RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 november 2003 (21.11) (OR. fr) 15105/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0280 (CNS) JUR 448 COUR 29

Vergelijkbare documenten
9975/16 mak/cle/sv 1 DRI

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

PUBLIC. Brussel, 2 februari 2010 (03.02) (OR. fr) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 5931/10 LIMITE JUR 56 INST 25 COUR 12

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 september 2001 (06.09) (OR. fr) 11580/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0186 (COD)

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Wijziging van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg

PROTOCOL (Nr. 3) BETREFFENDE HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (GECONSOLIDEERDE VERSIE)

STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 maart 2004 (22.03) (OR. fr) 7537/04 EEE 19 ENV 173 TRANS 123 MI 85

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de Europese Unie; (met Protocollen) Maastricht, 7 februari 1992

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 maart 2006 (29.03) (OR. en) 7813/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0037 (CNS)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 mei 2008 (22.05) (OR. en) 9192/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0096 (CNB) UEM 110 ECOFIN 166

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

EUROPESE CONVENTIE SECRETARIAAT. Brussel, 6 juni 2003 (11.06) (OR. fr) CONV 796/03

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Het Verdrag van Lissabon en het Hof van Justitie van de Europese Unie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De rapporteur, mevrouw Katerina BATZELI (PES - EL), heeft namens de Commissie cultuur en onderwijs een verslag met vijf amendementen ingediend.

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 16 november 2007 (16.11) (OR. en) 15314/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0244 (CNS) LIMITE AGRILEG 171

De rapporteur, mevrouw Katerina BATZELI (PES - EL), heeft namens de Commissie cultuur en onderwijs een verslag met vijf amendementen ingediend.

EUROPESE CONVENTIE SECRETARIAAT. Brussel, 13 maart 2003 (17.03) (OR. en) CONV 620/03 CONTRIB 277

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2003 Nr. 16

BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 september 2008 (10.09) (OR. en) 12600/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0030 (COD) LIMITE

1. De Commissie heeft op 18 juni 2010 het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 6 bij de algemene begroting 2010 bij de Raad ingediend.

Raad van de Europese Unie Brussel, 7 november 2016 (OR. en)

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1,

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2005 (02.09) (OR. fr) 11843/05 FISC 96

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 september 2001 (25.09) (OR. fr) 12015/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0206 (ACC) M 28 PECHE 177

Raad van de Europese Unie Brussel, 27 oktober 2014 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 19 juli 2017 (OR. en)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 oktober 2005 (20.10) (OR. fr) 13441/05 STAT 24 FIN 375. VOORSTEL de Commissie d.d.: 12 oktober 2005 Betreft:

2010/06 Structuur van het Publicatieblad - Aanpassing ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon Publicatieblad, L-serie

Tekst van de artikelen 33 tot en met 37 met toelichting

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 maart 2002 (13.03) (OR. fr) 7122/02 Interinstitutioneel dossier: 2002/0056 (ACC) PECOS 68 PECHE 61

PROTOCOL (Nr. 7) BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 december 2006 (OR. en) 14712/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0274 (CNS) PI 64 OC 841

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 februari 2010 (10.02) (OR. fr) 6290/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0011 (NLE) HR 8 CORDROGUE 25

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

1. Werkzaamheden van het Gerecht Aanhangig gemaakte, afgedane, aanhangige zaken ( ) 1

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. tot wijziging van

Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

(Voor de EER relevante tekst)

14899/09 HD/mm DG H 2 A

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 maart 2009 (OR. en) 7850/09 Interinstitutioneel dossier: 2009/0041 (C S) PECHE 74

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2003 (21.01) (OR. fr) 5252/03 JUR 10 FIN 10 EUROJUST 1

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2002) 38 def.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

EUROPESE CONVENTIE SECRETARIAAT. Brussel, 23 april 2003 (24.04) (OR. fr) CONV 691/03. NOTA het praesidium de Conventie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 november 2003 (OR. fr) 14303/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0150 (AVC) JUSTCIV 236 ATO 193

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Advies nr. 1/2016. (uitgebracht krachtens artikel 325 VWEU)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 juli 2003 (08.07) (OR. fr) 11193/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0142 (CNB) ECOFIN 206 UEM 120

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie C 83/201 PROTOCOLLEN

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 24 oktober 2008 (28.10) (OR. fr) 14533/08. Interinstitutioneel dossier: 2007/0192 (C S)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 mei 2011 (06.05) (OR. fr) 8787/11 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2011/0901 (COD)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 september 2014 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

PUBLIC. Brussel, 6 april 2009 (07.04) (OR. en) RAAD VA DE EUROPESE U IE 8424/09 LIMITE COMPET 196 E V 287 CHIMIE 33 MI 144 E T 86

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2003) 1127 def.

Raad van de Europese Unie Brussel, 5 oktober 2016 (OR. en)

HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

EUROPEES PARLEMENT. Commissie begrotingscontrole

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Communautés européennes COUR DES COMPTES

Voor de delegaties gaat hierbij de ontwerp-verordening zoals deze er na de vergadering van de Groep visa van 20 februari 2003 uitziet.

3. De leden van de Conventie wordt in het bijzonder geattendeerd op de volgende wijzigingsvoorstellen

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000),

Transcriptie:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 november 2003 (21.11) (OR. fr) 15105/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0280 (CNS) JUR 448 COUR 29 INGEKOMEN DOCUMENT van: mevrouw Patricia BUGNOT, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie ingekomen: 20 november 2003 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Betreft: Voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een gerecht voor Europese ambtenarenzaken Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2003) 705 def. Bijlage: COM(2003) 705 def. 15105/03 hd 1 JUR NL

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 19.11.2003 COM(2003) 705 definitief 2003/0280 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot instelling van een gerecht voor Europese ambtenarenzaken (door de Commissie ingediend)

TOELICHTING 1. Het Verdrag van Nice heeft een nieuw artikel 225A ingevoegd in het EG-Verdrag en een nieuw artikel 160 in het EGA-Verdrag. Deze bepalingen luiden als volgt: "De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Hof van Justitie (...) met eenparigheid van stemmen rechterlijke kamers instellen die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen in specifieke aangelegenheden. In het besluit tot instelling van een rechterlijke kamer worden de regels voor de samenstelling van die kamer vastgesteld en wordt de reikwijdte van de haar verleende bevoegdheden bepaald. Tegen de beslissingen van de rechterlijke kamers kan bij het Gerecht van eerste aanleg een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld of, wanneer het besluit tot instelling van de kamer daarin voorziet, een beroep dat ook op feitelijke vragen betrekking heeft. De leden van de rechterlijke kamers worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn rechterlijke ambten te bekleden. Zij worden door de Raad met eenparigheid van stemmen benoemd. De rechterlijke kamers stellen in overeenstemming met het Hof van Justitie hun reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Tenzij in het besluit tot instelling van een rechterlijke kamer iets anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit Verdrag betreffende het Hof van Justitie en de bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie op de rechterlijke kamers van toepassing." De artikelen 245 van het EG-Verdrag en 160 van het EGA-Verdrag, tweede alinea, bepalen bovendien: "De Raad kan (...) op verzoek van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Hof van Justitie, de bepalingen van het statuut, met uitzondering van titel I, met eenparigheid van stemmen wijzigen." 2. Bij verklaring 16 ad artikel 225 A van het EG-Verdrag, die op 26 februari 2001 tijdens de Europese Raad van Nice is aangenomen, werden het Hof van Justitie en de Commissie verzocht "zo spoedig mogelijk een ontwerp op te stellen van een besluit tot instelling van een rechterlijke kamer die bevoegd is in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschap en haar personeelsleden". 3. De krachtens de aangehaalde bepalingen en overeenkomstig de bovengenoemde verklaring op te richten nieuwe rechterlijke instantie zal de bevoegdheden uitoefenen die in het betrokken gebied momenteel door het Gerecht van eerste aanleg worden uitgeoefend. In dit voorstel worden dan ook de relevante bepalingen van Besluit 88/591 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen 1 overgenomen, die thans zijn opgenomen in het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie, gehecht aan het EU-Verdrag, het EG- Verdrag en het EGA-Verdrag. 1 PB L 319 van 25.11.1988. 2

4. Voorgestelde wijzigingen Het besluit tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg is evenwel op enkele punten gewijzigd om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van de geschillen inzake ambtenarenrecht en de op dit gebied opgedane ervaring: Aantal rechters Het voorgestelde aantal rechters - in casu zes - is aangepast aan de huidige werklast van het Gerecht van eerste aanleg voor dit soort geschillen, namelijk ongeveer 120 zaken per jaar (zie blz. 10, opmerkingen bij artikel 2). Benoemingsprocedure voor de rechters Aangezien de rechterlijke kamer, in tegenstelling tot het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg, niet uit één rechter per lidstaat wordt samengesteld en het een gespecialiseerde rechtbank betreft, is een benoemingsprocedure vereist die de besluitvorming door de Raad vergemakkelijkt (zie blz. 10 en 11, opmerkingen bij de artikelen 2 en 3). De functie van advocaat-generaal In dit voorstel is de bepaling uit artikel 49 van het statuut van het Hof van Justitie, dat de rechters van het Gerecht kunnen worden aangewezen om de functie van advocaat-generaal te bekleden, niet overgenomen. Dienaangaande zij opgemerkt dat het Gerecht van deze bepaling slechts twee of drie keer gebruik heeft gemaakt in mededingingszaken, in de eerste jaren na zijn oprichting. De ervaring leert dat een optreden van een advocaat-generaal niet nodig is voor dit soort geschillen, gelet ook op de mogelijkheid van hogere voorziening. Bovendien kunnen de arresten van het Gerecht van eerste aanleg die zijn gewezen in hogere voorziening tegen de beslissingen van de rechterlijke kamer, krachtens artikel 225, lid 2, van het EG-Verdrag door het Hof van Justitie worden heroverwogen op voorstel van de eerste advocaatgeneraal bij het Hof 2. Enkelvoudige kamer Voorgesteld wordt niet te voorzien in de mogelijkheid zitting te houden in enkelvoudige kamer overeenkomstig artikel 50 van het statuut van het Hof van Justitie, gelet op het feit dat het een nieuwe rechterlijke instantie betreft die eerst haar gezag dient te vestigen. De zitting in enkelvoudige kamer is bij het Gerecht van eerste aanleg overigens pas in 1999 ingevoerd, d.w.z. elf jaar na zijn oprichting. 2 Een voorstel om het statuut van het Hof in die zin aan te vullen is in behandeling bij het Hof van Justitie. 3

Versoepeling van de procedure Er is voorzien in bepaalde aanpassingen van de procedure om de termijnen waarbinnen uitspraak wordt gedaan te verkorten, zonder afbreuk te doen aan het recht van partijen om te worden gehoord. De nieuwe rechterlijke instantie zal enerzijds kunnen beoordelen of het indienen van replieken en duplieken nodig is en anderzijds kunnen beslissen om geen pleitzitting te houden wanneer zij zich na de neerlegging van vier schriftelijke memories voldoende voorgelicht acht. Tevens is bepaald dat de rechterlijke kamer in elke fase van de procedure de mogelijkheden van een minnelijke regeling van het geschil onderzoekt (zie blz. 15, opmerkingen bij artikel 7). Proceskosten De regeling van de proceskosten wordt in overeenstemming gebracht met de regels die gelden voor alle geschillen die bij een communautaire rechterlijke instantie aanhangig zijn. 5. Dit voorstel bevat geen bepalingen betreffende de geldelijke regeling voor de rechters van de rechterlijke kamer. Uit de artikelen 210 van het EG-Verdrag en 123 van het EGA-Verdrag volgt, dat "de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de wedden, vergoedingen en pensioenen (...) van de president, de rechters, de advocaten-generaal en de griffier van het Hof van Justitie, en van de leden en de griffier van het Gerecht van eerste aanleg [vaststelt]. (...)". Aangezien de artikelen 225 A van het EG-Verdrag en 140 B van het EGA-Verdrag deze bepalingen ongewijzigd laten, is de Commissie niet gerechtigd betreffende dit punt voorstellen te formuleren. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat de Raad bij de oprichting van het Gerecht van eerste aanleg een nieuw artikel 21 bis heeft ingevoegd 3 in Verordeningen nr. 422/67/EEG en nr. 5/67/Euratom van 25 juli 1967 tot vaststelling van de geldelijke regeling voor de voorzitter en de leden van de Commissie, de president, de rechters en de griffier van, alsmede de advocatengeneraal bij het Hof van Justitie 4 ; wellicht kan ermee worden volstaan de in dat artikel genoemde percentages aan te passen voor de president en de rechters van de rechterlijke kamer. 3 4 Bij Verordening nr. 4045/88 van 19.12.1988, PB L 356 van 24.12.1988. PB P 187 van 8.8.1967, blz. 1. 4

6. Artikelsgewijze bespreking van het voorstel Dit voorstel bestaat uit een besluit en een bijlage. Het besluit telt vier artikelen: i) artikel 1 voorziet in de oprichting van de rechterlijke instantie, ii) artikel 2 voegt aan het statuut van het Hof van Justitie een nieuwe titel VI toe, alsmede een bijlage I, waarvan de tekst in de bijlage bij het ontwerp-besluit is opgenomen, iii) artikel 3 bevat overgangsbepalingen, iv) artikel 4 regelt de inwerkingtreding van het besluit van de Raad. Zie de gedetailleerde bespreking van de artikelen van het besluit (punt 7) en van bijlage I bij het statuut van het Hof (punt 8). Om de lezing van deze gedetailleerde bespreking te vergemakkelijken, is de tekst van de artikelen waarop de bespreking betrekking heeft in de punten 7 en 8 van deze toelichting opgenomen. 5

7. Gedetailleerde bespreking van de artikelen van het ontwerp-besluit Artikel 1Oprichting van de rechterlijke instantie Aan het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen wordt een rechterlijke kamer toegevoegd die uitspraak doet over geschillen inzake ambtenarenrecht, hierna "gerecht voor Europese ambtenarenzaken'' te noemen. Het gerecht voor Europese ambtenarenzaken heeft zijn zetel bij het Gerecht van eerste aanleg. Opmerkingen i) Het begrip "toegevoegd" vloeit voort uit artikel 220, tweede alinea, van het Verdrag. Het stemt tevens overeen met artikel 1 van Besluit 88/591 van de Raad van 24 oktober 1998 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg (PB L 319, blz. 1), dat op zijn beurt de bepaling van het vroegere artikel 168 A heeft overgenomen. ii) De naam "gerecht voor Europese ambtenarenzaken" is geïnspireerd op de werkzaamheden van de Conventie: zie de ontwerp-grondwet (CONV 850/03 van 18.7.2003), waarin in de artikelen I-28, lid 1, en III-264 niet meer wordt gesproken van "rechterlijke kamers", maar van "gespecialiseerde rechtbanken". In zijn eindverslag van 25 maart 2003 heeft de studiegroep Hof van Justitie van de Conventie namelijk overwogen (CONV 636/03 - Cercle I-13, punt 15): "De huidige benaming [rechterlijke kamer] kan behouden blijven, maar dat zou de mogelijkheid onverlet laten deze kamers met 'gerecht' aan te duiden, naar het model van het 'Gemeenschapsoctrooigerecht', overeenkomstig het politiek akkoord van de Raad van 3 maart 2003. Het lijkt evenwel verkieslijk ze 'gespecialiseerde gerechten' te noemen. Deze naam zou het voordeel hebben dat hij niet leidt tot de - in sommige talen mogelijke - verwarring met de eventueel binnen het Hof (of het GEA) in te stellen 'kamers' voor bepaalde specifieke geschillen, zoals de hoogste rechtscolleges van de lidstaten die kennen." iii) Krachtens artikel 1 van het besluit inzake de vaststelling van de zetels van de instellingen van 12 december 1992 hebben het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg hun zetel te Luxemburg (Verdragsteksten, Uitgave 1999, Band I, Deel I, blz. 795). 6

Artikel 2 Wijziging van het statuut van het Hof van Justitie Het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt als volgt gewijzigd: 1) De volgende titel VI wordt toegevoegd: Titel VI RECHTERLIJKE KAMERS Artikel 65 De bepalingen betreffende de bevoegdheid, samenstelling en organisatie van en de procedure voor de krachtens artikel 225 A van het EG-Verdrag en artikel 140 B van het EGA-Verdrag ingestelde rechterlijke kamers zijn in de aan dit statuut gehechte bijlagen opgenomen. 2) Bijlage I, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegevoegd. Opmerkingen Deze bijlage I bevat bepalingen betreffende de bevoegdheden en de samenstelling van en de procedure voor de rechterlijke kamer. Door deze bepalingen in een aan het statuut van het Hof gehechte bijlage op te nemen, kunnen alle bepalingen betreffende de verschillende communautaire rechterlijke instanties in hetzelfde instrument worden samengebracht, zonder dat de leesbaarheid van het geheel wordt verstoord. Op die manier kunnen ook andere bijlagen worden toegevoegd voor de rechterlijke kamers die de Raad eventueel in de toekomst nog zal oprichten. Artikel 3 Overgangsbepalingen 1. De president van het gerecht voor ambtenarenzaken wordt voor de eerste keer aangewezen voor drie jaren op dezelfde wijze als de rechters, tenzij de Raad beslist dat de procedure van artikel 4, lid 1, van bijlage I bij het statuut van het Hof, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit. 2. Onmiddellijk nadat alle rechters van het gerecht voor ambtenarenzaken de eed hebben afgelegd, gaat de Voorzitter van de Raad over tot aanwijzing, bij loting, van de rechters van dit gerecht die aan het einde van de eerste periode van drie jaar moeten worden vervangen overeenkomstig artikel 2, tweede alinea, van bijlage I bij het statuut van het Hof. 3. De zaken bedoeld in artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof, die op de dag van inwerkingtreding van dit artikel bij het Gerecht van eerste aanleg aanhangig zijn en waarvan de schriftelijke procedure zoals beschreven in artikel 52 van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht nog niet is beëindigd, worden verwezen naar het gerecht voor ambtenarenzaken. 4. Tot de inwerkingtreding van het reglement voor de procesvoering van het gerecht voor ambtenarenzaken is het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van overeenkomstige toepassing. 7

Opmerkingen Lid 1 Deze bepaling is overgenomen uit artikel 11, eerste alinea, van Besluit 88/591 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg. Lid 2 Deze bepaling is overgenomen uit artikel 12 van Besluit 88/591 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg. De gedeeltelijke vervanging van de rechters van het gerecht voor ambtenarenzaken is echter niet vastgelegd in het Verdrag, maar in artikel 2 van de krachtens artikel 2 van dit besluit aan het statuut van het Hof gehechte bijlage I. Lid 3 Deze bepaling stemt overeen met artikel 14 van Besluit 88/591 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg, met een wijziging, daar er de voorkeur wordt aan gegeven de bevoegdheid van het gerecht voor ambtenarenzaken te laten afhangen van een objectief criterium zoals het einde van de schriftelijke procedure, en niet van een louter intern gegeven bij het Gerecht van eerste aanleg, zoals het uitbrengen van het voorlopig rapport door een rechter-rapporteur. Lid 4 Deze bepaling stemt overeen met artikel 11, tweede en derde alinea, van Besluit 88/591 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg. Artikel 4 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, met uitzondering van artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof treedt in werking op de dag van de bekendmaking, in het Publicatieblad van de Europese Unie, van de vaststelling door de president van het Hof van Justitie, dat het gerecht voor ambtenarenzaken regelmatig is samengesteld. Opmerkingen Deze bepaling is overgenomen uit artikel 13 van Besluit 88/591 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg. 8

8. Gedetailleerde bespreking van de artikelen van bijlage I bij het statuut van het Hof, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij het ontwerp-besluit Bijlage I Het gerecht voor Europese ambtenarenzaken Artikel 1 Het gerecht voor Europese ambtenarenzaken (hierna: "gerecht voor ambtenarenzaken") oefent in eerste aanleg de bevoegdheid uit, overeenkomstig artikel 236 van het EG-Verdrag en artikel 152 van het EGA-Verdrag, uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden, met inbegrip van geschillen tussen de organen of bureaus en hun personeelsleden waarvoor het Hof van Justitie bevoegd is verklaard. Opmerkingen * Het eerste deel van de zin stemt overeen met artikel 3, lid 1, onder a), van Besluit 88/591 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg. * Het tweede deel van de zin verwijst naar alle aan het Hof van Justitie toegewezen geschillen met betrekking tot personeelsleden. Voorbeelden: - artikel 30 van Besluit 2002/187/JAI betreffende de oprichting van Eurojust (PB 2002, L 63, blz. 1); - Artikel 36, lid 2, van het Protocol betreffende de statuten van het ESCB en de ECB [Verdragsteksten, Uitgave 1999, Band I, Deel I, blz. 467 (493)]; - artikel 112 van Verordening nr. 40/94 inzake het Gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1): personeelsleden van het Bureau in Alicante. 9

Artikel 2 Het gerecht voor ambtenarenzaken bestaat uit zes rechters die voor een periode van zes jaar door de Raad worden benoemd uit de door de lidstaten voorgedragen kandidaten, na raadpleging van het comité bedoeld in artikel 3. Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging plaats. De aftredende rechters zijn herbenoembaar. Opmerkingen i) Aantal rechters Het voorgestelde aantal is op grond van de volgende elementen bepaald: * Een uit drie rechters samengesteld gerecht zou onvoldoende zijn voor het huidige geschillenvolume (ongeveer 120 zaken per jaar); in ieder geval moet een verhinderde rechter kunnen worden vervangen. * De formule van een gerecht met vijf rechters, waarbij het gerecht permanent in deze samenstelling zou zetelen, zou onevenredig zijn: alle geschillen met betrekking tot personeelsleden worden momenteel immers behandeld door kamers van drie rechters of soms door enkelvoudige kamers. * Het volume van deze geschillen zal vermoedelijk echter stijgen met de toename van het aantal ambtenaren en personeelsleden ten gevolge van de uitbreiding. * Er moet tevens rekening worden gehouden met de suggesties voor de aan de rechters te verlenen bijstand (zie de opmerkingen bij artikel 6 van deze bijlage). In dit stadium lijken twee secties van drie rechters (hetzij in totaal zes rechters) bijgevolg geschikt voor het aantal te behandelen geschillen en de werkwijze van dit gerecht. ii) Een hernieuwbare ambtstermijn van zes jaar, zoals in het Verdrag voor de rechters van het Hof en het Gerecht van eerste aanleg is bepaald (artikelen 223 en 224 van het EG-Verdrag). Deze formule, die haar waarde heeft bewezen, lijkt door de werkzaamheden van de Conventie te worden bevestigd: zie ontwerp-grondwet, deel I, artikel I-28, lid 2 (CONV 850/03 van 18.7.2003). iii) Benoemingsprocedure * Artikel 225 A van het EG-Verdrag bepaalt enkel dat de rechters "door de Raad met eenparigheid van stemmen [worden] benoemd". Het is dan ook nodig te preciseren op welke wijze de kandidaten worden voorgedragen. * De raadpleging van een comité lijkt aangewezen om de besluitvorming door de Raad te vergemakkelijken (zie de opmerkingen bij artikel 3 van deze bijlage). 10

Artikel 3 Er wordt een comité opgericht dat, voorafgaand aan het benoemingsbesluit, advies geeft over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van het ambt van rechter in het gerecht voor ambtenarenzaken. Het comité kan bij dit advies een lijst van de kandidaten met de meest passende ervaring op hoog niveau voegen. Het aantal kandidaten op deze lijst dient het dubbele te bedragen van het aantal door de Raad te benoemen rechters. Het comité bestaat uit zeven leden, die voormalige leden van het Hof van Justitie en van het Gerecht van eerste aanleg zijn, of personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden. De Raad benoemt de leden van het comité en bepaalt de werkwijze ervan bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de president van het Hof van Justitie. Opmerkingen Dit artikel is gebaseerd op de werkzaamheden van de Conventie en heeft tot doel de besluitvorming door de Raad te vergemakkelijken. Volgens de artikel III-260 en III-261 van de ontwerp-grondwet, Deel III (CONV 850/03 van 18.7.2003) worden de rechters en advocaten-generaal van het Hof en de rechters van het Gerecht van eerste aanleg in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd, na raadpleging van het comité bedoeld in artikel III-262. Artikel III-262 luidt als volgt: "Er wordt een comité opgericht dat de lidstaten van advies dient over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van de ambten van rechter en advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie en van de Rechtbank, voorafgaand aan het besluit van de regeringen van de lidstaten overeenkomstig de artikelen III-260 en III-261. Het comité bestaat uit zeven voormalige leden van het Europees Hof van Justitie en van de Rechtbank, personen die de hoogste nationale rechterlijke ambten bekleden en personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, waarvan er één wordt voorgedragen door het Europees Parlement. De Raad van Ministers stelt een Europees besluit houdende bepaling van de werkwijze van dit comité, alsmede een Europees besluit tot benoeming van de leden vast. De Raad besluit op initiatief van de president van het Europees Hof van Justitie." Dit voorstel verschilt op de volgende punten van de ontwerp-grondwet: i) De mogelijkheid voor het comité om bij zijn advies een lijst van de kandidaten met de meest passende ervaring te voegen. Deze bepaling kan de besluitvorming door de Raad vergemakkelijken, daar enerzijds het aantal lidstaten aanzienlijk hoger is dan het aantal rechters van dit gerecht en het anderzijds gaat om de benoeming van de leden van een gespecialiseerde rechterlijke instantie. ii) De samenstelling van het comité is lichtjes gewijzigd: er zullen geen leden in zetelen die de hoogste nationale rechterlijke ambten bekleden of door het Parlement zijn voorgesteld, gelet op de bijzonderheden van de te behandelen geschillen. 11

Artikel 4 1. De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het gerecht voor ambtenarenzaken. Hij is herkiesbaar. 2. Het gerecht voor ambtenarenzaken houdt zitting in secties bestaande uit drie rechters. In sommige, door het reglement voor de procesvoering bepaalde, gevallen kan het in een sectie van vijf rechters zitting houden. 3. De president van het gerecht voor ambtenarenzaken is tevens president van de sectie van vijf rechters en van een van de twee secties van drie rechters. De president van de andere sectie van drie rechters wordt gekozen overeenkomstig lid 1. 4. Het reglement voor de procesvoering regelt de samenstelling van de secties en bepaalt van welke zaken zij kennis nemen. Opmerkingen Lid 1 Deze bepaling stemt overeen met artikel 223, derde alinea, en 224, derde alinea, van het EG- Verdrag; zie tevens artikel 2, lid 2, van besluit 88/591. NB: Aangezien de rechters van het nieuw opgerichte gerecht elkaar niet kennen, is bepaald (zie blz. 20, artikel 3, lid 1) dat de president bij de oprichting van het gerecht zal worden benoemd door de Raad, zoals ook is gebeurd bij de oprichting van het Gerecht van eerste aanleg. Lid 2 Deze bepaling is gebaseerd op artikel 50 van het statuut van het Hof; de sectie van vijf rechters geldt hier als voltallige zitting. Lid 3 Stemt overeen met het gebruik van het Hof en het Gerecht van eerste aanleg: de president van één kamer van drie rechters is tevens president van de grotere kamer van vijf rechters. Lid 4 Deze bepaling stemt overeen met artikel 50, tweede alinea, van het statuut van het Hof. 12

Artikel 5 De rechters van het gerecht voor ambtenarenzaken zijn onafhankelijk. Zij zijn aan geen enkele aanwijzing gebonden. De artikelen 2 tot en met 7, 14, 15, artikel 17, eerste, tweede en vijfde alinea, en artikel 18 van het statuut van het Hof van Justitie zijn van toepassing op het gerecht voor ambtenarenzaken en op zijn leden. De eed, bedoeld in artikel 2 van het statuut, wordt afgelegd voor het Hof van Justitie en de beslissingen bedoeld in de artikelen 3, 4 en 6 worden genomen door het Hof van Justitie, het gerecht voor ambtenarenzaken gehoord. Opmerkingen i) Deze bepaling stemt overeen met artikel 47, eerste alinea, van het statuut van het Hof (dat de op het Gerecht van eerste aanleg en zijn leden toepasselijke bepalingen van het statuut opsomt). De volgende bepalingen van de opsomming in artikel 47 van het statuut zijn weggelaten: - artikel 8, dat bepaalt dat de artikelen 2 tot en met 7 van toepassing zijn op de advocaten-generaal; - artikel 17, vierde alinea, betreffende het quorum van het Hof/Gerecht van eerste aanleg in voltallige zitting van 15 rechters. ii) Het Hof van Justitie is als hoogste rechterlijk orgaan ook bevoegd voor de eedaflegging van en de statutaire beslissingen met betrekking tot de rechters van het gerecht voor ambtenarenzaken. De omstandigheid dat het Verdrag van Nice het Gerecht van eerste aanleg een nieuwe functie en een nieuw statuut verleent (cassatiebevoegdheid ten aanzien van de beslissingen van de aan het Gerecht toegevoegde rechterlijke kamers) behoort alleen in het kader van de rechtsprekende functie hiërarchische gevolgen te hebben. 13

Artikel 6 1. Het gerecht voor ambtenarenzaken maakt gebruik van de diensten van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg. De president van het Hof of, in voorkomend geval, de president van het Gerecht bepaalt in onderlinge overeenstemming met de president van het gerecht voor ambtenarenzaken de wijze waarop ambtenaren en andere personeelsleden bij het Hof of het Gerecht in het belang van de dienst hun diensten aan het gerecht voor ambtenarenzaken verlenen. 2. Het gerecht voor ambtenarenzaken benoemt de griffier en bepaalt diens positie. Artikel 3, vierde alinea, en de artikelen 10, 11 en 14 van het statuut van het Hof zijn van toepassing op de griffier van dit gerecht. Opmerkingen Lid 1 Deze bepaling stemt overeen met artikel 52 van het statuut van het Hof, met uitzondering van de eerste zin van lid 1, die is toegevoegd om de administratieve band tussen het Hof en het Gerecht te verduidelijken. Lid 2 Deze bepaling stemt overeen met de bepalingen betreffende de griffier van het Gerecht van eerste aanleg: artikel 224, vierde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 47, tweede alinea, van het statuut van het Hof. Met betrekking tot het ter beschikking van het gerecht voor ambtenarenzaken gestelde personeel wordt voorgesteld de methode over te nemen die bij het Gerecht van eerste aanleg is ingevoerd voor geschillen op bepaalde gespecialiseerde gebieden (merkenrecht en mededinging). Het gaat om twee teams van drie referendarissen, gespecialiseerd in het mededingingsrecht en het merkenrecht, die administratief ressorteren onder de president van het Gerecht van eerste aanleg, maar ter beschikking staan van elke rechter-rapporteur voor dossiers met betrekking tot deze gespecialiseerde gebieden. De rechters van het gerecht voor ambtenarenzaken zouden bijgevolg geen kabinet met twee of drie eigen referendarissen per rechter hebben, zoals bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof, maar worden bijgestaan door een groep van vier juristen (graden A6 tot en met A3) die gespecialiseerd zijn in het communautaire ambtenarenrecht. Aan deze groep zouden twee posten voor secretariaatsmedewerkers kunnen worden toegewezen. De rechters zullen elk over een eigen secretariaat beschikken. Bij het Hof en het Gerecht van eerste aanleg zal dienen te worden nagegaan, * of de bepaling "in onderlinge overeenstemming met de president van het Hof of de president van het Gerecht van eerste aanleg", die gebaseerd is op het besluit tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg, aldus tot één of meer presidenten van rechterlijke kamers kan worden uitgebreid, gelet op het feit dat in de toekomst nog andere rechterlijke kamers aan het Gerecht van eerste aanleg zullen worden toegevoegd, * en, in bevestigend geval, op welke wijze het Hof deze bepaling concreet ten uitvoer zou leggen. 14

Artikel 7 1. De procedure voor het gerecht voor ambtenarenzaken wordt geregeld in titel III van het statuut van het Hof van Justitie, met uitzondering van de artikelen 22 en 23. Zij wordt, voorzover nodig, gepreciseerd en aangevuld door het reglement voor de procesvoering van dit gerecht. 2. Onverminderd het bepaalde van artikel 40 van het statuut van het Hof omvat het schriftelijke gedeelte van de procedure de indiening van het verzoekschrift en van het verweerschrift, tenzij het gerecht voor ambtenarenzaken beslist dat een tweede schriftelijke memoriewisseling nodig is. Na de tweede memoriewisseling kan het gerecht voor ambtenarenzaken, de partijen gehoord, beslissen zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen. 3. Het gerecht voor ambtenarenzaken onderzoekt in alle fasen van de procedure, en dit vanaf de indiening van het verzoekschrift, de mogelijkheden voor een minnelijke regeling van het geschil en zorgt voor de vergemakkelijking van een dergelijke regeling. 4. Het gerecht voor ambtenarenzaken doet uitspraak ten aanzien van de proceskosten. Behoudens de bijzondere bepalingen in het reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover zulks gevorderd is. Opmerkingen Lid 1 Eerste zin Deze bepaling is gebaseerd op Besluit 88/591 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg (zie artikel 5, onder artikel 46 van het statuut-eg van het Hof), overgenomen in artikel 53, eerste alinea, van het statuut van het Hof. NB: De wijziging van artikel 53 van het statuut van het Hof ten opzichte van het vroegere artikel 46 is een gevolg van het feit dat het Gerecht van eerste aanleg in de toekomst ook prejudiciële bevoegdheden zal uitoefenen. Tweede zin Deze bepaling stemt overeen met artikel 53, tweede alinea, van het statuut van het Hof. Lid 2 Eerste zin Het doel is de procedure te versoepelen met het oog op een snelle regeling van de zaak, wanneer het dossier volledig genoeg is opdat de partijen hun middelen en argumenten tijdens de pleitzitting kunnen ontwikkelen. In tegenstelling tot het reglement voor de procesvoering van het Hof (artikelen 41, lid 1, en 117, lid 1) en van het Gerecht van eerste aanleg (artikel 47, lid 1), waar de indiening van memories van repliek en dupliek in essentie afhangt van de wil van de partijen, geeft deze bepaling het gerecht voor ambtenarenzaken de bevoegdheid om te beoordelen of het indienen van aanvullende memories nodig is, dan wel of het passend is onmiddellijk naar het mondelinge gedeelte van de procedure over te gaan. Tweede zin Het gerecht voor ambtenarenzaken moet de mogelijkheid hebben geen pleitzitting te houden, wanneer het zich na de indiening van vier schriftelijke memories voldoende ingelicht acht over het voorwerp van het geschil. 15

Lid 3 De taak van het gerecht voor ambtenarenzaken moet tevens bestaan in het onderzoeken van alle mogelijkheden voor een minnelijke regeling van het geschil. Lid 4 Deze bepaling stemt overeen met artikel 38 van het statuut, artikel 87 van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg en artikel 69 van het reglement voor de procesvoering van het Hof. Artikel 8 1. Wanneer een tot het gerecht voor ambtenarenzaken gericht verzoekschrift of ander processtuk bij vergissing wordt neergelegd bij de griffier van het Gerecht van eerste aanleg, wordt het door deze onverwijld doorgezonden naar de griffier van het gerecht voor ambtenarenzaken. Evenzo, wanneer een tot het Gerecht van eerste aanleg gericht verzoekschrift of ander processtuk bij vergissing wordt neergelegd bij de griffier van het gerecht voor ambtenarenzaken, wordt het door deze onverwijld doorgezonden naar de griffier van het Gerecht van eerste aanleg. 2. Wanneer het gerecht voor ambtenarenzaken vaststelt dat het niet bevoegd is kennis te nemen van een beroep ten aanzien waarvan het Gerecht van eerste aanleg bevoegd is, verwijst het de zaak naar het Gerecht van eerste aanleg. Evenzo, wanneer het Gerecht van eerste aanleg vaststelt dat een beroep tot de bevoegdheid van het gerecht voor ambtenarenzaken behoort, verwijst het de zaak naar dit gerecht, dat zich dan niet onbevoegd kan verklaren. 3. Wanneer bij het gerecht voor ambtenarenzaken en het Gerecht van eerste aanleg zaken aanhangig worden gemaakt die hetzelfde voorwerp hebben of die dezelfde vraag van uitlegging dan wel de geldigheid van dezelfde handeling betreffen, kan het gerecht voor ambtenarenzaken, de partijen gehoord, de behandeling schorsen totdat het Gerecht van eerste aanleg arrest heeft gewezen. Opmerkingen Deze drie leden stemmen overeen met de drie alinea's van artikel 54 van het statuut (voorheen artikel 47, zie artikel 7 van Besluit 88/591 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg). Artikel 9 Uiterlijk binnen twee maanden te rekenen vanaf de betekening van de bestreden beslissing kan bij het Gerecht van eerste aanleg een verzoek om hogere voorziening worden ingediend tegen eindbeslissingen van het gerecht voor ambtenarenzaken, alsmede tegen beslissingen die het geding ten gronde slechts gedeeltelijk beslechten of die een einde maken aan een procesincident ter zake van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid. Hogere voorziening staat open voor iedere partij die geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld. Alleen de tussenkomende partijen die in het geschil voor het gerecht voor ambtenarenzaken zijn tussengekomen, kunnen bij het Gerecht van eerste aanleg hogere voorziening instellen. Voor andere tussenkomende partijen dan lidstaten en instellingen van de Gemeenschappen staat hogere voorziening evenwel slechts open wanneer de beslissing van het gerecht voor ambtenarenzaken hun situatie rechtstreeks aantast. Opmerkingen Deze bepalingen stemmen overeen met artikel 56 van het statuut van het Hof. 16

Artikel 10 1. Hogere voorziening bij het Gerecht van eerste aanleg staat open tegen beslissingen van het gerecht voor ambtenarenzaken, waarbij een verzoek tot tussenkomst wordt afgewezen. Het verzoek om hogere voorziening moet door degene wiens verzoek is afgewezen worden ingediend binnen twee weken, te rekenen vanaf de betekening van de afwijzende beslissing. 2. Tegen elke beslissing die door het gerecht voor ambtenarenzaken krachtens artikel 242, artikel 243 of artikel 256, vierde alinea, van het EG-Verdrag dan wel krachtens artikel 157, artikel 158 of artikel 164, derde alinea, van het EGA-Verdrag wordt genomen, staat voor de partijen in het geding hogere voorziening bij het Gerecht van eerste aanleg open gedurende twee maanden vanaf de betekening ervan. 3. De president van het Gerecht van eerste aanleg doet in een summiere procedure, voorzover nodig afwijkend van sommige regels van deze bijlage, welke wordt vastgesteld bij het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, uitspraak over de in de leden 1 en 2 bedoelde hogere voorzieningen. Opmerkingen Deze bepalingen stemmen overeen met de drie alinea's van artikel 57 van het statuut van het Hof. Lid 3 neemt de tekst over van artikel 39 van dit statuut, waarnaar artikel 57, derde alinea, verwijst. Artikel 11 1. Het verzoek aan het Gerecht van eerste aanleg om hogere voorziening kan alleen rechtsvragen betreffen. Het moet gebaseerd zijn op middelen ontleend aan onbevoegdheid van het gerecht voor ambtenarenzaken, onregelmatigheden in de procedure voor dit gerecht waardoor aan de belangen van de betrokken partij afbreuk is gedaan, dan wel schending van het gemeenschapsrecht door het gerecht voor ambtenarenzaken. 2. Het verzoek om hogere voorziening kan niet uitsluitend betrekking hebben op de veroordeling in of het bedrag van de proceskosten. Opmerkingen Leden 1 en 2 Deze bepalingen stemmen overeen met de twee alinea's van artikel 58 van het statuut van het Hof, die hier zijn overgenomen, rekening houdend met het bepaalde van artikel 225 A (derde alinea) van het Verdrag, dat voorziet in de mogelijkheid van een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening of een beroep dat ook op feitelijke vragen betrekking heeft. 17

Artikel 12 1. Onverminderd de artikelen 242 en 243 van het EG-Verdrag en de artikelen 157 en 158 van het EGA-Verdrag, heeft het verzoek om hogere voorziening bij het Gerecht van eerste aanleg geen opschortende werking. 2. In geval van hogere voorziening tegen een beslissing van het gerecht voor ambtenarenzaken omvat de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg een schriftelijk en een mondeling gedeelte. Onder de in het reglement voor de procesvoering bepaalde voorwaarden kan het Gerecht van eerste aanleg, de partijen gehoord, zonder mondelinge behandeling beslissen. Opmerkingen Lid 1 Deze bepaling stemt overeen met artikel 60 van het statuut van het Hof. Lid 2 Deze bepaling stemt overeen met artikel 59 van het statuut van het Hof. Artikel 13 1. In geval van gegrondheid van het verzoek om hogere voorziening vernietigt het Gerecht van eerste aanleg de beslissing van het gerecht voor ambtenarenzaken en doet de zaak zelf af. Het kan de zaak uitzonderlijk voor afdoening verwijzen naar het gerecht voor ambtenarenzaken wanneer deze niet in staat van wijzen is. 2. Indien de zaak wordt verwezen, is het gerecht voor ambtenarenzaken gebonden aan de beslissing van het Gerecht van eerste aanleg over de rechtsvragen. Opmerkingen Lid 1 Deze bepaling stemt overeen met artikel 61, eerste alinea, van het statuut van het Hof. De tekst is evenwel explicieter, om te vermijden dat het Gerecht een zaak naar het gerecht voor ambtenarenzaken zou verwijzen wanneer deze in staat van wijzen is: hierdoor zouden onnodige vertragingen ontstaan. Lid 2 Deze bepaling stemt overeen met artikel 61, tweede alinea, van het statuut van het Hof. 18

2003/0280 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot instelling van een gerecht voor Europese ambtenarenzaken DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 225 A en 245, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op de artikelen 140 B en 160, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Hof van Justitie, Gezien het advies van het Europees Parlement, Overwegende hetgeen volgt: (1) Artikel 225 A van het EG-Verdrag en artikel 140 B van het EGA-Verdrag machtigen de Raad om rechterlijke kamers in te stellen die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen, de regels voor de samenstelling van dergelijke rechterlijke kamers vast te stellen en de reikwijdte van de hen verleende bevoegdheden te bepalen. (2) De oprichting van een specifieke rechterlijke instantie voor geschillen inzake ambtenarenrecht, waaraan de bevoegdheid wordt verleend om in eerste aanleg uitspraak te doen over deze geschillen, een bevoegdheid die momenteel door het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen wordt uitgeoefend, zal bijdragen tot een betere werking van het communautaire rechterlijke stelsel. Zij vormt een antwoord op het verzoek hiertoe dat werd geformuleerd in verklaring 16 bij artikel 225 A van het EG-Verdrag, die bij de ondertekening van het Verdrag van Nice is aangenomen. (3) Aan het Gerecht van eerste aanleg dient derhalve een rechterlijke kamer te worden toegevoegd, die uit institutioneel en organisatorisch oogpunt een integrerend deel zal vormen van de instelling Hof van Justitie en waarvan de leden een status zullen hebben die gelijkgesteld is met die van de leden van het Gerecht van eerste aanleg. (4) Aan dit nieuwe gerecht dient een naam te worden gegeven die het onderscheidt van zijn rechtsprekende kamers en van de rechtsprekende kamers van het Gerecht van eerste aanleg. (5) Met het oog op de begrijpelijkheid van het rechterlijk stelsel in zijn geheel dienen de bepalingen betreffende de bevoegdheid, samenstelling en organisatie van en de procedure voor de rechterlijke kamer als bijlage aan het statuut van het Hof van Justitie te worden gehecht. 19

(6) Het aantal rechters van de rechterlijke kamer moet aangepast zijn aan het aantal door haar te behandelen geschillen. Teneinde de besluitvorming door de Raad inzake de benoeming van de rechters te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in de instelling door de Raad van een onafhankelijk adviescomité dat tot taak heeft na te gaan of de ingediende kandidaturen aan de vereiste voorwaarden voldoen. (7) De rechterlijke kamer dient uitspraak te doen volgens een procedure die is aangepast aan de bijzondere kenmerken van de geschillen waarvan zij kennis neemt. Zij dient in elke fase van de procedure de mogelijkheden van een minnelijke regeling van het geschil te onderzoeken. (8) Overeenkomstig artikel 225 A, derde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 140 B, derde alinea, van het EGA-Verdrag kan tegen de beslissingen van de rechterlijke kamer bij het Gerecht van eerste aanleg een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld onder dezelfde voorwaarden als degene die gelden voor de voorzieningen die momenteel bij het Hof van Justitie tegen de beslissingen van het Gerecht worden ingesteld. De relevante bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie worden in de aan dit statuut gehechte bijlage betreffende de rechterlijke kamer overgenomen om verwijzingen te vermijden, die de duidelijkheid van de regeling in haar geheel zouden verminderen. (9) In dit besluit dient tevens te worden voorzien in de nodige overgangsbepalingen, zodat de rechterlijke kamer haar functies kan uitoefenen zodra zij is opgericht, BESLUIT: Artikel 1 Aan het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen wordt een rechterlijke kamer toegevoegd die uitspraak doet over geschillen inzake ambtenarenrecht, hierna "gerecht voor Europese ambtenarenzaken'' te noemen. Het gerecht voor Europese ambtenarenzaken heeft zijn zetel bij het Gerecht van eerste aanleg. Artikel 2 Het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt als volgt gewijzigd: 1) De volgende titel VI wordt toegevoegd: Titel VI RECHTERLIJKE KAMERS Artikel 65 De bepalingen betreffende de bevoegdheid, samenstelling en organisatie van en de procedure voor de krachtens artikel 225 A van het EG-Verdrag en artikel 140 B van het EGA-Verdrag ingestelde rechterlijke kamers zijn in de aan dit statuut gehechte bijlagen opgenomen. 2) Bijlage I, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegevoegd. 20

Artikel 3 1. De president van het gerecht voor ambtenarenzaken wordt voor de eerste keer aangewezen voor drie jaren op dezelfde wijze als de rechters, tenzij de Raad beslist dat de procedure van artikel 4, lid 1, van bijlage I bij het statuut van het Hof, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit. 2. Onmiddellijk nadat alle rechters van het gerecht voor ambtenarenzaken de eed hebben afgelegd, gaat de Voorzitter van de Raad over tot aanwijzing, bij loting, van de rechters van dit gerecht die aan het einde van de eerste periode van drie jaar moeten worden vervangen overeenkomstig artikel 2, tweede alinea, van bijlage I bij het statuut van het Hof. 3. De zaken bedoeld in artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof, die op de dag van inwerkingtreding van dit artikel bij het Gerecht van eerste aanleg aanhangig zijn en waarvan de schriftelijke procedure zoals beschreven in artikel 52 van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht nog niet is beëindigd, worden verwezen naar het gerecht voor ambtenarenzaken. 4. Tot de inwerkingtreding van het reglement voor de procesvoering van het gerecht voor ambtenarenzaken is het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van overeenkomstige toepassing. Artikel 4 Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, met uitzondering van artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof treedt in werking op de dag van de bekendmaking, in het Publicatieblad van de Europese Unie, van de vaststelling door de president van het Hof van Justitie, dat het gerecht voor ambtenarenzaken regelmatig is samengesteld. Gedaan te Brussel, [ ] Voor de Raad De Voorzitter [ ] 21

BIJLAGE Bijlage I Het gerecht voor Europese ambtenarenzaken Artikel 1 Het gerecht voor Europese ambtenarenzaken (hierna: "gerecht voor ambtenarenzaken") oefent in eerste aanleg de bevoegdheid uit, overeenkomstig artikel 236 van het EG-Verdrag en artikel 152 van het EGA-Verdrag, uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden, met inbegrip van geschillen tussen de organen of bureaus en hun personeelsleden waarvoor het Hof van Justitie bevoegd is verklaard. Artikel 2 Het gerecht voor ambtenarenzaken bestaat uit zes rechters die voor een periode van zes jaar door de Raad worden benoemd uit de door de lidstaten voorgedragen kandidaten, na raadpleging van het comité bedoeld in artikel 3. Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging plaats. De aftredende rechters zijn herbenoembaar. Artikel 3 Er wordt een comité opgericht dat, voorafgaand aan het benoemingsbesluit, advies geeft over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van het ambt van rechter in het gerecht voor ambtenarenzaken. Het comité kan bij dit advies een lijst van de kandidaten met de meest passende ervaring op hoog niveau voegen. Het aantal kandidaten op deze lijst dient het dubbele te bedragen van het aantal door de Raad te benoemen rechters. Het comité bestaat uit zeven leden, die voormalige leden van het Hof van Justitie en van het Gerecht van eerste aanleg zijn, of personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden. De Raad benoemt de leden van het comité en bepaalt de werkwijze ervan bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de president van het Hof van Justitie. 22

Artikel 4 1. De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het gerecht voor ambtenarenzaken. Hij is herkiesbaar. 2. Het gerecht voor ambtenarenzaken houdt zitting in secties bestaande uit drie rechters. In sommige, door het reglement voor de procesvoering bepaalde, gevallen kan het in een sectie van vijf rechters zitting houden. 3. De president van het gerecht voor ambtenarenzaken is tevens president van de sectie van vijf rechters en van een van de twee secties van drie rechters. De president van de andere sectie van drie rechters wordt gekozen overeenkomstig lid 1. 4. Het reglement voor de procesvoering regelt de samenstelling van de secties en bepaalt van welke zaken zij kennis nemen. Artikel 5 De rechters van het gerecht voor ambtenarenzaken zijn onafhankelijk. Zij zijn aan geen enkele aanwijzing gebonden. De artikelen 2 tot en met 7, 14, 15, artikel 17, eerste, tweede en vijfde alinea, en artikel 18 van het statuut van het Hof van Justitie zijn van toepassing op het gerecht voor ambtenarenzaken en op zijn leden. De eed, bedoeld in artikel 2 van het statuut, wordt afgelegd voor het Hof van Justitie en de beslissingen bedoeld in de artikelen 3, 4 en 6 worden genomen door het Hof van Justitie, het gerecht voor ambtenarenzaken gehoord. Artikel 6 1. Het gerecht voor ambtenarenzaken maakt gebruik van de diensten van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg. De president van het Hof of, in voorkomend geval, de president van het Gerecht bepaalt in onderlinge overeenstemming met de president van het gerecht voor ambtenarenzaken de wijze waarop ambtenaren en andere personeelsleden bij het Hof of het Gerecht in het belang van de dienst hun diensten aan het gerecht voor ambtenarenzaken verlenen. 2. Het gerecht voor ambtenarenzaken benoemt de griffier en bepaalt diens positie. Artikel 3, vierde alinea, en de artikelen 10, 11 en 14 van het statuut van het Hof zijn van toepassing op de griffier van dit gerecht. 23

Artikel 7 1. De procedure voor het gerecht voor ambtenarenzaken wordt geregeld in titel III van het statuut van het Hof van Justitie, met uitzondering van de artikelen 22 en 23. Zij wordt, voorzover nodig, gepreciseerd en aangevuld door het reglement voor de procesvoering van dit gerecht. 2. Onverminderd het bepaalde van artikel 40 van het statuut van het Hof omvat het schriftelijke gedeelte van de procedure de indiening van het verzoekschrift en van het verweerschrift, tenzij het gerecht voor ambtenarenzaken beslist dat een tweede schriftelijke memoriewisseling nodig is. Na de tweede memoriewisseling kan het gerecht voor ambtenarenzaken, de partijen gehoord, beslissen zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen. 3. Het gerecht voor ambtenarenzaken onderzoekt in alle fasen van de procedure, en dit vanaf de indiening van het verzoekschrift, de mogelijkheden voor een minnelijke regeling van het geschil en zorgt voor de vergemakkelijking van een dergelijke regeling. 4. Het gerecht voor ambtenarenzaken doet uitspraak ten aanzien van de proceskosten. Behoudens de bijzondere bepalingen in het reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover zulks gevorderd is. Artikel 8 1. Wanneer een tot het gerecht voor ambtenarenzaken gericht verzoekschrift of ander processtuk bij vergissing wordt neergelegd bij de griffier van het Gerecht van eerste aanleg, wordt het door deze onverwijld doorgezonden naar de griffier van het gerecht voor ambtenarenzaken. Evenzo, wanneer een tot het Gerecht van eerste aanleg gericht verzoekschrift of ander processtuk bij vergissing wordt neergelegd bij de griffier van het gerecht voor ambtenarenzaken, wordt het door deze onverwijld doorgezonden naar de griffier van het Gerecht van eerste aanleg. 2. Wanneer het gerecht voor ambtenarenzaken vaststelt dat het niet bevoegd is kennis te nemen van een beroep ten aanzien waarvan het Gerecht van eerste aanleg bevoegd is, verwijst het de zaak naar het Gerecht van eerste aanleg. Evenzo, wanneer het Gerecht van eerste aanleg vaststelt dat een beroep tot de bevoegdheid van het gerecht voor ambtenarenzaken behoort, verwijst het de zaak naar dit gerecht, dat zich dan niet onbevoegd kan verklaren. 3. Wanneer bij het gerecht voor ambtenarenzaken en het Gerecht van eerste aanleg zaken aanhangig worden gemaakt die hetzelfde voorwerp hebben of die dezelfde vraag van uitlegging dan wel de geldigheid van dezelfde handeling betreffen, kan het gerecht voor ambtenarenzaken, de partijen gehoord, de behandeling schorsen totdat het Gerecht van eerste aanleg arrest heeft gewezen. 24