Wat is het verband tussen lichamelijke activiteit en fitheid bij werknemers met overgewicht?

Vergelijkbare documenten
VOORWOORD INLEIDING METHODE...

Aanvullende module Leefstijlmonitor Bewegen en Ongevallen 2015

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_ indd 172

Validiteit en betrouwbaarheid van de Chester step test voor het meten van de VO 2 max

Bijlage 3.1. Meetinstrumenten. Free Running Asthma Screening Test, FRAST. Benodigdheden stopwatch piekstroommeter; bij voorkeur die van het kind zelf

Resultaten vragenlijst onderzoek: Cholesterolverlagers, beweging en spierklachten

V O LW A S S E N E N

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Bruce Test. 1 Algemene gegevens

Inhoud Hoe BRAVO ben jij?

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Gezonde leefstijl wint langzaam terrein. Licht dalende trend van zware drinkers

Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie

Welkom bij de workshop Aan de slag met de beweegrichtlijnen? Robert Gelinck 13 mei 2019

hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

FEET4FEET. Ontstaan van voetklachten tijdens de. Nijmeegse Vierdaagse

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

B-FIT TRAININGSWIJZER. Appendix 2

oinleiding 1 c oovergewicht en ernstig overgewicht (obesitas) in Nederlandd

Rivierenland Move BEWEGEN TIJDENS DE BEHANDELING VAN KANKER

Overgewicht en Obesitas op Curaçao

One Mile a Day. Onderzoeksrapport Augustus dr. Tine Van Damme, MSc. Marthe Vermeulen, dr. Davy Vancampfort, & prof. dr.

Er zijn verschillende meetmethodes waarmee u kunt vaststellen of u een gezond gewicht hebt:

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Beweegrichtlijnen Nr. 2017/08. Samenvatting

CheckTeen 2011: Eet- en beweeggedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs in Zwolle

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Gezondere leefstijl blijkt voor velen moeilijk haalbaar

Preventie consult. Huisartspraktijk J.B. Sanders

Inleiding. 1. Waarom is bewegen goed voor de gezondheid? 3. Doel. 2. Trainingsvormen

Eindexamen wiskunde B 1 havo I

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verbetering gezonde leefstijl stagneert

(2016.1) Schouder: Secundair Impingement-syndroom

Pace vragenlijst Physician-based Assessment and Counseling for Exercise

PrestatieTest. De eerste stappen naar betere prestaties.

SAMENVATTING. Samenvatting

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Vitamine B12 deficiëntie

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

METING TANITA INNERSCAN. NAAM:. LEEFTIJD:. LENGTE cm:. GESLACHT: M / V. Gewicht. Vetpercentage. Watergehalte % Spiermassa.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Leefstijl Nederlander niet verbeterd. Weer meer mensen met overgewicht

samenvatting 127 Samenvatting

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Bewegen tijdens de behandeling van kanker

Langer leven? LICHAAMSBEWEGING EN Meer bewegen. Marjolein Visser. ACA Congres 2012

Training Trainingsintensiteit:

Computerhandleiding MI-410

Bron:

Gezondheid & Voeding

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

In dit proefschrift worden effecten van verschillende vormen van training op het

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Energiestofwisseling diagnose

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. (Borg RPE- schaal) 26 februari 2010

Prevention of cognitive decline

Al voor invoering van directe toegang diëtetiek ging één op de zeven cliënten op eigen initiatief naar de vrijgevestigde diëtist

Fittesten 55+ Najaar 2017

3. Gebruik die formule om het rekenvoorbeeld in de tekst van het artikel na te rekenen.

adviezen begeleiding bij een hernia-operatie fysiotherapie ZorgSaam

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Onderzoek naar de brandweerstairmastertest als mogelijke vervanger van de brandweertraplooptest

RESPONS Er zijn panelleden benaderd. Van hen hebben er de vragenlijst ingevuld. Dit resulteert in een respons van 64%.

Lichaamsbeweging: rol voor de diëtist? Grondmotorische eigenschappen van bewegen. Hartfrequentie (HF) Kracht Snelheid UHV Lenigheid Coördinatie

Zit je fit: dynamisch werken door aangepast kantoormeubilair

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmermeer

Fitnesstrainer A. Lesdag 5 Trainingsleer Deel 2. Erkend Fit!vak opleidingscentrum

BELGISCHE CARDIOLOGISCHE LIGA ZWAARLIJVIGHEID. Blaine Stiger - FOTOLIA DUIDELIJKE ANTWOORDEN

Patiënteninformatie. Obesitastraining Eat-Fit

OVERGEWICHT EN OBESITAS

Begeleiding bij een Gastric Bypass door Fysiotherapie

Behandelresultaat van een multidisciplinair programma voor kinderen met overgewicht bij MTCJunior

Bewegen en overgewicht in Purmerend

Meander Move: bewegen tijdens de behandeling van kanker

Effectieve voeding en beweging bij overgewicht Esther van Etten Sportdietist

Examen HAVO. wiskunde A. tijdvak 2 woensdag 17 juni uur

De kans op arbeidsongeschiktheid bij zelfstandig ondernemers met overgewicht

5 x 1 balletje opzuigen (inademen) en zo lang mogelijk boven houden. 5 x 2 balletjes opzuigen (inademen) en zo lang mogelijk boven houden.

In het standaardscherm kunt u op de UP knop drukken om langs de. CONTROL, USER en WATT CONTROL te lopen om vervolgens een programma te selecteren.

(hoofdstuk 2) vatting Samen

wiskunde A havo 2016-II

1. Introductie: training als gezondheidsgedrag

Lichaamsbeweging: rol voor de diëtist?

Onco-move. Instructies voor bewegen tijdens behandeling van kanker. Waarom bewegen tijdens chemotherapie?

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Inleiding Waarom bewegen tijdens chemotherapie?

Bij het instellen van het USER programma kunt u de UP en DOWN knoppen gebruiken om de weerstand van elk segment in te stellen.

Hoofdstuk 5. Ouderen. 5.1 Inleiding

OncoMove: bewegen tijdens de behandeling van kanker

De HandbikeBattle Effect op gezondheid en fitness

Overgewicht Inhoud Inleiding Oorzaken van overgewicht

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc

Bewegen tijdens chemotherapie. instructieboekje beweegprogramma Onco-Move

Testverslag. Jan Janssen Verslaglegging van de meetresultaten zoals gemeten tijdens de inspanningstest in het Robic Wielerlab.

Dagelijks ontbijten en elke dag groente en fruit eten zijn gedragingen die bijdragen aan een gezonde leefstijl.

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Factsheet. Bewegen en sporten. Gelderland-Zuid. Onderzoek onder volwassenen en ouderen

De computerhandleiding bestaat uit de onderdelen: Knopfuncties De schermen Het selecteren en instellen van de programma s -1-

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Inleiding. 1. Waarom is bewegen goed voor de gezondheid? 3. Doel. 2. Trainingsvormen

Onderzoek. Kind en Opvoeding jaar

Afvallen? Bereken je BMI.

Resultaten Vierdaagse Onderzoek 2017 Drs. Dominique ten Haaf Drs. Coen Bongers Dr. Jeanne de Vries Prof. Dr. Lisette de Groot Dr.

Transcriptie:

Beroepsopdracht van: Corine Nelen en Else Wolfswinkel Amsterdams Instituut voor Paramedische Opleidingen Instituut Fysiotherapie Amsterdam, 23-01-2005

Beroepsopdracht van: Corine Nelen en Else Wolfswinkel Amsterdams Instituut voor Paramedische Opleidingen Instituut Fysiotherapie Amsterdam, 23-01-2005

Inhoudsopgave Voorwoord blz. 3 Inleiding blz. 4 Methode Deelnemers blz. 5 Procedure blz. 5 Uitkomstmaten en meetinstrumenten blz. 6 Statistische analyse blz. 7 Resultaten blz. 8 Discussie en conclusie blz. 10 Samenvatting blz. 12 Literatuurlijst blz. 13 Verantwoording blz. 14 Bijlagen Bijlage I. Protocol van de Chester step test blz. 15 Bijlage II. Borgschaal blz. 17 Bijlage III. Normtabel fitheid blz. 18 Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 2

Voorwoord Deze scriptie is tot stand gekomen in het kader van de beroepsopdracht van het AMsterdams instituut voor Paramedische Opleidingen (AMPO), afdeling Fysiotherapie. Deze opdracht is opgesteld door het EMGO instituut en onderzoekscentrum Body@Work TNO VU medisch centrum. De opdracht was: onderzoek of de resultaten van de Chester step test overeenkomen met de resultaten van de SQUASH bij volwassen werknemers met overgewicht. Wij willen de volgende mensen bedanken die ons begeleid en geholpen hebben bij het voltooien van deze beroepsopdracht: Cia Kesselaar voor de begeleiding vanuit het AMPO. Geertje Ariëns en Caroline Dekkers voor de begeleiding vanuit het EMGO instituut/vumc. We willen ze bedanken voor het geven van advies en commentaar en voor het wegwijs maken in SPSS. Het heeft veel bloed, zweet en tranen gekost, maar uiteindelijk zijn we er toch uitgekomen met de analyses. Marieke van Wier voor haar enthousiasme en het meedenken met ons onderzoek en de gezelligheid die daarbij kwam kijken. Peter van Asselt en Masood Sultani voor het meehelpen met het invoeren van alle gegevens die we nodig hadden voor deze beroepsopdracht. Alle deelnemers die aan het ALIFE@Work onderzoek hebben meegewerkt. Zonder hen was het niet mogelijk geweest om dit onderzoek uit te voeren. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 3

Inleiding Veel mensen eten tegenwoordig ongezond en bewegen te weinig. [1,2,3] Te weinig bewegen en ongezond eten zijn twee belangrijke risicofactoren voor het ontwikkelen van overgewicht (Body Mass Index [BMI] 25 kg/m 2 ). Overgewicht kan leiden tot diverse gezondheidsproblemen zoals knie- en hartklachten, artrose en diabetes mellitus. [1,2,3] Mensen met overgewicht worden steeds vaker doorverwezen naar een fysiotherapeut en/of diëtist. Het behandelvoorstel van de huisarts voor de fysiotherapeut luidt meestal meer bewegen. Om als fysiotherapeut een goed behandelprogramma te kunnen opstellen, is het nodig om de fitheid van de patiënt te achterhalen, zodat belasting en belastbaarheid goed op elkaar afgestemd worden. De fitheid van patiënten kan op verschillende manieren bepaald worden. Meestal gebeurt dit door middel van conditietesten, zoals de Chester Step Test (CST). Dit is een submaximale test om de maximale zuurstofopname (VO 2max [ml/kg/min]) te voorspellen. [4,5,6] Deze testen nemen echter veel tijd in beslag. Om sneller een indruk van de fitheid te kunnen krijgen, zou de lichamelijke activiteit van een patiënt bepaald kunnen worden aan de hand van een korte vragenlijst, de SQUASH. [7] (Short QUestionnaire to ASsess Health enhancing physical activity). Deze vragenlijst zou dan aan de patiënt meegegeven kunnen worden, zodat de patiënt de vragenlijst thuis in kan vullen. De vraag is echter of de mate van lichamelijke activiteit, bepaald door de SQUASH, samenhangt met de fitheid. Daarom is de vraagstelling van dit onderzoek: In hoeverre hangt de fitheid, bepaald met behulp van de Chester step test, gemeten bij volwassen werknemers tussen de 18 en 65 jaar met overgewicht, samen met de mate van lichamelijke activiteit, gemeten met de SQUASH? Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 4

Methode Deelnemers In deze studie deden in totaal 259 deelnemers mee. Deze deelnemers zijn een subgroep van 1386 werknemers die meededen aan het Alife@Work project, dat zich richt op het bevorderen van een gezonde leefstijl. De deelnemers waren werknemers met overgewicht (BMI 25 kg/m 2 ), afkomstig van zeven verschillende bedrijven in Nederland. Van deze 259 deelnemers hadden er drie de SQUASH niet ingevuld en hadden er acht de CST niet uitgevoerd, waardoor voor deze 11 deelnemers de fitheid niet vergeleken kon worden met de lichamelijke activiteit. Eén deelnemer scoorde extreem hoog bij de hoeveelheid lichamelijke activiteiten tijdens sport (vanwege een skivakantie), waardoor deze deelnemer als uitbijter werd beschouwd. De VO 2max kan alleen voorspeld worden bij een stephoogte van minstens 15 cm, en kan pas nauwkeurig voorspeld worden als er minstens drie periodes (één periode is twee minuten) volbracht zijn. [4,6] Eén deelnemer had een te lage stephoogte (10 cm) vanwege een knieblessure en drie deelnemers volbrachten minder dan drie periodes. Verder slikten zes deelnemers bètablokkers, waardoor de hartfrequentie onderdrukt werd en de VO 2max overschat zou worden. Deze 22 deelnemers werden in de analyses geëxcludeerd, zodat het uiteindelijke aantal deelnemers op 237 kwam. De kenmerken van de 237 deelnemers staan in Tabel 1. Tabel 1. Kenmerken van de deelnemers (gemiddelde ± SD*). Totaal Mannen Vrouwen Aantal 237 169 68 Leeftijd (jr) 43,2 ± 9,1 44,1 ± 9,2 41,2 ± 8,8 Lengte (cm) 177,6 ± 9,1 181,5 ± 7,0 168,0 ± 6,3 Gewicht (kg) 93,3 ± 13,3 96,9 ± 12,3 84,2 ± 11,3 BMI (kg/m 2 ) 29,5 ± 2,9 29,4 ± 2,9 29,8 ± 3,1 *SD = Standaarddeviatie De gegevens in bovenstaande tabel laten zien dat mannen gemiddeld langer, zwaarder en ouder zijn in vergelijking met vrouwen (p 0,05). De BMI is niet significant verschillend tussen mannen en vrouwen. De deelnemers deden allemaal vrijwillig mee en hebben een informed consent getekend. Verder heeft de medisch ethische toetsingscommissie van het VU medisch centrum toestemming gegeven voor de uitvoering van het onderzoek. Procedure Alle deelnemers aan deze studie werden uitgenodigd voor een standaard meting in een ruimte dichtbij hun werkplek. Eerst werd het lichaamsgewicht bepaald en de lengte gemeten, waarna de BMI werd berekend. Vervolgens werden ze ongeveer een week later uitgenodigd voor een uitgebreide meting die onder andere bestond uit de CST. Twee weken vóór de standaard meting kregen alle deelnemers een vragenlijstboekje thuisgestuurd, en werd hen gevraagd deze tijdens deze meting weer in te leveren. In deze vragenlijst was de SQUASH opgenomen. De vragenlijst werd bij het inleveren gecontroleerd op ontbrekende waarden en deze waarden werden dan alsnog (door na te vragen aan deelnemer) ingevuld. Wanneer de deelnemers de vragenlijst vergeten waren mee te nemen, konden ze deze alsnog in een antwoordenveloppe terugsturen. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 5

Uitkomstmaten en meetinstrumenten Gewicht en lengte Het lichaamsgewicht (in kg) werd gewogen met een elektronische digitale weegschaal (Seca 770), en werd op één decimaal nauwkeurig vastgelegd. De deelnemers werden twee keer gewogen. Hierbij werd de deelnemer gevraagd zijn schoenen en zware kleding (truien, colberts) uit te trekken en zware voorwerpen uit de zakken te halen. De lichaamslengte (in cm) werd gemeten met een schuifstatief (Seca 222), en werd op één decimaal nauwkeurig vastgelegd. De deelnemers werden twee keer gemeten, zonder schoenen aan. De gemiddelde waarden van de eerste en tweede meting van het gewicht en de lengte werden berekend en met behulp van deze gemiddelden werd vervolgens de BMI bepaald door het gewicht (in kilogram) te delen door de lengte (in meters) in het kwadraat. Fitheid (gemeten met de CST) De fitheid werd bepaald aan de hand van de CST. Deze test bestond uit vijf periodes van elk twee minuten, waarbij de hartslag continu gemeten werd. Er werd begonnen met een stapsnelheid van 60 stappen per minuut. Na elke periode werd de stapsnelheid verhoogd met 20 stappen per minuut (zie bijlage I voor protocol Chester step test). Aan het eind van elke periode werd de hartslag genoteerd en werd er gevraagd naar de ervaren vermoeidheid op een Borgschaal (zie bijlage II). Wanneer de hartslag aan het einde van een periode 80% van de maximale hartslagfrequentie (HF max =220-leeftijd) had bereikt en/of op de ervaren vermoeidheidsschaal een score van 14 (tamelijk zwaar) of hoger werd aangegeven, werd de test beëindigd. Vervolgens werd aan de hand van de stijging van de hartfrequentie en stephoogte de VO 2max (in ml/kg/min) voorspeld. De VO 2max is een maat voor de fitheid. Op grond van de voorspelde VO 2max werd in een normtabel voor mannen en vrouwen in verschillende leeftijdscategorieën de bijbehorende fitheid (1=uitstekend, 2=goed, 3=gemiddeld, 4= onder gemiddeld, 5=slecht) bepaald (zie bijlage III). De CST is betrouwbaar en valide gebleken voor mensen met overgewicht (eigen resultaten). Lichamelijke activiteit (gemeten met de SQUASH) De lichamelijke activiteit werd bepaald met behulp van de SQUASH, een betrouwbare en valide vragenlijst. [8] Er werd gevraagd naar de lichamelijke activiteit in de afgelopen zeven dagen. In de vragenlijst werd gevraagd naar woon-werkverkeer, lichamelijke activiteiten op het werk, lichamelijke activiteiten in het huishoudelijk werk, lichamelijke activiteiten in de vrije tijd en lichamelijke activiteiten tijdens het sporten. In deze studie zijn woon-werkverkeer en lichamelijke activiteiten op het werk samengevoegd tot de categorie werk. Zie Tabel 2 voor de activiteiten per categorie. Tabel 2. Overzicht van de activiteiten per categorie. Categorie Activiteiten die worden nagevraagd Werk Lopen van/naar het werk Fietsen van/naar het werk Licht en matig inspannend werk Zwaar inspannend werk Huishoudelijk werk Licht en matig inspannend huishoudelijk werk Zwaar huishoudelijk werk Vrije tijd Wandelen Fietsen Tuinieren Klussen/doe-het-zelven Sport Welke sporten Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 6

Ook werd de deelnemers gevraagd aan te geven hoeveel dagen per week ze de activiteiten uitvoerden en hoeveel tijd ze daar gemiddeld per dag mee bezig waren. Bij de categorieën vrije tijd, sport en bij de activiteiten lopen en fietsen van/naar het werk werd ook nog gevraagd hoe inspannend ze de betreffende activiteiten vonden. Per activiteit werd het aantal minuten per week berekend (aantal dagen*aantal minuten per dag). Elke activiteit/sport heeft een MET-waarde. [7,9] Dit is de intensiteit, uitgedrukt in energieverbruik ten opzichte van het energieverbruik tijdens rust (1 MET). Niet alle sporten die door de deelnemers waren ingevuld, stonden in deze lijst. In deze gevallen zijn aannames gedaan wat betreft de intensiteit van de sport, door de MET-waarde te nemen van een sport van gelijkbare intensiteit. Op grond van de MET-waarden kunnen de activiteiten ingedeeld worden (afhankelijk van de leeftijd) in de categorieën licht, matig en zwaar intensief. De afkappunten zijn gebaseerd op de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. [3] In Tabel 3 staan de afkappunten per leeftijdscategorie vermeld. Tabel 3. Afkappunten per leeftijdscategorie. Licht intensief Matig intensief Zwaar intensief Volwassenen (18-55) < 4 MET 4-6,5 MET MET,5 55-plussers < 3 MET 3-5 MET MET Op basis van de indeling in deze categorieën en hoe intensief de deelnemer de activiteit vond, kon een intensiteitsfactor aan de activiteiten worden toegekend, zie Tabel 4. Tabel 4. Intensiteitsfactor per activiteit. Indeling op basis van Ainsworth [7] en Nederlandse Norm Indeling op basis van zelfrapportage Licht Gemiddeld Zwaar Licht intensief 1 2 3 Matig intensief 4 5 6 Zwaar intensief 7 8 9 De activiteiten werden daarna uitgedrukt in een activiteitenscore (minuten per week*een intensiteitsfactor). Per categorie zijn de activiteitenscores van de daarbij behorende activiteiten bij elkaar opgeteld, waardoor er vier deelscores overbleven: een deelscore voor lichamelijke activiteit op het werk, lichamelijke activiteit in het huishoudelijk werk, lichamelijke activiteit in de vrije tijd en lichamelijke activiteit tijdens sporten. Deze deelscores zijn ook nog bij elkaar opgeteld tot een totaalscore. Echter niet iedereen had alle vragen ingevuld, waardoor voor deze deelnemers één of meerdere activiteitenscores niet berekend konden worden. Deze deelnemers zijn niet meegenomen in de analyse van de deelscore voor de categorie waar de gegevens van ontbraken, en daardoor ook niet in de totaalscore. Statistische analyse Voor de statistische analyse is het programma SPSS gebruikt. Aangezien de hoeveelheid lichamelijke activiteit voor alle deelscores (werk, huishoudelijk werk, vrije tijd en sport) en de totaalscore niet normaal verdeeld waren, zijn met behulp van een mediaansplitsing alle deelscores in twee groepen gedeeld. Met behulp van de Chi-square (χ 2 ) toets werd het verschil in fitheid tussen mannen en vrouwen getoetst. Daarnaast werd met behulp van de Chi-square (χ 2 ) toets bepaald of de fitheid samenhing met de hoeveelheid lichamelijke activiteit. De verschillen in de gemiddelde VO 2max tussen mannen en vrouwen werden getoetst met behulp van een t-test. P-waarden 0,05 werden significant bevonden. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 7

Resultaten Lichamelijke activiteit (gemeten met de SQUASH) In Tabel 5 staan het aantal deelnemers, het gemiddelde, de range en de mediaan van de deelscores van de vier categorieën van lichamelijke activiteit en van de totale hoeveelheid lichamelijke activiteit (totaalscore). Tabel 5. Deelscores per categorie en de totaalscore. Werk Huishoudelijk werk Vrije tijd Sport Totaalscore Aantal 232 236 215 233 207 Gemiddelde 1403 795 1174 759 4211 Range 0-8400 0-6240 0-9240 0-12300 270-14265 Mediaan 1065 480 795 480 3630 Bij de vier categorieën waren er deelnemers die helemaal niet lichamelijk actief zijn geweest. Bij de categorie werk waren dit 20 deelnemers, bij de categorie huishoudelijk werk 21 deelnemers, bij de categorie vrije tijd 13 deelnemers en bij de categorie sport 79 deelnemers. De hoogste gemiddelde deelscore van de vier categorieën was bij lichamelijke activiteit op het werk (1403), en de laagste gemiddelde deelscore was bij lichamelijke activiteit tijdens sporten (759). De mediaansplitsing leverde voor ieder categorie en de totale hoeveelheid lichamelijke activiteit een groep met een lage en een groep met een hoge deelscore op. In Tabel 6 staat vermeld hoeveel deelnemers er in elke groep zijn ingedeeld en welke gemiddelde deelscore hierbij hoort. Tabel 6. Aantal deelnemers en gemiddelde deelscore per groep (laag en hoog) voor de vier categorieën en voor de totaalscore. Werk Huishoudelijk werk Vrije tijd Sport Totaalscore Laag Hoog Laag Hoog Laag Hoog Laag Hoog Laag Hoog Aantal 116 116 118 118 108 107 117 116 104 103 Gemiddelde 296 2510 184 1407 325 2032 113 1411 2260 6181 Fitheid (gemeten met de CST) Aan de hand van de resultaten van de CST werd voor alle deelnemers de VO 2max voorspeld. De gemiddelde VO 2max voor alle deelnemers (n=237) was 37,8 ml/kg/min (SD ±6,3). De gemiddelde VO 2max voor de groep mannen (n=169) was 38,9 ml/kg/min (SD ±6,2). Deze waarde was significant hoger in vergelijking met de VO 2max van de groep vrouwen (t=4,48; p 0,001), die een gemiddelde VO 2max hadden van 35,0 ml/kg/min (SD ±5,9). Aan de hand van de voorspelde VO 2max kon in een normtabel de bijbehorende fitheidscore worden bepaald. In Tabel 7 staan voor de totale groep deelnemers en apart voor mannen en vrouwen, de frequenties en percentages per fitheidscore. Tabel 7. Frequenties en percentages per fitheidscore voor de totale groep en apart voor mannen en vrouwen. Fitheid Totale groep Mannen Vrouwen Frequentie Percentage Frequentie Percentage Frequentie Percentage 1 (uitstekend) 21 8,9 % 18 10,7 % 3 4,4 % 2 (goed) 112 47,2 % 83 49,1 % 29 42,6 % 3 (gemiddeld) 85 35,9 % 57 33,7 % 28 41,2 % 4 (onder gemiddeld) 19 8,0 % 11 6,5 % 8 11,8 % 5 (slecht) 0 0,0 % 0 0,0 % 0 0,0 % Totaal aantal 237 100,0 % 169 100,0 % 68 100,0 % Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 8

De meeste deelnemers (83%) hadden een goede of gemiddelde fitheid. Er waren geen deelnemers met een slechte fitheid. Verder hadden meer vrouwen in vergelijking met mannen een fitheid van gemiddeld (41,2 % om 33,7 %) en onder gemiddeld (11,8 % om 6,5 %), en hadden meer mannen in vergelijking met vrouwen een fitheid van goed (49,1 % om 42,6 %) en uitstekend (10,7 % om 4,4 %). De fitheid was voor mannen significant hoger in vergelijking met vrouwen (χ 2 =4,85; p=0,03). Het verband tussen de fitheid en lichamelijke activiteit In Tabel 8 staan de resultaten van de χ 2 analyses van de verschillende gebieden van lichamelijke activiteit en de fitheid. Tabel 8. Resultaten van de χ 2 analyse van lichamelijke activiteit met fitheid. Χ 2 P-waarde Werk 0,47 0,50 Huishoudelijk werk 0,72 0,40 Vrije tijd 0,24 0,63 Sport 4,44 0,04 Totaalscore 1,91 0,17 Lichamelijke activiteit tijdens sporten was significant (p= 0,05) gerelateerd aan de fitheid, wat erop duidt dat er een verband is tussen lichamelijke activiteit tijdens sporten en de fitheid. Het verband tussen lichamelijke activiteit op het werk en de fitheid was niet significant, wat erop duidt dat er geen verband is tussen lichamelijke activiteit en de fitheid in deze groep. Ook werden er geen significante verbanden gevonden tussen lichamelijke activiteit in het huishoudelijk werk en de fitheid, tussen lichamelijke activiteit in de vrije tijd en de fitheid, en tussen de totale hoeveelheid lichamelijke activiteit en de fitheid. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 9

Discussie en conclusie In deze studie werd onderzocht of de fitheid gemeten bij volwassen werknemers tussen de 18 en 65 jaar met overgewicht, samenhing met de mate van lichamelijke activiteit. SQUASH Met behulp van de SQUASH werd de mate van lichamelijke activiteit bepaald. De hoeveelheid lichamelijke activiteit werd uitgedrukt in een deelscore. Het gemiddelde van de totale hoeveelheid lichamelijke activiteit (totaalscore) was 4211. De hoogste gemiddelde deelscore werd gevonden bij lichamelijke activiteit op het werk (1403), en de laagste gemiddelde deelscore bij lichamelijke activiteit tijdens sporten (759). Een mogelijke verklaring voor de hoge gemiddelde deelscore op het werk en voor de lage gemiddelde deelscore tijdens sporten, is dat de meeste mensen relatief veel tijd per week op het werk doorbrengen en relatief weinig tijd per week aan sport doen. Daarnaast deden 79 deelnemers helemaal niet aan sport, waardoor de gemiddelde deelscore tijdens sporten ook laag uitviel. Fitheid Met behulp van de CST werd de fitheid bepaald. Aan de hand van de voorspelde VO 2max werd de fitheid op ordinaal niveau beoordeeld als uitstekend, goed, gemiddeld, onder gemiddeld of slecht. Er werd een voorspelde VO2max van 37,8 ml/kg/min gevonden bij de werknemers met overgewicht. Dit komt niet overeen met de resultaten van Sykes en Roberts. [10] Zij vonden een voorspelde VO 2max van 52,1 ml/kg/min. Dit verschil zou verklaard kunnen worden doordat de deelnemers in hun onderzoek een gemiddeld lagere BMI hadden (24,7 kg/m 2 ) en gemiddeld jonger waren (30,6 jaar) dan de deelnemers in onze studie. De meeste deelnemers hadden een goede of gemiddelde fitheid. Er waren geen deelnemers met een slechte fitheid. De fitheid was voor mannen significant hoger in vergelijking met de fitheid van vrouwen (χ 2 =4,85; p=0,03). Het verschil in fitheid kan voor een groot deel worden toegeschreven aan verschillen in lichaamssamenstelling. De fitheid neemt af als het vetpercentage toeneemt. [11] Het verband tussen de fitheid en lichamelijke activiteit De resultaten laten zien dat er een significant verband bestaat tussen de mate van lichamelijke activiteit tijdens sporten en de fitheid van werknemers met overgewicht. Werknemers met overgewicht die lichamelijk actief zijn tijdens het sporten hebben een betere fitheid in vergelijking met werknemers met overgewicht die niet of minder lichamelijk actief zijn tijdens het sporten. Er werden geen significante verbanden gevonden tussen de fitheid en de mate van lichamelijke activiteit op het werk, in het huishoudelijke werk, in de vrije tijd en de totale hoeveelheid lichamelijke activiteit. Uit de literatuur blijkt dat bij de fitheid genetische factoren waarschijnlijk een grote rol spelen. [1,12,13] Dit zou kunnen betekenen dat mensen die lichamelijk actief zijn toch een lagere fitheid hebben dan mensen die niet of minder lichamelijk actief zijn. Een mogelijke verklaring voor het feit dat er een verband is gevonden tussen lichamelijk activiteit tijdens sporten en de fitheid en niet met de andere categorieën, is dat de intensiteit van het sporten hoog genoeg is om fitter te worden en/of te blijven. Om fitter te worden en/of te blijven moet er namelijk op 60-70% van de HF max getraind worden. [3,11] Dit is meestal niet het geval bij matig intensieve activiteiten zoals werken, huishoudelijk werk en wandelen, fietsen, traplopen en tuinieren in de vrije tijd. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 10

Beperkingen Ondanks dat de SQUASH een valide en betrouwbare vragenlijst is om het beweeggedrag vast te stellen, [8] was het voor de deelnemers waarschijnlijk erg moeilijk om een schatting te maken van hun mate van lichamelijke activiteit, omdat de mate van lichamelijke activiteit per dag en per seizoen kunnen variëren. Dit geldt met name voor lichamelijke activiteit op het werk, lichamelijke activiteit in het huishoudelijk werk en lichamelijke activiteit in de vrije tijd. Lichamelijke activiteit tijdens sporten zou wellicht makkelijker in te vullen zijn, omdat de deelnemers op vaste dagen en tijden aan sport doen. Dit zou ook kunnen verklaren waarom lichamelijke activiteit tijdens sporten wel significant (p= 0,05) gerelateerd was aan de fitheid, en de overige categorieën van lichamelijke activiteit en de totale hoeveelheid lichamelijke activiteit niet significant gerelateerd waren aan de fitheid. De SQUASH geeft een subjectief beeld van de mate van lichamelijke activiteit van een deelnemer. Dit leidt dikwijls tot een overschatting van de werkelijke hoeveelheid lichamelijke activiteit (mensen doen zich beter voor) of juist tot een onderschatting hiervan (omdat mensen activiteiten vergeten zijn). [14] Dit zou kunnen verklaren waarom er 20 deelnemers waren die een 0 scoorden voor lichamelijke activiteit op het werk. De CST is een submaximale test, die de VO 2max voorspelt. In deze voorspelling zit vaak een schattingsfout, variërend van 5 15 %. [15] Voor een juiste waarde van de VO 2max zou een maximaaltest gebruikt moeten worden. Echter een maximaaltest neemt veel tijd in beslag, brengt meer kosten met zich mee en was om praktische redenen niet uitvoerbaar. Bovendien moet er een arts bij een maximaaltest aanwezig zijn, omdat deze test erg belastend is voor de deelnemer. Daarnaast is de CST misschien niet specifiek genoeg, aangezien weinig mensen steppen. Met steppen worden de spieren op een andere manier gebruikt dan bijvoorbeeld bij fietsen. [16] Een fietstest als submaximale test zou misschien beter geweest zijn, omdat fietsen gebruikelijker is dan steppen. Echter om praktische redenen is er voor de CST gekozen. Het is echter mogelijk dat bij een relatief ongetrainde groep dit niet helemaal op gaat, omdat deze groep waarschijnlijk ook weinig fietst. Daarom zou het voor deze groep wellicht niet zoveel uit maken welke submaximale test gebruikt wordt. Tot slot kunnen de resultaten van dit onderzoek niet gegeneraliseerd worden naar de totale Nederlandse bevolking, omdat het hier gaat om werknemers met overgewicht. Conclusie Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er alleen een significant verband bestaat tussen de fitheid en lichamelijke activiteit tijdens sporten. Werknemers met overgewicht die lichamelijk actief zijn tijdens het sporten hebben een betere fitheid in vergelijking met werknemers met overgewicht die niet of minder lichamelijk actief zijn tijdens het sporten. Tussen de fitheid en lichamelijke activiteit op het werk, lichamelijke activiteit in het huishoudelijk werk en lichamelijke activiteit in de vrije tijd is geen significant verband gevonden. Ook is er geen significant verband gevonden tussen de fitheid en de totale hoeveelheid lichamelijke activiteit bij werknemers met overgewicht. Bovenstaande conclusie houdt in dat de SQUASH beter niet gebruikt kan worden in de fysiotherapie om snel iemands fitheid te bepalen, omdat de mate van lichamelijke activiteit geen goede maat is voor iemands fitheid. Verder onderzoek zal moeten aantonen of de mate van lichamelijke activiteit tijdens sporten daadwerkelijk een goede maat is voor de fitheid. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 11

Samenvatting Inleiding Het doel van dit onderzoek was om de resultaten van de Chester Step Test (CST) van werknemers met overgewicht te vergelijken met de resultaten van de SQUASH. Vraagstelling: In hoeverre hangt de fitheid, bepaald met behulp van de Chester step test, samen met de mate van lichamelijke activiteit, gemeten met de SQUASH (Short QUestionnaire to ASsess Health enhancing physical activity) bij werknemers met overgewicht. Methode Voor dit onderzoek werden 237 deelnemers meegenomen in de analyse (169 mannen en 68 vrouwen). Zij hadden een gemiddelde leeftijd van 43,2 jaar, gemiddelde lengte van 177,6 cm, een gemiddeld gewicht van 93,3 kg en een gemiddelde BMI van 29,5 kg/m 2. De fitheid van de deelnemers werd bepaald aan de hand van de resultaten van de CST, waarmee de VO 2max werd voorspeld. De hoeveelheid lichamelijke activiteit van de deelnemers, bepaald met behulp van de SQUASH, is uitgedrukt in een deelscore. Deze deelscore per categorie (werk, huishoudelijk werk, vrije tijd en sport) werd berekend door het aantal minuten lichamelijke activiteit per week te vermenigvuldigen met een intensiteitsfactor. De intensiteitsfactor werd bepaald door middel van de intensiteit van de activiteiten en hoe intensief de deelnemer de activiteit vond. Daarna werden alle deelscores bij elkaar opgeteld tot een totale hoeveelheid lichamelijke activiteit (totaalscore). Met behulp van de Chi-square (χ 2 ) toets werd bepaald of de fitheid samenhing met de hoeveelheid lichamelijke activiteit. P-waarden 0,05 werden significant bevonden. Resultaten Resultaten lieten een significant verband zien tussen lichamelijke activiteit tijdens sporten en de fitheid (χ 2 = 4,44; p=0,04). Werknemers met overgewicht die lichamelijk actief waren tijdens het sporten hadden een betere fitheid in vergelijking met werknemers met overgewicht die niet of minder lichamelijk actief waren tijdens het sporten. Er werden geen significant verbanden gevonden tussen lichamelijke activiteit op het werk en de fitheid (χ 2 =0,47; p=0,50), lichamelijke activiteit in het huishoudelijk werk en de fitheid (χ 2 =0,72; p=0,40), lichamelijke activiteit in de vrije tijd en de fitheid (χ 2 =0,24; p=0,63) en de totale hoeveelheid lichamelijke activiteit en de fitheid (χ 2 =1,91; p=0,17). Conclusie De fitheid, gemeten met de CST, hangt niet samen met de mate van lichamelijke activiteit, gemeten met de SQUASH. De SQUASH kan niet gebruikt worden in de fysiotherapie om snel iemands fitheid te bepalen, omdat de mate van lichamelijke activiteit geen goede maat is voor iemands fitheid. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 12

Literatuurlijst 1. Http://www.fysioweb.nl/nieuws/2004/Beweegredenen.htm. 2. Http://www.lemma.nl/Autosite/Boeken/940.htm. 3. Http://www.bewegingsvraagstukken.nl/themas/NBN.html. 4. Sykes K, The Chester step test, Wrexham: ASSIST creative resources Limited, 1998 3. 5. Sabre Safety Limited, Capacity assessment in the workplace: a new step test, Occ. Health, 1995; 48: 436-438. 6. Buckley JP, Sim J, Eston RG, Hession R, Fox R, Reliability and validity of measures taken during the Chester step test to predict aerobic power and to prescribe aerobic exercise, Br J Sports Med, 2004; 38: 197-205. 7. Wendel-Vos W, Schuit J, SQUASH, Short QUestionnaire to ASses Health enhancing physical activity, Centrum voor Chronische ziekten Epidemiologie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven, 2002. 8. Wendel-Vos GC e.a., Reproducibility and relative validity of the short questionnaire to assess health-enhancing physical activity, J Clin Epidemiol, 2003; 56:1163-9. 9. Http://sport.harelbeke.be/Energie%20sporten.htm. 10. Sykes K, Roberts A, The Chester step test a simple yet effective tool for the prediction of aerobic capacity, Physiotherapy 90, 2004; 183-188. 11. Http://www.mtchuizen.com/Karvonen2.php. 12. Åstrand P-O, Rodahl K, Textbook of work physiology, Physiological bases of exercise, McGraw-Hill, Singapore, 1970 3. 13. Http://www.kvlo.nl/publicaties/0801fitgezondWVMech.htm. 14. Http:://www.kvlo.nl/publicaties/ 0601ThThomas/Kempergezvo2max.htm. 15. Warwick IC Systems, Aerobic fitness testing: an update, Occ. Health, 1996; 20-22. 16. Fox e.a., Fysiologie voor lichamelijke opvoeding, sport en revalidatie, Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen, 1999. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 13

Verantwoording Deze scriptie is in goede samenwerking tot stand gekomen. In eerste instantie hebben wij gezamenlijk de inleiding en methode geschreven, waarna deze door onze opdrachtgevers gecontroleerd werden. De feedback die we hierover kregen, hebben we samen besproken en de tekst al dan niet aangepast. Ditzelfde hebben we ook gedaan voor de resultaten, discussie en conclusie en de samenvatting. Daarna hebben we het voorwoord geschreven, de literatuurlijst gemaakt en de bijlagen toegevoegd. Hier hebben onze opdrachtgevers ook naar gekeken, zodat eventuele fouten er uitgehaald konden worden. Tot slot hebben we het voorblad gemaakt. We zaten elke dag van ongeveer 9.00u tot 16.15u op de VU om aan deze beroepsopdracht te werken. Daarom hadden we de mogelijkheid om alles (ook de analyses) met z n tweeën te doen. Er is dus geen specifieke taakverdeling geweest. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 14

Bijlage I Protocol van de Chester step test Het benodigde materiaal voor de test: Een step (in hoogte verstelbaar) Een hartslagmeter Een stopwatch Een metronoom Een Rate of Perceived Exertion (RPE) formulier Een rekenmachine Richtlijnen bij het uitvoeren van de Chester step test: De test begint op een relatief langzaam tempo van 15 steps per minuut en wordt elke twee minuten verhoogd tot 20, 25, 30 en 35 steps per minuut. De test wordt gestopt na een periode als de hartslag van de deelnemer in die periode 80% van de maximale hartslag (220-leeftijd) heeft bereikt, of aan het einde van die periode een score van 14 of hoger aangeeft op Ervaren vermoeidheidsschaal (zie bijlage 2). Periode Stepsnelheid Metronoom snelheid Duur periode 1 15 60 2 min. 2 20 80 2 min. 3 25 100 2 min. 4 30 120 2 min. 5 35 138 2 min. De stephoogte wordt bepaald. Deze hoogte wordt bepaald aan de hand van een vragenlijst met betrekking tot fysieke activiteit en het stepprotocol: 30 cm: mensen onder de 40 die regelmatig fysiek actief zijn en gewend zijn aan matige inspanning. 25 cm: mensen boven de 40 die regelmatig fysiek actief zijn en gewend zijn aan matige inspanning. 20 cm: mensen onder de 40 die niet of nauwelijks fysiek actief zijn en mensen onder de 40 die een matig overgewicht hebben. 15cm: mensen boven de 40 die niet of nauwelijks fysiek actief zijn en mensen onder de 40 met matig of meer overgewicht. Voor mensen boven de 60 zijn de twee laagste stephoogten het meest geschikt. Bepaal de maximale hartslag (HF max = 220 - leeftijd). Bereken 80% van de HF max. Leg de test uit en het scoreformulier over ervaren vermoeidheid. Bevestig de hartslagmeter om de borst van de deelnemer en start de hartslagregistratie. Indien de hartslagfrequentie in rust groter is dan 100 slagen per minuut, dient men na 5 minuten rust de meting te herhalen. Mocht de hartslagfrequentie opnieuw meer dan 100 slagen per minuut bedragen, dan mag niet deelgenomen worden aan de test. Stel de metronoom in op het juiste ritme (60 slagen/minuut). Vraag de deelnemer op het ritme van de metronoom te gaan steppen en geef aan dat het doel is om 2 minuten in dit ritme te blijven steppen. Check aan het einde van de 2 minuten de hartslag en vraag de persoon op de Ervaren vermoeidheidsschaal aan te geven hoe zwaar de persoon de test ervaart door het noemen van een getal. Noteer de hartslag en de ervaren vermoeidheid. Ligt de hartslag onder de 80% HF max en is de ervaren vermoeidheid lager dan 14, ga dan door naar de volgende periode en Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 15

verhoog het ritme van de metronoom zoals aangegeven in bovenstaande tabel. Vraag de deelnemer in het snellere ritme mee te gaan steppen voor een periode van 2 minuten. Herhaal stap 8 net zolang tot de hartslag in de laatste paar seconden van de periode boven de 80% HF max grens ligt of de ervaren vermoeidheid groter of gelijk is aan 14. Is één van beide het geval, dan is de test afgelopen. Als (gedurende de test) de deelnemer tekenen vertoond van oververmoeidheid en/of duizeligheid, stop de test en vraag de patiënt te gaan zitten om te herstellen. Wanneer 80% van HF max behaald wordt midden in een fase, moet aan de patiënt de RPE voorgelegd worden. Wanneer de patiënt 14 of lager scoort en kan steppen zonder het als zeer onaangenaam te ervaren, kan de test gewoon tot aan het eind van de fase uitgevoerd worden (tot het moment waarop de hartslag en RPE normaal gesproken opgenomen worden). Vervolgens wordt de test beëindigd. De voorspelde waarde van de VO 2max kan worden ingevuld na dat deze is bepaald met behulp van de Chester step test calculator. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 16

Bijlage II Borgschaal Ervaren Vermoeidheidsschaal 6 7 Heel erg licht 8 9 Zeer licht 10 11 Tamelijk licht 12 13 Tamelijk zwaar 14 15 Zwaar 16 17 Zeer zwaar 18 19 Heel erg zwaar 20 Uitputting Wat is het verband tussen lichamelijke activiteit en Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 17

Bijlage III Normtabel fitheid Normtabel voor mannen per leeftijdscategorie Fitheid 20-29 jr 30-39 jr 40-49 jr 50-59 jr 60-65 jr Uitstekend 55 50 46 44 40 Goed 44-54 40-49 37-45 35-43 33-39 Gemiddeld 35-43 34-39 32-36 29-34 25-32 Onder gemiddeld 28-34 26-33 25-31 23-28 20-24 Slecht < 28 < 26 < 25 < 23 < 20 Normtabel voor vrouwen per leeftijdscategorie Fitheid 20-29 jr 30-39 jr 40-49 jr 50-59 jr 60-65 jr Uitstekend 50 46 43 41 39 Goed 40-49 36-45 34-42 33-40 31-38 Gemiddeld 32-39 30-35 28-33 26-32 24-30 Onder gemiddeld 27-31 25-29 22-27 21-25 19-23 Slecht < 27 < 25 < 22 < 21 < 19 Op grond van de voorspelde VO 2max kan in deze normtabellen voor zowel mannen als vrouwen per leeftijdscategorie de bijbehorende fitheid worden bepaald. Corine Nelen en Else Wolfswinkel, Amsterdam 2005 18