Referentie: Mandaatbesluit Zorginstituut Nederland. De Raad van Bestuur van het Zorginstituut Nederland,

Vergelijkbare documenten
Mandaatbesluit Zorginstituut Nederland De Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland,

Ondermandaatbesluit College voor zorgverzekeringen 2010

Referentie: Reglement organisatie Zorginstituut Nederland. De Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

MANDAAT- VOLMACHT- EN MACHTIGINGSBESLUIT inzake het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Gooi en Vechtstreek

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Besluit mandaat, volmacht en machtiging CAK

Besluit mandaat, volmacht en machtiging waterschap Vechtstromen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Toelichting op het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging NZa

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

gelet op artikel 60, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet en artikel 11 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen,

Mandaatbesluit samenwerking Zandvoort-Haarlem sociaal domein

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging kansspelautoriteit

Mandaat- en machtigingenbesluit Programma Beheer en Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Flevoland 2010,

2013, nr. 53. Gelet op artikel 158 van de Provinciewet en het bepaalde in afdeling van de Algemene Wet Bestuursrecht;

ANNOTATIE. Vergadering: Algemeen Bestuur Datum vergadering: 28 november Agendapunt: 7 Onderwerp: Aanpassing Mandaat- en volmachtregeling

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent mandaat, machtiging en volmacht MMV Delft

Besluit volmachtverlening waterschap Vechtstromen

PROVINCIAAL BLAD. Mandaatbesluit OD NZKG 2015 provincie Utrecht en de bijlage

Mandaatregeling Werkvoorzieningsschap Noord Kennemerland 2019

Paragraaf 1, Algemeen

Regeling structuur en werkwijze organisatie College voor zorgverzekeringen 2007

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Mandaatbesluit Dagelijks Bestuur aan Directeur Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg

BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING HOLLAND RIJNLAND

Besluit mandaat, machtiging en volmacht. Dagelijks bestuur en voorzitter van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2018

b. Een door het college aangewezen projectleider neemt in het kader van dit besluit hiërarchisch dezelfde plaats in als een manager.

Mandaatbesluit Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Noord-Holland 2014

BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING FUMO

Mandaatbesluit FUMO. Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de FUMO d.d. 16 september Mandaatbesluit FUMO

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Besluit mandaat, volmacht en machtiging CAK

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

MANDAATBESLUIT GEMEENTE AMSTELVEEN. Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Paragraaf 1, Algemeen

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Het bestuur en de voorzitter van Recreatie Midden-Nederland, elk voor zover bevoegd;

Ondermandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag. De secretaris-generaal van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag,

Besluit ondermandaat, ondervolmacht en machtiging waterschap Vechtstromen

PROVINCIAAL BLAD. GEDEPUTEERDE STATEN VAN PROVINCIE UTRECHT, hierna te noemen: Gedeputeerde Staten;

MANDAAT-, VOLMACHT- EN MACHTIGINGSBESLUIT INZAKE AANSTU RING VEILIG THUIS GGD GELDERLAND-ZUID

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van..., kenmerk

Gelet op artikel 10:3 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht;

GEDEPUTEERDE STATEN VAN PROVINCIE FLEVOLAND hierna te noemen: Gedeputeerde Staten;

MANDAATREGELING STICHTING SOCIAAL TEAM HOUTEN

Besluit mandaat, volmacht en machtiging Sociale Dienst Drechtsteden

Mandaatregeling personeel Krimpen aan den IJssel

Besluit mandaat, volmacht en machtiging van de Veiligheidsregio Twente

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Gemeente Den Haag BSD/ RIS

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

gelet op de artikelen 160 en 171 Gemeentewet, titel van de Algemene wet bestuursrecht en de organisatieverordening gemeente Coevorden 2016;

Mandaat-, volmacht- en machtigingenbesluit van het openbaar lichaam Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug

Algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Veiligheidsregio Drenthe

0 ALGEMENE REGELS TEN AANZIEN VAN MANDAAT

Het college van gedeputeerde staten van Utrecht;

Mandaatbesluit. Overwegende,

Subsidieregeling abortusklinieken

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardinxveld-Giessendam,

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Bijlage 4 Voorstel Mandaatregeling OMWB, 26 oktober 2017

Besluit mandaat, ondermandaat, volmacht en machtiging Lansingerland

Mandaatbesluit. B e s l u i t e n vast te stellen het navolgende mandaatbesluit:

Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, ieder voor zover bevoegd;

ALGEMEEN BESTUUR. 5 januari Het dagelijks bestuur van Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus Tricijn;

MANDAATREGELING 2013, afdeling Informatievoorziening en Vastgoed

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente [naam deelnemer],

Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeringswet

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bijlage A: Organogram ambtelijke organisatie

Registratienummer: Onderwerp: Verordening rechtspositie, mandaat- en volmachtsbesluit griffie Purmerend 2014

Verordening behandeling bezwaarschriften Sociale regelingen Orionis Walcheren

Mandaat- en machtigingsregeling Drechterland 2012

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging Kansspelautoriteit

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente [naam deelnemer], of:

Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Agentschap Senter

Deze regeling is van toepassing op Wlz-uitvoerders als bedoeld in artikel 1, sub e, van de Wmg.

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Ferwerderadiel, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2005 / 67

ALGEMEEN MANDATEN-, VOLMACHTEN- EN PROCESVERTEGENWOORDIGINGSBESLUIT 2015

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden,

Mandaatregeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

CVDR. Nr. CVDR601483_1

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel;

Verordening behandeling bezwaarschriften Orionis Walcheren Ambtenaren

Het bestuur van het bij artikel 2a van de Wet op de architectentitel ingestelde bureau architectenregister,

Registratienummer: Onderwerp: Verordening rechtspositie, mandaat- en volmachtsbesluit griffie Purmerend 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

ALGEMEEN MANDAATBESLUIT GEMEENTE LEEUWARDERADEEL. Het college, de burgemeester, en de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarderadeel:

Verordening commissie bezwaarschriften Utrechtse Heuvelrug 2017

Eerste Kamer der Staten-Generaal

PROVINCIAAL BLAD. Mandaatbesluit Gedeputeerde Staten van Limburg aan Directeur RUD Zuid-Limburg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Doetinchem, gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;

Mandaat-, Volmacht- en Machtigingsbesluit 2016

Transcriptie:

Referentie: 2014012866 Mandaatbesluit Zorginstituut Nederland De Raad van Bestuur van het Zorginstituut Nederland, gelet op Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, titel 3 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 2, achtste lid van het Bestuursreglement Zorginstituut Nederland en het Reglement organisatie Zorginstituut Nederland, heeft in zijn vergadering van 1 april 2014 besloten: HOOFDSTUK 1 Definities Artikel 1 Dit besluit verstaat onder: a. het Zorginstituut: Zorginstituut Nederland, genoemd in artikel 58 van de Zorgverzekeringswet; b. de voorzitter: de voorzitter van het Zorginstituut of diens plaatsvervanger; c. lid van de Raad van Bestuur: een lid van de Raad van Bestuur van het Zorginstituut; d. afdelingshoofd: een als zodanig aangewezen afdelingshoofd van een van de in de bijlage bij het Reglement organisatie Zorginstituut Nederland vermelde afdelingen of programma s; e. programmahoofd: een als zodanig aangewezen programmahoofd binnen een programma genoemd in de bijlage bij het Reglement organisatie Zorginstituut Nederland; f. werkgebied: een werkgebied zoals omschreven in de bijlage bij het Reglement organisatie Zorginstituut Nederland; g. sector zorg: De sector zorg, zoals genoemd in de bijlage bij het Reglement organisatie Zorginstituut Nederland. HOOFDSTUK 2 Mandaat Artikel 2 Niet personele besluiten 1. Een lid van de Raad van Bestuur is bevoegd tot het namens het Zorginstituut nemen van besluiten waartoe het Zorginstituut bij of krachtens wet bevoegd is. 2. Een lid van de Raad van Bestuur is bevoegd tot het namens het Zorginstituut nemen van besluiten ter uitvoering van Verdragen en Verordeningen, alsmede schadebesluiten en besluiten in verband met betaling, invordering of terugvordering, indien deze direct samenhangen met besluiten op grond van het eerste lid of de uitvoering van Verdragen of Verordeningen. Pagina 1 van 18

3. Het bepaalde in de vorige leden is niet van toepassing op: a. het beslissen op bezwaar; b. besluiten tot aanstellen van personeel en besluiten ter uitvoering van de rechtspositieregelingen van personeelsleden die zijn aangesteld bij het Zorginstituut; en c. het vaststellen van de beleidsregels in verband met de vereveningsbijdrage, bedoeld in artikel 32, vijfde lid, artikel 33, vierde lid, en artikel 34, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet en de beleidsregels, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, en artikel 4.5, tweede lid, van het Besluit Wfsv; d. Het vaststellen van de beleidsregel, bedoeld in artikel 66b, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet. Artikel 3 1. Een afdelingshoofd of een programmahoofd is bevoegd tot het nemen van de besluiten, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, voor zover deze behoren te worden genomen voor het werkgebied van zijn afdeling of zijn programma. 2. Een afdelingshoofd kan de bevoegdheid in het eerste lid ondermandateren aan een of meer coördinatoren binnen zijn afdeling. 3. Een programmahoofd kan de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, ondermandateren aan één of meer managers programma binnen zijn programma. 4. Het bepaalde in de vorige leden is niet van toepassing op: a. het beslissen op bezwaar; b. besluiten tot aanstellen van personeel en besluiten ter uitvoering van de rechtspositieregelingen van personeelsleden die zijn aangesteld bij het Zorginstituut; en c. het vaststellen van beleidsregels. Artikel 4 Personeelsbesluiten 1. De voorzitter is bevoegd om namens het Zorginstituut besluiten te nemen, tot het aanstellen, bevorderen, schorsen en ontslaan, en het vaststellen van de bezoldigingen van de personeelsleden van het Zorginstituut. 2. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, omvat ook het nemen van schadebesluiten in verband met betaling, invordering of terugvordering en het vaststellen van beleidsregels, indien deze direct samenhangen met besluiten als bedoeld in het eerste lid. 3. Een lid van de Raad van Bestuur is bevoegd om namens het Zorginstituut andere dan de in het eerste en tweede lid bedoelde besluiten, te nemen ter uitvoering van de rechtspositieregelingen voor de personeelsleden van het Zorginstituut. 4. Een afdelingshoofd is bevoegd om namens het Zorginstituut de besluiten, bedoeld in het derde lid, te nemen jegens medewerkers die binnen zijn afdeling werkzaam zijn, met de bevoegdheid tot ondermandaat aan één of meer coördinatoren binnen zijn afdeling. 5. Een programmahoofd is bevoegd om namens het Zorginstituut de besluiten, bedoeld in het derde lid, te nemen jegens medewerkers van het Zorginstituut, die onder zijn hiërarchische verantwoordelijkheid vallen volgens het door een lid van de Raad van Bestuur per kalenderjaar vast te stellen hiërarchisch rooster. Het programmahoofd kan deze bevoegdheid ondermandateren aan één of meer managers programma. Pagina 2 van 18

6. Het mandaat, bedoeld in het derde tot en met vijfde lid, omvat het nemen van schadebesluiten in verband met betaling, invordering of terugvordering en het vaststellen van beleidsregels, indien deze direct samenhangen met besluiten als bedoeld in het derde tot en met vijfde lid. 7. Het afdelingshoofd van de afdeling Personeel & Organisatie is, onverminderd zijn bevoegdheid om met toepassing van het vierde lid besluiten te nemen jegens medewerkers van zijn afdeling, met de bevoegdheid tot ondermandaat aan een medewerker van zijn afdeling bevoegd om jegens alle medewerkers van het Zorginstituut: a. besluiten te nemen, bedoeld in het derde lid, met uitzondering van besluiten ingevolge de artikelen 23, 33 tot en met 33i, 71 en 71a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en besluiten over reiskosten bij dienstreizen; b. besluiten te nemen tot wijziging van de werktijden en daarmee samenhangende bezoldiging, met inachtneming van de geldende formaties en budgetten. 8. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op het beslissen op bezwaar. Artikel 5 Vervanging bij besluiten 1. Bij afwezigheid van een afdelingshoofd, waaronder begrepen een vacature, is elk ander afdelingshoofd bevoegd tot het namens het Zorginstituut nemen van besluiten waartoe het afwezige afdelingshoofd bevoegd is op grond van de artikelen 3 en 4. 2. Bij afwezigheid van het programmahoofd, waaronder begrepen een vacature, is elk ander programmahoofd bevoegd tot het namens het Zorginstituut nemen van besluiten waartoe het afwezige programmahoofd bevoegd is op grond van de artikelen 3 en 4. Artikel 6 Beslissen op bezwaar 1. Een lid van de Raad van Bestuur is bevoegd om namens het Zorginstituut te beslissen op bezwaar in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, behoudens de besluiten, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid. 2. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, geldt niet: a. voor een lid van de Raad van Bestuur dat niet de voorzitter is, indien het bestreden besluit is genomen door een ander lid van de Raad van Bestuur; b. voor een lid van de Raad van Bestuur of de voorzitter indien een besluit is genomen door de Raad van Bestuur; c. voor degene die het bestreden besluit zelf heeft genomen. 3. Met inachtneming van het tweede lid, onderdeel c, is het afdelingshoofd van de afdeling Juridische Zaken bevoegd tot het namens het Zorginstituut nemen van beslissingen op bezwaar in de zin van de Algemene wet bestuursrecht over besluiten die namens het Zorginstituut zijn genomen of hadden kunnen worden genomen, behoudens beslissingen op bezwaar op bezwaarschriften tegen personeelsbesluiten of beslissingen op bezwaar tegen besluiten genomen door de Raad van Bestuur of een lid van de Raad van Bestuur. Pagina 3 van 18

4. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid en derde lid, omvat ook de bevoegdheid om namens het Zorginstituut alle noodzakelijke processuele handelingen in het kader van de bezwaarschriftprocedure te verrichten of te doen verrichten. 5. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing op bezwaarschriften gericht tegen privaatrechtelijke rechtshandelingen of feitelijke handelingen dan wel het nalaten daarvan. HOOFDSTUK 3 Volmacht en machtiging Artikel 7 Volmacht 1. Een lid van de Raad van Bestuur is bevoegd om namens het Zorginstituut privaatrechtelijke verplichtingen aan te gaan, behoudens het bepaalde in het zesde lid. 2. Een lid van de Raad van Bestuur kan, in door hem vast te stellen bijzondere gevallen, aan een medewerker ondervolmacht verlenen voor het aangaan van privaatrechtelijke verplichtingen tot een door dat lid vast te stellen bedrag dat een bedrag van 50.000 niet te boven gaat. 3. Een afdelingshoofd of een programmahoofd is gevolmachtigd tot het aangaan van privaatrechtelijke verplichtingen voor het werkgebied van zijn afdeling of zijn programma en die een bedrag van 50.000 niet te boven gaan. 4. Een programmahoofd is bevoegd om ondervolmacht te verlenen aan één of meer managers programma, voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen bedoeld in het tweede lid die een bedrag van 50.000 niet te boven gaan. 5. Een afdelingshoofd of een programmahoofd is bevoegd om ondervolmacht te verlenen aan één of meer medewerkers binnen zijn afdeling of programma voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen voor het werkgebied van zijn afdeling of zijn programma die een bedrag van 2.000 niet te boven gaan. 6. Privaatrechtelijke verplichtingen die een bedrag van 500.000 te boven gaan worden aangegaan door de voorzitter van de Raad van Bestuur in overeenstemming met een ander lid van de Raad van Bestuur. 7. Dit artikel is niet van toepassing op personen die niet zijn benoemd of aangesteld bij het Zorginstituut. Zij gaan geen privaatrechtelijke verplichtingen aan namens het Zorginstituut. Artikel 8 Vervanging bij privaatrechtelijke rechtshandelingen 1. Bij afwezigheid, waaronder begrepen een vacature, van een afdelingshoofd is elk ander afdelingshoofd bevoegd tot het namens het Zorginstituut verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen voor het werkgebied van het afwezige afdelingshoofd met inachtneming van artikel 7, derde, vijfde en zevende lid. 2. Bij afwezigheid, waaronder begrepen een vacature, van een programmahoofd is elk ander programmahoofd bevoegd tot het namens het Zorginstituut verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen voor het werkgebied van het afwezige programmahoofd, met inachtneming van artikel 7, derde, vierde, vijfde en zevende lid. Pagina 4 van 18

Artikel 9 Machtiging 1. Een lid van de Raad van Bestuur is bevoegd de taken en bevoegdheden van het Zorginstituut uit te oefenen of te doen uitoefenen, voor zover die uitoefening geen besluiten of privaatrechtelijke rechtshandelingen betreft, met uitzondering van: a. het vaststellen van de begroting, het jaarverslag, het vaststellen van de jaarrekening en verantwoording bedoeld in de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen alsmede, het werkprogramma en de meerjarenraming, bedoeld in de Zorgverzekeringswet; b. het vaststellen van de jaarrekening, bedoeld in artikel 74 van de Zorgverzekeringswet; c. het vaststellen en verzenden van het jaarplan, de jaarverantwoording en de jaarrekening, bedoeld in de artikelen 45 en 46, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. 2. Een afdelingshoofd is bevoegd tot het uitvoeren of doen uitvoeren van de in het eerste lid bedoelde handelingen die behoren tot het werkgebied van zijn afdeling, door medewerkers van zijn afdeling, met de bevoegdheid tot verdere machtiging tot het uitvoeren of doen uitvoeren aan een coördinator. 3. Een programmahoofd is bevoegd tot het uitvoeren of doen uitvoeren van de in het eerste lid bedoelde handelingen die behoren tot het werkgebied van zijn programma, door medewerkers binnen de sector zorg, met de bevoegdheid tot verdere machtiging tot het uitvoeren of doen uitvoeren aan een manager programma. Artikel 10 Vervanging bij feitelijke handelingen 1. Bij afwezigheid, waaronder begrepen een vacature, van een afdelingshoofd is elk ander afdelingshoofd bevoegd tot het uitoefenen van de in artikel 9 bedoelde bevoegdheden van het afwezige afdelingshoofd. 2. Bij afwezigheid, waaronder begrepen een vacature, van een programmahoofd is elk ander programmahoofd bevoegd tot het uitoefenen van de in artikel 9 bedoelde bevoegdheden van het afwezige programmahoofd. Artikel 11 Machtiging fondsbeheer 1. Een lid van de Raad van Bestuur beheert en voert de administratie van het Zorgverzekeringsfonds, bedoeld 39, eerste lid en artikel 40 van de Zorgverzekeringswet namens het Zorginstituut. 2. Een lid van de Raad van Bestuur beheert en voert de administratie van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten als bedoeld in artikel 89 van de Wet financiering sociale verzekeringen namens het Zorginstituut. 3. Het afdelingshoofd van de afdeling Fondsen & Concerncontrol is gemachtigd namens het Zorginstituut alle wettelijk voorgeschreven en verder benodigde handelingen voor het beheer en de administratie, bedoeld in het eerste en tweede lid, uit te voeren of te doen uitvoeren. Artikel 12 Een lid van de Raad van Bestuur is bevoegd voorschriften te geven over de namens het Zorginstituut te verrichten betalingen en te ontvangen gelden en waardepapieren. Een lid van de Raad van Bestuur legt deze voorschriften ter kennisneming voor aan de Raad van Bestuur. Pagina 5 van 18

Artikel 13 Gerechtelijke procedures 1. Een lid van de Raad van Bestuur is bevoegd om namens het Zorginstituut: a. schriftelijk verweer te voeren of te doen voeren in gerechtelijke procedures; b. bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen besluiten die de belangen van het Zorginstituut raken; c. hoger beroep in te stellen tegen gerechtelijke uitspraken; d. civielrechtelijke procedures aan te vangen of te voeren. 2. De in het vorige lid bedoelde bevoegdheden omvatten ook de bevoegdheid om namens het Zorginstituut alle processuele en feitelijke handelingen te verrichten of doen verrichten in of in verband met gerechtelijke procedures. 3. Het afdelingshoofd van de afdeling Juridische Zaken is bevoegd de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, uit te oefenen of te doen uitoefenen. 4. Het afdelingshoofd van de afdeling Juridische Zaken is bevoegd om namens het Zorginstituut tijdens de behandeling ter zitting in een gerechtelijke procedure of tijdens een comparitie van partijen besluiten te nemen, in te trekken of te wijzigen of verplichtingen aan te gaan ter beslechting van een geschil. 5. Een lid van de Raad van Bestuur of het afdelingshoofd van de afdeling Juridische Zaken kan voor de bevoegdheid bedoeld in het vierde lid, verder mandaat of verdere ondervolmacht verlenen aan een medewerker van de afdeling Juridische Zaken. Artikel 14 1. Degene die gebruik maakt van de bij of krachtens dit besluit verleende bevoegdheden doet dat met inachtneming van de begroting, het beleid en de werkwijze van het Zorginstituut. 2. Een afdelingshoofd of een programmahoofd wendt zich in aangelegenheden die daarvoor in aanmerking komen voor instructies in verband met de aan hem toebedeelde bevoegdheden tot de voorzitter, onderscheidenlijk een lid van de Raad van Bestuur. 3. Een afdelingshoofd of een programmahoofd rapporteert de voorzitter, onderscheidenlijk een lid van de Raad van Bestuur, periodiek over de manier waarop hij gebruik maakt of zal maken van de aan hem ingevolge dit besluit verleende bevoegdheden. HOOFDSTUK 4 Bijzondere bepalingen Artikel 15 Overgangsregeling AWBZ Een lid van de Raad van Bestuur kan aan een rechtspersoon, aangewezen ingevolge artikel 40 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ondermandaat, ondervolmacht of machtiging verlenen voor de beschikkingen of daarmee samenhangende werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.2 tot en met 3.1.6 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet, met inbegrip van het beslissen op bezwaar en het aanvangen en voeren van procedures. Artikel 16 Inhouding bijdragen verdragsgerechtigden Een lid van de Raad van Bestuur kan een of meer rechtspersonen of natuurlijke personen, die niet in dienst zijn van het Zorginstituut, ondermandaat of Pagina 6 van 18

machtiging verlenen ten behoeve van de inhouding van bijdragen als bedoeld in artikel 69 van de Zorgverzekeringswet. Artikel 17 Missionarissenregeling 1. Een lid van de Raad van Bestuur kan een zorgverzekeraar ondermandaat, met de mogelijkheid van verder ondermandaat, verlenen voor het nemen van besluiten op grond van de artikelen 2.2.5, eerste en vierde lid, en 2.2.6 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet. 2. Een lid van de Raad van Bestuur kan een zorgverzekeraar machtigen om werkzaamheden te verrichten of te doen verrichten die nodig zijn ter voorbereiding en uitvoering van het bepaalde in de artikelen 2.2.5 en 2.2.6 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde regelingen. Artikel 18 Wanbetalers en onverzekerden 1. Een lid van de Raad van Bestuur kan één of meerdere rechtspersonen of natuurlijke personen die niet in dienst zijn van het Zorginstituut, ondermandaat, met de mogelijkheid van verder ondermandaat, verlenen voor het nemen van besluiten op grond van de artikelen 9b en 9c, 18c tot en met 18g van de Zorgverzekeringswet, de daarmee samenhangende besluiten op grond van de artikelen 4:86, 4:93, 4:94 en paragraaf 4.4.4. van de Algemene wet bestuursrecht, met inbegrip van het beslissen op bezwaar. 2. Een lid van de Raad van Bestuur kan één of meerdere rechtspersonen of natuurlijke personen machtigen om de werkzaamheden te verrichten of te doen verrichten voor de voorbereiding en uitvoering van het bepaalde in de artikelen 9b en 9c, 18c tot en met 18g van de Zorgverzekeringswet en de artikelen 4:86, 4:93, 4:94, en paragraaf 4.4.4. van de Algemene wet bestuursrecht, met inbegrip van het aanvangen en voeren van bezwaar- en beroepsprocedures en andere gerechtelijke procedures. HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen Artikel 19 Het Mandaatbesluit College voor zorgverzekeringen 2010 wordt ingetrokken. Artikel 20 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2014. Artikel 21 Dit besluit kan worden aangehaald als: Mandaatbesluit Zorginstituut Nederland. Dit besluit wordt gepubliceerd op de website van Zorginstituut Nederland. Voorzitter Raad van Bestuur Arnold Moerkamp Pagina 7 van 18

Toelichting Algemeen Dit Mandaatbesluit regelt het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging van Zorginstituut Nederland (hierna: het Zorginstituut) aan de organisatie van het Zorginstituut. Het gaat hier om de uitwerking van artikel 2, achtste lid van het Bestuursreglement van het Zorginstituut en de algemene bevoegdheid van het Zorginstituut tot mandaat, volmacht en machtiging. Het Mandaatbesluit College voor zorgverzekeringen 2010 vervalt. De wetgever heeft per 1 april 2014 de naam van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) gewijzigd in Zorginstituut Nederland. De aanleiding hiervoor was een inhoudelijke uitbreiding van het takenpakket. Het Zorginstituut krijgt namelijk ook het Kwaliteitsinstituut onder zijn hoede. In het Reglement structuur en werkwijze Zorginstituut Nederland is beschreven dat het Zorginstituut zal werken met een aantal programma s (waaronder het Kwaliteitsinstituut) die deel uitmaken van een Sector Zorg. Daarnaast werkt het Zorginstituut met een aantal afdelingen. Een aantal afdelingen is verantwoordelijk voor de wettelijke uitvoeringstaken van het Zorginstituut. Hierbij moet worden gedacht aan de uitvoering van de zogenoemde burgerregelingen; te weten de onverzekerdenregeling (artikel 9a tot en met 9d Zorgverzekeringswet (Zvw)), de wanbetalersregeling (artikel 18c tot en met 18g Zvw), de gemoedsbezwaardenregeling (artikel 70 Zvw) en de regeling voor verdragsgerechtigden (artikel 69 Zvw). Ook voert het Zorginstituut een aantal subsidieregelingen uit op grond artikel 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)) en de zogenoemde risicoverevening (artikelen 32 tot en met 34 Zvw). Verder moet worden gedacht aan het Fondsbeheer op grond van de artikel 39 Zvw en 91 Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). Naast de uitvoerende afdelingen kent het Zorginstituut een aantal aan de organisatie ondersteunende afdelingen (voor personeelszaken, juridische zaken, facilitaire zaken, etc). De bevoegdhedenstructuur van het Zorginstituut is inhoudelijk niet in overwegende mate anders georganiseerd dan ten tijde van het CVZ. Belangrijk is dat in het onderhavige besluit ook het mandaat voor het management direct is geregeld. Het is niet meer noodzakelijk dat de voorzitter of een lid van de Raad van Bestuur daarvoor nog een verder ondermandaat verstrekt. Dit komt de overzichtelijkheid en de uitgangspunten van integraal management ten goede. De afdelingshoofden en de programmahoofden krijgen de bevoegdheid om hun eigen bevoegdheden door te geven aan coördinatoren en managers programma. De bevoegdheden zijn overigens gekoppeld aan het werkgebied van de afdelingen en de programma s, zoals deze omschreven zijn in de bijlage bij het Reglement structuur en werkwijze Zorginstituut Nederland 2013. Mandaat heeft betrekking op de bevoegdheid tot het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het kan dan gaan om beschikkingen ter uitvoering van een regeling (primaire besluiten), besluiten waarbij beleidsregels worden vastgesteld of beslissingen op bezwaar. Bij volmacht gaat het om privaatrechtelijke rechtshandelingen, zoals het aangaan van overeenkomsten. Bij machtiging gaat het om feitelijke handelingen, niet zijnde besluiten of privaatrechtelijke handelingen. De Zvw kent ook uitvoerende taken en bevoegdheden aan het Zorginstituut toe, zoals voorlichting, beheer van het zorgverzekeringsfonds, bevorderen van de afstemming van de uitvoering, het geven en vragen van inlichtingen en dergelijke. Dit zijn feitelijke handelingen. Bij feitelijke handelingen kan ook gedacht worden aan bijvoorbeeld het accorderen van betalingen die het Zorginstituut moet verrichten, omdat deze voortvloeien uit Pagina 8 van 18

besluiten of overeenkomsten. De bevoegdheid tot uitvoering is geregeld via machtiging. Het Zorginstituut heeft ook enkele regelgevende bevoegdheden, alsmede verplichtingen en bevoegdheden ten aanzien van rapporteren en signaleren. Deze zijn geen onderwerp van dit besluit; deze bevoegdheden blijven bij de Raad van Bestuur, behoudens enkele uitzonderingen. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Dit artikel omschrijft enkele veel gebruikte begrippen. De omschrijvingen zijn aangepast aan het Reglement structuur en werkwijze organisatie Zorginstituut Nederland 2013. Artikel 2 Hoofdstuk 2 regelt de mandaatstructuur waarmee het Zorginstituut werkt. Uitgangspunt is dat dit mandaat gelijkelijk toekomt aan elk lid van de Raad van Bestuur. Artikel 2 regelt welke bevoegdheden worden gemandateerd aan de individuele leden van de Raad van Bestuur. Feitelijk zijn zij bevoegd alle voorkomende primaire besluiten binnen het Zorginstituut te nemen. De besluiten waartoe zij niet bevoegd zijn worden genoemd in het tweede lid van artikel 2. Het gaat in de eerste plaats om bevoegdheden op grond van de Zvw en de AWBZ. Daarin zijn de belangrijkste taken van het Zorginstituut opgenomen. Verder gaat het om bevoegdheden die voortvloeien uit meer generieke wetgeving, zoals de Awb, de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Ook valt nog te denken aan wetten op grond waarvan het voormalige CVZ bevoegd was. Denk daarbij aan de Ziekenfondswet, de Wet Ziekenhuis Voorzieningen, de Wet Financiering Volksverzekeringen en de Overgangswet verzorgingshuizen. Ter verduidelijking volgt hier een (nietlimitatieve) opsomming van de wettelijke bepalingen waaraan het Zorginstituut bevoegdheden ontleent. a. Zorgverzekeringswet - de uitvoering van de regeling voor onverzekerden, zoals opgenomen in de artikelen 9a tot en met 9d; - de uitvoering van de regeling voor wanbetalers, zoals opgenomen in de artikelen 18c tot en met 18g; - de toekenning van de (verevenings)bijdrage bedoeld in artikel 32, eerste lid, de toekenning van de tussentijdse extra bijdrage bedoeld in artikel 33, tweede lid, de vaststelling van de bijdrage, bedoeld in artikel 34, eerste lid, alsmede het vaststellen van de rente op grond van artikel 34, vierde lid, het vaststellen van het verschil, bedoeld in artikel 34, vijfde lid, en het beslissen over verrekenen bedoeld in artikel 34, zesde lid; - het doen van betalingen op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 32, vierde lid, onder d; - heffing en inning van eigen bijdragen van in het buitenland wonende personen met verdragsrechten, bedoeld in artikel 69, vierde lid; - het openen van een rekening voor gemoedsbezwaarden en doen van uitkeringen van die rekening op grond van artikel 70; - het verstrekken van bijdragen aan zorgaanbieders in verband met inkomsten die zij derven ten gevolge van het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan vreemdelingen. Pagina 9 van 18

b. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten - het verstrekken van subsidies, bedoeld in artikel 44; - het stellen van beleidsregels voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ, bedoeld in artikel 41, tweede lid; - het verlenen van ontheffing van het verbod tot het verlenen van AWBZ-zorg, bedoeld in artikel 38; - het doen van uitkeringen uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten aan de Minister van Justitie voor verstrekkingen, bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de wet en aan de Minister van Defensie voor verstrekkingen bedoeld in artikel 6 van de Regeling vergoeding AWBZ-kosten van militairen; c. Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet - het verstrekken van subsidies, bedoeld in artikel 3.1.7; - het uitvoeren van de zogenoemde missionarissenregeling artikel 2.2.5 en 2.2.6. d. Wet financiering sociale verzekeringen - het doen van uitkeringen en het verlenen van voorschotten bedoeld in artikel 91 van de Wfsv en het betalen van de uitkeringen, bedoeld van 4.8 van het Besluit Wfsv; - het vaststellen en uitkeren van de vergoedingen bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit Wfsv, en tot het vaststellen van de besteedbare middelen onderscheidenlijk het uitkeren van de besteedbare middelen alsmede het vaststellen en doen van de uitkeringen de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 4.4, eerste lid, 4.5, eerste lid, en 4.6 van dat Besluit. - het vaststellen van beleidsregels voor het vaststellen van uitkeringen en besteedbare middelen en beleidsregels voor het doen van betalingen en verlenen van voorschotten is uitdrukkelijk niet gemandateerd. j. Wet openbaarheid van bestuur - het beslissen op een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 5 van de Wob. k. Wet bescherming persoonsgegevens - het beslissen op een verzoek als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 en 38, tweede lid, van de Wbp, alsmede het beslissen naar aanleiding van de aantekening van verzet als bedoeld in de artikelen 40 en 41 van de Wbp. l. Algemene wet bestuursrecht - Alle beschikkingen die worden genomen op grond van de hierboven genoemde wetten zijn besluiten in de zin van de Awb. Er kunnen echter ook besluiten zijn, of handelingen die gelijk te stellen zijn met een besluit, die niet op een van de genoemde wetten berusten maar op de Awb zelf. Te denken valt aan een beslissing inzake het uitblijven van besluiten of op een verzoek om een vergoeding van kosten in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure, maar ook besluiten over het treffen van een betaalregeling, schadevergoeding, het vergoeden van wettelijke rente en het uitbrengen van een dwangbevel. Voor een klein aantal specifieke besluiten is in het derde lid van artikel 2 opgenomen dat deze niet onder het mandaat uit het eerste lid vallen. Dat betekent dat de Raad van Bestuur zelf deze besluiten neemt. Het betreft bijvoorbeeld het vaststellen van de beleidsregel op basis waarvan kan worden Pagina 10 van 18

beoordeeld of een professionele standaard kan worden aangemerkt als een verantwoorde beschrijving van de kwaliteit van een specifiek zorgproces en kan worden opgenomen in het door het Zorginstituut bij te houden register van professionele standaarden. Deze beleidsregel stelt het Zorginstituut vast op grond van artikel 66b, tweede lid, van de Zvw. Artikel 3 In artikel 3 is geregeld dat afdelingshoofden en programmahoofden de bevoegdheid krijgen om primaire besluiten te nemen, behoudens de besluiten die in het derde lid van artikel 3 zijn genoemd. De bevoegdheid is uitdrukkelijk beperkt tot het werkgebied waarvoor zij werkzaam zijn. Op grond van het tweede lid zijn zij ook bevoegd om deze bevoegdheden aan een coördinator of manager programma binnen hun afdeling of programma te ondermandateren. Artikel 4 Personeelsbesluiten vormen een aparte categorie van besluiten. In het eerste lid is geregeld dat uitsluitend de voorzitter bevoegd is om de zwaardere personeelsbesluiten te nemen, zoals besluiten over aanstelling en ontslag en het vaststellen van aan de individuele personeelsleden toekomende bezoldigingen, die bestaan uit het salaris en de toelagen en toeslagen. Ook het nemen van de met de in het eerste lid genoemde besluiten samenhangende schadebesluiten is voorbehouden aan de voorzitter. Het derde lid bepaalt dat de leden van de Raad van Bestuur de overige besluiten mogen nemen ter uitvoering van de rechtspositieregelingen voor het personeel van het Zorginstituut. Zij zullen voornamelijk leiding geven aan de afdelingshoofden en programmahoofden. Zij hebben de bevoegdheid om daartoe de noodzakelijke besluiten te nemen, behoudens de besluiten die zijn genoemd in het eerste lid. Het vierde, vijfde en zesde lid regelen de bevoegdheden van de hoofden ten opzichte van de medewerkers die voor hun afdeling of binnen de Sector Zorg werkzaam zijn. De afdelingshoofden en programmahoofden kunnen hun bevoegdheid voor personeelsbesluiten ondermandateren aan de coördinatoren en managers programma die werkzaam zijn binnen hun afdelingen. Daartoe moeten zij wel een uitdrukkelijk besluit nemen. Voor de Sector Zorg wordt voor elk kalenderjaar een zogenaamd hiërarchisch rooster vastgesteld voor alle medewerkers, waaronder begrepen de programmahoofden en de managers programma. De programma s met het daarvoor verantwoordelijke hoofd- en de deelprogramma s met de verantwoordelijke managers zijn daarin opgenomen. De namen van de andere medewerkers staan bij de deelprogramma s vermeld. Met dit hiërarchisch rooster wordt duidelijk welke managers programma vallen onder welk programmahoofd en welke medewerkers vallen onder welke managers. Het hiërarchisch rooster wordt door een lid van de Raad van Bestuur vastgesteld. De programmahoofden moeten voor het ondermandateren van de bevoegdheid voor personeelsbesluiten aan managers programma uitdrukkelijk besluiten nemen, die aansluiten op het hiërarchisch rooster. De bevoegdheid om personeelsbesluiten te nemen is aldus gekoppeld aan het hiërarchisch rooster voor het betreffende kalenderjaar. Een medewerker van wie het takenpakket gedurende het kalenderjaar wijzigt, krijgt daardoor in dat kalenderjaar niet te maken met een andere leidinggevende. Het rooster kan in bijzondere situaties worden aangepast. Dit zal bijvoorbeeld spelen bij nieuwe medewerkers die per indiensttreding ook moeten worden ingeroosterd. Pagina 11 van 18

Het zevende lid regelt dat het hoofd van de afdeling Personeel & Organisatie voor alle medewerkers van het Zorginstituut besluiten kan nemen zoals voorschotten op salaris, toepassing van de IKAP-regeling, reiskosten voor woon- werkverkeer, alsmede het wijzigingen van arbeidstijden en de daarmee samenhangende bezoldiging. Deze bevoegdheid kan hij verder ondermandateren aan één van zijn medewerkers. Artikel 5 vervanging bij besluiten Artikel 5 regelt in het eerste lid dat afdelingshoofden elkaar kunnen vervangen bij het nemen van primaire besluiten. Het tweede lid bepaalt dat de programmahoofden elkaar kunnen vervangen. Zij werken binnen de Sector Zorg en hun bevoegdheden blijven dus tot die sector beperkt. Andersom kunnen afdelingshoofden en programmahoofden elkaar niet vervangen. Artikel 6 beslissen op bezwaar In het eerste lid van artikel 6 is bepaald dat ieder lid van de Raad van Bestuur gelijkelijk bevoegd is om te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten die met toepassing van artikel 2 of artikel 3, behoudens de leden 2 en 3, in mandaat zijn genomen. In het tweede lid zijn de uitzonderingen voor de leden van de Raad van Bestuur opgenomen. Over het eerste lid valt verder nog op te merken dat ook de beslissing op het bezwaar tegen het uitblijven van besluiten onder dit mandaat valt. Het is de bedoeling dat op het bezwaar tegen het uitblijven van een besluit wordt beslist door degene die bevoegd zou zijn te beslissen op het bezwaar tegen het corresponderende reële besluit. Artikel 10:3, derde lid, van de Awb bepaalt, dat geen mandaat voor het beslissen op bezwaar kan worden verleend aan degene die het primaire besluit krachtens mandaat heeft genomen. Mandaat geldt daarom niet als het betreffende lid van de Raad van Bestuur zelf dan wel de voorzitter het bestreden besluit heeft genomen. Uit het bepaalde in het tweede lid, onder a, volgt dat de voorzitter beslist op bezwaar tegen een besluit dat door een ander bestuurslid is genomen. Indien de Raad van Bestuur zelf het primaire besluit heeft genomen, is ook alleen de Raad van Bestuur bevoegd om de beslissing op bezwaar te nemen. Dit volgt uit het bepaalde in het tweede lid, onder b. Op grond van het tweede lid, onder c, mag degene die zelf het bestreden besluit heeft genomen niet beslissen op het bezwaar. Het kan voorkomen dat meerdere personen bevoegd zijn op het bezwaar te beslissen. Het is de bedoeling dat zij in deze gevallen met elkaar afstemmen wie de bevoegdheid in het concrete geval uit zal oefenen. In het derde lid is de bevoegdheid voor het afdelingshoofd van de afdeling Juridische Zaken om te beslissen op bezwaar opgenomen. Dit hoofd is hiertoe bevoegd, behoudens het nemen van beslissingen op bezwaar op personeelsbezwaarschriften en beslissingen op bezwaar gericht tegen besluiten die zijn genomen door een lid van de Raad van Bestuur. Pagina 12 van 18

In het vierde lid is bepaald dat het mandaat ook de bevoegdheid tot het verrichten van processuele handelingen in het kader van de bezwaarschriftprocedure omvat. Hierbij kan gedacht worden aan het informeren naar de reden van de te late indiening van het bezwaarschrift, aan het stellen van een termijn waarbinnen de bezwaarde de gronden van het bezwaarschrift moeten indienen, of aan het horen. Opmerking verdient nog dat degene die bevoegd is op het bezwaar te beslissen de hier bedoelde processuele handelingen ook door anderen kan laten verrichten. Tenslotte het vijfde lid. Hier valt uit af te leiden dat als er bezwaar zou worden aangetekend tegen feitelijke handelingen of privaatrechtelijke handelingen het niet-ontvankelijk verklaren van dat bezwaar (omdat bezwaar alleen tegen een besluit kan worden aangetekend) ook onder de bevoegdheid van een lid van de Raad van Bestuur of het afdelingshoofd Juridische Zaken valt. Artikel 7 Volmacht Dit artikel regelt de volmacht voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Leden van de Raad van Bestuur zijn op grond van het eerste lid in combinatie met het zesde lid tot een bedrag van 500.000 bevoegd om zelfstandig privaatrechtelijke verplichtingen aan te gaan. Boven dit bedrag geldt dat de voorzitter van de Raad van Bestuur in overeenstemming met een lid van de Raad van Bestuur een overeenkomst ondertekent (zesde lid). Dat betekent dat de overeenstemming met een ander lid van de Raad van Bestuur aantoonbaar moet blijken, bijvoorbeeld uit een paraaf op een intern stuk. De voorzitter kan contracten boven de 500.000 onder deze voorwaarde tekenen. In het tweede lid is een bevoegdheid opgenomen om in bijzondere gevallen een volmacht te regelen voor medewerkers tot een bedrag van maximaal 50.000. Op grond hiervan kan bijvoorbeeld de penningmeester van Jong Zorginstituut Nederland uitgaven doen binnen een voor het Jong Zorginstituut Nederland vastgesteld budget. In het derde lid is bepaald dat elk afdelingshoofd of programmahoofd bevoegd is tot maximaal een bedrag van 50.000 verplichtingen aan te gaan. Deze bevoegdheid kunnen de programmahoofden via ondervolmacht aan een manager binnen hun programma doorgeven. Hiertoe moeten zij wel een uitdrukkelijk besluit nemen. Op grond van het vijfde lid mogen afdelingshoofden of programmahoofden aan medewerkers de bevoegdheid verlenen om privaatrechtelijke verplichtingen aan te gaan tot een bedrag van 2.000. Hiertoe moeten zij wel een uitdrukkelijk besluit nemen. In het zevende lid is bepaald dat medewerkers die geen aanstelling bij het Zorginstituut hebben, maar bij het Zorginstituut op contractsbasis of detachering werken geen overeenkomsten namens het Zorginstituut mogen sluiten. Artikel 8 In dit artikel is geregeld dat afdelingshoofden elkaar kunnen vervangen. Programmahoofden kunnen elkaar ook vervangen. Afdelingshoofden en programmahoofden kunnen elkaar echter niet vervangen. Pagina 13 van 18

Artikelen 9 tot en met 11 machtiging bij feitelijke handelingen Deze artikelen regelen de machtiging voor het verrichten van feitelijke handelingen die nodig zijn voor de uitvoering van de taken van het Zorginstituut. In artikel 9 is geregeld dat een lid van de Raad van Bestuur ter uitvoering van de daar genoemde taken alle feitelijke handelingen mag verrichten of laten verrichten die niet zijn voorbehouden aan het Zorginstituut. Tot die handelingen moeten in ieder geval worden gerekend: Zorgverzekeringswet - het bevorderen van de eenduidige uitleg van de aard, inhoud en omvang van de prestaties, bedoeld in artikel 64; - het geven van voorlichting over de aard, inhoud en omvang van de verzekerde prestaties, bedoeld in artikel 65; - het rapporteren over voorgenomen beleid, bedoeld in artikel 66, eerste lid; - het signaleren van feitelijke ontwikkelingen aan de minister van VWS, bedoeld in artikel 66, tweede lid; - het vaststellen voor welke zorgvormen een professionele standaard nodig is of welke professionele standaard wijziging behoeft, zoals bedoeld in artikel 66c, eerste lid; - het vaststellen van het tijdstip waarop een professionele standaard moet zijn opgesteld onderscheidenlijk zijn aangepast, als bedoeld in artikel 66c, tweede lid; - het verzamelen, samenvoegen en beschikbaar maken van informatie over kwaliteit van verleende zorg, als bedoeld in artikel 66d, eerste lid; - het rapporteren aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de uitvoerbaarheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van voorgenomen beleid in verband met vernieuwingen en verbeteringen in de structuur van beroepen en opleidingen in de gezondheidszorg, als bedoeld in artikel 66f, eerste lid; - het gevraagd en ongevraagd signaleren aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over feitelijke ontwikkelingen inzake vernieuwingen en verbeteringen in de structuur van beroepen en opleidingen in de gezondheidszorg als bedoeld in artikel 66f, tweede lid. - het bevorderen van de afstemming, bedoeld in artikel 67 eerste lid; - de administratie met betrekking tot in het buitenland wonende gepensioneerden, bedoeld in artikel 69; - het beheer van de rekeningen van gemoedsbezwaarden, bedoeld in artikel 70; - het vragen van inlichtingen, bedoeld in artikel 88 tot en met 90; - het verstrekken van inlichtingen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bedoeld in artikel 91, eerste lid; - het desgevraagd verstrekken van inlichtingen aan de in artikel 91 tweede lid genoemde bestuursorganen alsmede het verlenen van toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden bedoeld in artikel 91 derde lid; - het doen van mededelingen, bedoeld in artikel 93; - het uitbrengen van rapportages van eenvoudige of technische aard, met inachtneming van door het Zorginstituut vastgesteld beleid. Als een lid van de Raad van Bestuur van mening is dat hierbij bestuurlijk relevante vraagstukken een rol spelen of anderszins van oordeel is dat een uitspraak van de Raad van Bestuur gewenst is, legt hij de zaak aan de Raad van Bestuur voor. Dat geldt in het bijzonder voor adviezen over andere zaken die het pakket betreffen. Pagina 14 van 18

AWBZ - het bevorderen van de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ als bedoeld in artikel 41, eerste lid; - het geven van voorlichting, bedoeld in artikel 42; - het rapporteren over voorgenomen beleid, bedoeld in artikel 43, eerste lid; - het signaleren van feitelijke ontwikkelingen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bedoeld in artikel 43, tweede lid - het voldoen van de vorderingen, bedoeld in artikel 39, eerste lid; het algemeen verkrijgbaar stellen van de jaarrekening van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, bedoeld in artikel 46, vierde lid; - het verzoeken om gegevens en inlichtingen en uittreksels uit of afschriften van uitspraken, registers en andere stukken, bedoeld in de artikelen 54 en 55; - het verstrekken van inlichtingen en gegevens aan andere bestuursorganen, bedoeld in artikel 57; - de aanwijzing van personen, bedoeld in artikel 57a; - het doen van mededelingen en verstrekken van inlichtingen, bedoeld in artikel 57b, tweede en derde lid. Wet bescherming persoonsgegevens - het melden van bestanden bij het College bescherming persoonsgegevens op grond van artikel 27. Wet marktordening gezondheidszorg - het vragen van gegevens, inlichtingen en uittreksels uit of afschriften van uitspraken, registers en andere stukken, bedoeld in artikel 70 en 71. En voorts alle andere handelingen die geacht worden te behoren tot het normale takenpakket de dagelijkse gang van zaken betreffende. Als er naar de mening van het lid van de Raad van Bestuur bestuurlijke relevante vraagstukken een rol spelen of hij anderszins van oordeel is dat een uitspraak van de Raad van Bestuur gewenst is, legt hij de aangelegenheid aan de Raad van Bestuur voor. Het tweede en derde lid van artikel 9 regelen dat ook de afdelingshoofden en programmahoofden bevoegd zijn tot het uitvoeren of doen uitvoeren van de in het eerste lid genoemde handelingen. Artikel 10 regelt in het eerste lid dat de afdelingshoofden elkaar kunnen vervangen. In het tweede lid is geregeld dat programmahoofden elkaar kunnen vervangen voor het verrichten van feitelijke handelingen. Afdelingshoofden en programmahoofden kunnen elkaar niet vervangen. In artikel 11 wordt de specifieke bevoegdheid met betrekking tot het Zorgverzekeringsfonds en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten geregeld. Artikel 12 bepaalt dat een lid van de Raad van Bestuur regels kan stellen voor het betalingsverkeer. Pagina 15 van 18

Artikelen 13 In artikel 13 is geregeld dat de leden van de Raad van Bestuur ieder individueel bevoegd zijn om het Zorginstituut in rechte te vertegenwoordigen, inclusief alle processuele en feitelijke handelingen die zich in of in verband met gerechtelijke procedures voordoen. Ook het afdelingshoofd van de afdeling Juridische Zaken heeft deze bevoegdheid. Artikel 14 Artikel 14 is een algemene bepaling die voor het toepassen van alle bevoegdheden die op grond van het onderhavige besluit worden doorgegeven nadere voorwaarden vastlegt. Het eerste lid bepaalt dat bij het uitoefenen van bevoegdheden de bevoegde functionaris zich te allen tijde rekenschap moet geven van de begroting, het beleid en de werkwijze van het Zorginstituut. Het uitoefenen van bevoegdheden staat nooit op zichzelf. Binnen het Zorginstituut gelden budgettaire kaders, wordt beleid vastgesteld en worden werkafspraken gemaakt. Dit dient men zich bij het uitoefenen van bevoegdheden altijd bewust te zijn en men dient er ook naar te handelen. Afdelingshoofden en Programmahoofden dienen zich bewust te zijn van het feit dat de leden van de Raad van Bestuur te allen tijde goed moeten zijn geïnformeerd. Zij dienen dit vervolgens uit te dragen naar de medewerkers die onder hen ressorteren, zodat ook de afdelingshoofden en programmahoofden zelf goed zijn geïnformeerd. In het tweede lid is vastgelegd dat degene die aan hem verleende bevoegdheden gebruikt zich altijd moet realiseren dat als er geen vastomlijnd kader, beleid of werkafspraak is hij niet zonder medeweten van zijn leidinggevende of een naast hogere functionaris de bevoegdheden kan uitoefenen. In dat geval zijn er instructies nodig over hoe te handelen. Het kan uiteindelijk betekenen dat de Raad van Bestuur eerst moeten worden geraadpleegd alvorens de toegekende bevoegdheid ook daadwerkelijk kan worden uitgeoefend. Ook indien er aanleiding is om af te wijken van vastomlijnde kaders, beleid of werkafspraken dient de degene die de aan hem verleende bevoegdheden gebruikt zich te realiseren dat hij moet overwegen of hij melding moet maken aan een lid van de Raad van Bestuur. De leden van de Raad van Bestuur zullen zelf ook aan de onder hen ressorterende afdelingshoofden of programmahoofden duidelijke instructies moeten geven over de terugkoppeling die zij ten minste verwachten. Beslissingen en handelingen die van invloed zijn op de hoeveelheid in te zetten capaciteit of de kwaliteit van de capaciteit, de invloed op de positie van het Zorginstituut in de keten of ten opzichte van andere bestuursorganen, de invloed op publiciteit rondom het Zorginstituut, de invloed op de omvang van het benodigde budget of de inzet van het budget, zijn voorbeelden die onderwerp zijn van verplichte terugkoppeling tussen afdelingshoofden, programmahoofden en leden van de Raad van Bestuur. Ook kan gedacht worden aan het aankondigen en terugkoppelen van deelname aan belangrijke overleggen met externe organisaties, voornemens om overeenkomsten te sluiten of werkafspraken te maken met externe organisaties etc. Pagina 16 van 18

In dit verband is van belang dat voor adviezen en signalementen van de vaste commissies van het Zorginstituut specifieke afspraken in de reglementen zijn vastgelegd over c.q. die gelden voor de route van de uit te brengen signalementen en adviezen aan de minister. In alle gevallen wordt daarbij de Raad van Bestuur ingeschakeld. Dergelijke adviezen en signalementen mogen daarom niet buiten de Raad van Bestuur om worden uitgebracht. Ten slotte regelt artikel 14 in het derde lid dat de verleende bevoegdheden niet vrijblijvend zijn toegekend er dient ook verantwoording over de invulling daarvan te worden afgelegd door degene die de bevoegdheid heeft gekregen. Leden van de Raad van Bestuur zullen de individuele afdelingshoofden en programmahoofden met regelmaat bevragen over de wijze waarop deze hun bevoegdheden uitoefenen. Daarbij geven de leden van de Raad van Bestuur deze hoofden instructies mee (zie het tweede lid). Op hun beurt dienen de afdelingshoofden en programmahoofden te zorgen dat zij voldoende zijn geïnformeerd over de wijze waarop hun coördinatoren, managers programma en medewerkers hun bevoegdheden uitoefenen. Op deze manier zijn de leden van de Raad van Bestuur altijd voldoende geïnformeerd over alle van belang zijnde zaken in de organisatie. Artikel 15 Artikel 15 maakt het mogelijk om de uitvoering van de overgangsregeling in verband met de beëindiging van de vrijwillige verzekering voor de AWBZ in 2006 door een andere rechtspersoon uit te laten voeren. Artikel 16 De inning van de bijdrage die verdragsgerechtigden aan het Zorginstituut moeten afdragen op grond van artikel 69 van de Zvw geschiedt voor het grootste deel door inhouding op het pensioen, rente of de uitkering van de verdragsgerechtigde. Het Zorginstituut verleent mandaat aan de pensioenfondsen en uitkeringsinstanties (de broninhouders) om deze inhouding te verrichten. Artikel 16 maakt het mogelijk dat een lid van de Raad van Bestuur dit mandaat verleent aan de broninhouders. Artikel 17 Met het invoegen van artikel 2.2.5 en 2.2.6 in de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 (TK 2006-2007, 30918) heeft het Zorginstituut de opdracht van de wetgever gekregen om vergoedingen voor kosten van zorg te verstrekken voor in het buitenland woonachtige personen op wie de Zvw niet van toepassing is, maar die voorafgaand aan de inwerkingtreding van die wet op grond van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 verzekerd waren. In de praktijk gaat het hier om Nederlandse missionarissen die in het buitenland verblijven en die enkel bij verlof of een behoefte aan zorg naar Nederland terugkeren. Het Zorginstituut voert de regeling niet zelf uit maar heeft de uitvoering van de regeling opgedragen aan een zorgverzekeraar. Om de uitvoering mogelijk te maken is het noodzakelijk dat die zorgverzekeraar mandaat heeft voor het nemen van besluiten over de vergoeding van zorgkosten en de heffing van een maandelijkse bijdrage. Het is daarbij verder ook noodzakelijk die zorgverzekeraar te machtigen voor de werkzaamheden ter voorbereiding en uitvoering van die besluiten. Pagina 17 van 18

Artikel 18 In de artikelen 9b en 9c van de Zvw heeft de wetgever het Zorginstituut opgedragen om een boete aan personen die verzekeringsplichtig zijn, maar zich niet verzekerd hebben, op te leggen. In de artikelen 18a tot en met 18g heeft de wetgever het Zorginstituut opgedragen een bestuursrechtelijke premie te heffen bij verzekeringsnemers of verzekerden die door de zorgverzekeraars bij het Zorginstituut zijn gemeld. Deze melding vindt plaats op de grond dat de verzekeringsnemer of verzekerde een premieachterstand van zes maanden of meer heeft. Het Zorginstituut laat de incasso van de boete voor het onverzekerde zijn en een deel van de inning van de bestuursrechtelijke premie in verband met wanbetaling over aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Dit artikel biedt de mogelijkheid verdere machtiging en mandaat ten behoeve van de uitvoering en besluitvorming door het CJIB te verlenen. Voorzitter Raad van Bestuur Arnold Moerkamp Pagina 18 van 18