de verdieping 4 leslokalen. Daarnaast is op de verdieping een kantoorfunctie aanwezig (enkele vertrekken voor administratieve doeleinden).

Vergelijkbare documenten
Brandveiligheid parkeergarages

Passiefhuis brand(on)veilig?

Effectbeheersing of risicobeheersing?

Veiligheid door risicobeheersing

FSE-casus supermarkt (groot brandcompartiment) 1. Randvoorwaarden gebouw en gebruik

Brandveiligheid Beperking van het uitbreidingsgebied van brand en rook

Luchtdicht Rookdicht. Buitenbrand. Binnenbrand. Brand Gebouw interactie. Brand en brandstof: NL:

Nieman Consulting Engineers: Tecnical director

FSE-case groot brandcompartiment met RWA-voorziening

Hoe risicovol is veilig?

Brandveiligheid grote brandcompartimenten

Een brandveilige toekomst?

Wat is brandveilige isolatie?

Samenvatting. Adviesburo Nieman B.V.

BDA Groep. BDA Groep 1976 circa 60 medewerkers. Brandveiligheid in hoofdlijnen. Verwarring over aspecten. Beoordelingsgrondslag!

Consequenties van het autobrandscenario. Brandveiligheid natuurlijk geventileerde parkeergarages. Tekst Ir. Ruud van Herpen FIFireE

Grote brandcompartimenten: Uitbranden of ingrijpen?

Bouwen buiten het toepassingsgebied van het Bouwbesluit. Ir Ruud van Herpen Adviesburo Nieman Zwolle

SCHIPHOL HOTEL BADHOEVEDORP

AFD BEPERKING ONTSTAAN BRANDGEVAARLIJKE SITUATIE

Hoge gebouwen: hoge veiligheidsrisico s? Een integrale risicobeschouwing voor hoogbouw

Rapportage BRANDO2: bepaling van de weerstand tegen brandoverslag conform NEN 6068:2008+C1:2011

Brandveiligheidsaspecten van de uitbreiding van het kantoorpand van IHC Hydrohammer B.V. te Kinderdijk. Ontwerp met 3 verdiepingen

Veranderende randcondities

1.4 Veiligheidseisen bij brand Bouwbesluit. CORRECTIES v2 (2 februari 2015) bij: A.F. Hamerlinck, Brand, Zoetermeer 2010 (1e druk)

1 Inleiding vereist kwaliteitsniveau... 2

Het natuurlijk brandconcept Uitbranden of ingrijpen?

Beschrijving. Adviesvraag. Gelijkwaardige brandveiligheid in tweelaagse kippenstal. Advies Definitief

Atria en brandveiligheid

1 Inleiding Algemeen Doel Uitgangspunten Computermodel 5 2 NEN

Garage naast een woning: brandveiligheid

croes Bouwtechnisch Ingenieursbureau

Basisprincipe inzake regelgeving brandveiligheid gevelconstructies.

Brandcompartimenten in Bouwbesluit 2012

ISOLATIE, MUUR, THERMISCH, VOORGEVORMD (attest, productcertificaat)

AVR Afvalverwerking BV Nieuwbouw Stortbordes december 2011

Schiphol The Base. Verbinding 3e en 4e verdieping The Base B

Het natuurlijk brandconcept Uitbranden of ingrijpen?

FSE-casus verpleegafdeling gezondheidszorgfunctie. 1. Randvoorwaarden gebouw en gebruik

Toetsing brandpreventie

Duurzaam brandveilige gebouwen. Ruud van Herpen

Thermische belasting door brand op scheidingsconstructies. - probabilistische equivalente brandduur

Wat is een veiligheidstrappenhuis?

Grondgebondenwoningen Churchillpark te Leiden=

De woningbrand van de toekomst: risico s van rook door de bewopners Ing. Jan Linssen, free lance brandveiligheidsadviseur

NIEUWBOUW 78 APPARTMENTEN HABITAGE TE HEERHUGOWAARD

Aleidisstraat 3, Rotterdam

Tentamen Warmte-overdracht

OMGEVINGSVERGUNNING. ProjectManagement Bureau Gemeente Amsterdam Postbus BG AMSTERDAM

In de bijlage bij dit advies is een plattegrond en een doorsnede van het betreffende gebouw opgenomen.

Brandwerendheid in een brandoverslagsituatie

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017

WAND, BINNEN, NIET DRAGENDE, MONTAGEWAND, GIPSPLATEN (attest, productcertificaat)

Datum: 18 maart 2011 Ons kenmerk: RH3851 Project: Beoordeling staalconstructie systeem FlexFrameBouw Betreft: Onderzoek brandwerendheid

Korte Checklist. 1. Organisatorische aspecten Zorg voor een brandveilige bedrijfsvoering!

Figuur 1. Cascademodel voor branduitbreiding, waarin rekening kan worden gehouden met installatietechnische voorzieningen voor brandbeheersing en rook

Duurzaam brandveilige gebouwen. Ruud van Herpen MSc. FIFireE

ADVIES. Pagina 1 van 6. Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Secretariaat info@adviescommissiebrandveiligheid.

ADVIES. Beschrijving. Pagina 1 van 5. Adviescommissie Praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Postbus BV Rotterdam

Popcentrum MIO te Maastricht Brandveiligheid

document: Gelijkwaardigheid beperking uitbreiding van brand - verkoopruimte

Beach hotel te Zoutelande. Rapportage berekening permanente vuurbelasting

5. Toetskader De beoordeling is uitgevoerd op basis van Bouwbesluit 2012 (inclusief wijzigingen per ). Voor het realiseren van een tijdelijke

BRANDPREVENTIE TOETSING

Uitbreiding tweede openluchtschool te Amsterdam. Rapportage brandveiligheid. Rapportnr: Datum: Versie: 1 Contactpersoon: L.

groot brandcompartiment, handhaving, spiegelsymmetrie, WBDBO

Beleid bestaande bouw - beleidspakket. Kwaliteit brandveiligheid

Voordelen van sprinklerbeveiliging voor persoonlijke veiligheid

FSE van constructies in praktisch perspectief. Ralph Hamerlinck

Bouwbesluit 2012 en gelijkwaardigheid. dr. ir. Ralph Hamerlinck

Bouwbesluit 2012, kantoorfunctie, nieuwbouw, vluchtroute, brandmeldinstallatie (BMI), Datum: 25 maart 2019 Status:

Bouwbesluit 2012, industriefunctie, gelijkwaardigheid, nieuwbouw, thermische isolatie Datum: 15 juni 2019 Status: magazijn.

Aviko Steenderen, Beheersbaarheid van Brand vrieshuis. Aviko Steenderen, Beheersbaarheid van Brand vrieshuis

medewerkerswoning rood gearceerd, de groepswoningen groen (groepswoning 3) en geel (groepswoning 5). Figuur 1 principe bestaande indeling Een deel van

Ir. René Hopstaken. Structural Fire Safety Engineering praktijkvoorbeeld

AMS1 Schiphol-Rijk. Brandveiligheid in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Hoe veilig is vluchtveilig? Noodzakelijke marges als gevolg van onzekere randcondities

Samenvallende rookvrije vluchtroutes in een woongebouw

Infobrief Landelijke regels voor Brandveiligheid toegelicht :

ROCKFON. Albert RICOUR Account Manager. Brandveilige plafondoplossingen

WAND, BINNENSPOUWBLAD, NIET DRAGEND, BETON (attest, productcertificaat)

DAKBEDEKKING, METALEN ELEMENTEN of STROKEN (attest, productcertificaat)

Bouwbesluit 2012, woongebouw, overige gebruiksfunctie, nieuwbouw, portiekontsluiting, parkeren Datum: 19 mei 2017 Status:

Verticaal vluchten bij transformatie en renovatie van woongebouwen. Roy Hendriks, Alcedo Stan Veldpaus, Colt International

Onderbouw. Brandveiligheidseisen ONDERBOUW. Om voor optoppen in aanmerking te komen moet een woongebouw aan

O 2, brandt het of brandt het niet?

Infobrief Landelijke regels voor Brandveiligheid toegelicht : 1. Stroomschema s en Bouwbesluit nu en in de toekomst

doorstroomcapaciteit vluchtroutes Business Center

<> Inhoudsopgave 1 Algemene projectgegevens Sterkte bij brand (afdeling 2.2) Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situa

BRL 2880 " Systemen voor het brandwerend bekleden van lijnvormige stalen bouwconstructies " ( )

BEOORDELINGSRICHTLIJN WIJZIGINGSBLAD

Hoe kunnen we bij Hoogbouw een projectgerichte benadering toepassen? Ralph Hamerlinck (Bouwen met staal)

Checklist bijeenkomstfunctie

Brandveilige parkeergarages

Rookbeheersing. Rookbeheersingsystemen regelgeving en randvoorwaarden. Ronald Driessens. rookbeheersingsdeskundige

HOUTWOLPLAAT, MINERAAL GEBONDEN (attest-met-productcertificaat) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Rapport. Ventilatieberekeningen Herontwikkeling Rietveld 33A te Woerden. Projectnummer 16126

Uitgangspunten en resultaten brandoverslag berekeningen

Verbouwing gezondheidszorgcomplex aan de Zuiderweg 15 te Schagen. Rapportage brandveiligheid

Transcriptie:

1. Randvoorwaarden gebouw en gebruik In een gebouwvleugel met een onderwijsfunctie, bestaande uit twee bouwlagen, is een centrale verkeersruimte aanwezig voor de ontsluiting van de leslokalen. Op de begane grond zijn 9 leslokalen aanwezig, op de verdieping 4 leslokalen. Daarnaast is op de verdieping een kantoorfunctie aanwezig (enkele vertrekken voor administratieve doeleinden). De verkeersruimte bevat een vide met een centrale trap. Er is een tweede trappenhuis aanwezig in de gebouwvleugel, maar desondanks is er sprake van samenvallende vluchtroutes, aangezien de vluchtroutes niet onafhankelijk zijn van elkaar. De tweede vluchtroute kan namelijk uitsluitend via de eerste vluchtroute worden bereikt. De onderstaande plattegronden geven de situatie weer in de gebouwvleugel. 1

Het gebouw is voorzien van een innovatief ventilatiesysteem. In de leslokalen wordt verse lucht ingeblazen via het plafondplenum. Vervolgens zijn overstroomvoorzieningen aangebracht in de scheidingsconstructie tussen lokaal en verkeersruimte. Vanuit de verkeersruimte vindt luchtafvoer op natuurlijk wijze plaats via afvoerpijpen in het dak. De onderstaande figuur geeft een indruk van de werking van het systeem. Het innovatieve ventilatiesysteem maakt een nadere beschouwing van brandveiligheid noodzakelijk. Enerzijds kan het systeem voor ongewenste rookverspreiding zorgen, anderzijds kan het systeem zorgen voor de koeling van de kanaalplaatvloeren die grenzen aan de brandruimte. Deze kanaalplaatvloeren vormen brandscheidingen waarvoor een kwaliteit met een WBDBO van 6 minuten geëist wordt. Daarnaast maken de kanaalplaatvloeren onderdeel uit van de draagstructuur, waarvoor een brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van 6 minuten wordt geëist. Door de kanaalplaatvloeren convectief te koelen met lucht kunnen ze mogelijk zonder specifieke detaillering voorzien in de benodigde brandwerendheid voor zowel de dragende als de scheidende functie. Uiteraard volgen daaruit wel eisen aan de instandhouding onder brandcondities van de plafondconstructie. In deze beschouwing is niet de laatste brief met aanbevelingen van BFBN (8 juni 211) verwerkt. Er is dus ook niet onderzocht of deze aanbevelingen een ander licht werpen op de conclusie en hoe daarmee omgegaan zou kunnen worden. Wanneer een traditioneel ventilatiesysteem wordt toegepast, dat bij brand wordt uitgeschakeld, zijn aanvullende voorzieningen nodig om de vloer te beschermen. Daarvoor zijn diverse producten in de markt. In dit geval zou een door Rockfon ontwikkelde facetplaat kunnen worden toegepast, zodanig dat een totale brandwerendheid (facetplaat met kanaalplaatvloer) van EI=6 minuten wordt bereikt. 2

Tenslotte speelt de gevel een rol. Gevels behoeven in de meeste gevallen niet brandwerend te zijn. Veel scholen worden daarom van lichte puivullingen voorzien, die mogelijk gevoelig zijn voor branduitbreiding langs vertikale of horizontale brandscheidingen. Vooral een buitenbrandscenario nabij of tegen de gevel kan voor onverwachte effecten zorgen. Hoewel de publiekrechtelijke regelgeving geen aandacht schenkt aan een buitenbrand op eigen perceel nabij de gevel, valt het binnen de zorgplicht van de gebouweigenaar om de risico s daarvan in redelijke mate te beperken. 2. Doel FSE aanpak Uitgaande van 6 minuten brandwerendheid voor zowel de scheidende als de dragende functie van de kanaalplaatvloer, zou deze aan een specifieke constructieve detaillering moeten voldoen. Echter, het inblaasplenum voor verse lucht dat onder de kanaalplaatvloer aanwezig is, kan gebruikt worden om de vloer aan de onderzijde te koelen. Bij voldoende koeling is die specifieke constructieve detaillering niet noodzakelijk. Uiteraard moet het plenum dan intact gehouden worden en dient ongewenste rookverspreiding naar de verkeersruimte te worden voorkomen. Een tweede doel van de FSE aanpak is om naast het risico van een binnenbrand ook het risico van een buitenbrand te beperken. Dit laatste aspect is voor niet-brandwerende gevels niet concreet publiekrechtelijk geregeld, er is alleen een eis aan de euroklasse aan de buitenzijde van de gevel. Het valt echter binnen de zorgplicht van de gebouweigenaar om verder te kijken dan alleen dit aspect. 3. Criteria Wanneer voor de kanaalplaatvloer een brandwerendheid van minder dan 3 minuten volgens de standaard brandkromme noodzakelijk is, kan de kanaalplaatvloer zonder specifieke detaillering worden uitgevoerd. Voor het klaslokaal zal de thermische belasting op basis van het natuurlijk brandconcept worden bepaald. Deze thermische belasting mag vervolgens worden verminderd met het convectieve vermogen dat via het inblaasplenum kan worden afgevoerd. Wanneer de resulterende thermische belasting minder bedraagt dan een thermische belasting van 3 minuten volgens de standaard brandkromme, kunnen detailleringseisen aan de kanaalplaatvloeren worden vermeden. Voor de gevels van het gebouw zal naast de brandvoortplanting aan de geveloppervlakte ook de branduitbreiding in de gevel moeten worden beperkt bij een thermische belasting door een buitenbrand. Dit is alleen relevant wanneer in de gevelconstructie brandbare materialen aanwezig zijn. In dat geval mag het risico van branduitbreiding in de gevel worden verwaarloosd indien de buitenafwerking van de gevel gedurende 3 minuten buitenbrand voldoende thermisch zwaar is. 3

4. Risicoinventarisatie In het gebouw kan brand ontstaan in een brandcompartiment door diverse oorzaken. Daarbij wordt één brandhaard verondersteld, die zich uiteindelijk zal ontwikkelen tot een compartimentsbrand. Het gelijktijdig ontstaan van meerdere brandhaarden in verschillende brandcompartimenten blijft buiten beschouwing. Het ontstaan van meerdere brandhaarden tegelijk in een gebouw is mogelijk door opzet (brandstichting), in andere gevallen is dat onwaarschijnlijk. In het gebouw wordt uitgegaan van een normale schoolinrichting, dus van cellulose-achtige brandstof. Dat betekent dat slechts zeer beperkt afwijkende stoffen (brandgevaarlijke stoffen) aanwezig mogen zijn. Het zou kunnen dat dit in practicumlokalen, zoals scheikundelokalen tot beperkingen leidt. Buiten het gebouw kan brand ontstaan in containers, afval of andere vuurlast nabij of tegen de gevel. Vaak is dat het gevolg van brandstichting. Dit risico is bij scholen aanmerkelijk groter dan bij andere gebruiksfucties. Om die reden is ook het buitenbrandscenario tegen de gebouwgevel beschouwd. Een buitenbrand levert geen risico op voor de aanwezigen in het gebouw, zolang de buitenbrand niet via de gevel kan uitbreiden naar binnen. 5. Ontwerp brandbeveiligingsconcept In het gebouw worden de kanaalplaatvloeren aan de onderzijde beschermd door het plafondplenum, bedoeld voor de ventilatieluchttoevoer. Het vermogen dat de toevoerlucht kan onttrekken aan het vermogen dat door de vloer wordt opgenomen, moet ervoor zorgen dat de kanaalplaatvloer zonder specifieke constructieve detaillering kan worden uitgevoerd. De gevel van het gebouw moet gedurende 3 minuten bestand zijn tegen een buitenbrandscenario. Dit tijdsbestek geeft de brandweer de mogelijkheid om repressief op te treden en de buitenbrand te blussen. De branduitbreiding langs de geveloppervlakte is publiekrechtelijk geborgd in de euroklasse. De branduitbreiding in de gevel kan worden tegengegaan door onbrandbare materialen toe te passen of door een voldoende thermisch zware buitenafwerking toe te passen. 6. Ontwerp brandscenario s Voor de binnenbrand is een natuurlijk brandconcept toegepast met de volgende kenmerken (karakteristieke waarden, bron: NEN-EN 1991-1-2/NB): Referentie vermogensdichtheid RHRf = 25 kw/m2 Tijdconstante voor branduitbreiding tc = 3 s (medium) Stoichiometrische constante r = 1,27 kg/kg Variabele vuurbelasting qvar,f = 36 MJ/m2 4

De binnenbrand breidt zich van een lokale brand uit tot een compartimentsbrand, afhankelijk van de kenmerken van de brandruimte (brandcompartiment). De buitenbrand is een lokale brand. De brandomvang bepaald door de hoeveelheid brandstof tegen de buitenzijde van de gevel. Aangezien dit niet is in te schatten wordt voor de buitenbrand de externe brandkromme gehanteerd als thermische belasting op de gebouwgevel. 7. Toegepaste modellen en methodieken Binnenbrandscenario De binnenbrand is gemodelleerd volgens het natuurlijk brandconcept, met de randvoorwaarden zoals genoemd in hoofdstuk 6. De berekening is uitgevoerd voor lokaal 1 (begane grond). Dit lokaal is circa 77 m2 groot en 3 m hoog. De kopse wanden van het lokaal zijn thermisch zwaar aangehouden (betonwanden). De scheidingswand met de verkeersruimte is een metal-stud wand. De gevel is een geïsoleerde HSB constructie, met daarin circa 6 m2 daglichtopeningen. Via het plafondplenum wordt 22 dm3/s verse lucht toegevoerd tot het lokaal. Deze volumestroom voldoet aan de noodzakelijke ventilatiecapaciteit volgens het Bouwbesluit. De luchtafvoer komt in de gebruikssituatie tot stand via overstroomvoorzieningen in de scheidingswand met de verkeersruimte. In de brandsituatie is dit niet geoorloofd, omdat daarmee rookverspreiding naar de rest van het gebouw optreedt. In de brandsituatie wordt de overstroomvoorziening daarom dichtgestuurd en wordt een afvoervoorziening in de gevel opengestuurd. Het natuurlijk brandconcept is genormeerd in NEN 655: 211. In het natuurlijk brandconcept is geen risicomodel opgenomen. De risicofactoren die in NEN-EN 1991-1-2/NB worden gegeven zijn alleen geschikt voor constructieve veiligheid en dus niet geschikt voor de thermische belasting op compartimentsgrenzen en vluchtroutes. Het belangrijkste criterium voor de thermische belasting is het glasbreekcriterium. Wanneer het glas in de aanwezige daglichtopeningen na flashover geheel bezwijkt ontstaat het brandvermogensscenario met het daarbij behorende temperatuurverloop in de brandruimte volgens de onderstaande figuur. 5

Rate of Heat Release Gas Temperature 2, 12 18, 1 16, 14, 8 12, 1, 6 RHR Data 8, Hot Zone RHR Computed Cold Zone 4 6, 4, 2 2,, 2 4 6 Time [min] 8 1 12 Analysis Name: klaslokaal B2, glas bezwijkt na flashover 2 4 6 Time [min] 8 1 12 Analysis Name: klaslokaal B2, glas bezwijkt na flashover Als het glas in de aanwezige daglichtopeningen niet bezwijkt ontstaat het onderstaande brandvermogensscenario en temperatuurverloop. Rate of Heat Release Gas Temperature 2, 45 18, 4 16, 35 14, 3 12, 25 1, RHR Data 8, RHR Computed Cold Zone 6, 15 4, 1 2, 5, 2 4 6 Time [min] 8 1 12 Analysis Name: klaslokaal B2, glas bezwijkt niet Hot Zone 2 2 4 6 Time [min] 8 1 12 Analysis Name: klaslokaal B2, glas bezwijkt niet Uit de voorgaande figuren blijkt dat het scenario met bezweken glas in de daglichtopeningen tot de grootste thermische belasting leidt. Aangezien het in alle gevallen ventilatiebeheerste brandscenario s betreft zijn varianten met deels bezweken glas in daglichtopeningen niet relevant. Deze zullen niet tot een hoger vermogen en een hogere temperatuur leiden in de brandruimte dan het scenario met bezweken glas in de daglichtopeningen. Het scenario met bezweken glas in de daglichtopeningen is dan ook aangehouden voor de bepaling van de thermische belasting in de brandruimte. Buitenbrandscenario De buitenbrand levert een thermische belasting op de gebouwgevel. Zolang in de gebouwgevel geen brandbare materialen zijn toegepast is de thermische belasting niet erg relevant. Indien wel brandbare materialen worden toegepast in de gevel dient de buitenafwerking gedurende 3 minuten voldoende thermisch zwaar te zijn. Dit is het geval indien aan de volgende voorwaarde wordt voldaan: 6

Hierin is: d c dikte van de buitenafwerking tot aan het brandbare materiaal in de gevel [m] warmtgeleidingscoëfficient van de buitenafwerking [W/(m.K)] soortelijke massa van de buitenafwerking [kg/m3] soortelijke warmte van de buitenafwerking [J/(kg.K)] 8. Evaluatie brandveiligheidsmaatregelen Binnenbrandscenario Het scenario zoals aangegeven in hoofdstuk 7 leidt tot een temperatuurbelasting aan de onderzijde van het plafond. Deze temperatuurbelasting wordt via transmissie door de plafondconstructie afgegeven aan het plenum boven het plafond. Het warmtetransport door transmissie is, onder verwaarlozing van de thermische traagheid van de plafondconstructie en het plenum, gelijk aan de convectieve afvoer van warmte vanuit het plenum. Zie onderstaande figuur (vertikale doorsnede). Het warmtetransport door straling is hierin buiten beschouwing gebleven; dit is opgenomen in het convectieve warmtetransport. De opwarming van het plenum door transmissie bedraagt: De convectieve afvoer bedraagt: 7

Hierin is: Qtr Qconv M Rplaf Aplaf Ta Tplenum Tbc vermogen door transmissie [W] vermogen door convectie [W] massastroom luchttoevoer via plenum [kg/s] warmteweerstand voor transmissie van de plafondconstructie [m2k/w] oppervlakte van het plafond [m2] omgevingstemperatuur [K] gastemperatuur in het plenum [K] gastemperatuur in het brandcompartiment [K] Bij een luchttoevoerstroom van 22 dm3/s bedraagt de massastroom circa,265 kg/s. Voor het plafond is uitgegaan van een systeemplafond, bestaande uit steenwolplaten van circa 2 mm dik met een warmteweerstand van,5 m2k/w. De warmteweerstand van het plafond is vermeerderd met de overgangsweerstand tussen plafond en plenum (aangenomen op,4 m2k/w). De plafondoppervlakte bedraagt circa 77 m2. De omgevingstemperatuur is constant op 293 K (2 oc) aangehouden. De gastemperatuur in de brandruimte volgt uit het natuurlijk brandconcept, zie hoofdstuk 7. De luchttemperatuur in het plenum wordt verkregen door de bovenstaande vergelijkingen voor warmtetransmissie en warmteconvectie gelijk te stellen aan elkaar. In de volgende grafiek zijn de temperaturen in de brandruimte en het plenum gedurende de totale brandduur weergegeven en vergeleken met de standaard brandkromme. De brandwerendheidseis van 6 minuten voor de kanaalplaatvloer is gerelateerd aan de standaard brandkromme. 8

9. Prestatie Binnenbrandscenario Uit het temperatuurverloop blijkt dat de thermische belasting vanwege de temperatuur in het plafondplenum beduidend lager is dan de thermische belasting vanwege de gastemperatuur in de brandruimte of de standaard brandkromme. De temperaturen in de brandruimte en het plafondplenum vertonen echter een ander verloop dan de standaard brandkromme, waardoor een directe vergelijking niet mogelijk is. Die vergelijking wordt gemaakt met de equivalente brandduur volgens de standaard brandkromme. Dit is de brandduur volgens de standaard brandkromme die energetisch overeenkomt met de gastemperatuur (in brandruimte, resp. plafondplenum) gedurende het totale brandscenario in het natuurlijk brandconcept. De onderstaande tabel geeft de equivalente brandduren volgens de standaard brandkromme weer voor de brandruimte en het plafondplenum. Temperatuurverloop Max. temperatuur o Equivalente brandduur [ C] [min.] Standaard brandkromme 945 6 Brandruimte 168 63 Plafondplenum 389 28 De thermische belasting aan de onderzijde van de kanaalplaatvloer bedraagt minder dan 3 minuten equivalente brandduur volgens de standaard brandkromme. Daarnaast is de maximale temperatuur in het plenum laag vergeleken met de temperaturen volgens de standaard brandkromme. De kanaalplaatvloer kan zonder specifieke constructieve detaillering worden toegepast. Hierbij moet worden opgemerkt dat het vertalen van de thermische belasting in een equivalente brandduur volgens de standaard brandkromme niet geheel vrij is van discussie. Een vergelijkbare methode wordt echter ook in Eurocode 1 (EN 1991-1-2) toegepast als verbinding tussen thermische belasting en mechanische respons. Zolang een materiaal- en constructiespecifieke koppeling tussen belasting en respons ontbreekt is dit de beste optie. Het onderzoek naar de afstemming van het natuurlijk brandconcept op het publiekrechtelijk veiligheidheidsniveau (NEN-werkgroep FSE ter onderbouwing van NEN-EN 19911-2/NB, zie rapport Wu443aaA5.rhe, juli 29) ondersteunt dit. Buitenbrandscenario De voorwaarde voor de buitenafwerking, zoals gegeven in hoofdstuk 7, houdt in dat een buitenafwerking bestaande uit een (geprofileerde) staalplaat altijd als thermisch licht moet worden beschouwd. In dat geval moeten brandbare materialen in de gevel achter de staalplaat worden vermeden. 9

Een cementvezelplaat met een warmtegeleidingscoëfficient van =,7 W/(m.K) is als buitenafwerking voldoende thermisch zwaar bij een dikte van circa,25 m (25 mm). Bij een dergelijke buitenafwerking kunnen brandbare materialen in de gevel worden toegepast zonder het risico op branduitbreiding in de gevel te vergroten. Een buitenafwerking die voldoet aan een fire protection ability volgens NEN-EN 1351-2 van K2 3 mag ook als voldoende thermisch zwaar beschouwd worden. 1. Implementatie voorzieningen Binnenbrandscenario Om koeling van de kanaalplaatvloeren via het plafondplenum te bereiken moet het plafondplenum bouwkundig intact blijven gedurende de totale brandduur. Dit betekent niet dat de plafondplaten 6 minuten bestand moeten zijn tegen brand (niet gaan branden of delamineren e.d.), brandwerendheid is niet noodzakelijk (geen E-, I-, of W-criterium). Het ophangsysteem bevindt zich in het plenum. De maximale temperatuur in het plenum is zo laag dat aan het ophangsysteem geen specifieke eisen gesteld hoeven worden. Openingen in het plafond zijn noodzakelijk om luchttoevoer vanuit het plenum naar het lokaal mogelijk te maken. Wanneer de openingsgrootte enigszins wijzigt, b.v. door een andere verdeling van verlichtingsarmaturen, leidt dat niet tot het falen van het systeem. Het systeem is niet gevoelig voor deze parameter. Naast het in stand houden van het bouwkundige plafondplenum moet ook een aantal installatietechnische randcondities ingevuld worden. De luchttoevoer die in de gebruikssituatie nodig is moet ook in de brandsituatie aanwezig zijn. De luchtafvoer is in de brandsituatie echter wel anders dan in de gebruikssituatie. In de gebruikssituatie wordt gebruik gemaakt van een overstroomvoorziening vanuit het lokaal naar de verkeersruimte. Deze moet in de brandsituatie juist worden gesloten. In plaats daarvan moet de afvoer in de brandsituatie rechtstreeks naar buiten toe plaatsvinden. Dit houdt in dat de brandmeldinstallatie (BMI) naast de ontruimingsalarminstallatie (OAI) de volgende voorzieningen moet aansturen: - De overstroomvoorziening vanuit het lokaal (brandruimte) naar de verkeersruimte; - De afvoervoorziening in de gevel van het lokaal (brandruimte). Om voldoende betrouwbaarheid in de werking van de installatietechnische voorzieningen te garanderen is een automatische detectie (volledige bewaking) noodzakelijk. Buitenbrandscenario Indien in de gevelconstructie geen brandbare materialen worden toegepast, of indien de buitenafwerking van de gevel voldoende thermisch zwaar is, is het risico van een buitenbrandscenario voor het gebouw beperkt. 1

Indien aan deze voorwaarden niet voldaan wordt, kan het risico van het buitenbrandscenario met organisatorische maatregelen worden beperkt. Dit kan inhouden dat vuurlast tegen de buitenzijde van de gevel structureel wordt verwijderd, of dat het terrein dat grenst aan de gevel ontoegankelijk is. 11. Brandveiligheid management en audit De bouwkundige voorzieningen vergen geen onderhoud, behalve dat eventuele gebreken onmiddellijk moeten worden hersteld. De installaties dienen aan een inspectie- en onderhoudsregime te worden onderworpen. Met certificering wordt dit in elk geval bereikt (BMI en OAI). Echter, ook de installaties die niet kunnen worden gecertificeerd moeten aan een inspectie- en onderhoudsregime worden onderworpen. Storingen, inspecties en onderhoudswerkzaamheden moeten in een logboek worden bijgehouden. 12. Omgaan met wijzigingen Het is denkbaar dat het ventilatieconcept in de toekomst gewijzigd zou kunnen worden, bij voorbeeld wanneer het gebouw een andere functie krijgt. In dat geval zullen ook de brandstofkenmerken wijzigen en zal de thermische belasting op de kanaalplaatvloeren opnieuw beschouwd moeten worden. Wanneer het plafondplenum in dat geval niet meer als inblaasplenum wordt gebruikt zal dat vrijwel zeker tot een beschermende voorziening tegen de onderzijde van de kanaalplaatvloer leiden. Deze variant met een beschermende voorziening is ook al beschreven in hoofdstuk 1. De variant is in principe even gevoelig voor wijzingen in toekomstig gebruik. Echter, de variant geeft rechtlijnig invulling aan de publiekrechtelijke regelgeving en is daardoor niet projectspecifiek. Wijzigingen in het toekomstig gebruik zullen niet tot aanpassing van de beschermende voorziening leiden. 11