervalt Volgens de voordeelregeling (uitzonderingsregel) mag een werkgever een bijzondere beloning bijtellen bij het tijdvakloon, als dit niet tot een hogere loonheffing leidt dan via de tabel bijzondere beloningen. Door de voordeelregel wordt er vaak te weinig loonheffing ingehouden waardoor de werknemer voor de inkomstenbelasting moet bijbetalen. Daarom wordt de voordeelregel afgeschaft. De loonheffing sluit dan beter aan bij de inkomstenheffing over het loon. Integratie S&O-afdrachtvermindering en RDA In het Belastingplan 2015 heeft het kabinet aangekondigd te gaan onderzoeken of met ingang van 2016 de RDA (Research & Development Aftrek in de winstsfeer) met de afdrachtvermindering S&O (speur- en ontwikkelingswerk) kan worden samengevoegd tot één geïntegreerde regeling voor de loonheffing. Bij brief van 7 juli 2015 is de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd, met de hoofdlijnen van de nieuwe regeling. Daarbij is aangegeven dat de nadere uitwerking plaatsvindt in het Belastingplan 2016. Dat is als volgt gebeurd. De kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) die onder de RDA vallen, gaan per 2016 onder het regime van de afdrachtvermindering S&O vallen. De grondslag van de S&O-afdrachtvermindering wordt hiertoe uitgebreid. Naast de S&O-loonkosten worden ook de overige S&O-kosten en S&O-uitgaven (die nu nog onder de RDA vallen) onder het regime van de S&O-afdrachtvermindering gebracht. RVO.nl zorgt, net als voorheen, voor de uitvoering, het toezicht en de handhaving van de geïntegreerde S&O-afdrachtvermindering. Met deze integratie worden een aantal nadelen van de RDA weggenomen. Bedrijven hebben nu vooraf geen zekerheid over het exacte fiscale voordeel van de RDA en kunnen ze het pas verzilveren na afloop van het investeringsjaar. Ook kunnen ze de RDA niet inboeken als gegarandeerde kostenverlaging vanwege internationale accountingregels. Verder wordt de regeling op onderdelen vereenvoudigd. Aanpassing RDA-forfait Het forfait in de RDA gaat in gewijzigde vorm over naar de S&O-afdrachtvermindering, om de regeling flexibeler en logischer te maken. Vanaf 2016 is toepassing niet langer afhankelijk van het aantal S&O-uren in de aanvraag. Bedrijven kunnen kiezen of ze het forfait willen toepassen. Die keuze geldt dan voor het hele kalenderjaar. Onder de geïntegreerde regeling geldt tot 1800 S&O-uren een forfait van 10 euro per uur en daarboven van 4 euro per uur. Daardoor kunnen ook bedrijven die meer dan 1800 S&O-uren per kalenderjaar maken, gebruikmaken van het forfait. Dit is vooral interessant voor bedrijven die geen of nauwelijks andere kosten hebben dan de algemene kosten. De kosten en uitgaven komen slechts in aanmerking bij één S&O-inhoudingsplichtige, om te voorkomen dat dezelfde kosten en uitgaven bij meerdere S&O-inhoudingsplichtigen tot de grondslag worden gerekend. Net als nu blijft het mogelijk om kosten en uitgaven op te voeren die worden gemaakt door een ander lichaam, mits dat andere lichaam deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de S&O-inhoudingsplichtige. Bij samenwerking tussen ondernemingen, bijvoorbeeld binnen project- of scrumteams, zal elke S&O-inhoudingsplichtige afzonderlijk aannemelijk moeten maken dat hij speur- en ontwikkelingswerk verricht. Alleen kosten of uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan het door de inhoudingsplichtige verrichte S&O kunnen kwalificeren voor de S&O-afdrachtvermindering. Overige wijzigingen S&O-afdrachtvermindering per 2016 In verband met de integratie wordt het Besluit RDA ingetrokken. Relevante begrippen voor de geïntegreerde regeling worden opgenomen in de wet. Daarbij wordt de terminologie van de RDA zoveel mogelijk gehandhaafd In verband met de uitsluiting van inhoudingsplichtigen die ook een publieke kennisinstelling zijn, blijft de S&Oafdrachtvermindering alleen gelden (sinds 2015) voor het bevorderen van speur- en ontwikkelingswerk door private bedrijven. Publieke kennisinstellingen kunnen echter ook zelf een onderneming drijven en zo in aanmerking komen voor de S&O-afdrachtvermindering. Daarom wordt de definitie van S&O-inhoudingsplichtige aangescherpt en worden in dat kader twee nieuwe begrippen geïntroduceerd, te weten: publieke kennisinstelling en onderzoeksorganisatie. Verder komen ten opzichte van de huidige definitie van speur- en ontwikkelingswerk twee soorten werkzaamheden te vervallen. Daarvoor kan dus niet langer S&O-afdrachtvermindering worden verkregen. Het betreft: Systematisch opgezette analyse van de technische 10

PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE nr 14 / 16 oktober 2015 haalbaarheid van het zelf verrichten van het speuren ontwikkelingswerk. Deze categorie is niet altijd effectief en ook niet noodzakelijk gebleken om bedrijven aan te zetten tot technische vernieuwing. Uitvoeren technisch onderzoek naar substantiële wijziging van de productiemethode (bij productieprocessen) dan wel naar modellering van processen (bij programmatuur). Deze definiëring is in de praktijk lastig hanteerbaar. Begrip programmatuur Voor het begrip programmatuur wordt een definitie opgenomen, vanwege een groei van het aandeel aangevraagde projecten waarin de bouw van systemen centraal staat. Bij introductie is S&O-afdrachtvermindering nadrukkelijk gericht op de ontwikkeling van technisch nieuwe programmatuur en niet op het ontwerp van nieuwe systemen. Op grond van de voorgestelde definitie is pas sprake van technisch nieuwe programmatuur als die is vastgelegd in een formele programmeertaal, zoals C++ of Java. Het (technische) ontwerp, beschrijving van de architectuur en instructies in natuurlijke taal vallen buiten de definitie van programmatuur. Digitalisering De aanvraag, opgave, en mededeling voor de afdrachtvermindering S&O kunnen vanaf 1 januari 2016 alleen nog elektronisch plaatsvinden. De papieren weg wordt uitgesloten. De minister van Economische Zaken stelt een voorziening met nadere aanwijzingen beschikbaar. Overgang RDA naar S&O-afdrachtvermindering Onder de huidige RDA-regeling komen S&O-uitgaven boven 1 miljoen euro voor maximaal een vijfde deel per kalenderjaar in aanmerking. De bedragen die onder de huidige RDA-regeling nog niet zijn opgevoerd (zogenoemde nog openstaande S&O-uitgaven) kunnen in de nieuwe regeling worden opgevoerd. En wel voor dezelfde periode als op de huidige RDA-beschikking staat en jaarlijks voor een evenredig deel. Om de overgang van de huidige regelingen naar de nieuwe regeling goed te laten verlopen, zal RVO.nl het aanvraagprogramma voor de nieuwe geïntegreerde regeling tijdig openstellen. Aanvragen met als startmaand januari 2016 kunnen uiterlijk eind november 2015 worden ingediend. Evaluatie geïntegreerde S&O-afdrachtvermindering De aangekondigde evaluaties voor de S&O en de RDA vervallen. De evaluatie van de nieuwe geïntegreerde regeling zal plaatsvinden in 2018. Overige fiscale maatregelen (OFM2016) Aanscherping gebruikelijkheidscriterium WKR Bij de behandeling van het Belastingplan 2015 is toegezegd dat het gebruikelijkheidscriterium in de werkkos- tenregeling (WKR) wordt aangescherpt vanwege zorg dat bonussen met het oog op tariefarbitrage zouden worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Wettelijk wordt per 2016 verduidelijkt dat het door de werkgever aanwijzen van aan een werknemer verstrekte vergoedingen of verstrekkingen van een bepaalde omvang als eindheffingsbestanddeel gebruikelijk moet zijn, en anders dan op grond van de wettekst zou kunnen worden betoogd, niet de omvang van de vergoedingen of verstrekkingen als zodanig. De wettekst wordt dus in overeenstemming gebracht met de memorie van toelichting. Volgens het aangescherpte gebruikelijkheidscriterium mag de omvang van de als eindheffingsbestanddeel aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate groter zijn dan de omvang van vergoedingen en verstrekkingen die in de regel in overeenkomstige omstandigheden als eindheffingsbestanddeel worden aangewezen. Gebruikelijk Volgens de memorie van toelichting moet het gebruikelijk zijn dat de werknemer vergoedingen of verstrekkingen van een bepaalde omvang belastingvrij ontvangt, doordat de werkgever de vergoedingen of verstrekkingen heeft aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Het gaat er dus om dat het gebruikelijk is dat de werkgever de eventueel verschuldigde heffingen over de vergoedingen of verstrekkingen via eindheffing voor zijn rekening neemt. In de memorie van toelichting wordt ten overvloede opgemerkt dat als een vergoeding of verstrekking op zichzelf al ongebruikelijk is, het ook niet gebruikelijk zal zijn dat deze als eindheffingsbestanddeel wordt aangewezen. Indien de omvang van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen ongebruikelijk is, moet (net als nu) worden bekeken hoe groot de afwijking is van het gebruikelijke. Bij de toets of is voldaan aan het aangescherpte gebruikelijkheidscriterium, spelen een aantal factoren een rol, zoals: - aard van de vergoeding of verstrekking Het is bijvoorbeeld niet gebruikelijk dat het maandloon van een werknemer wordt aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor vakantiegeld, hoge bonussen of vergoeding van vermogensschade bij indiensttreding. Het aanwijzen van vergoedingen of verstrekkingen die een relatie hebben met kosten die de werknemer maakt in het kader van de behoorlijke vervulling van zijn dienstbetrekking, zal eerder gebruikelijk zijn dan het aanwijzen van pure beloningsbestanddelen. Onder meer bij een kerstpakket kan het echter, afhankelijk van de waarde van het kerstpakket, gebruikelijk zijn om dit aan te wijzen, ondanks dat hier sprake is van een puur beloningsbestanddeel. - hoogte van vergoeding of waarde van verstrekking Het aanwijzen van een jubileumuitkering kan gebruikelijk zijn, maar het aanwijzen van een jubileumuitkering 11

Nieuw systeem De Wtl introduceert een nieuw systeem, namelijk tegemoetkomingen in de vorm van loonkostenvoordelen (LKV s). De bestaande premiekortingen voor oudere uitvan 1 miljoen euro is niet gebruikelijk. In dit kader kan ook worden gekeken naar alle aangewezen vergoedingen en verstrekkingen van een werknemer per jaar samen. Als extreem voorbeeld, is het over het algemeen ongebruikelijk dat bij een werknemer in totaal per jaar 100.000 euro aan vergoedingen wordt aangewezen. Zo n beoordeling op werknemersniveau, betekent overigens niet dat de werkgever verplicht is om alle vergoedingen en verstrekkingen aan alle werknemers in de loonadministratie vast te leggen. Afspraken met individuele werknemers liggen in het algemeen schriftelijk vast, veelal in het personeelsdossier. - tariefarbitrage als oogmerk Vanuit dit perspectief kan acht worden geslagen op een bestendige gedragslijn vanuit het verleden. Als een werkgever in het verleden (vóór de werkkostenregeling) de heffing voor frequente vergoedingen of verstrekkingen via individuele brutering voor zijn rekening nam, zal de aanwijzing als eindheffingsbestanddeel eerder gebruikelijk zijn. Dat ligt anders bij min of meer incidentele of omvangrijke beloningen waarbij het eindheffingstarief aanmerkelijk lager is dan het bij individuele brutering geldende tarief. Er vindt dus ook een beoordeling plaats van het voordeel dat kan ontstaan als gevolg van het tariefverschil. - vergelijking met andere werknemers Ten eerste kan een vergelijking worden gemaakt met de andere werknemers van dezelfde werkgever. Als een werkgever bijvoorbeeld vrijwel de volledige vrije ruimte gebruikt voor een paar werknemers, is dat ongebruikelijk. Ten tweede kan een werknemer worden vergeleken met zijn collega s in dezelfde functiecategorie. - vergelijking met andere werkgevers Indien de omvang van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen voor een bepaalde werknemer gebruikelijk is in vergelijking met zijn collega s en met vergelijkbare werknemers bij andere werkgevers, is voor die werknemer in ieder geval voldaan aan het gebruikelijkheidscriterium. Als vergelijken met een andere werkgever niet mogelijk is, wordt de aanwijzing als eindheffingsloon naar redelijkheid beoordeeld. Fiscaal procesrecht; massaal bezwaar, prejudiciële vragen Het kabinet is van plan een aantal verbeteringen aan te brengen in de procedure voor massale bezwaren, zodat deze eenvoudiger, doeltreffender en dus vaker kan en zal worden benut. Daarnaast wordt ook voor belastingzaken een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad ingevoerd. Lijfsdwang bij civiele vorderingen Belastingdienst De Invorderingswet biedt de ontvanger de mogelijkheid om een dwangbevel ten uitvoer te leggen door middel van lijfsdwang, echter alleen voor belastingschulden. De Belastingdienst kan ook via de civiele weg betaling van belastingschulden afdwingen, bijvoorbeeld door middel van een vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad. Voor dergelijke civiele vorderingen wordt de bevoegdheid tot lijfsdwang nu ook ingevoerd. Net als onder de huidige regeling is het toepassen van lijfsdwang op de bestuurder, de vereffenaar en de feitelijke beleidsbepaler dan niet mogelijk als het niet voldoen van de belastingschuld niet aan hem is te wijten. Experimenteerbepaling De ontwikkeling van een beter functionerende Belastingdienst vergt omvangrijke en soms ingrijpende veranderingen, die bij voorkeur beproefd moeten zijn. Daartoe zijn zogenoemde broedkamers opgericht en dienen de al langer bekende business cases. De interactie tussen de Belastingdienst en belastingplichtigen wordt grotendeels bepaald door formele wetgeving op het terrein van de heffing en van de inning. Ook in dat kader bestaat behoefte aan ruimte om verschillende opties te beproeven (= experimenten). Daarvoor is echter een wettelijke basis nodig. Voor de heffingenkant bestaat sinds 2008 de doelmatigheidsbepaling. De inspecteur kan ter bevordering van een doelmatige formalisering van een belastingschuld of een bestuurlijke boete onder voorwaarden dan afwijken van het bij of krachtens de belastingwet bepaalde. Deze doelmatigheidsbepaling heeft inmiddels haar nut bewezen. Het kabinet wil deze bepaling daarom ook inzetten voor de vernieuwing van de dienstverlening van de Belastingdienst en de ontwikkeling van daarbij te gebruiken ICTsystemen. Dit geldt ook voor de invorderingskant van belastingen. De experimenteerruimte is begrensd. In de eerste plaats vindt de deelname door de belastingplichtige plaats op basis van vrijwilligheid. In de tweede plaats leidt het experiment niet tot de heffing of inning van een lagere belastingschuld dan uit de wet voortvloeit. Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) Voor specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, zoals ouderen en mensen met een arbeidsbeperking, maken premiekortingen het voor werkgevers financieel aantrekkelijk om deze mensen in dienst te nemen. Bij de huidige vormgeving van de premiekortingen verwerkt de werkgever de uitkomst van berekeningen in de loonaangifte. Dit instrumentarium is complex, zowel voor de werkgever als voor de Belastingdienst; er is sprake van verzilveringsproblematiek en het is bovendien moeilijk controleerbaar. De verzilveringsproblematiek speelt vooral bij kleine bedrijven met minder dan 5 werknemers (circa 342.000 bedrijven in 2012). 12

PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE nr 14 / 16 oktober 2015 keringsgerechtigden en mensen met een arbeidsbeperking worden daarbij omgevormd tot LKV s: tegemoetkoming aan werkgevers voor het in dienst nemen van deze werknemers. Ook introduceert Wtl het lage-inkomensvoordeel (LIV): loonkostenvoordeel voor werkgevers die werknemers met relatief laag loon in dienst hebben. De invoering gebeurt gefaseerd. Het lage-inkomensvoordeel per 1 januari 2017 en de LKV s per 1 januari 2018. Dit betekent dat in 2017 naast de LIV nog de huidige premiekortingen van toepassing zijn. Overgangsrecht Voor de lopende premiekorting oudere werknemers en premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers is het uitgangspunt dat deze worden omgezet in een LKV voor de resterende periode. De periode waarin een werkgever voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding een premiekorting heeft toegepast wordt afgetrokken van de maximale duur van het LKV. In het overgangsjaar 2017 is samenloop mogelijk tussen de huidige premiekortingen en het LIV. Anticumulatieregeling per 2018 In lijn met de anticumulatieregeling voor premiekortingen is per 2018 samenloop tussen verschillende tegemoetkomingen uitgesloten en bestaat per werknemer maximaal recht op het bedrag van de hoogste tegemoetkoming voor deze werknemer. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een samenloop van het LKV oudere werknemer en het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. De werkgever kan dan een verzoek voor beide LKV s doen, maar hij ontvangt het LKV met het hoogste bedrag. Ook kan zich de situatie voordoen dat een werkgever een verzoek doet voor een LKV arbeidsgehandicapte werknemer terwijl deze werknemer ook voldoet aan de voorwaarden van het LIV. In dat geval ontvangt de werkgever het hogere bedrag van de LKV. Uitvoering Wtl/LIV Beide onderdelen van de Wtl (LIV en LKV s) passen binnen de brede hervormingsagenda van het kabinet voor de arbeidsmarkt. Behalve maatregelen gericht op het lonender maken van werk, zoals verhoging abeidskorting en verlaging van IB-tarieven, omvat deze agenda ook maatregelen gericht op een meer inclusieve arbeidsmarkt, zoals Participatiewet en Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, en maatregelen gericht op tegengaan van langdurige werkloosheid onder ouderen, zoals Actieplan 50plus werkt en de sectorplannen. Loonkostenvoordeel ter vervanging van premiekortingen Het werkproces voor de loonkostenvoordelen (LKV s) ziet er als volgt uit. De werknemer vraagt (net als nu) een doelgroepverklaring aan bij het UWV of de gemeente. Dit gaat onder de Wtl ook gelden voor de doelgroep arbeidsbeperkten. Een doelgroepverklaring geeft aan dat iemand tot de doelgroep van kwetsbare personen op de arbeidsmarkt behoort. De werknemer kan ook de werkgever machtigen deze doelgroepverklaring aan te vragen. Op de verklaring is ook vermeld dat aan de overige voorwaarden, zoals periode, leeftijd en komend uit een uitkeringssituatie, is voldaan. Zodra de werkgever beschikt over een doelgroepverklaring zet hij in de loonaangifte de indicatie voor het loonkostenvoordeel aan. Daarmee verzoekt de werkgever formeel om in aanmerking te komen voor een loonkostenvoordeel. De werkgever bewaart deze verklaring in zijn administratie. Zonder indicatie volgt geen loonkostenvoordeel. Als de werknemer tot de doelgroep behoort, komt de werkgever vanaf de aanvang van de dienstbetrekking tot maximaal drie jaar (of tot de dienstbetrekking is geëindigd) voor een LKV in aanmerking. Er bestaat geen recht op een LKV als de betreffende werknemer in het voorafgaande half jaar ook al voor die werkgever heeft gewerkt. Deze zogenoemde draaideurbepaling moet voorkomen dat werknemers worden ontslagen en daarna opnieuw in dienst komen louter vanwege het loonkostenvoordeel. Het LKV oudere werknemer en het LKV arbeidsgehandicapte werknemer bedragen op jaarbasis maximaal 6000 euro. Het maximum van het LKV voor de doelgroep banenafspraak bedraagt 2000 euro op jaarbasis. Dit is overeenkomstig het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel Harmonisatie instrumenten en wijzigt niet onder de Wtl. De specifieke premiekorting voor jongeren wijzigt niet, omdat dit een tijdelijke en aflopende regeling betreft. De LKV s worden uitgedrukt in een vast bedrag per verloond uur, rekening houdend met de hiervoor genoemde maximumbedragen. De bedragen per werknemer per verloond uur staan in tabel 3. Randvoorwaarde voor het kabinet voor het omzetten van de premiekorting in een LKV is dat dit budgetneutraal gebeurt. Doordat de verzilveringsproblematiek volledig wordt opgelost, neemt het financiële beslag van de regeling toe met circa 50 miljoen euro. Om dit te compenseren is de maximale LKV ten opzichte van de premiekortingen naar beneden bijgesteld. Vooraankondiging door het UWV UWV geeft werkgevers een overzicht van werknemers voor wie de werkgever een verzoek voor een of meer LKV s heeft gedaan en de voorgenomen beoordeling wat betreft deze werknemers. Ook informeert UWV de werkgever over de werknemers die voldoen aan de LIVvoorwaarden. Dit gebeurt op grond van de loonaangiften van de werkgever over een kalenderjaar (jaar t), zoals die uiterlijk op 1 februari van het daaropvolgende kalenderjaar bekend zijn (jaar t+1). De verstrekking van het overzicht door het UWV vindt plaats vóór 15 maart volgend op het kalenderjaar (dus in jaar t+ 1) waarop de tegemoetkomingen betrekking hebben. 13

Tabel 3. Bedragen per werknemer per uur Loonkostenvoordeel oudere werknemer 3,05 Loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer 3,05 Loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak 1,01 Berekening van de tegemoetkomingen Het UWV berekent jaarlijks de hoogte van de tegemoetkomingen aan de hand van gegevens in de polisadministratie. Wat betreft de LKV s gaat het om de verloonde uren, aangevuld met bij de overheid bekende informatie over de doelgroep. Voor het LIV maakt het UWV gebruik van op jaarbasis gecumuleerde gegevens omtrent het jaarloon en de verloonde uren. Dit gebeurt naar de stand per 1 mei (fotomoment) van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkoming wordt berekend. Deze datum geeft werkgevers gelegenheid om na een kalenderjaar (maar ook na het uiterlijk op 15 maart door het UWV verstrekte overzicht) correcties in de polisadministratie door te voeren, maar geeft werkgevers ook een prikkel om daarmee niet te lang te wachten. Correctieberichten die na 1 mei worden ingediend, leiden niet meer tot wijzigingen in gegevens die gebruikt worden voor vaststelling van tegemoetkomingen. UWV beoordeelt daarna het in de loonaangifte gedane verzoek op basis van de op 1 mei beschikbare gegevens en berekent definitieve tegemoetkomingen per werkgever. Vervolgens betaalt de Belastingdienst uit. Een gevolg van het fraudebestendiger maken van de regeling onder Wtl (eerst controleren en dan pas uitbetalen), is dat de uitbetaling plaatsvindt na afloop van het kalenderjaar. Dit betekent dat werkgevers de tegemoetkoming in het eerste jaar moeten voorfinancieren. Lage-inkomensvoordeel (LIV) Het LIV is een nieuwe specifieke fiscale stimulering van de arbeidsparticipatie aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het LIV is bedoeld om het in dienst nemen en houden van mensen met een productiviteit rond het WML te bevorderen. Doorgaans gaat het daarbij om mensen met een laag opleidingsniveau (basisonderwijs, vmbo of mbo-1). Het LIV is een tegemoetkoming voor werkgevers met werknemers die 100 tot maximaal 120 procent van het WML verdienen (WML voor een 23-jarige of ouder). Dit betreft een ondersteuning van de doelstelling van de Participatiewet. Daarbij is een loonkostensubsidie geïntroduceerd voor mensen met een arbeidsproductiviteit die lager ligt dan het WML. De hoogte van de tegemoetkoming is tot 110 procent van het WML grosso modo gelijk aan de sociale lasten voor de werknemersverzekeringen en bedraagt maximaal 2000 euro per jaar. De werkgever wordt hiermee als het ware tegemoetgekomen in de sociale lasten, terwijl de werknemer wel verzekerd is voor werknemersverzekeringen. Tussen 110 en 120 procent van het WML is sprake van de helft en is de maximale hoogte 1000 euro per jaar. De keuze voor een maximum van 120 procent van het WML (voor een 23-jarige of ouder) hangt samen met de onderste loonschalen van diverse cao s. Het kabinet wil namelijk voorkomen dat werkgevers niet langer in aanmerking komen voor de tegemoetkoming wanneer een werknemer alleen door een reguliere loonsverhoging binnen de onderste loonschaal een hoger loon verkrijgt. Het recht op de LIV stopt zodra de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt. Het LIV wordt overeenkomstig de andere LKV s gerelateerd aan de verloonde uren die door werkgevers zijn opgegeven via de loonaangifte. Dit resulteert in een LIV van 1,01 euro per uur voor lonen van 100 procent tot maximaal 110 procent van het WML en van 0,51 euro per uur voor lonen van 110 tot maximaal 120 procent van het WML. Stroomlijning doelgroep Vier uitvoeringsinstanties zijn nu belast met de premiekortingen: het UWV, de gemeenten, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en overige uitvoeringsinstanties (voor de wachtgeldregeling en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers). Van deze organisaties zijn het UWV en de gemeenten de grootste en daarmee de belangrijkste. De doelgroep van de SVB is verwaarloosbaar klein (slechts vier personen in 2014). Binnen de doelgroepen wachtgeldregeling en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is geen gebruik gemaakt van de premiekorting oudere werknemer. Uit oogpunt van efficiency en vereenvoudiging komen de huidige tegemoetkomingen voor de subdoelgroepen met zeer geringe aantallen deelnemers te vervallen. Bestaande rechten van lopende gevallen worden gerespecteerd. Deze worden voor de resterende duur omgezet in een LKV. Zie ook de brief van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken van 28 september 2015 over samenhang tussen Wet tegemoetkomingen loondomein en het wetsvoorstel harmonisatie instrumenten Participatiewet. http://tinyurl.com/hipartwwtl Premievrijstelling marginale arbeid vervalt per 2018 De premievrijstelling marginale arbeid (pma) geldt voor werkgevers die een uitkeringsgerechtigde in dienst nemen voor maximaal 6 weken. Zij hoeven voor deze werknemers dan geen premies voor de werknemersverzekeringen af te dragen. Deze regeling valt volgens het kabinet niet in te passen in het stramien en de randvoorwaarden van de WTL. Bovendien is het gebruik gering en lijkt de regeling niet effectief. In de praktijk zetten werkgevers voor kortdurende en seizoensarbeid vooral uitzendkrachten in en die voldoen vaak niet aan de voorwaarden. Daarom vervalt de pma-regeling per 1 januari 2018. Gedurende de komende twee jaar kan de premievrijstelling marginale arbeid nog worden toegepast. 14