HANDLEIDING VOOR HET FORMULIER VOOR DE MELDING en/of BEVESTIGING VAN ERNSTIGE ONGEWENSTE REACTIES OF VOORVALLEN

Vergelijkbare documenten
Coordinatie--ZH--bloedbank-NORMEN--KB doc

HANDLEIDING VOOR HET FORMULIER VOOR DE MELDING en/of BEVESTIGING VAN ERNSTIGE ONGEWENSTE DONATIEVERWIKKELINGEN OF VOORVALLEN

FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU. Federale wetgeving over hemovigilantie

Hemovigilantie in België

Hemovigilantie. Participatie. Meldingen 2007

Hemovigilantie in België

Casus. Judith Lie, hemovigilantiefunctionaris Erik Beckers, internist-hematoloog Kennisplatform ZO

Hemovigilantie in België

Hemovigilantie in België

Hemovigilantie in België

Hemovigilantie in België

Infobrochure. Bloedtransfusie. mensen zorgen voor mensen

Een vreedzame vorm van bloedvergieten: De Transfusie! Ann Tegethoff Oncologisch Congres, Oostkamp 06/02/2016

Hemovigilantie in België

Deze informatiefolder geeft u meer informatie over bloedtransfusies en probeert op een aantal veel gestelde vragen antwoorden te geven.

Transfusie van bloedproducten

Inhoud Wat is een bloedtransfusie

Informatiebrochure. Bloedtransfusie

Hemovigilantie in België

Hemovigilantie in België

Hemovigilantie in België

Bloedtransfusie WELKOM BIJ HET H. HARTZIEKENHUIS MOL

PRODUCTINFORMATIE: (aanvulling januari 2015)

Hemovigilantie in België

ADVIES M.B.T. WIJZIGEN NORMEN ZIEKENHUISBLOEDBANK TRACEERBAARHEID EN MELDING

Bloedtransfusie WELKOM BIJ HET H. HARTZIEKENHUIS MOL

Bloedbesparende Technieken

Hematopoietische stamcellen: van donor tot patiënt veiligheid en risicomomenten

Infobrochure. Bloedtransfusie

TRIP rapport Hemovigilantie. Incidenten

Transfusiereacties : een klinische en een immuunlaboratorium benadering

De onderdelen van het bloed.

Patiëntinformatiebrochure. Bloedtransfusie

Informatie over een bloedtransfusie

Bloedtransfusie Informatie voor patiënten

Vragenlijst " Functie Hemovigilantie "

Bloedtransfusie Informatie voor patiënten

Productinformatiebrochure

Transfusiereacties bij trombocyten

Eisenkader bloedtransfusie en ziekenhuisbloedbank. Versie 23/01/2017

Het melden van bijwerkingen van geneesmiddelen: vaak gestelde vragen

Bloedtransfusie ALGEMEEN. Toedienen van bloedproducten

Bederven door vermenging

Zorgdepartement informatiebrochure Bloedtransfusie

naam of code waaronder de instelling bij TRIP geregistreerd is (verplicht veld)

Nieuwe wetgeving ten aanzien van orgaanvigilantie

TRIP rapport Hemovigilantie. Algemene beschouwing, conclusies en aanbevelingen

Patiënteninformatie. Bloedtransfusie

dagziekenhuis inwendige geneeskunde Zoledroninezuur

Bloedtransfusie. Inleiding. Waarom een bloedtransfusie?

UW BEHANDELING MET RITUXIMAB (MABTHERA )

INSTANTIES EN WETGEVING

Soms is het nodig om bij een bloedtransfusie rode bloedcellen, plasma én bloedplaatjes te geven.

BIJLAGE 1 bij MODELOVEREENKOMST bloedtransfusie Ziekenhuis en Verpleeghuis/woonzorgcentrum versie februari 2011

Waarom een bloedtransfusie

Bloedtransfusie. Klinisch Chemisch Laboratorium

BLOEDTRANSFUSIE 17901

Hemovigilantie in Nederland

Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium. Patiënteninformatie. Bloedtransfusie. Slingeland Ziekenhuis

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Bloedtransfusie: Informatie voor patiënten

LEIDRAAD VOOR BEROEPSBEOEFENAREN IN DE GEZONDHEIDSZORG

Bloedtransfusie. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden

Mabthera + CVP (rituximab + cyclofosfamide + vincristine + prednisolone) PATIËNTENBROCHURE

Voorlichtingsmateriaal betreffende sebelipase alfa voor de zorgverlener. Belangrijke veiligheidsinformatie

EDUCATIEVE INFORMATIE VOOR PATIËNTEN

Bloed en bloedproducten. Eelkje Huvenaars Acute zorg

Inhoud van het jaarrapport voor de bloedtransfusiecentrum (BTC) (herziening mei 2007)

Kyprolis (carfilzomib) PATIËNTENBROCHURE

Bloedtransfusie Waarom een bloedtransfusie? Hoe veilig is een bloedtransfusie? Juiste match... 3

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. ECHINACIN LIQUIDUM drank Echinacea purpurea (L) Moench

Allemaal Beestjes. Eline van der Hagen Kcio 15 juni 2017

Transfusie van bloed of bloedproducten

Mabthera + Fludarabine + Endoxan (rituximab + fludarabine + cyclofosfamide) PATIËNTENBROCHURE

Waarom een bloedtransfusie

UW BEHANDELING MET RITUXIMAB CYCLOFOSFAMIDE DEXAMETHASONE

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Neurobion 100 mg 100 mg 1 mg / 3 ml oplossing voor injectie Vitaminen B 1 + B 6 + B 12

Bloedtransfusie patiënteninformatie

De EUSTITE matrix Wat moet er gemeld worden?

Darzalex (daratumumab) PATIËNTENBROCHURE

H Bloedtransfusie

Ustekinumab. (Stelara) Dermatologie

UW BEHANDELING MET MABTHERA FLUDARABINE CYCLOFOSFAMIDE

Bloedtransfusie Waarom een bloedtransfusie Hoe veilig is een bloedtransfusie Bijwerkingen van de bloedtransfusie...

GUIDELINES PBO CONTROLE. bij solide tumoren

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER

Op grond hiervan bevestig ik dat voor deze patiënt de terugbetaling van een behandeling met de specialiteit SIMPONI noodzakelijk is met

Voorlichtingsmateriaal betreffende Kanuma (sebelipase alfa) voor de zorgverlener. Belangrijke veiligheidsinformatie

Informatieve brochure voor ouders/verzorgers van

Uw behandeling met YERVOY (ipilimumab)

Allogene stamceltransplantatie met als voorbereiding Anti-Thymocyten Globuline (ATG), cyclofosfamide en totale lichaamsbestraling (TBI)

Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Patiëntenfolder

Bloedtransfusie. T +32(0) F +32(0) Campus Sint-Jan Schiepse bos 6. B 3600 Genk

Transfusiereacties n.a.v. 4 casus

Interne geneeskunde Allergologie. Anafylaxie zonder duidelijke oorzaak

Bloedtransfusie Informatie voor patiënten

PATIËNTENBROCHURE Therapie met Gazyvaro (Immunotherapie)

Procedures bloedsparende technieken juli

Om de risico s van een bloedtransfusie tot een minimum te beperken, gelden de volgende voorwaarden ten aanzien van bloeddonatie:

Trastuzumab (Herceptin )

Transcriptie:

Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten Afdeling Vigilantie Hemovigilantiecentrum HANDLEIDING VOOR HET FORMULIER VOOR DE MELDING en/of BEVESTIGING VAN ERNSTIGE ONGEWENSTE REACTIES OF VOORVALLEN Versie 2 van 4 4 2007 4 4 2007 DOC/VIGIL/007(2) 1/9

INHOUDSTAFEL 0. Nummer van de melding A. MELDING 1. De patiënt 1.1. Geboortedatum 1.2. Geslacht 2. De toegediende bloedcomponent 3. De transfusiereactie 3.1. Datum en uur 3.2. Waar vond de transfusie plaats 3.3. Symptomen 4. Diagnose of syndroom/voorval 5. Ernst 6. Oorzakelijk verband met de transfusie 7. Het onderzoek van de transfusiereactie 8. Evolutie van de patiënt na het voorval 9. Contactpersoon hemovigilantie van het ziekenhuis 10. Voorval B. BEVESTIGING Bevestiging van een ernstige ongewenste bijwerking van de transfusie van een bloedcomponent Bevestiging van een ernstig ongewenst voorval DE MELDING PRAKTISCH 4 4 2007 DOC/VIGIL/007(2) 2/9

0. NUMMER VAN DE MELDING Het nummer van de melding bestaat uit twee grote delen: een eerste deel om de instelling te identificeren (code en naam) en een tweede deel om de melding te identificeren ( jaar en volgnummer. Identificatie van de instelling: gelieve het erkenningsnummer (XXXXXX.XX) van het ziekenhuis in te vullen in het vak Code Ziekenhuis en de naam (en eventueel de site) van het ziekenhuis in het overeenstemmend vak. Identificatie van de melding: de eerste 4 vakjes dienen om het jaar dat de bijwerking of het voorval werd vastgesteld in te vullen ( bijvoorbeeld 2005 ); de tweede 4 vakjes dienen om een oplopend nummer, elk kalenderjaar opnieuw beginnend bij 0001, in te vullen. Voor de eerste melding in 2005 gebruikt u dus het nummer 2005 0001. Voor de volgende melding in 2005 2005 0002. Enzovoort. Voor de eerste melding in 2006 gebruikt u het nummer 2006 0001, enzovoort.. In het kader voor het volgnummer is het voldoende om het betreffende nummer (vb 5) in te vullen. Bij het verlaten van het kader worden de drie voorgaande vakjes van het kader automatisch met 0 ingevuld. Verder vragen wij u om aan te stippen of het een melding dan wel een bevestiging van een vroegere melding betreft. Ingeval van een bevestiging van een vroegere melding wordt op hetzelfde formulier, waarmede de melding werd uitgevoerd, ook het vakje voor de bevestiging aangestipt. Daarna wordt het deel B van de bevestiging ingevuld. Gelieve in dat geval de gegevens van het vak A niet te wijzigen. A MELDING 1. DE PATIENT De melding aan het hemovigilantiecentrum heeft een strikt anoniem karakter. De naam van de patiënt mag niet op het formulier vermeld worden. 1.1 Geboortedatum Dit gegeven wordt als volgt ingevuld: DD/MM/JJJJ (DD voor de dag; MM voor de maand en JJJJ voor het jaar). Indien de geboortedatum onvolledig of onbekend is wordt het ontbrekende deel met 00 ingevuld. Bvb indien enkel het jaartal gekend is: 00/00/1995; indien de geboortedatum ontbreekt: 00/00/0000. 1.2. Geslacht Dit gegeven is in principe steeds gekend. 4 4 2007 DOC/VIGIL/007(2) 3/9

2. DE TOEGEDIENDE BLOEDCOMPONENT Het type bloedcomponent (erytrocytenconcentraat, bloedplaatjesconcentraat, enz.) dat betrokken was bij de transfusiereactie of het voorval dient aangestipt te worden. Want ook in geval van een voorval is het nuttig om te weten op welk type bloedcomponent het voorval betrekking had. Indien de patiënt meerdere bloedcomponenten van hetzelfde of verschillend type ontving en het niet mogelijk is om de oorzakelijke component aan te duiden duid dan de types aan die de patiënt ontving en geef een schatting van het aantal van elk type. Stip ook aan of het de toediening van een allogene dan wel een autologe bloedcomponent betrof en in het geval van een bloedplaatjesconcentraat of het een ééndonor of een standaard concentraat betrof. Indien de reactie mogelijks aan de kwaliteit of de veiligheid van de bloedcomponent kan toegeschreven worden is het belangrijk voor het bloedtransfusiecentrum het unitnummer van de betrokken eenhe(i)d(en) te kennen. Indien het meerdere bloedcomponenten betreft kunnen de bloedcomponenten en de unitnummers in het tekstveld voor bijkomende informatie onder punt A.4 op dezelfde pagina van het formulier. 3. DE TRANSFUSIEREACTIE 3.1. Datum en uur Het invullen volgt de regel die reeds vermeld is onder punt 1.1.. 3.2. Waar vond de transfusie plaats Er dient één dienst of departement aangestipt te worden: de dienst waar de betrokken transfusie gestart werd. 3.3. Symptomen Enkel de symptomen die overeenkomen met een ongewenste evolutie van de toestand van de patiënt in vergelijking met de toestand vóór de transfusie dienen vermeld te worden. Er kunnen verschillende symptomen aangeduid worden. 4. DIAGNOSE OF SYNDROOM/VOORVAL Bedoeling is om bij de melding (deel A) de diagnostische oriëntatie of het voorval in te vullen. De diagnostische oriëntatie komt overeen met een vermoeden van diagnose die na het verder onderzoek al dan niet bevestigd wordt. In het deel B van het formulier kan aangegeven worden of de diagnostische oriëntatie bevestigd wordt of niet. In het laatste geval dienen bijkomende inlichtingen gegeven te worden. Indien er meerdere diagnostische oriëntaties mogelijk zijn, dient de meest waarschijnlijke vermeld te worden. Als bijkomende informatie kunnen dan de andere oriëntaties vermeld worden. Ingeval van een voorval dient ook deel 10 (pagina 2) ingevuld te worden. 4 4 2007 DOC/VIGIL/007(2) 4/9

DEFINITIE VAN ERNSTIGE ONGEWENSTE BIJWERKINGEN EN VOORVALLEN Diagnose of syndroom/voorval Definitie 4.1. Niet-hemolytische febriele transfusiereactie (NHFTR) 4.2. Immunologische hemolyse door ABO incompatibiliteit 4.3. Immunologische hemolyse door andere alloantistoffen incompatibiliteit (onmiddellijk / uitgesteld) Temperatuursstijging van >=2 C (of meer dan 39 C) tijdens of binnen de 2 uren na de transfusie, zonder verdere relevante klachten. Temperatuurstijging > 1 C <2 C dient niet gemeld te worden aan HVC. Snelle intravasculaire afbraak van erytrocyten met optreden van verschijnselen als koorts, koude rillingen, flushing, misselijkheid, braken, lumbale en/of thoracale pijn, hemoglobinurie, oligurie, anurie, hypotensie, shock, diffuse bloeding tijdens of binnen enkele uren na de transfusie. Snelle afbraak van erytrocyten met optreden van verschijnselen als koorts, koude rillingen, flushing, lumbale en/of thoracale pijn, hemoglobinurie, oligurie, anurie, hypotensie, shock, diffuse bloeding tijdens of binnen enkele uren na de transfusie. De snelle afbraak van erytrocyten kan ook één tot 28 dagen na transfusie optreden (uitgestelde hemolyse). 4.4. Niet-immunologische hemolyse Snelle intravasculaire afbraak van erytrocyten door een niet-immunologische oorzaak of toediening van gelyseerde erytrocyten met optreden van verschijnselen als koorts, koude rillingen, flushing, misselijkheid, braken, lumbale en/of thoracale pijn, hemoglobinurie, oligurie, anurie, hypotensie, shock, diffuse bloeding tijdens of binnen enkele uren na de transfusie. 4.5. Posttransfusionele purpura Optreden van een thrombocytopenie, die met bloedingen gepaard kan gaan, 1 tot 24 dagen na een transfusie van een erytrocyten- of trombocytenconcentraat. 4.6. Ernstige allergische reactie Optreden van angio-oedeem met al dan niet andere allergische symptomen zoals jeuk, roodheid, urticaria tijdens of binnen enkele uren na de transfusie. Meestal voorkomend ter hoogte van het gelaat ( ogen, lippen) en de extremiteiten. Levensbedreigend ingeval van angiooedeem van de bovenste luchtwegen wegens larynxobstructie met dyspnoe, stridor en wheezing. Abdominale symptomen zoals nausea, braken en buikkrampen kunnen ook voorkomen. Optreden van enkel jeuk, roodheid of urticaria dient niet aan het HVC gemeld te worden. 4.7. Anafylactische reactie Plots optreden van uitgesproken hypotensie, die kan evolueren naar irreversibele shock, binnen enkele minuten na de start van de transfusie. Vaak voorafgegaan door of geassocieerd met een thoracaal oppressiegevoel en dyspnoe ( met stridor en bronchospasmen). Wheezing kan voorkomen alsook larynxobstructie tengevolge van angio-oedeem en ademhalingsstop. Ook huidverschijnselen en gastrointestinale verschijnselen kunnen de shock voorafgaan of er mee gepaard gaan. 4 4 2007 DOC/VIGIL/007(2) 5/9

4.8. Transfusie gerelateerd longletsel (TRALI) Acute dyspnoe, met hypoxie en bilaterale longinfiltraten, optredend tijdens of binnen 6 24 uur na een transfusie, zonder duidelijke oorzaak. 4.9. Transfusie geassocieerde graft versus host ziekte Optreden van koorts, centraal beginnend erytheem, leverenzymestijging, diarree en pancytopenie 1 6 weken na toediening van een bloedcomponent, zonder duidelijke andere oorzaak. 4.10. Bacteriële besmetting overgedragen door transfusie (bacteriemie, sepsis, endotoxinenshock) Kiem(en):.. 4.11. Virale infectie overgedragen door transfusie HIV HBV HCV CMV Andere : 4.12. Parasitaire besmetting overgedragen door transfusie Malaria Andere : 4.13. Acuut longoedeem door volume overbelasting (cardiaal falen, overvulling) Een bacteriële besmetting na transfusie van een bloedcomponent bij een patiënt, die geen tekenen van infectie (met dezelfde kiem) vertoonde, en waarbij de infectie kan teruggekoppeld worden naar de bloedcomponent (of zijn donor). Een virale besmetting na transfusie van een bloedcomponent bij een patiënt, die geen tekenen van infectie vertoonde vóór de transfusie, en waarbij de infectie kan teruggekoppeld worden naar de donor. Een parasitaire besmetting na transfusie van een bloedcomponent bij een patiënt, die geen tekenen van infectie vertoonde vóór de transfusie, en waarbij de infectie kan teruggekoppeld worden naar de donor. Optreden van dyspnoe, orthopnoe, verhoogde centraal veneuze druk met opzwellen van de jugulaire venen en tachycardie met de typische tekenen van een cardiogeen longoedeem op RX tijdens of binnen 2 12 uur na de transfusie. 4.14. Andere ernstige bijwerkingen: Optreden van een ernstige ongewenste reactie, die niet past in één van de andere categorieën, na een transfusie van een bloedcomponent zonder andere risicofactor dan de transfusie. 4.15. Verkeerde bloedcomponent toegediend Toediening van een bloedcomponent die niet voldeed aan de vereisten of die bedoeld was voor een andere patiënt. 4.16. Near miss (bijna ongeluk) Elke vergissing die, indien onopgemerkt gebleven, had kunnen leiden tot een verkeerde (bloedgroep/kruisproef/onregelm. antistoffen)bepaling of tot de aflevering of de toediening van een verkeerde bloedcomponent, maar die vóór de toediening ontdekt werd. Enkel de ernstige ongewenste bijwerkingen, zoals in bovenstaande tabel gedefinieerd, dienen gemeld te worden. Enkel de ernstige ongewenste voorvallen, zoals gedefinieerd in bovenstaande tabel en gespecificeerd onder punt 10 van het formulier, dienen gemeld te worden. 4 4 2007 DOC/VIGIL/007(2) 6/9

5. ERNST De ernst wordt bepaald op het ogenblik dat de bijwerking of de toediening van de verkeerde bloedcomponent (4.15) wordt vastgesteld. De ernst wordt geklasseerd als volgt: 0 Geen klinische tekenen 1 Niet-levensbedreigend, ook niet op termijn 2 Ernstige nevenwerking op termijn 3 Onmiddellijk, levensbedreigend 4 Overlijden Afwezigheid van klinische tekenen: bijvoorbeeld ingeval van een ernstig ongewenst voorval, zoals de toediening van een bloedcomponent aan een verkeerde patiënt. Ernstige nevenwerking op termijn: vaststelling van een positieve serologie voor een via bloed overdraagbaar virus met een negatieve of ongekende serologie voor transfusie. Overlijden: tengevolge van of mogelijks tengevolge de transfusie. 6. OORZAKELIJK VERBAND MET DE TRANSFUSIE Bepaling van het oorzakelijk verband met de transfusie van ernstige ongewenste bijwerkingen N Imputabiliteit Niet te beoordelen Verklaring Wanneer er onvoldoende gegevens zijn om de imputabiliteit te bepalen. 0 Uitgesloten Wanneer er overtuigende bewijzen zijn dat de ongewenste bijwerking buiten redelijke twijfel aan andere oorzaken moet worden toegeschreven. Onwaarschijnlijk Wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat de ongewenste bijwerking aan andere oorzaken dan het bloed of 1 Mogelijk, twijfelachtig bloedbestanddeel moet worden toegeschreven. Wanneer uit de gegevens niet kan worden opgemaakt of de ongewenste bijwerking aan het bloed of bloedbestanddeel dan wel aan andere oorzaken moet worden toegeschreven. 2 Waarschijnlijk Wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat de ongewenste bijwerking aan het bloed of bloedbestanddeel moet worden toegeschreven. 3 Zeker, bewezen Wanneer er overtuigende bewijzen zijn dat de ongewenste bijwerking buiten redelijke twijfel aan het bloed of bloedbestanddeel moet worden toegeschreven. 4 4 2007 DOC/VIGIL/007(2) 7/9

In de meeste gevallen betreft het een voorlopig gegeven in afwachting dat verder onderzoek uitgevoerd werd. Bij de bevestiging kan het oorzakelijk verband gewijzigd worden. Vandaar dat de bijwerkingen met een oorzakelijk verband met de transfusie van 1,2 of 3 dienen gemeld te worden. Op deze regel bestaat er één uitzondering: enkel acuut longoedeem door volume overbelasting (cardiaal falen) dient enkel gemeld te worden met een oorzakelijk verband met de transfusie van 2 of 3. 7. HET ONDERZOEK VAN DE TRANSFUSIEREACTIE Eén van de mogelijkheden dient aangeduid te worden. 8. EVOLUTIE VAN DE PATIENT NA DE TRANSFUSIE Dit deel wordt enkel ingevuld indien de evolutie van de patiënt na de bijwerking gekend is. Ernstige gevolgen: gevolgen die invaliditeit of arbeidsongeschiktheid veroorzaken. 9. CONTACTPERSOON HEMOVIGILANTIE VAN HET ZIEKENHUIS De melding dient gevalideerd te worden door de contactpersoon voor de hemovigilantie. Indien deze afwezig is kan de melding gevalideerd worden door zijn vervanger. De datum: het betreft de datum van de validatie van de melding en van de melding zelf. Want eens gevalideerd kan het formulier verstuurd worden. 10. VOORVAL: VERGISSING DIE GELEID HEEFT TOT: De data dienen ingevuld te worden en het (de) overeenstemmende vakje(s) aangestipt. Onderaan vak 10 Bijkomende inlichtingen is er plaats voorzien om het voorval te beschrijven. B BEVESTIGING BEVESTIGING VAN EEN ERNSTIGE ONGEWENSTE BIJWERKING VAN DE TRANSFUSIE VAN EEN BLOEDCOMPONENT Zodra het onderzoek van de ongewenste bijwerking afgelopen is wordt dit deel ingevuld en verstuurd. Het oorzakelijk verband wordt hier definitief vastgelegd en de evolutie van de patiënt na de transfusie gegeven. BEVESTIGING VAN EEN ERNSTIG ONGEWENST VOORVAL Zodra het onderzoek van het ongewenst voorval afgelopen is wordt dit deel ingevuld. Belangrijk is om het resultaat van het onderzoek naar de oorzaken van het voorval te geven alsook om de corrigerende maatregelen te beschrijven. 4 4 2007 DOC/VIGIL/007(2) 8/9

DE MELDING PRAKTISCH De koninklijke besluiten van 17 februari 2005 en 25 oktober 2006 leggen de normen voor een ziekenhuisbloedbank vast. Conform artikel 13 van het KB van 17 februari 2005 (en gewijzigd door het KB van 25 oktober 2006) dient de ziekenhuisbloedbank te beschikken procedures om vermoede ernstige ongewenste bijwerkingen bij de patiënten tijdens en na de transfusie die aan de kwaliteit of veiligheid van bloed en bloedderivaten kunnen worden toegeschreven, te registreren en zo snel als mogelijk te melden aan de bevoorradende bloedinstelling of het bevoorradend centrum evenals aan het hemovigilantiecentrum ingericht bij het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (KB ivm oprichting van het FAGG). Het transfusiecomité van het ziekenhuis wordt betrokken bij het uitwerken van de procedure. De ziekenhuisbloedbank dient ook te beschikken over een procedure om alle relevante informatie omtrent ernstige ongewenste voorvallen, die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit of veiligheid van bloed en bloedderivaten, zo snel als mogelijk aan het hemovigilantiecentrum te melden. Het transfusiecomité wordt betrokken bij het uiterken van deze procedure. In samenwerking met het transfusiecomité werkt de ziekenhuisbloedbank een procedure uit om de ernstige ongewenste bijwerkingen en voorvallen intern in het ziekenhuis te melden. Daarom vragen we om de meldingen als attachment aan een e-mailbericht naar het BCHV te sturen en wanneer het de melding van een ernstige ongewenste bijwerking betreft om de melding tezelfdertijd naar de bevoorradende bloedinstelling of centrum te sturen. Het e-mail adres van het BCHV luidt als volgt hemovigil@fagg.be. 4 4 2007 DOC/VIGIL/007(2) 9/9