Praktijkrichtlijn (aanvullende) Brandveiligheidseisen op het bouwbesluit voor

Vergelijkbare documenten
BRANDVEILIGHEID PARKEERGARAGES

VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN

Brandveiligheidseisen mechanisch geventileerde parkeergarages

Datum: januari Praktijkrichtlijn. Mechanisch geventileerde parkeergarages met een gebruiksoppervlakte groter dan 1000 m².

Brandveiligheidsadvies Gelijkwaardigheid

Brandpreventie. Werk nr Datum: HOOFDGEBOUW (2014)

ONDERGRONDSE PARKEERGEBOUWEN

Beleid bestaande bouw - beleidspakket. Kwaliteit brandveiligheid

NIEUWBOUW 78 APPARTMENTEN HABITAGE TE HEERHUGOWAARD

ADVIES. Beschrijving. Pagina 1 van 5. Adviescommissie Praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Postbus BV Rotterdam

Regionale Commissie Bouwen en Infrastructuur Regio Haaglanden

Infobrief Landelijke regels voor Brandveiligheid toegelicht : 1. Stroomschema s en Bouwbesluit nu en in de toekomst

Nieuwbouw ondergrondse Parkeergarage RAVEL te Amsterdam

<> Inhoudsopgave 1 Algemene projectgegevens Sterkte bij brand (afdeling 2.2) Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situa

Bouwbesluit 2012, woongebouw, overige gebruiksfunctie, nieuwbouw, portiekontsluiting, parkeren Datum: 19 mei 2017 Status:

Art 3.64 / / Verkeersruimte wordt verkeersroute Een verkeersruimte mag volgens het bouwbesluit niet door een verblijfsgebied lopen. Pag

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID (voor nieuwbouw utiliteitsgebouwen, op hoofdlijnen, volgens bouwbesluit 2012 versie 1.0)

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID volgens Bouwbesluit 2012 UTILITEITSGEBOUWEN. Kenmerk: 2013-R-V1.2

ATRIA EN HET BOUWBESLUIT

Project: Verbouw van tot een kinderdagverblijf Kinderdagverblijf Dolfijn te Voorthuizen Adviesrapport brandpreventie

verschillende wegen leiden naar een brandveilig hoog gebouw

Onderwerpen. Parkeerventilatie. Overdrukventilatie. Certificering. Regelgeving Stuwkrachtventilatie CFD berekeningen. Regelgeving Overdruksystemen

Rookbeheersing van mechanisch geventileerde parkeergarages. volgens NEN 6098

Beschrijving. Adviesvraag ADVIES

1 Inleiding vereist kwaliteitsniveau... 2

AMS1 Schiphol-Rijk. Brandveiligheid in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Wat is een veiligheidstrappenhuis?

PROGRAMMA VAN EISEN BRANDMELDINSTALLATIE

AFD BEPERKING ONTSTAAN BRANDGEVAARLIJKE SITUATIE

Even voorstellen. Marcel Veenboer

Garage naast een woning: brandveiligheid

Checklist woonfunctie

Veilig vluchten uit gebouwen: wegwijs worden in de regel-geving

Bijlage A. Programma van Eisen (PvE)

Brandveiligheid van grote natuurlijk geventileerde parkeergarages

Bepaling WBDBO-eisen tussen woningen in een woongebouw

Bouwbesluit 2012, woongebouw, nieuwbouw, portiekontsluiting Datum: 8 maart 2018 Status:

MEMO 1. INLEIDING 2. UITGANGSPUNTEN 3. TOETSKADER: BOUWBESLUIT 2012

FAQ Brandveiligheid NEN 2535

VEBON RISICOBENADERING BRANDVEILIGHEID PARKEERGARAGES

Onderbouw. Brandveiligheidseisen ONDERBOUW. Om voor optoppen in aanmerking te komen moet een woongebouw aan

Afdeling Vluchtroutes Nieuwbouw. Artikel Stuurartikel

Ambulance Zorg Limburd Noord is voornemens een nieuwe ambulancepost in Weert in te realiseren.

Parkeergarage De Appelaar, iets geleerd?

ADVIES. Pagina 1 van 6. Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Secretariaat info@adviescommissiebrandveiligheid.

project: Houthavens Kavel 1c te Amsterdam - bouwen opdrachtgever: Peter Tuin Holding B.V. document: Rapportage Brandveiligheid kenmerk: 6140R01c

Programma van Eisen Brandmeldinstallaties (BMI) Volgens NEN 2535:2017

Checklist bijeenkomstfunctie

PRAKTISCHE GEBRUIKSHANDLEIDING. Hoe en wat over sprinkler, compartimentering en/of ventilatie in parkeergarages

Bouwbesluit veranderd, verbeterd, verhelderend? ir. B. Kersten, ing. E. van den Brink,

ROCKWOOL BRANDOVERSLAG REKENTOOL

AVR Afvalverwerking BV Nieuwbouw Stortbordes december 2011

Hoe brandveilig is uw bedrijf?

Roozen - van Hoppe Bouw en Ontwikkeling bv T.a.v. de heer Jeroen Pel Postbus AD HILVARENBEEK

VEBON. VEBON-NOVB Eind- en toetstermen Onderhoudsdeskundige Brandmeldinstallaties

Beschrijving ADVIES. Adviescommissie praktijktoepassing Brandveiligheidsvoorschriften. Postbus AM Delft.

Notitie: Notitie ventilatie parkeergarage Project: Nieuw Leyden veld 25, te Leiden

WAND, BINNEN, NIET DRAGENDE, MONTAGEWAND, GIPSPLATEN (attest, productcertificaat)

ExcelAir Praktijk Tip 2

Bouwdeel F/G Brouwhuis aan de Ceresstraat te Breda

rand rapport Project: Herinrichting 't Klooster Rilland Werknummer:ZF15-06 Datum:

VEBON. VEBON-NOVB Eind- en toetstermen Projecteringsdeskundige Brandmeldsinstallaties

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Eind- en toetstermen BMI

ADVIES. Pagina 1 van 5. Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Secretariaat info@adviescommissiebrandveiligheid.

PROGRAMMA VAN EISEN ONTRUIMINGSALARMINSTALLATIE LUIDALARM TYPE B

Bouwbesluit 2012 De wijzigingen

BRANDVEILIGHEID EN VLUCHTWEGEN

Een goede brandveiligheidsinstallatie voldoet aan:

Beschrijving. Wel of geen brandmeldinstallatie in stallingsgarage. Advies Definitief

SPLITSING UNITS A-1 EN A-4 WOONBOULEVARD HOOGSTAD TE VLAARDINGEN

ADVIES. Pagina 1 van 5. Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Secretariaat

Beschrijving ADVIES. Ontsluiting woningen via extra beschermde vluchtroute. Adviescommissie praktijktoepassing Brandveiligheidsvoorschriften

ADVIES. Datum: 22 oktober 2014

Gelijkwaardigheids oplossingen. Parkeergarage oppervlakte groter dan m2. Verschillende gelijkwaardige oplossingen:

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Beschrijving. Vervallen trap in monumentaal gebouwtje. Advies Definitief

BRL 2880 " Systemen voor het brandwerend bekleden van lijnvormige stalen bouwconstructies " ( )

Programma van Eisen Brandmeldinstallatie

Veiligheidsventilatiesystemen (rookbeheersing) door Daniek de Jager

Programma van Eisen (PvE) Brandmeldinstallatie conform NEN 2535

Veiligheidsventilatiesystemen (rookbeheersing)

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017

Joost van Dijk HCPS bv. Namens VEBON afdeling rookbeheersing. praktijkdag parkeergarages' 12 juni 2013 STELLING

DAKBEDEKKING, METALEN ELEMENTEN of STROKEN (attest, productcertificaat)

Herontwikkeling Bedrijfspand Kruisbergseweg 10, Hengelo (Gld)

Toetsing brandpreventie

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 9 DECEMBER 2016

OMGEVINGSVERGUNNING. ProjectManagement Bureau Gemeente Amsterdam Postbus BG AMSTERDAM

DAKBEDEKKING, GESPOTEN of STRIJKBAAR (attest, productcertificaat) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Beheersbaarheid van Brand Project:

Samenvallende rookvrije vluchtroutes in een woongebouw

Rapportage Brandveiligheid

Brandveiligheidsaspecten van de uitbreiding van het kantoorpand van IHC Hydrohammer B.V. te Kinderdijk. Ontwerp met 3 verdiepingen

Kapershoekseweg 24. Hoogvliet - Rotterdam

Hercontrole (Loze) brandmelding Telefoonnummer: Omschrijving voorschrift NvT NG V AP OT Vluchtwegen / uitgangen

Programma van Eisen Brandmeldinstallatie conform NEN C1-2010

Programma van Eisen. Het Programma van Eisen is onderverdeeld in een drietal blokken, te weten: 1. Gegevens 2. Eisen 3.

MEMO 1. INLEIDING 2. UITGANGSPUNTEN

V&L MEMO BRANDVEILIGHEID. Bijlage 25 bij besluit 2017/2543-V1

Transcriptie:

. Praktijkrichtlijn (aanvullende) Brandveiligheidseisen op het bouwbesluit voor Mechanisch geventileerde parkeergarages met een gebruiksoppervlakte groter dan 1000 m². uitgave: 04 december 2002 Accoord verklaard voor gebruik en publikatie door de NVBR/LNB. -1-

. INHOUD Voorwoord blz. 5 Brandcompartimenten blz. 11 Rookcompartimenten blz. 13 Ontvluchten bij brand blz. 15 Constructieve veiligheid blz. 19 Beperken van het ontstaan en ontwikkelen van brand blz. 21 Brandbeveiligingsinstallaties blz. 23 Begripsverklaring blz. 27 Bijlage A informatief brandverloop blz 30 Bijlage B informatief branddetectie blz 31 Bijlage C informatief communicatie blz 32 Voorwoord Intensief ruimtegebruik, met name in stedelijke gebieden, leidt ertoe dat er een duidelijke toename van het bouwvolume onder maaiveldniveau wordt gerealiseerd. Met name gebouwfuncties die om weinig lichtinval vragen verdwijnen onder de grond. Een groot aandeel hierin wordt gevormd door parkeergebouwen, waarbij het gebruiksoppervlak de wettelijke maat voor het maximale brandcompartiment van 1000 m 2 doorgaans ruim overschrijdt. Artikel 1.5 van het Bouwbesluit biedt de aanvrager van een bouwvergunning de mogelijkheid om van bepaalde prestatie-eisen in het Bouwbesluit af te wijken. De aanvrager, die een beroep op dit gelijkwaardigheidsartikel doet, moet ten genoegen van burgemeester en wethouders aantonen dat het bouwwerk tenminste eenzelfde mate van onder andere veiligheid biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift. Een en ander zoals wordt bedoeld in artikel 2.200 van het Bouwbesluit, waarbij wordt vermeld dat voor een bouwwerk waarvan het gebruiksoppervlakte groter is dan de toelaatbare oppervlakte, zodanig moet worden ingericht dat het als brandveilig mag worden aangemerkt. De aangestuurde artikelen 2.201, 2.202 en -2-

2.203. geven specifiek aan dat daarbij aandacht moet worden besteed aan de beperking van uitbreiding van brand, ontvluchting en brandbestrijding. Er zijn bij parkeergebouwen functionele en economische argumenten om de opdeling in brandcompartimenten te verlaten. Naast ondergrondse parkeergarages geldt dit in algemene zin voor mechanisch geventileerde parkeergarages. Gezien de omvang van de categorie mechanisch geventileerde parkeergarages, is er uitgebreid onderzoek gedaan naar de wijze waarop op gelijkwaardige manier het wettelijk uitgangspunt van brandbeheersing kan worden gerealiseerd. Dit heeft geleid tot een gelijkwaardig concept dat afwijkt van de algemeen toegepaste oplossingen op grond van vuurbelastingberekening dan wel door de toepassing van een sprinklerinstallatie. Het concept betreft een integrale benadering van ontvluchting, compartimentering en brandbestrijding. Opvallend bij deze benadering is, dat een belangrijk deel van de voorzieningen erop gericht zijn om een effectieve en veilige inzet door de brandweer mogelijk te maken. Naast de problematiek van de (grote) brandcompartimenten verdient de situering onder de grond eveneens de nodige aandacht. In artikel 2.208 van het Bouwbesluit wordt hiervoor eveneens aangegeven dat het bouwwerk brandveilig moet zijn indien deze op meer dan 8 meter onder het meetniveau is gelegen. In deze richtlijn is derhalve aangegeven welke voorzieningen van belang zijn om in het kader van gelijkwaardigheid grotere brandcompartimenten dan het Bouwbesluit toelaat, te ontwerpen. Daarnaast is aandacht besteed aan de brandveiligheidsvoorzieningen welke een relatie hebben met de situering onder de grond. In de opzet van dit document is ervan uitgegaan dat in principe alle relevante eisen in het Bouwbesluit en de Bouwverordening van toepassing zijn. Daar waar gezien de omstandigheden dit noodzakelijk zijn de afwijkende/aanvullende eisen aangegeven. -3-

. -4-

Mechanisch. geventileerde parkeergarages met een gebruiksoppervlakte groter dan 1000 m². (besloten of ondergrondse parkeergarages) ALGEMENE INLEIDING Parkeergarages zijn verschillende categorieën in te delen: Punt 1. Open/besloten parkeergarages (overeenkomstig NEN 2443). 2. Open/besloten parkeergarages (overeenkomstig besloten ruimten zoals omschreven in het Bouwbesluit). 3. Parkeergarages met automatisch parkeersysteem 4. Parkeergarages met halfautomatisch parkeersysteem. 5. Dit document betreft uitsluitend gebouwen zoals genoemd in punt 1, met een gebruiksoppervlakte groter dan 1000 m². Omwille van de duidelijkheid en afstemming op NEN 2443, zal nader worden ingegaan op: Mechanisch geventileerde parkeergarages (besloten volgens 1) Niet mechanisch geventileerde parkeergarages (niet besloten volgens 1) Uitgangspunten: Gebruiksfuncties. Een parkeergarage is in het bouwbesluit ondergebracht bij overige begruikfuncties In NEN 2443 wordt gesproken over stallinggarages en parkeergarages. Met de begrippen stallen en parkeren wordt het hoofdgebruiksdoel van de parkeervoorziening als het stallen van motorvoertuigen aangegeven. Kenmerkend voor een zgn. stallingsgarage is dat de gebruikers hiervan ter plaatse bekend zijn en in oppervlakte van een relatieve geringe afmeting zijn, zoals dit voorkomt bij stallingsruimten voor woongebouwen. Bij parkeergarages daarentegen zijn gebruikers minder ter plaatse bekend, zoals dit voorkomt bij stallingsruimten bij kantoren, winkelcentra en dergelijke. Bij parkeergarages wisselen parkeerplaatsgebruikers elkaar af. Bij stallingsgarages blijven deze wisselingen veelal achterwege. In dit document wordt geen onderscheid gemaakt in stallinggarage of parkeergarage. De reden hiervan is dat er voor de hulpdiensten geen verschil is tussen een brand in een stallingsruimte of een parkeergarage. Dit houdt in dat voor een stallinggarage, die meestal van toepassing zijn bij gebouwen waarin woonfuncties zijn gesitueerd, dezelfde eisen zullen worden gesteld als voor parkeergarages. Voor stallinggarages zal echter over het algemeen gelden dat deze beperkter zullen zijn dan parkeergarages. Ook in het Bouwbesluit wordt geen onderscheid aangegeven. Een en ander wordt ondergebracht bij overige gebruiksfuncties voor het stallen van motorvoertuigen. Ventilatie. Het wel of niet open gesloten zijn van de garage wordt bepaald overeenkomstig NEN 2443. Indien een gebouw op grond van de genoemde NEN-norm niet op natuurlijke basis geventileerd kan worden, wordt de terminologie Mechanisch geventileerd toegepast. Is sprake van natuurlijke ventilatie, dan wordt de terminologie Niet mechanisch geventileerd toegepast. Los van bovenstaande dienen besloten gebouwen tenminste te worden geventileerd overeenkomstig het gestelde in Bouwbesluit (afdeling 3.10).Deze ventilatie is de door het Bouwbesluit geëiste, minimaal benodigde hoeveelheid luchtverversing, op grond van gezondheidsredenen. De in deze richtlijn vermelde prestatie-eisen kunnen echter leiden tot aanzienlijk grotere ventilatiecapaciteiten. -5-

Bouwbesluit:. In het Bouwbesluit (nieuwbouw) geldt met betrekking tot de beperking van uitbreiding van brand voor overige gebruiksfuncties een maximaal brandcompartiment van maximaal 1000 m². Ten aanzien van grote brandcompartimenten wordt gesteld dat deze zodanig moet zijn ingericht dat uitbreiden van brand wordt beperkt op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid, als beoogd in het Bouwbesluit. Een en ander houdt in dat voor parkeergarages, die deze brandcompartimenteringseis overschrijden, een niveau van gelijkwaardige brandveiligheid dient te worden vastgesteld. Normatief brandverloop: Het normatief brandverloop ligt ten grondslag aan een gerichte filosofie. Hierbij gaat men er wel vanuit dat het gehele brandcompartiment in brand staat. Bij een brand in een parkeergarage al of niet mechanisch of natuurlijk geventileerd, is er echter geen sprake van een volledig in brand staand brandcompartiment. Dit om de volgende redenen. Bij de proefneming van de in brand gestoken auto zijn gedurende het brandverloop metingen verricht door TNO. Aan de hand van ter beschikking gestelde meetgrafieken zijn een aantal uitgangspunten vastgesteld die als grondslag hebben gediend voor dit document. Zo is niet vastgesteld dat bij een autobrand in een parkeergarage moet worden verwacht dat méér dan 3 tot 4 auto s tegelijk in brand zullen staan. Voor wat betreft de mate van brandvoortplanting mag worden aangenomen dat er in het ongunstigste geval maximaal 4 auto s tegelijkertijd in brand zullen staan (door overslag). Bij deze aanname vindt brandoverslag plaats na ongeveer 15 minuten na het ontstaan van een brand. Uit de proefnemingen mag worden afgeleid dat bij een eenmaal brandende auto na gemiddeld 30 minuten de maximale warmteafgifte (heatrelease) zal zijn gepasseerd. Na 60 minuten zal de auto nagenoeg zijn uitgebrand (bijlage A). Hieruit kan worden geconcludeerd dat het gelijktijdig in brand staan van 1000 m² of meer niet zal voorkomen. Mede om deze reden onderscheidt een gebouw met een parkeerfunctie zich in specifieke zin van andere gebouwsoorten. Opmerking: De toepassing van het brandbeveiligingsconcept Beheersbaarheid van brand, blijft in dit concept buiten beschouwing omdat, omdat zoals boven werd omschreven, er geen sprake zal zijn van een volledig in brand staand brandcompartiment. -6-

1.. PLANOLOGIE De situering en de vorm van de parkeergarages moeten zodanig zijn, dat eisen moeten worden gesteld om een optimale (sociale)controle en bereikbaarheid te verkrijgen. 2. BOUWKUNDIG De tot op heden geraadpleegde regelgeving en richtlijnen met betrekking tot brandveiligheid in parkeergarages: Bouwbesluit NEN 2443 Boek Brandbeveiligingsinstallaties (NVBR) Relevante Brandbeveiligingsconcepten van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) Zoals is verwoord heeft de maximalisering van brandcompartimenten een relatie met het beheersbaar kunnen houden van een brand. Belangrijk is dan vast te stellen hoe een eenmaal ontstane brand zich zal gedragen. Voor de hand liggend hierbij is uit te gaan van een autobrand. Buiten de gegevens die kunnen worden ontleend aan genomen proeven in het verleden, ligt een proefbrand, genomen op 19 juni 1998 in parkeergarage Fleerde te Amsterdam, ten grondslag aan de in deze toelichting getrokken conclusies. Verder zijn er ervaringen, opgedaan binnen het repressieve kader, waarbij met name de veiligheid tijdens het repressief optreden aan de orde is gesteld. Het aspect veiligheid in relatie tot repressie is voor dit document zelfs één van de onderleggers waaraan specifieke aandacht is besteed. BRANDCOMPARTIMENTERING De in dit document ontwikkelde visie aangaande de brandcompartimentering in parkeergarages is zoals gezegd, mede gebaseerd op reeds veelvuldige, voorafgaande onderzoeken en discussies op dit gebied. De resultaten van de bestudering van eerder genomen proefbranden alsmede de genoemde proefbrand in Amsterdam, ontkrachten deze visie niet. De gevolgtrekking is dat, onder te stellen voorwaarden, de brandcompartimentering bij mechanisch geventileerde parkeergarages uit het oogpunt van beheersbaarheid beperkt kunnen blijven. Om ongewenste branduitbreiding naar boven- of ondergelegen andere brandcompartimenten te voorkomen, is in het samengestelde eisenpakket aandacht besteed aan de brandwerendheid van plafond- c.q. vloerconstructies. Er wordt in principe een weerstand tegen branddoorslag aan de betreffende vloeren en plafonds gesteld. Tevens moet worden voorkomen dat, binnen het gehanteerde normatieve brandverloop, brandoverslag plaats vindt naar een andere bouwlaag (brandcompartiment). ROOKCOMPARTIMENTERING Met betrekking tot de beperking van verspreiding van rook stelt het Bouwbesluit de volgende prestatie-eis. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat bij brand rook zich niet binnen korte tijd kan verspreiden naar een ander deel van het bouwwerk zodat op veilige wijze het aansluitende terrein kan worden bereikt. Logischerwijs zal bij het branden van één of meerdere auto s een aanzienlijke rookontwikkeling ontstaan. Om te conformeren aan de filosofie van het Bouwbesluit, is een maximaal, in de rook af te leggen loopafstand van 30 meter met een loopsnelheid van 1 meter/sec, aangehouden. Hetgeen neerkomt op het uitgangspunt dat, vanuit een willekeurig punt in de mechanisch geventileerde parkeergarage, binnen de gestelde 30 meter tenminste een van rook gevrijwaarde vluchtroute of het aansluitende terrein zal moeten kunnen worden bereikt. Gezien de karakteristieke bouwstructuur en -7-

gebruik. zal dit veelal neerkomen op het binnen de 30 meter bereiken van een trappenhuis met een rookwerendheid van ten minste 30 minuten. Afhankelijk van te overbruggen hoogte/laagte zullen in het onderdeel ontvluchten, aan de trappenhuizen hogere eisen worden gesteld. Het Bouwbesluit stelt dat de loopafstand, afhankelijk van de bezettingsgraad, kan variëren. Gezien het verschillend gebruik van parkeergarages op variërende tijden, is besloten uit te gaan van een maximale loopafstand van 30 meter. ONTVLUCHTING In relatie tot het gestelde in onderdeel rookcompartimentering zijn in dit document nadere eisen omschreven om het veilig te kunnen ontvluchten. Voor zover niet is vermeld zullen de algemene gebruikseisen eveneens van toepassing zijn. In zowel het onderdeel rookcompartimentering als ontvluchting, zijn tevens maatregelen opgenomen om een optimale veiligheid te waarborgen waar het gaat om repressieve inzet. Hiermee wordt gedoeld plaats bepaling onstaan brandhaard, het veilig kunnen toetreden, redden en blussen door brandweerfunctionarissen. Dit kan resulteren dat in bepaalde gevallen rookwerende scheidingsconstructies ofwel van rook gevrijwaarde vluchtroutes naar het niveau moeten worden gebracht van brandwerende scheidingsconstructies respectievelijk rook en brand gevrijwaarde vluchtroutes. CONSTRUCTIEVE VEILIGHEID Er moet zijn bewerkstelligd dat de in het gebouw aanwezige aanvalswegen in stand blijven en door de Brandweer en overige hulpdiensten, ondanks de brand, veilig kunnen worden gebruikt. Daarom dient de hoofddraagconstructie zodanig sterk te zijn uitgevoerd dat de constructie bij brand niet binnen een korte tijdsduur bezwijkt. Voor de hieraan te verbinden prestatie-eisen wordt verwezen naar de gestelde eisen in deze praktijkrichtlijn. 3. INSTALLATIETECHNIEK Eveneens uitgaande van de specifieke gebouwkarakteristiek en de grote oppervlakten, zullen aanvullende installaties onderdeel uitmaken van het eisenpakket. Met name om zowel ontvluchting als de repressieve inzet snel en veilig te kunnen laten verlopen, zal een automatische brandmeld- en ontruimingsalarmeringsinstallatie noodzakelijk zijn. Plaatsbepaling van de uitgebroken brand (detectiezone) zal een essentieel onderdeel hierbij vormen (bijlage B). Tevens maken brandslanghaspels en kleine blusmiddelen onderdeel uit van het eisenpakket. Om misbruik en ondeskundig gebruik te voorkomen, zullen voor de bereikbaarheid van deze middelen aanvullende voorzieningen moeten worden getroffen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan kasten welke alleen te openen zijn na activering door de brandmeldinstallatie. Ook zullen, met het oog op de repressieve inziet, blusleidingen in het gebouw aanwezig moeten zijn. Er dienen voorzieningen te zijn getroffen om een goede (radio)communicatie te waarborgen (bijlage C). Eén van de taken van de Brandweer is het uitvoeren van nazorg. Dit is het controleren op eventuele nog aanwezige personen c.q. slachtoffers en brandverschijnselen, na blussing. Om dit adequaat te kunnen uitvoeren dient de omstandigheid van het te controleren gebied dusdanig te zijn dat van een voldoende zichtlengte sprake zal zijn. Afhankelijk van de te stellen prestatie-eisen kan dit leiden tot speciaal te treffen (ventilatie)voorzieningen. 4. INVENTARIS Om te snelle brandvoortplanting en rookontwikkeling te beperken, dienen aan de constructieve en bekledingsmaterialen eisen gesteld te worden. -8-

5.. INTERNE ORGANISATIE en GEBRUIK Vluchtroutes dienen te worden vrijgehouden van obstakels. Deuren waardoor wordt ontvlucht en toegetreden dienen, zonder gebruik te hoeven maken van sleutels en dergelijke, te kunnen worden geopend. Het is van belang dat parkeergarages, die in dit document worden bedoeld, gebruiksvergunning plichtig zijn, op basis van de installatie technische voorzieningen en op basis van gelijkwaardige brandveilige oplossingen. Opmerking informatief: Een en ander zal in de 9 e wijziging van de Model Bouwverordening (2003) worden geregeld. Hierin wordt gesteld dat, indien sprake is van een gelijkwaardige oplossing voor een prestatie-eis in het Bouwbesluit, het bouwwerk daardoor gebruiksvergunningsplichtig is. 6. INZET BRANDWEER Buiten de ontvluchting wordt er in dit document speciale aandacht besteed aan de problematiek rondom de brandweerinzet. De inzet is gericht op redding en blussing en nazorg. Met name in ondergrondse parkeergebouwen is een brandweerinzet zowel om praktische als psychologische redenen sterk afwijkend van bovengrondse bouwwerken. Om reden hiervan is in dit document verregaande aandacht besteed aan het eventueel moeten opereren in deze moeilijkere omstandigheden door hulpverlenende diensten waaronder de Brandweer. Het is van groot belang dat de zoekacties, oriëntatie en beperkt persluchtgebruik (repressieve inzet) aan maximale loop- en aanvals afstanden van 30 m. gekoppeld zijn. Tevens zal met name de bedoelde nazorg vragen om een minimale zichtlengte om deze taak adequaat te kunnen uitvoeren en de koppeling naar het normatief brandverloop van parkeergarages te kunnen leggen, wat uiteindelijk het uitgangspunt is geweest van dit document. Ondanks dat dit document uitgaat van het achterwege laten van brandcompartimenten in het parkeergebouw, wordt in het eisenpakket wel gesproken over uitgangen van het rookcompartiment die binnen de gestelde loopafstand van 30 meter bereikt moeten kunnen worden. Over het algemeen wordt hier gedoeld op het bereiken van de trappenhuizen, gangen en/of het aangrenzende terrein. Afhankelijk van de vormgeving of indeling van het parkeergedeelte kan dit leiden tot scheidingsconstructies met een rookwerende functie en/of extra uitgangen. Het is denkbaar dat een oplossing gevonden wordt in de toepassing van zelfsluitende scheidingsconstructies zoals bijvoorbeeld schuifdeuren. Met nadruk wordt er op gewezen dat juist scheidingsconstructies in deze vorm, de brandweerinzet in hoge mate negatief kunnen beïnvloeden. Hiermee wordt gedoeld op opsluiting, desoriëntatie met mogelijke catastrofale gevolgen. In de praktijk zijn hierin helaas zeer slechte ervaringen mee opgedaan. Met klem wordt er dan ook op gewezen om de eisen, genoemd in het onderdeel rookcompartimenten, dusdanig toe te passen, dat het parkeergebouw zelf, niet wordt opgedeeld in rookcompartimenten met gebruikmaking van zelfsluitende scheidingsconstructies in de vorm van rookwerende schuif- of kanteldeuren. -9-

Mechanisch. geventileerde parkeergarage MOTIVATIE Eis 1 Eis 2 Brandcompartimenten Deze eis is gebaseerd op het principe dat de parkeergarage een brandcompartiment is waarbij een eenmaal in dit gebouw uitgebroken brand niet binnen het gestelde aantal minuten naar een ander gebouw, gebouwdeel of perceel overslaat. Dit is mede noodzakelijk i.v.m. de overschrijding van de 1000 m². Hierbij is spiegelsymmetrie van toepassing. Onderverdeling in meerdere brandcompartimenten is bij mechanisch geventileerde parkeergebouwen niet gewenst. (Zie hiervoor de inleiding en toelichting). Onder een brandcompartiment wordt in het Bouwbesluit verstaan: - Een besloten ruimte met een oppervlak van maximaal 1000 m², niet zijnde het parkeergedeelte; - Het gebruiksoppervlak groter dan 1000 m², dat bestemd is voor het parkeren van personenauto s (Zie inleiding en toelichting) - technische ruimte(n) met oppervlak groter dan 50 m²; - stookruimte(n) (hiermee wordt bedoeld een ruimte waarin stook- en/of verwarmingstoestellen zijn opgesteld met een gezamenlijk vermogen van meer dan 130 Kwh); - ruimte(n) voor opslag van brandgevaarlijke stoffen (MRB); -10-

EISEN. Eis 1 Scheiding met ander gebouw: Brandcompartimenten - Het (parkeer)gebouw dient met een WBDBO van tenminste 60 minuten gescheiden te zijn van een ander gebouw. Eis 2 Het brandcompartiment grenst aan een andere besloten ruimte: - Tussen een brandcompartiment (parkeergarage) en een andere besloten ruimte dient een WBDBO van tenminste 60 minuten aanwezig te zijn. -11-

MOTIVATIE. Rookcompartimenten Eis 1 - Een brandcompartiment dient normaliter te worden onderverdeeld in één of meerdere rookcompartimenten. De grootte van het rookcompartiment is in dit geval gelijk aan het brandcompartiment. Gezien de doelstelling van dit document is het opdelen in meerder rookcompartimenten niet gewenst (zie de inleiding en toelichting). Rookverspreiding over meerdere bouwlagen dient daarbij zoveel mogelijk te worden vermeden. Eis 2 - Een rookcompartiment moet minstens over 2 onafhankelijke uitgangen beschikken. Onafhankelijke uitgangen mogen niet in een zelfde brandcompartiment uitkomen en moeten onafhankelijk leiden tot het aansluitende terrein. -12-

EISEN. Eis 1 Onderverdeling rookcompartimenten: Rookcompartimenten - De grootte van een rookcompartiment is gelijk aan de grootte van het brandcompartiment. Eis 2 Uitgangen rookcompartiment: - Een rookcompartiment moet tenminste over 2 onafhankelijke uitgangen beschikken die tenminste 5 meter uit elkaar liggen. Eis 3 Loopafstand: - Vanaf ieder punt in het parkeergarage tot een uitgang (van rook gevrijwaarde vluchtroute) mag de loopafstand maximaal 30 meter bedragen. Indien dit tot meerdere uitgangen leidt, dienen deze uitgangen tenminste 5 meter uit elkaar te liggen. -13-

MOTIVATIE. Ontvluchten bij brand Eis 1 - Er is onderscheid gemaakt tussen bouwlagen gelegen boven het meetniveau en daar onder. Belangrijkste reden hiertoe is dat bij een boven het meetniveau gelegen bouwlaag een brand van onderaf kan worden aangevallen. Bij onder het meetniveau (-8 m) gelegen bouwlagen is dit niet het geval. Zie ook de toelichting in relatie tot inzet brandweer in de Brandbeveiligingsconcepten (bijvoorbeeld kantoor en onderwijsgebouwen blz. 57 punt 5.1.9). Daarom zullen de vluchtroutes, indien sprake is van parkeerlagen diep gelegen onder het meetniveau te worden uitgevoerd als brand- en rookvrije vluchtroutes. Om het toetreden van de Brandweer op de parkeerlagen, extra te beveiligen, dienen de, als brand- en rookvrije vluchtroutes uitgevoerde, trappenhuizen te zijn voorzien van een sluis. Eis 2 Om te voorkomen dat van een boven het parkeergarage gelegen gebouw of gebouwen de beide verticale vluchtmogelijkheden c.q. vluchttrappenhuizen, bij brand in de parkeergarage, met rook gevuld kunnen worden, is het noodzakelijk om tenminste 1 verticale vluchtroute niet in de parkeergarage te laten uitkomen. Dit om onafhankelijkheid te kunnen waarborgen. -14-

EISEN. Ontvluchten bij brand Eis 1 Scheiding trappenhuis en besloten ruimte gelegen op meer dan 8 meter onder het meetniveau: - Tussen een trappenhuis, dat is bedoeld voor de overbrugging van dit lager gelegen verblijfsgebied en waarover een vluchtroute voert en een besloten ruimte dient een scheidingsconstructie aanwezig te zijn met een brandwerendheid van minimaal 60 minuten. (brand- en rookvrije vluchtroute). Tevens dient tussen het trappenhuis en de parkeergarage, een verkeersruimte (sluis) met een WTRD van minimaal 30 minuten aanwezig te zijn. Eis 2 Verticale vluchtroute van een ander brandcompartiment: Van de boven de parkeergarage gelegen gebouwen dient tenminste 1 verticale vluchtroute buiten in de parkeergarage uitkomen. MOTIVATIE Constructieve veiligheid -15-

. Eis 1 - Om te voorkomen dat een gebouw bij brand vroegtijdig instort dient de hoofddraagconstructie een brandwerendheid op bezwijken te bezitten. Onder de hoofddraagconstructie wordt verstaan dat het gedeelte van de constructie dat bij bezwijken aanleiding geeft tot voortschrijdende instorting. Gerealiseerd dient te worden dat in sommige gevallen de hoogte van de brandwerendheidseis voor scheidingsconstructies, bepalend kan zijn. De specifieke aard van het gebouw geeft extra moeilijke omstandigheden bij een brandweer inzet. Daarom is een zolang mogelijke waarborging van veilige aanvalsroutes noodzakelijk. Daarom is in dit document de reductie die een permanente vuurbelasting < 500 MJ op kan leveren verlaten. -16-

EISEN. Constructieve veiligheid Eis 1 Hoofddraagconstructie: - De hoofddraagconstructie dient een mate van brandwerendheid op bezwijken te bezitten zoals hierna vermeld. Indien het een verblijfsgebied betreft dat lager is gelegen dan 8 meter onder het aansluitende terrein dient de hoofddraagconstructie een brandwerendheid op bezwijken te bezitten van tenminste: - 90 minuten tussen 8 en 13 m. (laagst gelegen verdiepingsvloer); - 120 minuten lager dan 13 m. (laagst gelegen verdiepingsvloer); Indien het een gebouw betreft met zowel lagen onder als boven het maaiveld dienen hierboven genoemde hoogten te worden gemeten vanaf de onderste laag van het gebouw. -17-

MOTIVATIE. Beperken van het ontstaan en ontwikkelen van brand Eis 1 - Geen toelichting. Eis 2 - Onbrandbaarheid bepaald volgens NEN 6064 Eis 3 - Geen toelichting. Eis 4 - Geen toelichting. -18-

EISEN. Eis 1 Beperken van het ontstaan en ontwikkelen van brand Brandvoortplanting - Elk onderdeel dat tot de constructie behoort dient te voldoen aan klasse 1 met betrekking tot brandvoortplanting. Uitzondering: - 5 % van de constructieonderdelen hoeft hieraan niet te voldoen; Eis 2 Brandvoortplanting, loopvlak vloer en trap: Elk onderdeel dat tot de constructie behoort dient onbrandbaar te zijn. Uitzondering: 5 % van de oppervlakken hoeft hieraan niet te voldoen. Eis 3 Constructieonderdelen langs vluchtmogelijkheid: - Elk onderdeel dat tot de constructie waarlangs een vluchtmogelijkheid voert, dient te voldoen aan klasse 2 van de bijdrage tot brandvoortplanting, waarbij de rookproductie niet groter mag zijn dan 5,4 m -1. Uitzondering: - 5 % van de constructieonderdelen mag voldoen aan klasse 4, waarbij de rookproductie niet groter mag zijn dan 10 m -1. Eis 4 Brandvoortplanting loopvlak vloer en trap bij vluchtmogelijkheid: - In geval van een vluchtmogelijkheid dient bijdrage van brandvoortplanting van de vloer en het loopvlak van een trap minimaal te voldoen aan klasse T1. Uitzondering: - 5 % van de constructieonderdelen mag voldoen aan klasse T3. -19-

. -20-

MOTIVATIE. Brandbeveiligingsinstallaties Eis 1 - Automatisch totaal: Gezien de grootte van het brandcompartiment is het in relatie tot de tijdsbalk noodzakelijk dat een brand snel wordt gemeld. Het specifieke karakter van het gebouw is bepaald door de grootte van het brandcompartiment, het (eventueel) ondergronds bouwen, de mogelijkheid (zij het beperkt) tot brandvoortplanting. Daarom is het noodzakelijk dat de veiligheidsgraad i.r.t. ontvluchting, reddings- en bluswerkzaamheden alsmede nazorg, wordt verhoogd. De automatische brandmelding draagt hiertoe aanzienlijk bij. De ervaring heeft geleerd dat het aantal ongewenste meldingen in parkeergarages bijzonder hoog is. Dit brengt onnodig veel risico bij bijvoorbeeld het uitrukken met zich mee. Tevens neemt de geloofwaardigheid in ernstige mate door ongewenste meldingen af. Om deze factoren in positieve zin, sterk te verbeteren zijn voor de brandmeldinstallatie in deze parkeergarages, specifieke prestatieeisen opgesteld. Eis 2 - Gezien de aard van het gebouw dient in relatie tot repressie en ontvluchting de vluchtroute-aanduiding op zowel de gebruikelijke hoogte (boek Brandbeveiligingsinstallaties ) als op vloerniveau te zijn aangebracht. Bij het laatstgenoemde kan worden gedacht aan duurzaam fluoricerende belijning op de vloer Eis 3 - Om eveneens tijdig over bluswater op een lager gelegen bouwlaag te kunnen beschikken dient een droge blusleiding aanwezig te zijn. Tevens zal in relatie tot de grootte van het brandcompartiment van grotere penetratie diepte sprake zijn, waardoor het watertransport door middel van droge blusleidingen moet worden gerealiseerd. Eis 4 - In tegenstelling tot parkeergarages < 1000 m 2, is het vanwege het vergrote brandcompartiment noodzakelijk een beginnende brand tijdig te kunnen blussen. Eis 5 Eis 6 Ventilatie a. Om nazorg te plegen nadat de brand is geblust dient er voldoende zichtlengte aanwezig te zijn om zonder de aanlijningsprocedrure de parkeergarage te onderzoeken op achtergebleven slachtoffers. Om de werkbaarheid te bevorderen zal voor parkeergarages met een gebruiksoppervlak van 1000 m² t/m van 5000 m², 10 voudige ventilatie geëist zijn. b. Nadat de brand is geblust dient er tot nacontrole (nazorg) te worden overgegaan. Om dit op een adequate wijze en binnen beperkte tijd en zonder aanlijning te kunnen uitvoeren, dient voldoende zichtlengte aanwezig te zijn. Uit onderzoek en berekeningen (in samenwerking met de ventilatie-branche), is bepaald dat minimaal een 10-voudige ventilatie noodzakelijk is om het gestelde te realiseren.?? Zie bijlage 1 voor de tabelmatrix Sturing ventilatie Het ventilatie-systeem in parkeergarages met een oppervlakte groter dan 5000 m2 dient de brandmeldinstallatie de volgende stappen aan te sturen: - na brandmelding, ventilatie volledig uitschakelen gedurende 3 minuten. - Na deze 3 minuten dient het ventilatie-systeem op vol vermogen (100 %) geschakeld te worden. -21-

EISEN. Eis 1 Brandbeveiligingsinstallaties Brandmeldinstallatie: - Conform het gestelde in de (model)bouwverordening moet het gebouw zijn voorzien van een automatische brandmeld-installatie. Toelichting: De prestatie-eisen voor de installatie zijn vermeld in bijlage A. Eis 2 Vluchtwegaanduiding: - De volgens de (model)bouwverordening vereiste vluchtrouteaanduiding dient zowel hoog als laag te worden aangebracht. Eis 3 Eis 4 Droge blusleiding: Indien de laagst gelegen vloer onder het meetniveau is gelegen dient elk trappenhuis van het gebouw te zijn voorzien van een droge blusleiding. Brandslanghaspels: - In het gebouw dienen brandslanghaspels te worden aangebracht met een lengte van 30 meter. Eis 5 Ventilatie a. In de parkeergarage met een oppervlakte van 1000-5000 m². dient een ventilatiesysteem te worden aangebracht die tenminste een 10-voudige ventilatie realiseert. b. Het ventilatievoud van de parkeergarage met een oppervlak groter dan 5000 m² dient nader te worden bepaald. Het ventilatiesysteem dient 45 minuten na het ontstaan van de brand een zichtlengte van 30 meter te hebben gecreëerd. Aan de berekening liggen de volgende criteria ten grondslag. - Rookpotentieel 400 m-1.m3/kg - Optische dichtheid: D in m-1 - Zichtlengte 1,3/D - Verbrandingswaarde: 25 MJ/kg - Hoogte modelgarages : 2,40 m Eis 6 Sturing installatie c. In de parkeergarage dient de aansturing van de ventilatie te geschieden door de bij eis 1 vermelde brandmeldinstallatie. Opmerking: In verband met de ontvluchting is het noodzakelijk dat na brandmelding het ventilatie systeem gedurende de eerste 3 minuten afvalt. Na deze 3 minuten dient het ventilatie automatisch op vol vermogen (100%) te worden geschakeld. -22-

. -23-

BIJLAGE. 1 Deze bijlage is bedoeld om de relatie tussen het ventilatievoud, oppervlakte en brandmeldinstallatie, overzichtelijk weer te geven. Oppervlakte BC m² Minimale ventilatie-voud CO/LPG detectie)¹ Brandveiligheidsinstallatie )³ BMI Doormelding RAC )³ < 1000 m² BB afd. 3.10 Geen Geen Nee > 1000 m² < 2500 m² 10-voud Ja Ja Nee > 2500 m² < 5000 m² 10-voud Ja Ja Ja > 5000 m² Berekening )² Ja Ja Ja )¹ De noodzaak van CO/LPG detectie conform de NEN 2443 )² De berekening (CFD) moet worden uitgevoerd conform de tijdsbalk met een minimale zichtlengte van 30 meter. )³ Zie Bouwverordening (MBV). Verklaring: BMI Brandmeldinstalltie RAC Regionale Alarm Centrale van de brandweer -24-

BIJLAGE. 2 Onderstaand is grafisch weergegeven welke uitgangspunten ten grondslag hebben gelegen aan de in dit document gehanteerde filosofie. Ventilatie maximaal aankomst Brwr./ inzet / blussen vent.uit C brand geblust 30 mtr.zichtlengte Nacontrole 55 º 0 5 ontstaan detectie brand activeren 8 15 minuten 45 60 (brandmeester) ventilatie inzet warmte Brandweer afgifte temperatuurverloop Aanvulling branddetectie op het procesverloop: Binnen 300 seconden na het onstaan van een autobrand moet de brandmeldcentrale in alarmtoestand zijn. -25-

. -26-

. Bijlage A branddetectie informatief NVBR/NIBRA Praktijkrichtlijn mechanisch geventileerde parkeergarages > 1000 m² Inleiding Een automatische brandmeldinstallatie volgens NEN 2535 heeft tot doel om een brand in een dusdanig stadium te detecteren, dat de brand is te beheersen met eenvoudige middelen. Brandmeldinstallaties in parkeergarages lijken vaker de oorzaak te zijn van ongewenste en onechte brandmeldingen dan brandmeldinstallaties in andere gebouwen. Een aantal (bijna) ongevallen die zijn ontstaan tijdens het bestrijden van branden in, al dan niet van automatische brandmeldinstallaties voorziene, parkeergarages en de beleving binnen de Nederlandse brandweer dat bestaande automatische brandmeldinstallaties in parkeergarages niet voldoende betrouwbaarheid bieden, hebben geleid tot de oprichting van een werkgroep Parkeergarages binnen het Landelijk Netwerk Brandpreventie, die de doelstelling van brandmeldinstallaties in parkeergarages opnieuw heeft gedefinieerd. Een autobrand in een volgens het Bouwbesluit gebouwde parkeergarage, met voldoende vluchtmogelijkheden, annex aanvalsroutes, binnen de voorgeschreven afstanden 30 m. zal niet leiden tot direct gevaar voor de gebruikers, bezoekers en hulpdiensten van die parkeergarage, ook indien een brandcompartimentsgrootte van 1.000 m 2 wordt overschreden. De praktijk heeft geleerd dat een autobrand zich dusdanig langzaam uitbreidt over de gestalde auto's dat de eerste auto (10m²), tweede en derde beheersbaar zijn (20 30m²). Hiervoor dienen een aantal voorwaarde scheppende maatregelen genomen te worden, zoals plaatsbepaling ed. De rookontwikkeling bij autobranden is één van de veroorzakers van problemen. Een enkele brandende auto kan de rookdichtheid in een parkeergarage zo groot maken dat het de brandweer erg veel moeite kost de plaats van de brand te vinden of de vluchtroute terug te vinden. Beide situaties hebben bij verschillende inzetten reeds problemen opgeleverd. Het nieuwe doel van een brandmeldinstallatie in een parkeergarage. Een brandmeldinstallatie in een parkeergarage heeft volgens de nieuwe inzichten van de brandweer als eerste doel om de brandweer in een met rook gevulde parkeergarage een indicatie te geven van de plaats van de brandhaard in een relatief vroegtijdig stadium, onafhankelijk van de grootte van de brandcompartimenten. Deze automatische plaatsbepaling heeft tot gevolg dat nog vóór de parkeergarage wordt betreden reeds kan worden bepaald langs welke toegang c.q. route de brandhaard het beste kan worden benaderd. Om dit doel te bereiken dient de automatische brandmeldinstallatie de brandhaard met een maximale detectiezone van 1000 m 2 aan te geven. Met inachtneming van een maximale loopafstand van 30 meter vanaf de dichtstbijzijnde toegangsdeur (=aanvalsroute) tot de brandhaard in de parkeergarage. De brandmeldinstallatie in een parkeergarage heeft ook als doel de sturingen van brandbeveiligingsvoorzieningen zoals ontruimingalarm, deursluit/ ontsluitinstallaties, brandventilatie-systemen e.d. te activeren. Hoofdzakelijk zijn ongewenste meldingen afkomstig van de rookgassen van personenauto in de parkeergarage, mede wegens onmogelijke of slechte verkeersafhandeling voor of direct buiten de parkeergarage. Binnen het geformuleerde doel heeft deze brandmeldinstallatie niet als taak om een brand in een zeer vroeg stadium waar te nemen. De brandmeldinstallatie hoeft dus niet te voldoen aan de gevoeligheden voor automatische brandmelders zoals omschreven in EN 54 en in NEN 2535, B.4.1 tot en met B.4.7.7. De prestatie-eis brandgrootte is derhalve,conform NEN 2535, B.4.7.8, apart geformuleerd. -27-

Prestatie-eis. brandgrootte Het maximale vermogen van een brandende personenauto wordt gesteld op 5-6 Megawatt. De prestatie-eis brandgrootte voor de hiervoor omschreven automatische brandmeldinstallatie is vastgesteld op een brandgrootte met een vermogen van 15-20 % van het vermogen van een brandende personenauto zijnde 1 Megawatt bij een maximale luchtsnelheid in de parkeergarage van 1 meter per seconde. Er zijn relatief weinig automatische brandmeldinstallaties in een parkeergarage getoetst aan een prestatie-eis brandgrootte van een 1 MW of >>. De rook- en de hitteproductie van zo'n brand ter grootte van 15-20 % van een personenauto hebben echter een dusdanige omvang dat het zeer aannemelijk is dat tijdens de testen daarbij schade ontstaat aan de bouwkundige constructie en de voorkomende overige installaties in de parkeergarage. Op grond van deze aanname is het niet mogelijk om een brandmeldinstallatie op zijn conformiteit aan de gestelde prestatie-eis brandgrootte te toetsen met behulp van een proefbrand. Het ontwerp van zo'n brandmeldinstallatie zal dan ook moeten worden gebaseerd op projecteringsrichtlijnen, gebaseerd op full scale proefbranden in vergelijkbare situaties waar wel brandschade kon worden geaccepteerd. In die gevallen dat met de brandmeldinstallatie een ander doel wordt nagestreefd, zoals het vroegtijdig ontdekken van brand, het voorkomen van rookverspreiding en/of branduitbreiding in andere bouwdelen, zullen de prestatie-eisen voor de brandmeldinstallatie inclusief de prestatie-eis ten aanzien van brandgrootte moeten worden gebaseerd en worden vastgelegd in een PvE op de uitgangspunten van NEN 2535. De brandmeldinstallatie met het hier geformuleerde doel is niet bedoeld voor het detecteren van beginnende branden op basis van de rook. De brandmeldinstallatie heeft hier mede als doel de autobrand (hittebron) of brandhaard te detecteren met als detectiemedium zoals bedoeld in de NEN EN 54-5, Thermische melders. Om die reden is de proefbrand gebaseerd op uitsluitend hitteproductie. De prestatie-eis brandgrootte is gesteld op het verbranden van 2.5 liter brandspiritus (Ethanol) met een zuiverheid van 90 % in een standaard brandbak met een afmeting van 50 x 50 cm. In overeenstemming met het gestelde in NEN 2535 onder B.4.1.4 en in tegenstelling tot het gestelde in NEN 2535 onder B.4.7.5 dienen de voorgeschreven proefbranden niet recht onder het detectiemedium te worden uitgevoerd, maar op een plaats zo ver mogelijk verwijderd van het detectiemedium. Projecteringsrichtlijnen NEN 2535 geeft geen projecteringsrichtlijnen voor het lokaliseren van een brand met een vermogen van 1 Megawatt. In een parkeergarage wordt geacht te zijn voldaan aan de gestelde prestatie-eis brandgrootte indien thermische brandmelders conform NEN-EN 54-5 met een maximaal bewakingsoppervlak (A) van 60 m 2 per thermische brandmelder wordt gehanteerd en een maximale afstand (D) van 5,8 meter (de horizontaal gemeten maximale afstand van een willekeurig punt aan het plafond tot de dichtstbijzijnde thermische melder). Uitgangspunt hierbij is dat de hitteverspreiding langs het plafond van de parkeergarage met een hoogte van 2.75m, dermate snel geschiedt dat de brandmeldinstallatie in alarmtoestand komt binnen 300 seconden. Hierbij moet de invloed van draagbalken conform het gestelde in NEN 2535 artikel 7.12.7.8 in het projecteren worden betrokken, als waren de thermische melders, rookmelders met een bewakingsoppervlak (A) van 60 m 2. Het detectiemedium mag geen nadelige invloed ondervinden van de ventilatieopstelling. Indien de brandmeldinstallatie in een parkeergarage voldoet aan deze projecteringsrichtlijnen behoeft de goede werking niet met een proefbrand te worden aangetoond. Het staat de eisende partij uiteraard vrij om een opleveringsproef te houden indien getwijfeld wordt aan de juiste werking van een brandmeldinstallatie, ontworpen volgens deze projecteringsrichlijnen. PvE opstellen. Het is uitermate belangrijk dat de prestatie-eis, waaraan de brandmeldinstallatie in de parkeergarage moet voldoen, vooraf wordt vastgelegd in een PVE conform NEN 2535, alsmede de afwijkingen indien deze van toepassing zijn. Hierbij zou verwezen kunnen worden naar deze praktijkrichtlijn voor mechanische geventileerde parkeergarages > 1000 m². -28-

. Het ontwerp van een automatische brandmeldinstallatie, gebaseerd op een andere detectiemedium dan thermische melders volgens NEN-EN 54-5 en gebaseerd op andere projectierichtlijnen dan hiervoor omschreven, zal moeten worden gebaseerd op ontwerp- en projectierichtlijnen die zijn getoetst aan full scale proefbranden in vergelijkbare situaties. (waar wel schade door proefbranden mag ontstaan). Op deze empirische wijze (proefondervindelijk) moeten de bijbehorende projectierichtlijnen worden vastgesteld. De hiervoor benodigde proefbranden, het beoordelen van de resultaten en het omzetten daarvan in projectierichtlijnen moet worden uitgevoerd onder toezicht van en met goedkeuring van de eisende partij door een nader te bepalen onafhankelijk instituut. Prestatie-eis ongewenste en onechte brandmeldingen De gevoeligheid van een automatische brandmeldinstallatie is min of meer een compromis tussen de gevoeligheid voor brandverschijnselen en de (on-)gevoeligheid voor verstorende invloeden. Met de aanpassing van de prestatie-eis brandgrootte kan de gevoeligheid van de brandmeldinstallatie worden teruggebracht, waardoor de kans op ongewenste en onechte brandmeldingen evenredig afneemt. Op grond hiervan wordt ervan uitgegaan dat een automatische brandmeldinstallatie, gebaseerd op een prestatie-eis brandgrootte van een fractie van (of <) 15-20% van 1 MW, nagenoeg geen ongewenste of onechte brandmeldingen zal veroorzaken, anders dan door geweld van buitenaf. Om die reden dient het aantal ongewenste en onechte brandmeldingen te voldoen aan klasse A (intern) en klasse A (extern) conform NEN 2535, artikel 4.3.2, tabel 3, tenzij geweld van buitenaf kan worden aangetoond. Geweld van buitenaf kan bijvoorbeeld bestaan uit vandalisme, vernieling, sabotage en dergelijke. Prestatie-eis systeembeschikbaarheid. De systeembeschikbaarheid dient niet minder te zijn dan 99,7 %. De 0,3 % van de tijd dat het systeem niet volledig beschikbaar is wordt veroorzaakt door maximaal één onderhoudsdag per jaar. Aanvullende eisen ten aanzien van het brandweerpaneel. Het brandweerpaneel dient als zogenaamd geografisch paneel te zijn uitgevoerd, zodat op eenvoudige en eenduidige wijze kan worden vastgesteld in welke detectiezone de brandhaard is gedetecteerd. Bij een alarm uit meerdere detectiezones dient op eenduidige wijze vastgesteld te kunnen worden uit welke detectiezone het eerste alarm afkomstig is. Dit is mogelijk door, na de eerste melding, alle volgende brandmeldingen te onderdrukken of door bijvoorbeeld de eerste brandmelding te laten knipperen. Tevens dient op het brandweerpaneel te zijn aangegeven welke (neven)brandweeringang moet worden gebruikt. Aanvullende eisen ten aanzien van brandweeringangen. Bij elke ingang tot de parkeergarage zal op maaiveldniveau een optische signalering (zwaailicht) moeten zijn aangebracht. Ingeval van brandalarm dient de het zwaailicht van de ingang, het dichtst bij de gedetecteerde brandhaard, te worden aangestuurd. NEN 2535. Een brandmeldinstallatie gebaseerd op de hiervoor omschreven uitgangspunten zal nagenoeg geheel kunnen voldoen aan NEN 2535. Alleen de prestatie-eis brandgrootte is en de keuze van de automatische melders zijn afwijkend van het gebruikelijke. Tevens geldt dat, in afwijking van het gestelde in NEN 2535, de detectiezone maximaal 1000 m 2 in plaats van de 2500 m 2, zoals dit voor grote ruimten gebruikelijk is. In openbare parkeergargages (NEN 2443) wordt het toepassen van handbrandmelders niet aanbevolen wegens vandalisme. Hierdoor zou de prestatie-eis van ongewenste en onechte brandmeldingen in het PvE moeten worden aangegeven of bijgesteld. Technische invulling. Het ligt voor de hand dat de technische invulling van de prestatie-eisen zal worden gebaseerd op de toepassing van temperatuurgevoelige brandmelding. Daarnaast zijn alle andere oplossingen die -29-

kunnen. voldoen aan alle gestelde prestatie-eisen toegestaan, voor zover aan de omschreven prestatie-eisen wordt voldaan en een en ander vooraf wordt vastgelegd in een PvE. Samenvatting. Een automatische brandmeldinstallatie in een parkeergarage heeft voornamelijk als doelstelling: - In een relatief vroegtijdig stadium de brandmeldcentale in alarmtoestand te brengen. - In een met rook gevulde parkeergarage zeer nauwkeurig de plaats van de brandhaard aan te geven. - Voor de repressievedienst noodzakelijke ondersteunende aansturingen realiseren. Prestatie-eisen: Conform NEN 2535 bijlage B punt 4.7.8 B.4.7.8.1 Algemeen: deze proefbrand is geschikt voor het beproeven van thermische melders in parkeergarages. B.4.7.8.2 Brandmateriaal: brandspiritus 90 % (V/V) Ethanol (C2H2OH). B.4.7.8.3 Apparatuur: metalen brandbak 500 x 500 x 50 mm. B.4.7.8.4 Proefopstelling: opstelling brandbak, meest ongunstige plaats tot het detectiemedium. B.4.7.8.5 Hoeveelheid: voor thermische melders NEN EN 54-5 Hoogte ruimte, bewaakte oppervlakte, hoeveelheden brandmateriaal en luchtsnelheid Hoogte van de ruimte 2.75 m Bewaakte oppervlakte per melder 60.00 m² Hoeveelheid brandmateriaal 2.50 dm³ (2.5 liter) Luchtsnelheid 1.00 m/s B.4.7.8.6 Beproevingsprocedure: ontsteek de spiritus met een lucifer. B.4.7.8.7 Reactietijd: a) binnen 300 seconden na de ontsteking moet de brandmeldcentrale in alarmtoestand zijn. b) binnen de verbrandingstijd van het brandmateriaal moet de brandmeldcentrale in alarmtoestand zijn. B4.7.8.8 Prestatie-eis ongewenste en onechte melding klasse A intern en klasse A extern op jaar basis. B.4.7.8.9 Prestatie-eis voor systeembeschikbaarheid 99,7 % op jaarbasis. Aanvullende eisen ter ondersteuning aan de reperressievedienst. Detectiezone 1400 m 2 en (B1- B3) 30 meter loopafstand van de toegang parkeergarage; Brandweertableau altijd een geografisch paneel voorzien van indicatie per detectiezone. Optische signalering (flitslicht) bij elke brandweertoegang tot de parkeergarage (selectief aangestuurd); Optische signalering bij de brandweeringang (toegang bij het brandweertableau). -30-

.. Bijlage C Communicatie informatief Een essentieel aandachtpunt, wat veel problemen kan opleveren bij grote complexe bouwwerken van parkeergarage s zoals deze heden ten dagen worden ontworpen is de communicatie mogelijkheden of juist de onmogelijkheden. Door de zgn. kooi van Feraday worden de radiosignalen afgeschemd door het veelvuldig aanwezig zijn van staal als kooi afscherming in de constructie. Dat maakt dat bij de brandweer in gebruikzijnde verbindingsmiddelen vaak onbruikbaar zijn in complexe gebouwen zowel onder als bovengronds. In het project C 2000 (hulpdienst verbingsnetwerk) dat gebruik gaat maken van het trunc-systeem wordt hiervoor geen oplossing aangeboden. Het wel of niet correct kunnen functioneren is per soort- type gebouw zeer verschillend en daardoor is het onmogelijk hiervoor een passende oplossing aan te geven. Hoewel er andere technieken bekend zijn moet per gebouw dat proefondervindelijk worden vastgesteld, door veldsterkte- signaal metingen of op eenvoudige wijze door het testen van door de brandweer in gebruikzijnde portofoon verbinding achteraf. Dat maakt het niet eenvoudig om het vooraf in de bouwvergunningsvoorwaarden als eisen op te nemen. Advies: Artikel 1.5 van het Bouwbesluit, een aanvrager, die een beroep op dit gelijkwaardigheidsartikel doet moet voldoen aan een brandveilige oplossing ten genoegen van B&W voor de gebruikers en hulpdiensten. Algemene voorwaarden: (voorbeeld) Neem in de bouwvergunning voorwaarden op dat bij het niet correct functioneren van de portofoonverbindingen naar het oordeel van de brandweer alsnog een functionele oplossing moet worden gerealiseerd ten genoegen van de hulpdiensten. Enkele mogelijkheden die momenteel bekend zijn zgn. open-coax verbinding of een duplexportofoon verbinding en gebruik van hoogfrequentportefoon s. Dat kan resulteren in extra aanschaf van noodzakelijke speciale apparatuur het geen achteraf voor veel problemen kan zorgen. Om repressief veilig te kunnen optreden binnen de mogelijkheden, is controle op het juiste functioneren van verbindingen noodzakelijk waarbij de Arbo-voorwaarden voor de brandweer aangeeft om alle noodzakelijke veiligheidvoorzien te treffen en hiermee te oefenen. NVBR/LNB Einde -31-

. -32-